Regeling vervallen per 28-02-2023

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling van de regeling Uitvoering van LEADER-projecten Midden- en Noord- Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen

Geldend van 23-12-2022 t/m 27-02-2023

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling van de regeling Uitvoering van LEADER-projecten Midden- en Noord- Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 2021, kenmerk 14986 tot openstelling van de regeling Uitvoering van LEADER-projecten uit de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 (POP-3) Zeeland.

Gedeputeerde staten van Zeeland;

  • Gelet op de artikelen 1.3 en 3.3.1 tot en met 3.3.6 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland;

  • Overwegende dat het wenselijk is om middelen beschikbaar te stellen voor concrete acties ten behoeve van de uitvoering van Lokale Ontwikkelingsstrategie in de LEADER-gebieden Midden- en Noord-Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen.

Besluiten:

  • Open te stellen de regeling Uitvoering van LEADER-projecten voor de uitvoering van de Lokale Ontwikkelingsstrategieën in het kader van LEADER als bedoeld in artikel 3.3.1 tot en met 3.3.6 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 (POP-3) Zeeland – verder te noemen de Verordening subsidies POP-3 – voor de periode van 30 april 2021 tot en met 28 februari 2023, 17.00 uur.

  • Het subsidieplafond voor de uitvoering van de Lokale Ontwikkelingsstrategie Midden- en Noord-Zeeland voor de gehele openstellingsperiode vast te stellen op € 518.662,28 uit ELFPO middelen.

  • Het subsidieplafond voor de uitvoering van de Lokale Ontwikkelingsstrategie Zeeuws-Vlaanderen voor de gehele openstellingsperiode vast te stellen op € 418.843,54 uit ELFPO middelen.

  • De ELFPO-middelen moeten met eenzelfde bedrag aan nationale overheidsmiddelen aangevuld worden.

A. Definities

Artikel 1 definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    POP-3: Het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma van Nederland in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020

  • b.

    LEADER: subsidieregeling in het kader van hoofdstuk 3 van de Verordening subsidies POP-3

  • c.

    LAG: Lokale Actiegroep, adviesorgaan van het subsidieprogramma, zoals ingesteld bij besluit van gedeputeerde staten d.d. 1 september 2015, nummer 15012246

  • d.

    LOS: Lokale Ontwikkelingsstrategie, het door gedeputeerde staten vastgestelde beleidsdocument voor de uitvoering van het subsidieprogramma

  • e.

    ELFPO: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

B. LAG LEADER Midden- en Noord-Zeeland

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van doelen en resultaten genoemd in de LOS als uitwerking van de volgende thema’s:

  • a.

    Levende landbouw

  • b.

    Samenwerking in de vrijetijdseconomie

  • c.

    Initiatiefkracht van burgers.

C. LAG LEADER Zeeuws-Vlaanderen

Artikel 3 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van doelen en resultaten genoemd in de LOS als uitwerking van de volgende thema’s:

  • a.

    (Landbouw) Producten uit Zeeuws-Vlaanderen

  • b.

    Lerend werken

  • c.

    Zorg voor de streek.

Vrijetijdseconomie maakt deel uit van de bovengenoemde thema’s.

D. Algemene bepalingen

Artikel 4 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publieke rechtspersonen

  • b.

    private rechtspersonen

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid, met name eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, maatschappen

  • d.

    een LAG

  • e.

    de penvoerder van een LAG

  • f.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 5 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 van de Verordening subsidies POP-3 kan subsidie worden verstrekt voor de onderstaande kosten gemaakt ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen een LOS:

  • a.

    De kosten van bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken

  • b.

    De kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa

  • c.

    De kosten van architecten en ingenieurs

  • d.

    De kosten van externe adviseurs

  • e.

    De kosten van haalbaarheidsstudies

  • f.

    De kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware

  • g.

    De kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken

  • h.

    Bijdragen in natura (zie art. 1.11 van de Verordening subsidies POP-3)

  • i.

    Onbetaalde eigen arbeid

  • j.

    Niet verrekenbare of niet compensabele BTW

  • k.

    Personeelskosten (zowel op grond van artikel 1.9 als 1.9a (vereenvoudigde kostenoptie) van de verordening

  • l.

    Voorbereidingskosten

  • m.

    De kosten van roerende zaken

  • n.

