Regeling vervallen per 01-01-2015

Bomenverordening 2005

Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2014

Bomenverordening 2005

De raad van de gemeente Zeist;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 februari 2005;

B e s l u i t:

Vast te stellen de Bomenverordening 2005.

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. boom: een dood of levend houtachtig, overblijvend gewas met een diameter van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam.

b.omgevingsvergunningplichtige boom: een omgevingsvergunningplichtige boom heeft een diameter van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;

c. houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal;

d. hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

e. knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

f. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

g. boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden via taxatie van de boom; door vermenigvuldiging van verschillende factoren, zoals de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld, de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2, de standplaatswaarde, de conditiewaarde, de waarde van de plantwijze, enz., één en ander bekend onder de naam "Methode Raad", overeenkomstig de bij de toepassing van deze verordening laatst bekende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen;

h. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.)Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

i.iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de

soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus;

  • j.

    snoeien: onderhoudssnoei;

    • -

      begeleidingssnoei bij jonge bomen en/of ingrepen in de tijdelijke kroon van jonge bomen (waaronder toppen en knotten/kandalaberen), of;

    • -

      bij volwassen bomen: verwijderen van dood hout en zorgen voor lichttoetreding in de kroon, maar geen toppen;

  • k.

    toppen: een vorm van snoei waarbij de bovenkant, met groeipunten, wordt verwijderd;

  • l.

    diameter: stamdoorsnede, stamdikte;

  • m.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

    n. bomenfonds: het fonds voor instandhouding en uitbreiding van houtopstanden;

    o. beschermwaardige bomen: bomen die van extra groot belang zijn door de waarde die zij vertegenwoordigen op het gebied van bijv. cultuurhistorie, ecologie, beleving of andere waarden;

    p. weggebruikers: bestuurders ingevolge de wegenverkeerswet en voetgangers;

  • q.

    beeldbepalende boom: nadrukkelijk in het straatbeeld aanwezige boom en/of boom met een hoge belevingswaarde;

  • r.

    inboet: het planten van een nieuwe boom op een plek waar eerst een andere boom stond, omdat de andere boom niet is aangeslagen of dood is gegaan;

  • s.

    watermerkziekte: besmettelijke ziekte voor wilgen, veroorzaakt door een bacterie;

  • t.

    bacterievuur: besmettelijke ziekte voor bloesembomen, veroorzaakt door een bacterie;

  • u.

    dunning: een vorm van bosbeheer waarbij periodiek 25% tot maximaal 60% van het areaal wordt geveld en waarbij de kronen zich gewoonlijk na drie jaar weer sluiten;

  • v.

    dendrologisch waardevol: waardevol voor de boomkunde, leer van de houtachtige gewassen;

  • w.

    monumentale structuur: attentiegebieden overeenkomstig de bij de toepassing van deze verordening laatst bekende gemeentelijke monumentale structurenkaart;

  • x.

    kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

  • y.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

    • 2.

      In deze verordening wordt onder het vellen mede verstaan kappen, kandelaberen, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.  

ARTIKEL 2 Kapverbod

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet indien het betreft:

a. populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

b. fruitbomen in boomgaarden en windschermen om boomgaarden;

c. fijnsparren of  andere naaldbomen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

d. kweekgoed;

e. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

– ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

– ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

a. een houtopstand die op een hoogte van 1,3 meter boven het maaiveld een diameter heeft van minder dan 20 centimeter, tenzij de betreffende houtopstand is geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in artikel 8 lid 1 en artikel 9 lid 1 van deze verordening.

  • b.

    een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8 en 9 van deze verordening;

    c. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    d. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

  • e.

    het periodiek snoeien van de houtopstand.

    4. a. Het bevoegd gezag kan besluiten in het geval zich de urgentie tot onmiddellijke kap voordoet over te gaan tot noodkap. Het besluit treedt onmiddellijk in werking en wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bekend gemaakt.

  • b.

    Van noodkap is in ieder geval sprake indien de houtopstand wegens ziekte besmettingsgevaar oplevert of het een dode/terminale/onstabiele boom betreft die direct gevaar oplevert voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel of weggebruikers.

