Regeling vervallen per 01-01-2020

Reglement op de commissie voor georganiseerd overleg 2001

Geldend van 24-12-2003 t/m 31-12-2019

Intitulé

Reglement op de commissie voor georganiseerd overleg 2001

Gedeputeerde staten van Zeeland

overwegende dat:

  • -

    door de vaststelling van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies de bepalingen, betrekking hebbende op de commissie voor georganiseerd overleg, van het Ambtenarenreglement Zeeland 1965 zijn ingetrokken;

  • -

    het behoud van een formele grondslag aan de commissie voor georganiseerd overleg, de wijze van overleg in de commissie en de beslechting van geschillen tussen de werkgever en de vakorganisaties van overheidspersoneel wenselijk is;

  • -

    gelet op het bepaalde in hoofdstuk I. van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • -

    gelet op de uitkomsten van het overleg met de commissie voor georganiseerd overleg;

besluiten vast te stellen het navolgende “Reglement op de commissie voor georganiseerd overleg 2001”.

Artikel 1

  • 1.

    Er is een commissie voor georganiseerd overleg, die bestaat uit een vertegenwoordiging van het provinciebestuur en een vertegenwoordiging van de vakorganisaties van overheidspersoneel.

  • 2.

    De portefeuillehouder voor personeelsaangelegenheden vertegenwoordigt het provinciebestuur en zit het overleg voor.

  • 3.

    De in het overleg vertegenwoordigde vakorganisaties zijn:

    • a.

      Abvakabo/FNV;

    • b.

      CNV Publieke Zaak;

    • c.

      CMHF.

  • 4.

    De provinciesecretaris woont de vergadering bij namens het directieteam.

  • 5.

    Het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie treedt op als secretaris van de commissie.

Artikel 2

  • 1.

    De vakorganisaties, genoemd in artikel 1, derde lid, kunnen 2 leden en hun plaatsvervangers als hun vertegenwoordigers aanwijzen, indien zij tenminste 5 ambtenaren in dienst van de provincie tot hun leden kunnen rekenen.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, kan de Abvakabo / FNV 4 leden en 2 plaatsvervangers als haar vertegenwoordigers aanwijzen, indien zij tenminste een keer zoveel ambtenaren in dienst van de provincie tot hun leden kunnen rekenen dan de andere 2 vakorganisaties tezamen.

  • 3.

    De bestuurder van de desbetreffende vakorganisatie vormt tezamen met de aangewezen leden de vertegenwoordiging van de vakorganisatie.

Artikel 3

Elke in het overleg vertegenwoordigde vakorganisatie verstrekt op 1 februari van ieder jaar de volgende gegevens aan gedeputeerde staten:

  • a.

    het aantal bij de vakorganisatie aangesloten ambtenaren op 1 januari van dat jaar;

  • b.

    de namen en adressen van de ambtenaren, die als lid of plaatsvervangend lid van de commissie zijn aangewezen.

Artikel 4

  • 1.

    De commissie vergadert, indien de voorzitter dit nodig oordeelt, op door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2.

    Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien tenminste drie leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel binnen één maand na ontvangst van het verzoek.

  • 3.

    De vergaderingen zijn niet openbaar.

Artikel 5

  • 1.

    De commissie wordt tijdig, in de regel 14 dagen van tevoren, voor de vergadering opgeroepen. De uitnodiging vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2.

    Een vergadering kan slechts plaatsvinden, indien de vertegenwoordiger van het provinciebestuur of diens plaatsvervanger aanwezig is en indien van de vakorganisaties, als bedoeld in artikel 1, tenminste de helft vertegenwoordigd is.

  • 3.

    Indien een vergadering wegens onvoltalligheid in de zin van het tweede lid niet kan plaatsvinden, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering. In de nieuwe vergadering kunnen die onderwerpen in elk geval worden behandeld.

  • 4.

    De vergadering kan steeds op voorstel van de voorzitter of van de meerderheid van de vergadering over andere dan in de uitnodiging vermelde onderwerpen beraadslagen en besluiten.

  • 5.

    Is een lid verhinderd de vergadering bij te wonen, dan geeft het van die verhindering kennis aan zijn plaatsvervanger en aan de secretaris onder vermelding van de naam van zijn plaatsvervanger.