    De kosten voor promotie en publiciteit.

  • o.

    Kosten voor projectmanagement en projectadministratie

Artikel 6 hoogte van de subsidie

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient, op het moment van de subsidieverlening, de subsidiebijdrage per project minimaal € 40.000 en maximaal € 300.000 te bedragen.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 60% van de totale subsidiabele kosten waarvan 50% te financieren uit het ELFPO en 50% uit een cofinancieringsbijdrage vanuit een of meer nationale overheden.

  • 3.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het onder lid 2 genoemd percentage van 60%, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

Artikel 7 adviescommissie

In aanvulling op artikel 3.3.6 van de Verordening subsidies POP-3 worden de aanvragen voor subsidie gerangschikt op basis van advies van de LAG. Indien de subsidie aangevraagd wordt door een LAG, de penvoerder van een LAG of door een samenwerkingsverband waarvan de LAG deel uitmaakt, worden de aanvragen gerangschikt op basis van een door gedeputeerde staten ingestelde adviescommissie POP-3.

Artikel 8 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening subsidies POP-3 wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    Indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft.

  • b.

    Indien het project niet past binnen een door gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

Artikel 9 aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag

Onverminderd hetgeen bepaald is in het tweede lid van artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP-3 bevat de aanvraag om subsidie:

  • 1.

    Een projectplan met daarin een omschrijving van de bijdrage van het project aan de thema’s van de LOS. Voor het projectplan moet het format projectplan worden gebruikt dat op de website van de Provincie Zeeland staat www.zeeland.nl/leader

  • 2.

    (een) Intentie of besluit(en) over de toekenning van de cofinanciering. Het (de) besluit(en) moet(en) het subsidiebedrag, het steunpercentage, de subsidiabele kosten, het totale bedrag aan subsidiabele kosten, de naam van het project en de naam van de begunstigden vermelden. Ook dient er een verwijzing in te staan naar de Verordening subsidies POP-3 met een verklaring dat de subsidiebijdrage conform het bepaalde in de Verordening subsidies POP-3 wordt verstrekt.

Artikel 10 bevoorschotting

  • 1.

    Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid van de Verordening subsidies POP-3 bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen over te leggen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP-3 kan één keer per jaar een voorschot verleend op basis van realisatie.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1.25 van de Verordening subsidies POP-3 worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 11 verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 1.27 lid 1 van de Verordening subsidies POP-3 kan de subsidie slechts verstrekt worden indien:

    • a.

      De uitvoeringsperiode maximaal drie jaar is voor projecten die uiterlijk 31 oktober 2021, 17.00 uur ingediend zijn.

    • b.

      De uitvoeringsperiode maximaal twee jaar is voor projecten die in de periode na 31 oktober 2021, 17.00 uur tot uiterlijk 31 december 2022, 17.00 uur ingediend zijn. Projecten die na 31 december 2022 ingediend zijn hebben een uitvoeringsperiode tot uiterlijk 31 december 2024.

    • c.

      Een project waaraan subsidie is verstrekt moet uiterlijk 31 december 2024 zijn uitgevoerd tenzij anders in de beschikking is bepaald.

    • d.

      Voor LEADER Midden- en Noord-Zeeland geldt dat een project moet plaatsvinden in Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, Schouwen-Duiveland, Tholen of St Philipsland of dat de resultaten aantoonbaar in genoemde gebieden terecht komt.

    • e.

      Voor LEADER Zeeuws-Vlaanderen geldt dat een project moet plaatsvinden in Zeeuws-Vlaanderen of dat de resultaten aantoonbaar in Zeeuws-Vlaanderen terecht komt.

  • 2.

    Binnen 3 maanden na realisatie van het project dient een vaststellingsverzoek te worden ingediend.

Artikel 12 indiening

Een aanvraag dient, om in de daaropvolgende periode beoordeeld te worden door de LAG of door de adviescommissie POP-3, compleet en uiterlijk te worden ingediend op 31 mei, 17.00 uur of 31 oktober, 17.00 uur in 2021, op 31 maart 17.00 uur, 30 september, 17.00 uur of 31 december, 17.00 uur in 2022 en op 28 februari, 17.00 uur in 2023.