Artikel 3 Beschermwaardige bomen

1. Bomen kunnen bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden als beschermwaardige bomen aangemerkt worden als ze voldoen aan criterium a of b en aan twee van de overige criteria:

a. leeftijd is minimaal 80 jaar;

b. de boom maakt deel uit van een beschermde monumentale structuur, een beschermddorpsgezicht of een monument (ook vervangende jonge bomen; voor de duurzame instandhouding van de monumentale structuur of monument);

c. de boom is onvervangbaar voor het karakter van de omgeving: zonder de boom is de omgeving niet meer compleet: hierin spelen de begrippen “ensemble-waarde” en cultuurhistorische waarde mee;

d. de boom is van Zeister belang: typerend voor de Zeister situatie of zeldzaam in de Zeister situatie (zoals boslandschap, buitenplaatsen, weidelandschap e.d.; vaak gerelateerd aan landschapskenmerken);

e. verschijning is beeldbepalend: de boom is een blikvanger in de omgeving;

f. de boom maakt deel uit van de hoofd-groenstructuur zoals beschreven in het bij de toepassing van deze verordening laatst bekende gemeentelijke groenstructuurplan;

g. de boom is wetenschappelijk van grote waarde, omdat het een bijzonder zuivere vertegenwoordiger van één soort betreft (genenreservoir);

h. de boom is dendrologisch van grote waarde, vanwege soort en variëteit in combinatie met leeftijd, grootte en zeldzaamheid;

i. de boom is cultuurhistorisch waardevol;

j. onderdeel van de ontworpen parkaanleg bij een buitenplaats;

k. onderdeel van een zichtas;

l. herdenkingsboom; geplant ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis (bijvoorbeeld geboorte van een prins of prinses, een huwelijk, een jubileum); deze bomen zijn vaak ook geadopteerd, bijvoorbeeld door een school;

m. markeringsboom; geplant ter markering, zoals grensbomen in het agrarisch gebied, of bakenbomen langs de rivieren; heeft te maken met de nederzettingsgeschiedenis;

n. kruis/ kapelboom; geplant naast een kapel of kruisbeeld om de locatie te benadrukken;

o. boom met een bijzondere snoeivorm, bijvoorbeeld kunstsnoeivorm of oude doorgegroeide hakhoutstoven;

p. bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken bijvoorbeeld twee- of meerstammig;

q. de boom is van een grote waarde omdat het een bijzonder ras is, bijvoorbeeld de sterappel.

2. Indien een boom is geplant met geld uit het Bomenfonds, dient deze boom bij de beoordeling van de aanvraag om kapvergunning als beschermwaardige boom aangemerkt te worden;

3. Voor een beschermwaardige boom wordt geen omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden verleend, tenzij:

a. De boom dood is en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

b. De boom een dodelijke boomziekte of aantasting heeft en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

c. Het vellen van de boom noodzakelijk is ten behoeve van duurzame instandhouding van een monumentale structuur, een laan of een monument; d. De boom moet wijken voor een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan.

4. Bij een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

voor een beschermwaardige boom wordt altijd een herplantplicht opgelegd.

5. Het bevoegd gezag kan bij bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in lid 3.

ARTIKEL 4 Aanvraag vergunning

1. De vergunning moet met gebruikmaking van een daarvoor bedoeld aanvraagformulier en onder bijvoeging van in ieder geval een duidelijke situatieschets worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. Het college kan nadere eisen stellen.

2. Wanneer de regiomanager van de Directie Uitvoering Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

ARTIKEL 5 Weigeringsgronden/voorwaardelijke vergunning

1. Een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

wordt geweigerd, tenzij uit de afweging van de in het geding zijnde belangen blijkt dat het belang van velling van de houtopstand groter is dan het belang van handhaving van de houtopstand.

2. Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan welonder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

a. natuurwaarden van de houtopstand;

b. landschappelijke waarden van de houtopstand;

c. cultuurhistorische waarden van de houtopstand;

d. beeldbepalende waarden van de houtopstand;

e. de waarden van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

f. waarden voor leefbaarheid van de houtopstand.

ARTIKEL 6 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

1. Van eenvergunning mag eerst in de volgendegevallen gebruik worden gemaakt:

a. na het verstrijken van de bezwaartermijn (van 6 weken), en indien bezwaar is ingesteld, na 2 weken na het bekend maken van de beslissing op het bezwaar, en;

b. indien de samenhangende vergunning (bijvoorbeeld bouw, sloop, uitweg, of aanleg) is verleend, en;

c. indien de samenhangende monumentenvergunning onherroepelijk is, danwel krachtens rechterlijke uitspraak de opschorting van de werking van de vergunning is opgeheven.

