Regeling vervallen per 01-01-2015

Uitvoeringsvoorschriften uitkeringsregelingen Zeeland

Geldend van 05-12-2001 t/m 31-12-2014

Intitulé

Uitvoeringsvoorschriften uitkeringsregelingen Zeeland

Gedeputeerde Staten van Zeeland

overwegende, dat het gewenst is nadere uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten behoeve van een juiste verrekening van genoten inkomsten van gewezen politieke ambtsdragers en gewezen personeelsleden met de hen toekomende wachtgelden of uitkeringen;

gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 7 van de Uitkerings- en pernsioenverordening Gedeputeerde Staten van Zeeland en het bepaalde in artikel 9 lid 1 van het Wachtgeldbesluit Zeeland 1974 en de daarmee overeenkomende bepalingen in de overige ambtelijke ontslaguitkeringsregelingen;

gelet op de uitkomsten van het overleg met de commissie voor georganiseerd overleg over de nadere voorschriften voor het gewezen ambtelijk personeel;

hebben besloten:

vast te stellen de navolgende uitvoeringsvoorschriften voor de verrekening van genoten inkomsten van gewezen politieke ambtsdragers en gewezen personeelsleden met de hen toekomende wachtgelden en uitkeringen.

Paragraaf 1 Begrippen

Artikel 1

Voorzover daarvan in deze voorschriften niet wordt afgeweken, gelden onverkort de bepalingen van de uitkeringsregelingen, waarop deze voorschriften zijn gebaseerd.

Artikel 2

Belanghebbende in de zin van deze voorschriften zijn:

  • a.

    de gewezen politieke ambtsdrager van de provincie Zeeland, die aanspraken ontleent aan de Uitkerings- en pensioenverordening Gedeputeerde Staten van Zeeland of aan een eventueel in de toekomst vast te stellen inhoudelijk daarmee overeenstemmende verordening alsmede

  • b.

    het gewezen personeelslid, dat aanspraken ontleent aan het Wachtgeld- en Uitkeringsbesluit Zeeland 1996, de Regeling uitkering functioneel leeftijdsontslag Zeeland 1974, het Rijkswachtgeldbesluit 1959, de Regeling korting en non-activiteit Zeeland dan wel het Koninklijk Besluit van 29 december 1986 Stbl. 1986 nr 686.

Artikel 3

  • 1.

    Als inkomsten in de zin van deze voorschriften worden aangemerkt alle op geld waardeerbare voordelen, waarover belanghebbende de vrije beschikking heeft, die in de privésfeer kunnen worden besteed en die verkregen zijn uit:

    • a.

      een dienstbetrekking op grond van een arbeidsovereenkomst of aanstelling dan wel uit een uitkering op grond van een voormalige dienstbetrekking, voorzover die is ontstaan op of na de datum van ontslag of beëindiging van het ambt dan wel na die datum is verhoogd;

    • b.

      een met een dienstbetrekking overeenkomende arbeidsverhouding;

    • c.

      het voeren van een onderneming in de vorm van een éénmanszaak,een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een besloten of een naamloze vennootschap

    • d.

      Met voordelen, waarover belanghebbende de vrije beschikking heeft worden op één lijn gesteld de voordelen, die aan hem kunnen worden toegerekend op grond van ten behoeve van de onderneming verrichte arbeid.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid worden niet als inkomsten aangemerkt vergoedingen of voordelen onder welke benaming ook genoten, die slechts beogen aantoonbare verliezen te compenseren.

  • 3.

    Belanghebbende dient dit aan te tonen.

Paragraaf 2 Verrekening van inkomsten

Artikel 4

  • 1.