Artikel 13 selectiecriteria

Gedeputeerde staten hanteren op basis van de selectie door de LAG of door de adviescommissie POP-3 voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening subsidies POP-3 de volgende criteria:

  • 1.

    Draagt het initiatief voldoende bij aan de doelen (thema’s van de LOS) genoemd in artikel 2 en 3.

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de bottom-up aanpak/draagvlak

    • b.

      innovativiteit

    • c.

      samenwerking/netwerk opbouw

    • d.

      publieke private partnerschap

    • e.

      integrale aanpak, multi-sectoraal

    • f.

      overdraagbaarheid.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de organisatiebeschrijving

    • b.

      doeltreffendheid van het project

    • c.

      de expertise van de initiatiefnemer, het realisme van het tijdpad, zijn de vergunningen geregeld

    • d.

      het zicht op continuïteit na afloop van de projectuitvoering

    • e.

      is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners

    • f.

      motivatie van de aanvrager

    • g.

      is er mogelijk sprake van een belangenverstrengeling

    • h.

      ontwikkelt men met het project een nieuw verdienmodel

    • i.

      is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan

    • j.

      zijn toezeggingen en intentie van cofinanciering bijgesloten.

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de balans tussen investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin

    • b.

      de meerwaarde die het project krijgt door gebruikmaking van de LEADER-subsidie

    • c.

      is er zicht op continuïteit en draagkracht/verantwoordelijkheid voor een minimale periode van 5 jaar en verspreiding van resultaten na de vaststelling van het project?

    • d.

      het zicht op continuïteit na realisatie van het project.

Artikel 14 puntenmethodiek

De projecten worden door de LAG of een door gedeputeerde staten ingestelde adviescommissie POP-3 beoordeeld op basis van de in artikel 13 genoemde selectiecriteria waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend:

  • a.

    Het maximum aantal te behalen punten per criterium bedraagt voor:

    • criterium 1: 3 punten

    • criterium 2: 12 punten

    • criterium 3: 6 punten

    • criterium 4: 12 punten

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten per criterium bedraagt voor:

    • criterium 1: 2 punten

    • criterium 2: 8 punten

    • criterium 3: 4 punten

    • criterium 4: 6 punten

  • c.

    Projecten dienen minimaal 20 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 15 inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 16 citeerdeel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit Uitvoering van LEADER-projecten van de lokale groepen Midden- en Noord-Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 20 april 2021

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Toelichting

Algemeen

Op basis van dit openstellingsbesluit kan subsidie worden verleend voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de doelen van de Lokale ontwikkelingsstrategieën van respectievelijk Midden- en Noord- Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen.

De Lokale ontwikkelingsstrategie van Midden- en Noord-Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen zijn te raadplegen op de website van de Provincie Zeeland www.zeeland.nl/leader onder ‘Selectiecriteria Lokale Ontwikkelingsstrategie’.

Voor het LEADER gebied Midden- en Noord-Zeeland adviseert de Lokale actiegroep Midden- en Noord-Zeeland over de ingediende aanvragen om subsidie. Voor het LEADER gebied Zeeuws-Vlaanderen adviseert de Lokale actiegroep Zeeuws Vlaanderen over de ingediende aanvragen om subsidie. Een door gedeputeerde staten ingestelde adviescommissie POP-3 adviseert over subsidie aanvragen wanneer de aanvraag ingediend wordt door een LAG, de penvoerder van een LAG of een samenwerkingsverband waarvan de LAG deel uitmaakt.

Alleen aanvragen om subsidie die, blijkens de beoordelingsformulieren, minimaal in voldoende mate een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Lokale ontwikkelingsstrategie komen voor subsidie in aanmerking.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4 onder f

Voor samenwerkingsverbanden geldt artikel 1.6 van de Verordening subsidies POP-3.

Artikel 5 subsidiabele kosten

Overeenkomstig het bepaalde in de Verordening subsidies POP-3 geldt voor de hieronder genoemde kostensoorten het volgende:

De kosten van bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken

  • 1.

    Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop van de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten.

Bijdragen in natura

  • 1.

    Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, zaken, diensten, grond en onroerende zaken waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

  • 2.

    Bijdragen in natura zijn slechts subsidiabel indien:

    • a.

      de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard; en

    • b.

      er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdrage in natura mogelijk is.

  • 3.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende zaken is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel b, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie.