2. Het in het eerste lid bepaalde wordt in een vergunning als bedoeld in artikel 2 eerste lid, vermeld.

ARTIKEL 7 Vervaltermijn vergunning

ARTIKEL 7 Vervaltermijn vergunning

1. De vergunning als bedoeld in artikel 2 vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning volledig gebruik is gemaakt. De termijn wordt met maximaal één jaar verlengd als de samenhangende vergunning(en) zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onder b en c. niet is (zijn) verleend binnen één jaar na afgifte van de vergunning als bedoeld in artikel 2.

2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, geldt de in lid 1 genoemde termijn voor alle bomen, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

ARTIKEL 8 Bijzondere vergunningsvoorschriften

1. Aan de vergunning of het besluit noodkap kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Hetbevoegd gezag legt in ieder geval een herplantplicht op in het geval van;

a. beschermwaardige bomen;

b. in bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter, zoals aangegeven op de bij de verordening horende kaart N1, bij een diameter vanaf 20 cm. Het college kan deze kaart wijzigen met toepassing van de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb;

c. bomen met een diameter vanaf 35 cm.

2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting (via een inboetverplichting) moet worden vervangen.

3. Indien uitvoering van plicht tot herplant niet mogelijk is of redelijkerwijs onvoldoende compensatie biedt voor de te vellen houtopstand kan aan de vergunning het voorschrift verbonden worden dat de houtopstand niet mag worden geveld voordat een bedrag gelijk aan de herplantwaarde in het ‘Bomenfonds’ is gestort. Het maximale compensatiebedrag voor de herplantplicht wordt jaarlijks per 1 januari aangepast op basis van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie, reeks voor werknemersgezinnen (basis is 2005=100). Het bevoegd gezag kan besluiten in voorkomende gevallen af te wijken.

4. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in, op en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

5. De vergunning of het besluit noodkap is zaakgebonden.

ARTIKEL 9 Instandhoudingsplicht

1 Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 2 van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag, onverminderd het bepaalde in artikel 15, aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde herbeplanting moet worden vervangen

ARTIKEL 10 Bestrijding van iepziekte

1. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wet houders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen en;

b. de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen of;

c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, met uitzondering van geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een diameter van minder dan 4 centimeter. Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde verbod.

ARTIKEL11 Bescherming bomen

1.Het is verboden om aanhoutopstanden, die gemeentelijk eigendom zijn;- snoeiwerk te verrichten, tenzij het snoeiwerk wordt verricht door of namens de gemeente. - één of meer voorwerpen aan te brengen of anderszins te bevestigen.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

ARTIKEL 12 Bomenfonds

De compensatiebedragen voor herplantplichtige bomen die gestort worden in het bomenfonds mogen slechts worden gebruikt ten behoeve van de uitbreiding en handhaving van de in de gemeente bestaande houtopstanden.

ARTIKEL 13 Uitzicht belemmerende beplanting

De zakelijk gerechtigde van een boom, heg, struik  of andere beplanting die aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college, binnen een door haar te stellen termijn en overeenkomstig haar aanwijzingen.

ARTIKEL 14 Vaststelling afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 42 van het vijfde boek van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters.

STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 15 Rechtsopvolging

Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde of vierde lid, of in artikel 9, eerste of tweede lid, is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 lid 1 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

ARTIKEL 16 StrafbepalingHij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 10, tweede lid en artikel 13, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

ARTIKEL 17 Intrekking of wijziging van de vergunning

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 18 Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegde bestuursorgaan aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren.

ARTIKEL 19 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

ARTIKEL 20 Overgangsbepaling

De aanvragen om een vergunning, als bedoeld in artikel 2.1, die zijn ingediend voor 1 oktober 2010, worden afgehandeld volgens het recht, zoals dat gold voor het tijdstip, waarop de wijzigingsverordening van 7 september 2010 in werking is getreden 

ARTIKEL 21 Slotbepaling1.

1. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Bomenverordening 2005”.

2. Zij treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet.

3. Op datzelfde tijdstip vervalt de afdeling 5 van hoofdstuk 4 van de APV, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 september 2002 en beperkt gewijzigd op 28 juni 2004, alsmede de ‘Beleidsregels voor kapvergunningaanvragen’ vastgesteld door het college op 12 augustus 2003.

4. De beleidsnota ‘Bomen in Zeist’ overeenkomstig de bij de toepassing van deze verordening laatst bekende versie is van toepassing voor zover deze aanvullend is op de Bomenverordening 2005 en de daarbij behorende toelichting.