Artikel 6

  • 1.

    De voorzitter doet zoveel mogelijk vóór de vergadering de stukken toekomen, die betrekking hebben op de te behandelen onderwerpen. Aan degenen, die voor de behandeling van bepaalde onderwerpen worden uitgenodigd, worden alleen de stukken gezonden, die betrekking hebben op de onderwerpen, bij de bespreking waarvan zij aanwezig zullen zijn.

  • 2.

    De agenda van de vergadering wordt tijdig op nader door het desbetreffende hoofd van de organisatie-eenheid aan te geven voor een ieder toegankelijke plaatsen ter inzage gelegd.

Artikel 7

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergadering.

  • 2.

    Hij ziet toe dat over onderwerpen, die naar zijn oordeel zuiver persoonlijk zijn of niet tot de bevoegdheid van de commissie behoren, niet wordt beraadslaagd.

  • 3.

    Hij draagt zorg dat zij, die slechts in verband met de behandeling van bepaalde onderwerpen toegang tot de vergadering hebben, de vergadering niet anders dan voor de duur van de behandeling, bijwonen.

Artikel 8

  • 1.

    Ieder lid behoeft om het woord te voeren verlof van de voorzitter, die dat verlof verleent naar de orde, waarin het wordt gevraagd. De voorzitter is bevoegd het woord te voeren zo dikwijls hij dit nodig acht.

  • 2.

    De voorzitter kan van die orde afwijken, indien hij dit voor de bespreking van het onderwerp nodig vindt. In elk geval kan die orde worden verbroken wanneer het woord wordt gevraagd voor een persoonlijk feit, voor het voorstellen van een motie van orde, het doen van een voorstel tot sluiting van de beraadslaging of voor het vragen van inlichtingen over een voorstel vóór de stemming daarover.

  • 3.

    Behalve de voorzitter voert niemand, tenzij de vergadering daartoe verlof verleent, meer dan tweemaal over hetzelfde onderwerp het woord. Deze bepaling is niet van toepassing op degene, die een door hem gedaan voorstel verdedigt.

Artikel 9

  • 1.

    Wanneer een spreker de orde verstoort of zich naar het oordeel van de voorzitter ongepaste of beledigende uitdrukkingen veroorlooft, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Gaat de spreker daarmee door, dan is de voorzitter bevoegd hem, voorzover het het in behandeling zijnde onderwerp betreft, het woord te ontnemen. De voorzitter heeft dezelfde bevoegdheid met betrekking tot de spreker die, ofschoon daarop gewezen, bij voortduring van het onderwerp in beraadslaging afwijkt.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde kan de voorzitter de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen.

Artikel 10

  • 1.

    Oordeelt de voorzitter, dat een zaak voldoende is toegelicht, dan stelt hij voor de beraadslagingen te sluiten.

  • 2.

    Het voorstel tot sluiting van de beraadslagingen kan ook uitgaan van de commissie zelf, indien een lid daartoe het voorstel doet. Dit voorstel moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, door tenminste twee leden worden ondersteund.

Artikel 11

  • 1.

    Nadat de voorzitter de beraadslaging over een onderwerp heeft gesloten, wordt tot stemming overgegaan, indien daartoe een voorstel is gedaan.

  • 2.

    Indien het overleg betrekking heeft op de invoering, wijziging of intrekking van een regeling met rechten of verplichtingen van individuele ambtenaren moet hierover overeenstemming worden bereikt met een meerderheid van de in dat overleg vertegenwoordigde vakorganisaties van overheids-personeel. Elk van de vertegenwoordigde vakorganisaties brengt daarbij zoveel stemmen uit als deze leden heeft in de provincie, met dien verstande dat het aantal stemmen van één vakorganisatie nooit meer kan zijn dan het aantal stemmen min één, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien overeenstemming is bereikt met niet de meerderheid van de vakorganisaties van overheidspersoneel, worden de voorstellen alleen doorgevoerd als de voorzitter van het overleg heeft geconstateerd dat hiervoor voldoende draagvlak is. Een zodanig draagvlak is in elk geval niet aanwezig als het aantal uitgebrachte stemmen van de vakorganisatie(s) waarmee overeenstemming is bereikt, minder is dan de helft van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

  • 4.

