Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Jeugdhulp Zeewolde 2018

Geldend van 03-01-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Jeugdhulp Zeewolde 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde:

gelet op de Jeugdwet;

gelet op het op 18 augustus 2014 door de Gemeenteraad van Zeewolde vastgestelde lokale Beleidsplan Jeugdhulp ’Op naar 2015’ inclusief de bijbehorende ‘Verordening Jeugdhulp 2015’;

overwegende dat het college op grond van de verordening verplicht is nadere regels te stellen;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Nadere regels Jeugdhulp Zeewolde 2018, inclusief Bijlage I, Bijlage II en Bijlage III

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • individuele voorziening: de op de jeugdige of zijn ouder toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • jeugdhulp Zeewolde: het organisatieonderdeel van de gemeente Zeewolde dat belast is met de beoordeling van aanvragen in het kader van de Jeugdwet;

  • persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waaronder ook de crisisdienst jeugd;

  • wet: wet inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet);

  • Zorgaanbieder: jeugdhulpaanbieder of aanbieder van preventie volgens de wet onder verantwoordelijkheid van het college.

Artikel 1.2 Uitgangspunten nadere regels

  • 1. De nadere regels gaan uit van het principe dat de burgers van Zeewolde, wanneer er sprake is van een hulpvraag, eerst met behulp van en binnen de eigen sociale omgeving deze behoefte proberen te adresseren.

    • a.

      Verantwoordelijkheid voor het vinden van passende ondersteuning, ligt als eerste bij ouders en jeugdige zelf.

    • b.

      Wanneer een hulpvraag niet of niet voldoende mate geadresseerd kan worden, kunnen ouders en/of jeugdigen een beroep doen op de algemene voorzieningen.

    • c.

      Wanneer algemene voorzieningen niet voldoende blijken om het gewenste resultaat te bereiken, kan de ouder en/of jeugdige een aanvraag doen voor een individuele voorziening (artikel 3.3).

  • 2. Wanneer er sprake is van onveiligheid in fysieke of emotionele zin, voor kinderen of ouders, draagt het college zorg voor passende ondersteuning aan ouders en/of jeugdigen, zodanig dat de veiligheid op zo een kort mogelijke termijn terugkeert in het gezin/huishouden.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemeen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

Artikel 2.2 Algemene voorzieningen jeugd

De algemene voorzieningen jeugd sluiten zoveel mogelijk aan bij de eigen mogelijkheden van ouders/jeugdigen en omvatten in elk geval:

  • a.

    (lichte) opvoedingsondersteuning;

  • b.

    trainingen voor ouders en/of jeugdigen;

  • c.

    informatie en advies (gericht op cliënt), waaronder vraagverheldering en probleemanalyse bij hulpvragen van ouders/jeugdige en ondersteuning bij het opstellen van een ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 3.6;

  • d.

    activering en participatie;

  • e.

    e – health.

Artikel 2.3 Weigering toegang tot een algemene voorziening

Een besluit tot weigering van toegang tot een algemene voorziening wordt binnen één week op schrift gesteld en toegezonden.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Flexibel aanbod

  • 1. Het college draagt zorg voor flexibel aanbod aan jeugdhulp dichtbij ouders en jeugdigen, in de vorm van maatwerk.

  • 2. De ondersteuning die geboden wordt vanuit het flexibel aanbod kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning van, hulp aan of zorg voor jeugdigen en hun ouders gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

    • b.

      het begeleiden van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke

      beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociale problemen met als doel het bevorderen van hun deelname aan het maatschappelijk verkeer en van hun zelfstandig functioneren;

    • c.

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging van jeugdigen;

    • d.

      het ondersteunen van ouders van jeugdigen ter voorkoming van overbelasting (respijtzorg);

    • e.

      het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar de ondersteuning, hulp of

      zorg wordt verleend.

