Regeling vervallen per 31-12-2010

Verordening onderhoudsovereenkomsten kleine landschapselementen

Geldend van 19-04-1995 t/m 30-12-2010

Intitulé

Verordening onderhoudsovereenkomsten kleine landschapselementen

De Staten der provincie Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 4 februari 1992, nr 921040/25;

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om in verband met de in het Convenant inzake de uitvoering van het Natuurbeleidsplan 1990, gesloten tussen de Staat der Nederlanden en de gezamenlijke provinciale besturen via het Inter Provinciaal Overleg, neergelegde afspraken met betrekking tot decentralisatie van de Regeling Aanwijzing Landschapselementen en Regeling Onderhoudsovereenkomsten Landschapselementen met ingang van 1 januari 1992, een verordening vast te stellen;

  • -

    gelet op artikel 89 van de Provinciewet

Besluiten als volgt een verordening, inzake het afsluiten van onderhoudsovereenkomsten ten behoeve van het onderhoud en het beheer van kleine landschapselementen vast te stellen.

Titel 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    de Minister: de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • b.

    Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland;

  • c.

    de provincie: de provincie Zeeland;

  • d.

    de gebruiksgerechtigde: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde de staat, een gemeente of enig ander rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam met openbaar gezag bekleed, die als eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde dan wel als persoonlijk gerechtigde het gebruik heeft van de grond;

  • e.

    kleine landschapselementen: een door Gedeputeerde Staten als zodanig aangemerkt element van grote landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische betekenis;

  • f.

    onderhoudsovereenkomst: een overeenkomst waarbij de gebruiksgerechtigde zich tegen een geldelijke vergoeding jegens de provincie verbindt tot het onderhouden van een of meer landschapselementen;

  • g.

    boselementen: hakhoutbos, geriefbos en niet op rij staande boomgroepen voor zover kleiner dan 1 ha, alsmede solitaire bomen;

  • h.

    natuurelementen: heidevelden, rietlanden, ruigten, bloemdijken, hooilanden, boezemlanden, inlagen en moerassen voor zover kleiner dan 1 ha en niet deel uitmakend van een bos groter dan 5 ha;

  • i.

    kleine wateren: vennen, kreken, wellen, kolken, poelen en veenputten voor zover kleiner dan 1 ha;

  • j.

    bomenrijen: bomenrijen behoudens voor zover deze bestaan uit niet geknotte populieren, waaronder begrepen houtsingels, heggen, houtwallen en haaimeten;

  • k.

    overige elementen: schansen, wallen en vliedbergen;

  • l.

    stichting: de Stichting Landschapsverzorging Zeeland (SLZ).

Artikel 2 Overname onderhoudsovereenkomsten van voor 1 januari 1992

De provincie neemt de verplichtingen van de Minister jegens die gebruiksgerechtigden, die uiterlijk op 31 december 1991 te kennen hebben gegeven toe te stemmen in overname door de provincie van die verplichtingen aangegaan op grond van de Regeling onderhoudsovereenkomsten landschapselementen, over op 1 januari 1992, waarbij zij zich jegens die gebruiksgerechtigden verplicht de desbetreffende verplichtingen van de Minister geheel en onvoorwaardelijk te zullen nakomen.

Artikel 3 Bevoegdheid tot het sluiten van nieuwe onderhoudsovereenkomsten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 2, met gebruiksgerechtigden nieuwe onderhoudsovereenkomsten sluiten met inachtneming van de ter zake daarvan bij of krachtens deze regeling gestelde voorwaarden en bepalingen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen slechts nieuwe onderhoudsovereenkomsten afsluiten voor zover daartoe middelen op de begroting aanwezig zijn.

Artikel 4 Delegatie van bevoegdheid

Gedeputeerde Staten delegeren de uitvoering van de verplichtingen die zijn ontstaan door de overname van onderhoudsovereenkomsten van voor 1 januari 1992 alsmede de bevoegdheid tot het sluiten van nieuwe onderhoudsovereenkomsten als bedoeld in artikel 3 aan de stichting. Deze delegatie wordt nader geregeld in een bestuursovereenkomst met de stichting.

Artikel 5 Verplichtingen in onderhoudsovereenkomsten

In de onderhoudsovereenkomst worden de verplichtingen opgenomen waartoe de gebruiksgerechtigde zich verbindt, met vermelding van de omstandigheden waaronder, de vorm waarin en het tijdstip waarop.

Deze verplichtingen betreffen het jaarlijks onderhoud en kunnen voorts, indien de onderhoudstoestand van het element daartoe naar het oordeel van de stichting aanleiding geeft, betreffen het eenmalig wegwerken van achterstallig onderhoud voor zover dit betreft:

  • -

    het aanbrengen van vrijstaande rasters op voldoende afstand uit de voet van het element;

  • -

    het herstel van wallichamen;

  • -

    grondverzet of baggerwerkzaamheden;

  • -

    het afzetten, verwijderen of aanvullen van beplanting;

  • -

    het verwijderen van puin of afval;

  • -

    andere, naar het oordeel van de stichting, noodzakelijke werkzaamheden.