    Indien en zolang de in het tweede lid bedoelde overeenstemming niet wordt bereikt blijft invoering, wijziging of intrekking van de daar bedoelde regelingen achterwege In dat geval worden ad hoc nadere afspraken gemaakt over de wijze, waarop verder zal worden gehandeld.

Artikel 12

  • 1.

    Aan het einde van de vergadering geeft de voorzitter gelegenheid tot het stellen van vragen, het doen van mededelingen of het verzoeken van inlichtingen. Betreft het een onderwerp vreemd aan de orde van de dag, dan is vooraf verlof van de vergadering vereist.

  • 2.

    De voorzitter kan het beantwoorden van vragen of het verstrekken van inlichtingen tot een volgende vergadering uitstellen.

Artikel 13

  • 1.

    De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. De geheimhouding geldt niet ten opzichte van de vertegenwoordiging van het provinciaal bestuur en ook niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde vakorganisaties.

  • 2.

    De hiervoor bedoelde hoofdbesturen zijn evenwel tot geheimhouding verplicht met betrekking tot onderwerpen ten aanzien waarvan de commissie geheimhouding is opgelegd.

Artikel 14

  • 1.

    Van elke vergadering worden notulen gemaakt, die de inhoud van het besprokene en de besluiten weergeven.

  • 2.

    Ieder lid, dat aan het nemen van een besluit niet heeft medegewerkt, kan verlangen dat daarvan aantekening in de notulen wordt gemaakt.

  • 3.

    De notulen alsmede de door de commissie aan Gedeputeerde Staten uit te brengen adviezen zijn openbaar, voorzover niet door de voorzitter geheimhouding is opgelegd dan wel de vergadering heeft besloten be¬paalde zaken niet openbaar te maken.

Artikel 15

Voor de toepassing van de artikelen 17 tot en met 21 wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het provinciebestuur en de vertegenwoordigers van de vakorganisaties voor overheidspersoneel;

  • b.

    advies- en arbitragecommissie: de advies- en arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 16

De artikelen 17 tot en met 21 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels, volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover bedoelde regels niet behoren tot de onderwerpen, waarover het overleg is voorbehouden aan het Sectoroverleg Provinciale Arbeidsvoorwaarden. Genoemde artikelen zijn niet van toepassing op algemene regels van personeelsbeleid, waarover met de ondernemingsraad overleg wordt gevoerd.

Artikel 17

Indien één of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst, die de instemming van alle deelnemers zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben geven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg

Artikel 18

  • 1.

    Binnen tien dagen na de kennisgeving als bedoeld in artikel 17 schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. De vergadering moet worden gehouden binnen 7 dagen, nadat deze is uitgeschreven.

  • 2.

    Tenzij de commissie besluit het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag, wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van het geschil zal worden gezocht door voortzetting van het overleg, nadat het advies is ingewonnen van de advies en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3.

    De vertegenwoordiger van het provinciebestuur en de vertegenwoordigers van de vakorganisaties zijn ieder voor zich bevoegd tot het inwinnen van advies.

  • 4.

    Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming tussen alle deelnemers aan het overleg vereist.

Artikel 19

  • 1.

    Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek ter kennis gebracht van de advies- en arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg, die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken. Het verzoek bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.

  • 2.

    Indien in de vergadering bedoeld in artikel 18 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag, wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis aan de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.

  • 3.

    Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht aan de advies- en arbitrage commissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg. Het verzoek bevat tenminste:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg over het onderwerp en de inhoud van het geschil.

Artikel 20

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 21

De arbitrale uitspraak van de advies- en arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Artikel 22

  • 1.

    Dit reglement kan worden aangehaald als "Reglement op de commissie voor georganiseerd overleg 2001".

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding van dit reglement komt het Reglement van werkzaamheden van de commissie voor georganiseerd overleg, zoals door die commissie laatstelijk vastgesteld bij besluit van 11 maart 1991 en goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van 19 maart 1991, nr. 176, te vervallen.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 16 december 2003
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter.
mr. drs. L.J.M. VERDULT, secretaris.
Uitgegeven 23 december 2003.
De secretaris,
mr. drs. L.J.M. VERDULT.