  • 3. Het college draagt om deze ondersteuning te realiseren zorg voor het volgende zorgaanbod:

    • diagnostiek;

    • (dag)behandeling (individueel, gezin en groep);

    • dagbesteding( eventueel inclusief vervoer);

    • begeleiding (individueel, gezin en groep);

    • persoonlijke verzorging;

    • kortdurend verblijf (logeren inclusief begeleiding maximaal 3 etmalen);

    • verblijf pleegzorg;

    • spoedeisende zorg;

    • onderzoek en advies bij huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • gedwongen hulp (jeugdbescherming - of jeugdreclasseringsmaatregel);

    • verblijf jeugdzorg plus;

    • ambulante jeugdhulp en ondersteuning;

    • behandeling jeugd GGZ;

    • gezinsbehandeling jeugd GGZ;

    • Jeugd GGZ Verblijf;

    • Jeugd basis GGZ;

    • Jeugd GGZ Verslavingszorg;

    • behandeling met vervoer voor jeugd LVB;

    • gespecialiseerde behandeling en begeleiding jeugd (L)VB.

Artikel 3.2 Bekendmaking aanbod individuele voorzieningen

Het college stelt beschikbare individuele voorzieningen vast en publiceert deze op een digitaal platform.

Artikel 3.3 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag kan schriftelijk door of namens de jeugdige of de ouder worden gedaan, conform het ter zake bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Indien naar aanleiding van een andersoortig signaal van het bestaan van een hulpvraag is gebleken en door Jeugdhulp Zeewolde ter uitwerking hiervan een ondersteuningsplan is opgesteld, zonder dat er sprake is van een aanvraag als bedoeld in het vorige lid, wordt het desbetreffende plan eveneens als aanvraag beschouwd. In een dergelijk geval is de aanvraag slechts ontvankelijk als het plan is ondertekend door alle gezagsdragers en door de jeugdige, in het geval deze twaalf jaar is of ouder dan twaalf jaar.

  • 3. In uitzondering op het bepaalde in het voorgaande lid kan, in geval van het onverantwoord lang uitblijven van ondertekening door alle aldaar bedoelde personen, ondertekening door één gezagsdrager voldoende worden geacht voor behandeling van de aanvraag. Wanneer van een dergelijke situatie sprake is, is ter gemotiveerde beoordeling aan de medewerker van Jeugdhulp Zeewolde. In dat geval dient de medewerker onverwijld zorg te dragen voor ondertekening door de persoon of personen van wie de handtekening ontbreekt of ontbreken.

Artikel 3.4 Toegangsbeoordeling door Jeugdhulp Zeewolde

  • 1. De toegangsbeoordeling van aanvragen voor jeugdhulp in het kader van de wet vindt plaats door de bij Jeugdhulp Zeewolde werkzame casemanager jeugd, onverminderd de mogelijkheid van verwijzing naar jeugdhulp door de in de wet rechtstreeks aangewezen personen en instanties.

  • 2. De casemanager jeugd is een generalistisch ingestelde en SKJ-geregistreerde medewerker van Jeugdhulp Zeewolde.

  • 3. De casemanager jeugd onderzoekt in het kader van de in het eerste lid bedoelde toegangsbeoordeling de aan de aanvraag ten grondslag liggende situatie, waarbij zowel mondelinge als schriftelijke informatie-inwinning noodzakelijk kan zijn. In dit verband beoordeelt de casemanager jeugd onder meer hoe de afhandeling van de aanvraag verder vorm dient te worden gegeven, al dan niet met inschakeling van aan Jeugdhulp Zeewolde verbonden meer specialistisch georiënteerde medewerkers en al dan niet door afhandeling in multidisciplinair verband.

  • 4. Bij het in het vorige lid bedoelde onderzoek beoordeelt de casemanager jeugd tevens of inwinning van een extern deskundigenadvies noodzakelijk wordt geacht.

  • 5. In het onderzoek dat de casemanager jeugd verricht, wordt, voor zover mogelijk, gesproken met beide gezaghebbende ouders en de jeugdige.

  • 6. Het onderzoek wordt afgesloten met een ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 3.6, dat de basis vormt voor de in het volgende artikel bedoelde beschikking. Dit ondersteuningsplan bevat ten minste de volgende gegevens:

    • -

      datum opstelling van het plan;

    • -

      BSN-nummer jeugdige;

    • -

      naam, geboortedatum, adres, woonplaats jeugdige;

    • -

      verwijzing naar bijbehorend ondersteuningsplan;

    • -

      namen, geboortedatum, adres, woonplaats gezagsdrager(s);

    • -

      de zorgcategorie;

    • -

      de (beoogde) zorgaanbieder;

    • -

      de kosten van het zorgaanbod;

    • -

      financieringsadvies: Zorg in Natura of PGB;

    • -

      de beoogde start- en einddatum zorg.