    De maandelijkse uitbetaling van wachtgeld dan wel uitkering vindt niet eerder plaats, dan nadat aan Gedeputeerde Staten de navolgende bescheiden zijn overgelegd:

    • a.

      een geldig inschrijvingsbewijs als werkzoekende bij het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, waaronder de woonplaats van belanghebbende ressorteert. Het bovenstaande geldt niet voor de in artikel 2 onder a. bedoelde belanghebbende noch voor de in artikel 2 onder b. bedoelde belanghebbende, voorzover deze laatste de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt;

    • b.

      een door belanghebbende ondertekend formulier, waarop de inkomsten worden vermeld, die hij uit een dienstbetrekking of uit een met een dienstbetrekking overeenkomende arbeidsverhouding zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 onder a. en b. geniet of gaat genieten. Ook indien geen inkomsten worden genoten, wordt een ondertekend formulier met een daartoe strekkende verklaring ingezonden;

    • c.

      een salarisspecificatie van de werkgever of de uitbetalende instantie met betrekking tot de onder b. bedoelde inkomsten. Indien bedoelde specificatie niet tijdig beschikbaar is, vindt nazending uiterlijk binnen 3 maanden plaats;

    • d.

      een opgave van het aantal arbeidsuren met bijbehorende beloning, die na het intreden van de werkloosheid als bedoeld in artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 29 december 1986, Stbl 1986 nr 686 in dienstbetrekking of anderszins zijn verricht.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde bescheiden dienen uiterlijk op de 25ste van elke maand op salarisadministratie van de afdeling personeelsmanagement aanwezig te zijn ten behoeve van de eerstvolgende uitbetaling van wachtgeld of uitkering.

Artikel 5

  • 1.

    Na afloop van het kalenderjaar legt de belanghebbende een afschrift van de jaaropgave van zijn werkgever aan Gedeputeerde Staten over, waarop zijn vermeld:

    • a.

      de periode, gedurende welke werkzaamheden zijn verricht;

    • b.

      de hoogte van de genoten inkomsten.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten corrigeren voorzover nodig de hoogte van het wachtgeld dan wel de uitkering aan de hand van de in lid 1 bedoelde opgave. Zij vorderen daarbij terug, hetgeen onverschuldigd is betaald dan wel keren belanghebbende alsnog het bedrag uit, waarop hij aanspraak heeft.

Artikel 6

  • 1.

    Indien inkomsten worden genoten uit het voeren van een onderneming zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 onder c. geeft belanghebbende - onverminderd de op hem toepasselijke verplichtingen ingevolge artikel 4 - vóór 1 december van elk jaar een schatting van de gegevens, die Gedeputeerde Staten, gelet op de ondernemingsvorm, relevant achten. Aan de hand daarvan vindt per maand een voorlopige verrekening plaats tot 1/12 deel van dat bedrag.

  • 2.

    Na afloop van het kalenderjaar volgt een voorlopige jaarafrekening op basis van de aangifte inkomstenbelasting en - indien van toepassing - de aangifte vennootschapsbelasting.

  • 3.

    Nadat een definitieve aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting is opgelegd maken Gedeputeerde Staten de eindafrekening op.

Paragraaf 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 7

Gedeputeerde Staten kunnen de controle op de toepassing van deze uitvoeringsvoorschriften in door hen omschreven gevallen opdragen aan een accountantskantoor.

Artikel 8

Gedeputeerde Staten kunnen, indien zich gevallen mochten voordoen, waarvoor noch in de uitkeringsregelingen noch in deze uitvoeringsvoorschriften voorzieningen zijn getroffen, nadere regels vaststellen, die niet met eerder bedoelde regelingen in strijd mogen zijn.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 9

Deze voorschriften worden geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 1993.

Artikel 10

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als : "Uitvoeringsvoorschriften uitkeringsregelingen Zeeland".

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 4 juli 1995.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
ing. J.I. HENNEKEIJ, wnd. voorzitter,
ir. R.M.T. ADRIAANSENS, wnd, griffier.
Uitgegeven 15 augustus 1995.
De waarnemend griffier der Staten,
ir. R.M.T. ADRIAANSENS.