  • 4.

    Bijdrage in natura in de vorm van verstrekking van gronden en overige onroerende zaken is subsidiabel

    • a.

      voor wat betreft gronden: tot maximaal de percentages genoemd in artikel 1.10;

    • b.

      voor wat betreft overige onroerende zaken: tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 5.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit gronden of onroerende zaken kan een contante betaling worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1,-.

  • 6.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit onbetaalde arbeid van vrijwilligers is de bijdrage slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • 7.

    De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op € 22,- per uur.

  • 8.

    De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, van dit artikel alsmede onbetaalde eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.11a van de Verordening subsidies POP-3 omvat, is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief deze bijdragen in natura.

Onbetaalde eigen arbeid

  • 1.

    Onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,- per uur.

  • 2.

    Onbetaalde eigen arbeid is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

Personeelskosten

  • 1.

    Loonkosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de methodieken berekend tarief:

    • a.

      Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

    • b.

      Een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

Vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten

De vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten houdt dit in dat er over de overige directe kosten binnen het project (alle directe kosten los van de personeelskosten), die geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag, een opslag voor personeelskosten berekend wordt zonder dat hier een administratieve verplichting tegenover staat in de vorm van een onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. Deze opslag wordt berekend door de som van de overige directe kosten binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.

Bijvoorbeeld:

Subsidiepercentage is 60%

Totale subsidiabele overige directe kosten: € 100.000,00

Opslag personeelskosten: € 100.000,00 * 20% * 1.15 = € 23.000,00

Subsidiebedrag: (€ 100.000,00 + € 23.000,00) * 60% = € 73.800

Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

De voorbereidingskosten kunnen uitsluitend bestaan uit:

  • a.

    Kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs.

  • b.

    Kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied.

  • c.

    Kosten van haalbaarheidsstudies.

Artikel 6 hoogte van de subsidie

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 40.000 en maximaal € 300.000. Indien de subsidiabele activiteiten economische activiteiten betreffen in staatssteunrechtelijke zin, dan kan voor deze activiteiten de subsidie niet hoger zijn dan het daarvoor geldende maximum van € 200.000, zoals de de-minimis verordening dit voorschrijft.

De subsidie bedraagt 60% van de totale subsidiabele kosten, bestaande uit ELFPO (50%) en een subsidie van een nationale overheid (50%). 40% van de subsidiabele kosten komen voor rekening van de aanvrager evenals de niet-subsidiabele kosten.

Als de aanvrager minder overheidsfinanciering aanvraagt dan 60% van de totale subsidiabele kosten, wordt dit bedrag beschouwd als de maximale overheidsfinanciering.

Bij de aanvraag om subsidie dient een verplichte cofinancieringsverklaring van een nationale overheidsorganisatie gevoegd te worden. Dit kan zijn: een gemeente, een waterschap, een provincie of het Rijk.

Artikel 11 verplichtingen

Er geldt een maximale uitvoeringstermijn van drie jaren voor projecten die voor 31 oktober 2021, 17.00 uur zijn ingediend. Voor de projecten die na 31 oktober 2021, 17.00 uur zijn ingediend geldt een maximale uitvoeringstermijn van twee jaren. Een project waaraan subsidie is verstrekt moet uiterlijk 31 december 2024 zijn uitgevoerd tenzij anders in de beschikking is bepaald.

Voor LEADER Midden- en Noord-Zeeland geldt dat een project moet plaatsvinden in Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, Schouwen-Duiveland, Tholen of St Philipsland of dat de resultaten aantoonbaar in genoemde gebieden terecht komen. Voor LEADER Zeeuws-Vlaanderen geldt dat een project moet plaatsvinden in Zeeuws-Vlaanderen of dat de resultaten aantoonbaar in Zeeuws-Vlaanderen terecht komen.

Artikel 12 indiening

De projecten die voor 31 mei, 17.00 uur en 31 oktober, 17.00 uur in 2021 en op 31 maart 17.00, 30 september, 17.00 uur en 31 december, 17.00 uur in 2022 zijn ingediend worden door de LAG/adviescommissie POP-3 beoordeeld in de daaropvolgende periode. De LAG/adviescommissie POP-3 selecteert na ieder ijkmoment de beste projecten die in de voorafgaande periode zijn ingediend aan de hand van de in artikel 14 genoemde puntenmethodiek, te beginnen na 31 mei 2021.

