Regeling vervallen per 01-10-2000

Regeling werktijdverkorting senioren

Geldend van 17-10-2007 t/m 30-09-2000

Intitulé

Regeling werktijdverkorting senioren

Gedeputeerde Staten van Zeeland

gelet op de artikelen 27a van het Ambtenarenreglement Zeeland 1965 en 28a van het Arbeidsovereenkomstenbesluit Zeeland 1965;

gelet op de uitkomsten van het overleg met de commissie voor georganiseerd overleg;

besluiten:

vast te stellen de navolgende uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van de regeling van werktijdverkorting voor oudere werknemers.

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    regeling: de Regeling werktijdverkorting senioren;

  • b.

    ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel A1 onder a. en de werknemer als bedoeld in artikel H1, eerste lid, onder a. van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • c.

    seniorenverlof: de dagen dan wel uren die de ambtenaar in het kader van deelname aan de regeling minder gaat werken;

  • d.

    bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, waarop de ambtenaar ingevolge Hoofdstuk C van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies aanspraak heeft.

Artikel 2

  • 1.

    Deelname aan de regeling is alleen mogelijk voor de ambtenaar die direct voorafgaande aan de beoogde deelname aan deze regeling minimaal vijf jaar ononderbroken in dienst van de provincie Zeeland is geweest.

  • 2.

    Met de ambtenaar bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld de ambtenaar, die niet aan de eis van vijf jaar voldoet, maar die bij overdracht van taken van het rijk naar de provincie als functievolger in dienst is gekomen bij de provincie Zeeland en die, als de diensttijd bij die voormalige werkgever wel zou meetellen, aan de eis van vijf jaren zou voldoen.

Deelname

Artikel 3

De ambtenaar kan aan de regeling deelnemen, indien en voor zover het dienstbelang zich daartegen niet verzet.

Artikel 4

  • 1.

    De ambtenaar die aan de regeling wenst deel te nemen dient hiertoe een verzoek in bij het hoofd van zijn organisatie-eenheid.

  • 2.

    De aanvraag dient tenminste twee maanden voor de beoogde datum van ingang van deelname aan de regeling te worden ingediend.

  • 3.

    Deelname is mogelijk op zijn vroegst met ingang van de eerste van een kalendermaand, volgend op het bereiken van de in artikel 6, eerste lid, respectievelijk tweede lid aangegeven leeftijdsgrens.

Artikel 5

Bij deelname aan de regeling wordt het deeltijdpercentage van de ambtenaar die in deeltijd werkt en die geen recht heeft op de bij de inwerkingtreding van deze regeling bestaande algemene arbeidstijdverkorting, aangepast als ware die algemene arbeidstijdverkorting wel op hem van toepassing.

Verkorting van de werktijd

Artikel 6

  • 1.

    De ambtenaar die in voltijd werkt heeft onder de in deze regeling geldende voorwaarden vanaf de leeftijd van:

    • a.

      55 jaar de mogelijkheid zijn werktijd terug te brengen tot gemiddeld 32 uur per week;

    • b.

      60 jaar de mogelijkheid zijn werktijd terug te brengen tot gemiddeld 24 uur per week.

  • 2.

    De ambtenaar die in deeltijd werkt heeft onder de in deze regeling geldende voorwaarden vanaf de leeftijd van:

    • a.

      55 jaar de mogelijkheid zijn werktijd naar evenredigheid terug te brengen tot gemiddeld 32 uur per week;

    • b.

      60 jaar de mogelijkheid zijn werktijd naar evenredigheid terug te brengen tot gemiddeld 24 uur per week.

  • 3.

    De verkorting van de werktijd op basis van voorgaande leden is na inwilliging van de aanvraag tot deelname aan de regeling onomkeerbaar, tenzij naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van een bijzondere situatie.

Bezoldiging en verlof

Artikel 7

  • 1.

    Verkorting van de werktijd als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a of tweede lid onder a, heeft een korting van 5% op de bezoldiging van de betrokken ambtenaar tot gevolg.

  • 2.

    Verkorting van de werktijd als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b of tweede lid onder b, heeft een korting van 10% op de bezoldiging van de ambtenaar tot gevolg.

  • 3.

    Met bezoldiging wordt hier bedoeld de bezoldiging die de ambtenaar zou hebben ontvangen indien hij geen gebruik gemaakt zou hebben van de regeling.

Artikel 8

Verkorting van de werktijd als bedoeld in artikel 6 heeft een korting naar evenredigheid op overige toelagen en vergoedingen, niet behorend tot de bezoldiging, tot gevolg.

Artikel 9

  • 1.