  • 7. Indien uit het onderzoek blijkt dat een individuele voorziening noodzakelijk is, wordt de omvang daarvan mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij het ontbreken van een zodanige maatstaf, door wat in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.

Artikel 3.5 Besluit

  • 1. Het college besluit uiterlijk binnen acht weken na dagtekening van de aanvraag als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid. Het college kan deze termijn met acht weken verlengen.

  • 2. De zorgaanbieder van een individuele voorziening start, onverminderd het bepaalde in 7.3.4 van de wet, de behandeling of hulp slechts nadat het besluit bedoeld in lid 1, genomen is.

  • 3. In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan afgeweken worden van het gestelde in het eerste lid. Het besluit dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen acht weken na de start van de hulp, verkregen te worden.

Artikel 3.6 Ondersteuningsplan

  • 1. In het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 3.4 wordt een ondersteuningsplan opgesteld door de casemanager jeugd. Het ondersteuningsplan dient ertoe het gezin te ondersteunen in zijn ontwikkelingsproces. Het is een dynamisch plan dat wordt aangepast op basis van ervaringen en bereikte (of niet/deels bereikte) resultaten.

  • 2. Een ondersteuningsplan is een gezinsgericht plan en is voorts gericht op coördinatie en ondersteuning van de hulpverlening rond een gezin, wanneer er meerdere hulpverleners bij betrokken zijn.

  • 3. In een ondersteuningsplan komen onder meer de volgende elementen aan bod (een en ander voor zover nuttig en nodig in het kader van de hulpvraag):

    • a.

      hulpvraag;

    • b.

      achtergrond hulpvraag (per persoon/gezin);

    • c.

      mogelijkheden eigen kracht en sociaal netwerk;

    • d.

      veiligheid en herstel (volgens het handelingsprotocol Veilig Thuis en de Meldcode);

    • e.

      risico- en beschermingsfactoren;

    • f.

      eerdere hulpverlening of ondersteuning en de resultaten van deze hulpverlening;

    • g.

      gewenste ondersteuning per persoon/gezin, nader uitgewerkt in:

      • 1.

        gewenst zorgaanbod;

      • 2.

        beoogde en concrete resultaten;

      • 3.

        beoogde tijdsplanning resultaten;

    • h.

      indien er sprake is van een PGB-aanvraag, geldt het bepaalde in artikel 3.8 omtrent de aanvraag van een persoonsgebonden budget.

Artikel 3.7 Casemanager jeugd

De casemanager jeugd heeft naast diens in artikel 3.4 beschreven rol in de toegangsbeoordeling tevens de verantwoordelijkheid voor het op de hoogte houden van relevante bij het gezin betrokken partijen over wat zij vanuit hun betrokkenheid behoren te weten. Het gaat hierbij onder andere over de huisarts, het onderwijs en de betrokken hulpverleners.

Artikel 3.8 Aanvraag persoonsgebonden budget

Indien een aanvraag voor een PGB wordt gedaan, omvat deze, naast het bepaalde in artikel 8.1.1 van de wet en artikel 3.10 van deze nadere regels, in elk geval:

  • a.

    een ondersteuningsplan;

  • b.

    de beoogde uitvoerder en een begroting van de uitvoeringskosten;

  • c.

    de kwalificaties van de uitvoerder.

Artikel 3.9 Criteria individuele voorzieningen

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe, indien en voor zover vastgesteld is dat:

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

    • b.

      de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, al dan niet in het kader van gebruikelijke hulp als bedoeld in het derde lid, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • c.

      een algemene voorziening die niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag te beantwoorden.