Toelichting

1.1.a (artikel.lid.sub) Opgenomen is de definitie van het begrip boom vanwege de discussie over wat wel en geen boom is (vooral bij meerstammigheid). Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan; mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora's, e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 10 cm doorsnede is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend hoeft de minimumgrootte niet te gelden voor aanplant in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 10 cm en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van "boomgelijke" struiken blijkt dringend gewenst rond landgoederen en in stedelijke parken.

1.1.d De hakhoutdefinitie is opgenomen, omdat nog steeds, zij het sporadisch, dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. Nieuw is "boomvormers", of: opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard of omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom. 1.1.e/x De definitie van knotten/kandelaberen is op verzoek van vele gemeenten opgenomen in de modelbomenverordening 1995 van de Bomenstichting. Deze begripsomschrijving is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. Deze definitie vult nader de mogelijkheid aan om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 3 sub c van deze verordening. Ook voor de vakkundige begrenzing van het "geknot" als vermeld in artikel 2 lid 2 sub a is deze definitie nuttig.

1.1.f Toegevoegd wordt de boomwaardebepaling aangezien een landelijke eenheid in financiële benadering dringend gewenst is en deze methode de meest gebruikte blijkt. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt ook de rechter steeds meer de boomwaarde (methode Raad) te erkennen, zowel voor gemeentelijke- als voor particuliere bomen. Belangrijk blijkt in een concreet geval een goede motivering en doelstelling van gekozen waardebepaling. 

1.1.f MethodeRaad De methode Raad, in 1970 ontwikkelt door ir. A. Raad, kan worden gebruikt bij het beschermen van bomen. Met deze methode is het mogelijk om de waarde van een boom in geld uit te drukken. De richtlijnen worden echter vrijwel jaarlijks geactualiseerd. Beoogd is steeds de laatst bekende richtlijnen van toepassing te laten zijn.

1.2 Om ook op te kunnen treden tegen ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen, omvat het tweede lid ook handelingen die "zowel boven- als ondergronds" die de houtopstand kunnen doden of deze kunnen beschadigen dan wel ontsieren. De expliciete, ondergrondse bescherming lijkt nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk wetboek. Belangrijk is in dit verband de uitspraak van de Hoge Raad van 15/12/1992 (ongepubliceerd/JBR) in de zaak Slootjes. De Hoge Raad stelde dat ook het vakkundig, rigoureus knotten tot stam met uitsteeksels (het zgn. kandelaren of kandelaberen) beschadigen in de zin van dit artikel kan zijn en dan dus kapvergunningplichtig is.  

2.1 De woorden “anders dan bij wijze van dunning” zijn vervallen; zie toelichting bij artikel 1 onder c.

2.2 Bij de parlementaire behandeling van de Boswet is gebleken dat met deze wet niet is beoogd het bedrijfseconomisch of bosbouwkundig exploiteren van houtopstand te beperken. Derhalve is een dergelijke exploitatie van houtopstanden uitgezonderd van het vereiste van een kapvergunning. Bewust wordt in deze formulering niet gesproken van "om bosbouwkundige of bedrijfseconomische motieven/redenen geëxploiteerd", omdat iemands motieven en redenen moeilijk te bewijzen zijn. Het betreft hier immers een strafbepaling, zodat die motieven/redenen bewezen moeten kunnen worden aangezien een en ander deel uit kan maken van een te bewijzen tenlastelegging.

Eveneens is afgezien van "houtopstanden, die deel uitmaken van het vermogen van een op bosbouw-, hout- of fruitteelt gerichte onderneming". Deze laatste formulering lijkt toch te beperkt, omdat bomen ook buiten een onderneming om geëxploiteerd kunnen worden. Onder b. is vruchtbomen veranderd in fruitbomen, als een nadere invulling van het afbakenend begrip vruchtbomen van artikel 1 lid 4 onder e van de Boswet. Bijna iedere boom is immers letterlijk een vrucht(dragende) boom. Met deze aanpassing is bedoeld een einde te maken aan de jurisprudentie, waarin de rechter soms alle vruchtbomen vogelvrij verklaarde, dan wel bijvoorbeeld notenbomen als vruchtbomen in de zin van dit artikel beschouwde (bijv. Kb. 24.10.1986, nr. 43, M & R 187/8, blz.297). Daarom is ook nader gespecificeerd dat het alleen gaat om fruitbomen in boomgaarden.