Artikel 6 Schriftelijke aanmelding

  • 1.

    Gebruiksgerechtigden die voor een onderhoudsovereenkomst met betrekking tot kleine landschapselementen in aanmerking wensen te komen, dienen zich schriftelijk aan te melden bij de stichting, onverminderd het bepaalde in artikel 2.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze verordening zal de stichting alle aanmeldingen voor het sluiten van een onderhoudsovereenkomst, die zijn ingediend vóór 1 januari 1992 bij de Minister en door deze nog niet zijn afgehandeld, aanmerken als zijnde ingediend bij de stichting, en af te handelen door de stichting.

Hoofdstuk 2 Werkingssfeer van de verordening

Artikel 7 Toepassingsgebied

  • 1.

    Voor een onderhoudsovereenkomst komen uitsluitend kleine landschapselementen in aanmerking indien en voor zover deze landschapselementen zijn gelegen op het grondgebied van de provincie en wanneer zij door Gedeputeerde Staten op basis van een advies van de stichting zijn aangemerkt als zijnde van grote landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische betekenis.

  • 2.

    De aanwijzing van de in het eerste lid genoemde landschapselementen geldt niet voor:

    • a.

      landschapselementen die, gezien de toestand waarin zij verkeren, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten op basis van een advies van de stichting uit een oogpunt van natuur- en landschapsbescherming niet van voldoende betekenis zijn;

    • b.

      beplantingen die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten op basis van een advies van de stichting niet of nauwelijks medebepalend zijn van het streekeigen karakter;

    • c.

      beplantingen waarvoor op grond van de Beschikking vrijstelling meldings- en herplantplicht (Stcrt. 1982, 195) of op grond van de provinciale of gemeentelijke beplantingsverordening vrijstelling is verkregen van de verplichting tot herbeplanting;

    • d.

      beplantingen die moeten of zijn aangebracht krachtens wettelijk voorschrift of krachtens een op wettelijk voorschrift gebaseerde vergunning of ontheffing.

Artikel 8 Nadere eisen met betrekking tot toepassingssfeer

  • 1.

    De in artikel 7, eerste lid, genoemde kleine landschapselementen komen slechts in aanmerking voor een onderhoudsovereenkomst indien zij per landschapselement een hierna genoemde lengte of oppervlakte overschrijden:

    • -

      natuurelementen en overige elementen - 100 m²

    • -

      kleine wateren - 10 m²

    • -

      bomenrijen - 25 meter

  • 2.

    Solitaire bomen komen slechts in aanmerking voor een onderhoudsovereenkomst indien zij naar het oordeel van Gedeputeerde Staten op basis van een advies van de stichting een specifieke landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde hebben en indien zij een stamomvang van meer dan 12 centimeter, gemeten op borsthoogte, hebben.

Hoofdstuk 3 Vergoedingen

Artikel 9 Opbouw vergoedingen

  • 1.

    Aan de gebruiksgerechtigde die een overeenkomst is aangegaan (waaronder medebegrepen de overeenkomsten die zijn overgenomen van de Minister op 1 januari 1992), kennen Gedeputeerde Staten een vergoeding toe.

  • 2.

    De vergoeding omvat:

    • a.

      een bedrag per kalenderjaar en per lengte of oppervlakte landschapselement waarop de overeenkomst betrekking heeft en gebaseerd op het uurloon volgens de desbetreffende in het betrokken jaar verbindende CAO en op de materiaalkosten;

    • b.

      indien de onderhoudsovereenkomst wordt afgesloten met een gebruiksgerechtigde die tevens eigenaar is van het landschapselement jaarlijks een basisbedrag per ha landschapselement als vergoeding van de vaste lasten;

    • c.

      indien in de onderhoudsovereenkomst bijzondere voorwaarden worden opgenomen, een bedrag ter vergoeding van de kosten of lasten van de nakoming daarvan;

    • d.

      indien in de onderhoudsovereenkomst tevens bepalingen zijn opgenomen over het wegwerken van achterstallig onderhoud, een bedrag ter vergoeding van de personele en materiële kosten voor het verrichten van de betreffende werkzaamheden.

Artikel 10 Uitzonderingen en herziening vergoedingen

  • 1.

    Indien de in artikel 5 bedoelde verplichtingen worden nagekomen door het aanwenden van arbeidsprestaties die anderszins van overheidswege worden gesubsidieerd, worden de in artikel 9, tweede lid onder a en d genoemde vergoedingen naar evenredigheid verminderd.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten herzien de in artikel 9, tweede lid onder a, b, c en d bedoelde bedragen jaarlijks op basis van een advies van de stichting met dien verstande dat eenmaal in onderhoudsovereenkomsten de overeengekomen bedragen niet zullen worden herzien.