  • 2. Hierbij houdt het college rekening met:

    • a.

      de godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3. De beoordeling van gebruikelijke hulp wordt gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 4 van de CIZ Indicatiewijzer, een en ander voor zover het een voorziening betreft die nu onder de Jeugdwet valt en voor zover van toepassing op de jeugdige. Daarbij geldt dat er – in aanvulling op de door het CIZ gepubliceerde tekst in versie 7.1 van de Indicatiewijzer van juli 2014 – van uitgegaan wordt dat, naast de activiteiten die specifiek zijn benoemd in bijlage II bij deze nadere regels de gebruikelijke zorg in aanvulling daarop en ter uitwerking van het beginsel van eigen kracht dat is neergelegd in artikel 2.3 lid 1 van de wet tevens geacht wordt gemiddeld één uur per dag te omvatten.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het derde lid dient de CIZ Indicatiewijzer ten aanzien van kortdurende en langdurige situaties zo te worden gelezen dat voor 'drie maanden' wordt gelezen 'zes maanden'.

  • 5. Met instemming van de jeugdige of zijn ouders kan, vooruitlopend op nieuw vast te stellen beleid een voorziening worden verstrekt waarbij gemotiveerd wordt afgeweken van het bepaalde in lid 3.

Artikel 3.10 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget

  • 1. Het college kent in aanvulling op artikel 3.9 een persoonsgebonden budget toe als:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake en op eigen kracht dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      voldoende is gemotiveerd dat een individuele voorziening in natura niet passend en toereikend wordt geacht;

    • c.

      gewaarborgd is dat de voorziening die met het persoonsgebonden budget betaald wordt, van goede kwaliteit is.

  • 2. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren, indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een persoonsgebonden budget is verleend en door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarden.

  • 3. De volgende vormen van ondersteuning, zorg of dienstverlening zijn uitgesloten van financiering via een persoonsgebonden budget (zie bijlage I voor een nadere toelichting):

    • a.

      bemiddelingskosten;

    • b.

      administratie (inclusief meerkosten vanwege het vervallen van de mogelijkheid van automatische incasso door de zorgverlener als gevolg van het trekkingsrecht);

    • c.

      coördinatie van de inzet van het persoonsgebonden budget;

    • d.

      crisishulp/crisisopvang/spoedeisende zorg;

    • e.

      pleegzorg;

    • f.

      reiskosten;

    • g.

      feestdagenuitkeringen aan de zorgverlener.

  • 4. Het college kent een persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning vanuit het sociale netwerk alleen toe:

    • a.

      voor zorg zoals genoemd in artikel 3.1 tweede lid onderdeel b tot en met d;

    • b.

      indien de jeugdige of zijn ouders voldoende motiveert waarom dit tot een gelijk of beter resultaat leidt dan de inzet van een professionele zorgverlener;

    • c.

      indien de persoon uit het sociale netwerk die zorg verleent in voldoende mate heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige voor hem niet leidt tot overbelasting;

    • d.

      voor zover de persoon uit het sociale netwerk geen handelingen verricht die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden.

  • 5. Voor de vaststelling van het tarief ten bate van het persoonsgebonden budget wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën hulpverleners. Dit zijn:

    • -

      door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders;

    • -

      zelfstandige professionals (zzp’ers) en niet-professionele zorgverleners.

  • 6. In bijlage III worden de bijbehorende tarieven genoemd per categorie hulpverleners. Deze bijlage maakt integraal deel uit van deze nadere regels.

Hoofdstuk 4 Kwaliteitscriteria

Artikel 4.1 Jeugdhulpaanbieders

  • 1. De aanbieder houdt zich aan de norm van verantwoorde hulp, waaronder de verplichting om geregistreerde professionals in de zetten. Medewerkers zijn zodanig ervaren en/of gekwalificeerd dat zij jeugdigen en/of hun (pleeg)ouders kunnen begeleiden en ondersteunen, ook bij specifieke en complexe problematiek.

  • 2. De aanbieder sluit aan bij de visie, uitgangspunten en werkwijze van de gemeente, zoals geformuleerd in het jeugdbeleid, de verordening en de nadere regels.

  • 3. De aanbieder draagt zorg voor systematische kwaliteitsbewaking.

  • 4. De aanbieder beschikt voor al haar rechtstreeks bij de jeugdhulp betrokken medewerkers over een actuele Verklaring Omtrent Gedrag (VOG).