Artikel 13 lid 1

Met behulp van de selectiecriteria wordt beoordeeld in hoeverre het project tegemoet komt aan de doelen van de LOS. Een project kan bijdragen aan één of meerdere doelen. Het gaat hierbij om de kwaliteit van de mate waarop wordt bijgedragen, niet om de kwantiteit (aantal) doelen waaraan wordt bijgedragen. Voor Midden- en Noord-Zeeland zijn deze doelen:

  • a.

    Levende landbouw

    • draagt het in voldoende mate bij aan de wens vanuit de agrarische sector om de verbinding tussen de maatschappij en agrarisch ondernemers te versterken?

    • worden er nieuwe samenwerkingsverbanden voor verbreding en verbinding met stedelingen, horeca en natuur en landschap tot stand gebracht?

    • wordt hiermee geanticipeerd op een toekomstig verdienvermogen van de agrarische sector en wordt hiermee een (nieuwe) impuls gegeven aan de regionale economie?

  • b.

    Samenwerking in de vrijetijdseconomie

    • Draagt het project bij tot het tot stand brengen van een gebiedseconomie? Integrale benadering versus individuele ondernemers die ieder voor zich opereren

    • Wordt hiermee de toeristische recreatieve structuur versterkt?

    • Worden er middels (nieuwe) samenwerkingsverbanden mogelijkheden geschapen om voorzieningen voor toeristen en bewoners te integreren?

  • c.

    Initiatiefkracht van burgers

    • Wordt hiermee de capaciteit voor lokale zelforganisatie op het vlak van leefbaarheid en duurzaamheid weer opgebouwd, vernieuwd en versterkt?

    • Is er sprake een initiatief dat het eiland-schaal bereikt boven het niveau van een dorp?

    • Draagt het bij aan een duurzame versterking van het netwerk van bestaande organisaties zoals de Zeeuwse Vereniging van Kleine Kernen, het kader van sportverenigingen en kerken, ouderraden van scholen of van het brede netwerk van commerciële partijen?

Voor Zeeuws-Vlaanderen zijn deze doelen:

  • a.

    (landbouw) producten uit Zeeuws-Vlaanderen

    • draagt het in voldoende mate bij aan de wens om grootschalige akkerbouw te combineren met de mogelijkheden van duurzaamheid, biodiversiteit, toegankelijkheid en zichtbaarheid voor de consument?

    • in hoeverre is hierbij sprake van het leggen van verbindingen tussen kernkwaliteiten van de regio?

    • worden hiermee nieuwe verdienmodellen ontwikkeld?

    • in hoeverre wordt hierbij samengewerkt tussen verschillende partijen in vraag en aanbod zoals voedselproductie, verwerking van producten, innovatieve activiteiten, horeca, consumenten en/of toeristen?

  • b.

    lerend werken

    • in hoeverre worden hiermee nieuwe mogelijkheden geschapen voor jongeren in alle economische sectoren die in Zeeuws Vlaanderen actief zijn?

    • worden hiermee de kansen op onderwijsgebied (optimaal) benut? Zijn er kansen op het scheppen van (nieuwe) inkomens voor jongeren in het gebied?

    • worden hiermee stageplekken of werkervaringsplaatsen gecreëerd?

    • is er in dit kader ook sprake van samenwerking met het onderwijs?

    • is er sprake van vernieuwende technische en economische ontwikkelingen (innovatie) waardoor het onderwijs beter aansluit op de arbeidsmarkt?

  • c.

    zorg voor de streek

    • in hoeverre wordt hiermee de kwaliteit van en leven in kleine kernen versterkt?

    • in hoeverre wordt hiermee de zorg voor zorgbehoevenden in kleine kernen versterkt?

    • in hoeverre is hierbij sprake van nieuwe arrangementen, nieuwe verdienmodellen, slimme samenwerking, mobiliseren van vrijwilligers en het koppelen van jonge mensen aan senioren?

    • wordt er in dit kader ook aandacht geschonken aan het herbestemmen en hergebruiken van gebouwen of anders en levensloopbestendig bouwen?

Vrijetijdseconomie maakt deel uit van bovengenoemde doelen van Zeeuws-Vlaanderen.