    De ambtenaar heeft aanspraak op algemeen verlof als bedoeld in artikel D5 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies naar evenredigheid van de feitelijke werktijd.

  • 2.

    De ambtenaar heeft eveneens naar evenredigheid van de feitelijke werktijd aanspraak op buitengewoon verlof als bedoeld in artikel D15 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies.

  • 3.

    De ambtenaar, die deelneemt aan deze regeling heeft voor de periode, gedurende welke hij eraan deelneemt recht op een extra werktijdvermindering van 68,8 uur per jaar, indien de feitelijke werktijd is teruggebracht naar 32 uur per week. Is de feitelijke werktijd teruggebracht naar 24 uur per week, dan heeft hij recht op een extra werktijdvermindering van 108,8 uur per jaar.

  • 4.

    De ambtenaar kan geen aanvraag indienen tot het verkopen van algemeen verlof als bedoeld in artikel D12 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies.

  • 5.

    De ambtenaar heeft geen aanspraak op compensatieverlof bij het samenvallen van seniorenverlof met ziekte, met feestdagen als bedoeld in artikel D1, derde lid, en met door Gedeputeerde Staten aangewezen collectieve roostervrije dagen als bedoeld in artikel D3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies.

  • 6.

    De ambtenaar hoeft de door Gedeputeerde Staten aangewezen collectieve roostervrije dagen niet te compenseren.

Vakantie-uitkering, pensioenbijdrage en premie IZR

Artikel 10

De ambtenaar behoudt het recht op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8% van de bezoldiging, die hij zou hebben genoten, indien hij niet aan de regeling zou hebben deelgenomen. Hoofdstuk IV van het Bezoldigingsbesluit Zeeland 1984 is onverkort van toepassing.

Artikel 11

De pensioenopbouw van de ambtenaar ondergaat geen wijziging als gevolg van deelname aan de regeling. De pensioenbijdrage en het pensioenbijdragenverhaal blijven gebaseerd op de bezoldiging van de ambtenaar, die hij zou hebben genoten indien hij geen gebruik zou hebben gemaakt van de regeling.

Artikel 12

De bijdrage in de ziektekostenverzekering ingevolge de Interprovinciale Ziektekostenregeling blijft gebaseerd op de bezoldiging van de ambtenaar, die hij zou hebben genoten indien hij geen gebruik zou hebben gemaakt van de regeling.

Overige rechten en plichten

Artikel 13

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel F1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies is de ambtenaar verplicht van het tegen vergoeding verrichten dan wel ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Inkomsten voortvloeiend uit de door de ambtenaar verrichte activiteiten als bedoeld in het eerste lid worden in mindering gebracht op de bezoldiging. De korting kan nooit meer bedragen dan het verschil tussen de bezoldiging na de inhouding ingevolge de Regeling werktijdverkorting senioren en de bezoldiging die een ambtenaar werkzaam in deeltijd voor een gelijk aantal werkuren per week geniet.

Artikel 14

  • 1.

    Aan de ambtenaar kan buitengewoon verlof worden toegekend voor het volgen van lessen, welke naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in het belang zijn van de organisatie-eenheid, waarbij hij werkzaam is.

  • 2.

    Dit verlof zal hem naar evenredigheid van zijn werktijd worden verleend overeenkomstig het bepaalde met betrekking tot het reglementair verlof als bedoeld in artikel 9.

  • 3.

    De ambtenaar is, indien Gedeputeerde Staten dit bepalen, verplicht zich voor een bijzondere vakopleiding beschikbaar te stellen of enig ander onderwijs te volgen.

  • 4.

    De daaraan verbonden kosten komen ten laste van de provincie.

Artikel 15

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen, indien en voorzover het belang van de dienst zulks toelaat, aan een ambtenaar op aanvrage studiefaciliteiten toekennen in de vorm van vergoeding van gemaakte studiekosten volgens de in het derde lid genoemde normen, indien:

    • a.

      met de studie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten direct of indirect een provinciaal belang wordt gediend en

    • b.

      de opleiding door Gedeputeerde Staten deugdelijk wordt geoordeeld.

  • 2.

    De ambtenaar heeft geen aanspraak op studieverlof als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 van de Studiefaciliteitenregeling Zeeland. Wel heeft hij naar evenredigheid van zijn werktijd aanspraak op verlof voor het deelnemen aan een examen.

  • 3.