  • 5. De aanbieder:

    • a.

      draagt er zorg voor dat haar medewerkers werken volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en bevordert de kennis over en het gebruik van de meldcode door het personeel;

    • b.

      draagt er zorg voor dat haar HBO-personeel is geregistreerd als jeugdhulpprofessional of een aantoonbare aanvraag heeft ingediend om als jeugdhulpprofessional geregistreerd te worden en dat MBO-personeel altijd onder verantwoordelijkheid van een HBO-geschoolde en geregistreerde medewerker werkt;

    • c.

      stelt een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan en geeft de vertrouwenspersoon voldoende gelegenheid zijn taak uit te voeren;

    • d.

      werkt mee aan inspecties en controles en geeft opvolging aan aanbevelingen die hieruit naar voren komen;

    • e.

      heeft kennis van en handelt naar de uitgangspunten van de nota van de commissie Rouvoet: “Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg”.

  • 6. De aanbieder informeert het college over de aard en de inhoud van elke melding aan de inspectie op grond van artikel 4.1.8 van de Jeugdwet.

  • 7. De (verblijfs-)locaties van de aanbieder voldoen aan alle wettelijke (veiligheids)eisen.

  • 8. De aanbieder registreert zijn betrokkenheid bij een gezin/jeugdige in Esar (Verwijsindex Risicojongeren voor Flevoland).

Artikel 4.2 Aanvullende regels voor professionals, niet in dienst bij een jeugdhulpaanbieder

  • 1. De hulpverlener moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

  • 2. De hulpverlener moet, voor zover de aard van de dienstverlening dit vereist, beschikken over een SKJ-registratie.

  • 3. De hulpverlener beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag van maximaal een jaar oud.

Hoofdstuk 5 Klachten

Artikel 5.1 Klachtenregeling

  • 1. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten een regeling treffen voor de behandeling van klachten die betrekking hebben op gedragingen van hun medewerkers bij de uitoefening van hun taken. Wanneer er sprake is van een ketenaanpak, dan wel wanneer er onduidelijkheid bestaat over de vraag wie de klacht in behandeling moet nemen, is het college verantwoordelijk voor de klachtafhandeling.

  • 2. Ten aanzien van klachten betreffende het functioneren van medewerkers van Jeugdhulp Zeewolde is de klachtenprocedure van de gemeente van toepassing, waarbij de leidinggevende als bedoeld in het klachtenreglement het hoofd van de afdeling Samenleving is.

Hoofdstuk 6 Beleidsparticipatie

Artikel 6.1 Burgertafel sociaal domein

Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 10 lid 4 van de Verordening Jeugdhulp Zeewolde 2015 wordt aansluiting gezocht bij het bepaalde in de Verordening Burgertafel Sociaal Domein Zeewolde 2017.

Hoofdstuk 7 Privacy

Artikel 7.1 Privacy

  • 1. Het college wil integrale dienstverlening bieden aan inwoners in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), de Jeugdwet en de Participatiewet. Daarvoor is het kunnen verwerken en delen van gegevens binnen, en indien noodzakelijk over, domeinen een randvoorwaarde. Het college is daarbij op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp, tot 25 mei 2018) en vanaf 25 mei 2018 op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg) verantwoordelijk voor de zorgvuldigheid van de gegevensverwerking die door of namens het college plaatsvindt. Het college stelt eisen aan de beveiliging en de borging van de privacy.

  • 2. Teneinde de samenwerking tussen hulpverleners en de regievoering door het college zo goed mogelijk te kunnen doen verlopen is verwerking van persoonsgegevens over de jeugdige of de ouder nodig. In overeenstemming met het bepaalde in de Wbp en de Avg heeft de jeugdige of de ouder inzicht in welke persoonsgegevens worden verwerkt, welke personen hierbij betrokken zijn en bij wie hij terecht kan om zijn (privacy)rechten uit te oefenen. Belangrijk bij de gegevensuitwisseling door professionals in het jeugddomein zijn de principes van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. In de uitvoering van het voorgaande komt bijzondere betekenis toe aan de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 3. Het college is voor de wijze waarop het hieraan invulling geeft verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.  