Hoofdstuk 4 Algemene voorwaarden

Artikel 11 Algemene voorwaarden

Tenzij anders wordt overeengekomen, zijn de volgende voorwaarden op onderhoudsovereenkomsten van toepassing:

  • a.

    de onderhoudsovereenkomst heeft een geldigheidsduur van tenminste zes jaar en wordt, behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 15, derde lid, geacht telkens eenzelfde periode te zijn verlengd, tenzij één der partijen zes maanden voor het einde van de lopende periode bij aangetekende brief de overeenkomst heeft opgezegd;

  • b.

    de gebruiksgerechtigde verbindt zich, tenminste één maand te voren bij aangetekende brief aan de stichting, mededeling te doen van een voornemen de grond waarop een of meer landschapselementen voorkomen te vervreemden, daarop een zakelijk recht te vestigen dan wel die in gebruik te geven;

  • c.

    de in artikel 9, tweede lid, onder a, b en c bedoelde vergoedingen worden jaarlijks op nader overeengekomen wijze uitbetaald, doch, voor zover tevens een vergoeding is overeengekomen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder d, niet eerder dan nadat deze laatste vergoeding is uitbetaald;

  • d.

    de uitbetaling van de vergoeding bedoeld in artikel 9, tweede lid onder d, geschiedt nadat de werkzaamheden naar het oordeel van de stichting, op genoegzame wijze zijn uitgevoerd;

  • e.

    namens Gedeputeerde Staten kan door de stichting na kennisgeving aan de gebruiksgerechtigde een schouw worden gehouden over de bij de onderhoudsovereenkomst betrokken landschapseiementen. De gebruiksgerechtigde, die indien hij zulks wenst bij de schouw aanwezig kan zijn, verleent daartoe toegang;

  • f.

    de gebruiksgerechtigde verleent aan de leden van de in artikel 12 bedoelde commissie op hun verzoek toegang tot een landschapselement waarop een onderhoudsovereenkomst betrekking heeft;

  • g.

    bij niet-nakoming kan de betrokken geschillencommissie als bedoeld in artikel 12 een boete opleggen overeenkomstig door Gedeputeerde Staten nader ingestelde regelen.

Hoofdstuk 5 Geschillen

Artikel 12 Geschillencommissie

  • 1.

    Indien uit een onderhoudsovereenkomst een geschil voortkomt, is ieder der partijen gerechtigd dit geschil voor te leggen aan een voor dat geschil in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid heeft tot taak te beslissen inzake een haar schriftelijk voorgelegd geschil uit een onderhoudsovereenkomst.

Artikel 13 Samenstelling Geschillencommissie

Een geschillencommissie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, bestaat uit:

  • a.

    één lid, aangewezen door of namens Gedeputeerde Staten;

  • b.

    één lid, aangewezen door of namens de gebruiksgerechtigde;

  • c.

    één lid, tevens voorzitter, aangewezen door de onder a en b bedoelde leden.

Artikel 14 Wijze van werken Geschillencommissie

  • 1.

    Een geschillencommissie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, hierna te noemen de geschillencommissie, beslist naar meerderheid van stemmen.

  • 2.

    De geschillencommissie beslist naar redelijkheid en billijkheid.

  • 3.

    De beslissingen van de geschillencommissie hebben kracht van bindend advies.

  • 4.

    Alvorens te beslissen stelt de geschillencommissie partijen in de gelegenheid zich te doen horen.

  • 5.

    De geschillencommissie kan zich laten bijstaan door één of meer deskundigen.

  • 6.

    De geschillencommissie bepaalt bij haar beslissing op welke wijze de kosten van de behandeling van het geschil door partijen worden gedragen.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere regelen stellen met betrekking tot de werkwijze van de geschillencommissie.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15 Uitzonderingen inzake afsluiten en verlengen onderhoudsovereenkomsten

  • 1.

    Een onderhoudsovereenkomst wordt niet afgesloten inzake kleine landschapselementen waarvoor op enigerlei andere wijze een periodieke geldelijke bijdrage ten behoeve van het onderhoud en de instandhouding daarvan door de Staat, gemeenten, of enig ander rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam met openbaar gezag bekleed, wordt gegeven.

  • 2.

    Een onderhoudsovereenkomst wordt niet gesloten in gebieden ten aanzien waarvan een beheersplan als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Regeling beheersovereenkomsten 1988 van kracht is, voor zover dat beheersplan mede het onderhoud van kleine landschapselementen betreft.

  • 3.

    Een onderhoudsovereenkomst wordt niet verlengd voor zover door het sluiten van een beheersovereenkomst als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Beschikking beheersovereenkomsten 1988 mede in het onderhoud van de betrokken landschapselementen kan worden voorzien.

Artikel 16 Inwerkingtreding en aanhaaltitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Zij kan worden aangehaald als Verordening onderhoudsovereenkomsten kleine landschapselementen (VOL).

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 28 maart 1995.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter
mr. J.A. LANDER, griffier
Uitgegeven 11 april 1995
De griffier der Staten,
mr. J.A. LANDER.