    Vergoeding van gemaakte studiekosten, de noodzakelijke reis- en verblijfkosten daaronder begrepen, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van de Studiefaciliteitenregeling Zeeland, met dien verstande, dat het daar bedoelde percentage van 75 wordt bepaald op het percentage als hierna bij de onderscheiden deeltijdfuncties is aangegeven:

    Bij een deeltijdfunctie van:

    • -

      70 % of meer: 75% studiekostenvergoeding, zijnde 100% van de studiekostenvergoeding, geldend voor de ambtenaar die voor de normale arbeidsduur werkzaam is;

    • -

      50 % of meer, doch minder dan 70%: 60% studiekostenvergoeding, zijnde 80% van de studiekostenvergoeding, geldend voor de ambtenaar die voor de normale arbeidsduur werkzaam is;

    • -

      40 % of meer, doch minder dan 50%: 45% studiekostenvergoeding, zijnde 60% van de studiekostenvergoeding, geldend voor de ambtenaar die voor de normale arbeidsduur werkzaam is;

    • -

      minder dan 40%: 30% studiekostenvergoeding, zijnde 40% van de studiekostenvergoeding, geldend voor de ambtenaar die voor de normale arbeidsduur werkzaam is.

  • 4.

    De overige bepalingen van de Studiefaciliteitenregeling Zeeland zijn onverkort van toepassing.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd te bepalen, dat in bijzondere gevallen géén studiefaciliteiten zullen worden verleend.

Artikel 16

  • 1.

    De ambtenaar, tevens belanghebbende in de zin van artikel 8, eerste lid van de Verplaatsingskostenverordening 1991, heeft op voet van het bepaalde in artikel 9, eerste lid van die verordening aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling.

  • 2.

    De ambtenaar, tevens belanghebbende in de zin van artikel 8, tweede lid van de Verplaatsingskostenverordening 1991, heeft op voet van het bepaalde in artikel 9, tweede lid van die verordening aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten, in de reiskosten voor gezinsbezoek en - voorzover van toepassing - in de kosten voor het dagelijks reizen tussen het pension nabij de standplaats en de plaats van tewerkstelling.

Artikel 17

  • 1.

    Op de ambtenaar is de Verplaatsingskostenverordening 1991 en de Verplaatsingskostenbeschikking 1991 van toepassing. Waar in die verordening wordt gesproken van jaarbezoldiging voor de berekening van verhuiskosten, dient hieronder te worden verstaan de werkelijke jaarbezoldiging na toepassing van de korting als bedoeld in artikel 7 van deze regeling.

  • 2.

    Indien de ambtenaar naast zijn betrekking bij de provincie Zeeland elders een nevenbetrekking vervult, wordt een eventuele vergoeding wegens verhuiskosten, welke ten laste van de werkgever in de nevenbetrekking is toegekend, in mindering gebracht op de in het vorige lid bedoelde vergoeding.

  • 3.

    Indien van een gezin beide echtgenoten belanghebbende zijn in de zin van de Verplaatsingskostenverordening 1991 en beiden of één van hen in deeltijdarbeid werkzaam zijn dan wel gebruik maken van de Regeling werktijdverkorting senioren, wordt voor de bepaling van de in het eerste lid bedoelde vergoeding uitgegaan van hun gezamenlijke inkomen uit de provinciekas.

  • 4.

    Indien van een gezin één van de echtgenoten belanghebbende is in de zin van de Verplaatsingskostenverordening 1991 en de andere elders een betrekking vervult, waar eveneens aanspraak bestaat op een vergoeding wegens verhuiskosten, wordt slechts een vergoeding toegekend door de werkgever van degene, die eerst in zijn betrekking is benoemd en die door de ander naar zijn standplaats is gevolgd.

Schriftelijke vastlegging afspraken

Artikel 18

  • 1.

    Bijzondere afspraken tussen de ambtenaar en het hoofd van de organisatie-eenheid, inzake vorm, functieomschrijving en taken bij werktijdverkorting dienen schriftelijk te worden vastgelegd.

  • 2.

    Bij de in het vorige lid bedoelde afspraken geldt, dat de verlofdagen dan wel -uren, die in het kader van de werktijdverkorting vrijvallen binnen een periode van maximaal één jaar dienen te worden opgenomen. Niet opgenomen verlofdagen dan wel -uren komen van rechtswege te vervallen.

Bijzondere gevallen

Artikel 19

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd, in gevallen waarin deze regeling niet voorziet, naar redelijkheid en billijkheid te besluiten.

Citeertitel/inwerkingtreding

Artikel 20

Deze regeling kan worden aangehaald als: "Regeling werktijdverkorting senioren" en wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 1996.

Het bepaalde in artikel 9 lid 3 werkt terug tot 1 januari 2001.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 19 januari 1996.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W. T. VAN GELDER, voorzitter.
mr. J. A. LANDER, griffier.
Uitgegeven 5 maart 1996.
De griffier der Staten,
mr. J. A. LANDER.