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 8.2 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen bepalingen van deze nadere regels buiten toepassing laten, indien deze tot onbillijkheden van overwegende aard kunnen leiden.

Artikel 8.3 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2018.

Artikel 8.4 Intrekking vorige nadere regels

De Nadere regels Jeugdhulp Zeewolde worden ingetrokken op 1 januari 2018.

Artikel 8.5 Overgangsrecht

  • 1. Op elke aanvraag, waarop bij inwerkingtreding van deze nadere regels nog niet is beslist, wordt beslist met inachtneming van de Nadere regels Jeugdhulp Zeewolde (2018).

  • 2. Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing in geval een bezwaarschrift is ingediend, waarop bij inwerkingtreding van deze nadere regels nog niet is beslist.

Artikel 8.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Nadere regels Jeugdhulp Zeewolde 2018.

Bijlage l: nadere toelichting op persoonsgebonden budget

Bemiddelingskosten

Bemiddelingskosten voor het verkrijgen van een persoonsgebonden budget komen niet voor vergoeding uit het PGB in aanmerking.

Administratie

De doorlopende administratiekosten die de budgethouder bij derden heeft belegd, komen niet voor vergoeding uit het PGB in aanmerking. De PGB-administratie doet een budgethouder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het PGB te ontvangen. Met de invoering van het trekkingsrecht worden de administratieve lasten beperkt.

Als gevolg van de invoering van het trekkingsrecht kan met een zorgverlener geen automatische incasso meer worden afgesproken. De mogelijke meerkosten die facturering met zich meebrengt, kunnen niet afzonderlijk worden voldaan vanuit het PGB.

Coördinatie

Een budgethouder komt in principe alleen in aanmerking voor een PGB als hij zelf (of een vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Coördinatie kan dan ook niet betaald worden vanuit het PGB, deze activiteit voert de budgethouder immers zelf uit of is belegd bij een vertegenwoordiger.

Crisishulp/ crisisopvang/ spoedeisende zorg

Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet, is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het PGB te bepalen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een PGB te ontvangen.

Zware vormen van ondersteuning

Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals gespecialiseerde (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden of de jeugdige of de ouder regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfel zal geen PGB voor deze zorgvormen worden toegekend.

Reiskosten van een zorgverlener

Reiskosten van een zorgverlener worden in principe niet vergoed. Deze kosten dienen door de zorgverlener te worden meegenomen in het uurtarief.

Feestdagenuitkeringen aan de zorgverlener

Feestdagenuitkeringen aan een zorgverlener kunnen niet afzonderlijk worden voldaan uit het PGB. Deze kosten dienen door de zorgverlener te worden meegenomen in het uurtarief.

Progressiviteit van het ziektebeeld / kinderen in de groei

Op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld kunnen de aangevraagde hulpmiddelen en woningaanpassingen zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dienen te worden dat deze verstrekkingen zich daardoor niet lenen voor een persoonsgebonden budget. Dit kan ook gelden voor voorzieningen voor kinderen in de groei. Per situatie wordt beoordeeld of deze uitsluiting van het PGB van toepassing is.

Besteding PGB-budget op basis van beschikte zorgbudget

Op het moment dat een PGB-budget is opgebouwd op basis van verschillende in PGB-vorm toegekende zorgvormen (bijvoorbeeld: individuele begeleiding door het sociale netwerk enerzijds en begeleiding groep anderzijds), dan is het niet toegestaan om deelbudget in te zetten in het kader van een andere zorgvorm met een bijbehorend ander deelbudget. Dit heeft te maken met de andere (sub)doelen die met de verschillende deelbudgetten worden nagestreefd. Daar waar de PGB-houder of diens ouder(s) van mening is/zijn dat het verschuiven van de schotten wenselijk is, kan hierover in contact worden getreden met het college. De eerdere toekenning kan dan bij gebleken noodzaak dienovereenkomstig worden aangepast. Zonder instemming van het college is het zelfstandig ontschotten echter niet toegestaan om eerdergenoemde reden.

Bijlage ll: Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot jeugdhulp

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op

  • gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang; hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben in afnemende mate hulp en toezicht nodig bij hun persoonlijke verzorging;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig.

Bijlage lll: PGB tarieven

afbeelding binnen de regeling