2.3 Dit lid 3 is extra toegevoegd omdat de "bosbouwkundige en bedrijfseconomische voorwaarde" (zie hiervoor onder art. 2 lid 2) niet geldt voor deze beide uitzonderingen. Aangezien het Besluit bestrijding iepziekte in 1991 is vervallen, is een artikel 10 opgenomen (iepenziekte-bestrijdingsartikel). Niettemin is de verwijzing naar de Plantenziektenwet zinvol voor de handhaving van het Besluit bestrijding bacterievuur en eventuele toekomstige plantenziekten.

Het niet kapvergunningplichtig zijn van periodiek (vakkundig) knotten/ kandelaberen van daarvoor geschikte knotbomen is nieuw opgenomen. Zie onder art. 1 lid sub e/x voor de definities van knotten en kandelaberen.

2.4 Het vierde lid van artikel 2 bevat de mogelijkheid om in acute probleemsituaties (veroorzaakt door houtopstanden) en in verband met risico op beschadiging van lijf en goed door gevaarzetting of een vergelijkend spoedeisend belang directe kap toe te staan en derhalve af te wijken van het bepaalde in artikel 2 het eerste lid. De criteria in dit artikel komen uit de beleidsnota “Bomen in Zeist”. In het besluit tot noodkap wordt direct de herplantplicht geregeld. Het besluit zal net zoals de verleende kapvergunningen worden gepubliceerd.

3.1 Om bij de beoordeling van een aanvraag om kapvergunning een boom als beschermwaardig aan te kunnen merken zijn heldere en eenduidige criteria geformuleerd. De in het eerste lid van dit artikel genoemde criteria zijn niet uitputtend. Er is wel geprobeerd alle veelvoorkomende criteria te benoemen, maar er zouden zich situaties kunnen voordoen, waarbij aanwijzing als beschermwaardige boom gewenst is, maar deze aanwijzing niet wordt ondervangen door de genoemde criteria. In dat geval is aanwijzing wel mogelijk. De verwachting is echter dat een dergelijke situatie zich niet snel zal voordoen. De bomen mogen daarnaast niet in onherstelbaar slechte conditie verkeren (d.w.z. de bomen moeten in beginsel weer in een redelijke conditie te brengen zijn: volledig verval binnen tien jaar is niet aannemelijk). Is dit wel het geval, en voldoet de boom aan de hierboven genoemde criteria, dan wordt bij kap standaard overgegaan tot herplant.

Bij de beoordeling van de kapaanvraag wordt dus door toetsing aan de genoemde criteria bepaald of een boom beschermwaardig is. Bij de verdere beoordeling wordt hier dan rekening mee gehouden, zoals beschreven bij de toelichting van artikel 3, lid 3.

Het college kan in verband met een zwaarwegend belang (economisch, maatschappelijk, volkshuisvestelijk, sociaal veilig, verkeerstechnisch) besluiten een beschermwaardige boom niet als zodanig te behandelen.

3.3 Voor een beschermwaardige boom wordt in principe geen kapvergunning verleend. Deze bomen zijn dermate waardevol dat ze slechts in vier gevallen gekapt mogen worden. Bij ziekte, gevaarzetting, indien de boom moet wijken voor een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan en voor een duurzame instandhouding. Met deze duurzame instandhouding wordt bedoeld dat het soms nodig is om voor het instandhouden van een monumentale laan dat een hele laan gekapt wordt. Dit om te voorkomen dat er steeds één enkele boom wordt gekapt en herplant en de laan op die manier zijn waarde en eenheid verliest. Daarnaast is het vaak zo dat bij de kap van één enkele boom in een monumentale laan de herplant van een boom niet mogelijk is, omdat de groeiomstandigheden tussen de andere volwassen bomen onvoldoende zijn. Zie voor de toelichting over 3.3.c ook de toelichting bij artikel 5 lid 1.

4.1 Een duidelijke situatieschets, op te stellen door de aanvrager, en bij voorkeur ook een foto blijken in de praktijk nodig, zodat de juiste boom beoordeeld wordt en aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.

4.2 De directeur Bos- en Landschapsbouw heet tegenwoordig de regiomanager van de Directie Uitvoering Regelingen. In de praktijk wordt soms ondertekend door de regionale directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie.

5.1 De gemeente gaat uit van het ‘Nee, tenzij’ principe. Het gemeentebestuur is echter ook van mening dat consistentie naar de burger toe voorop moet staan. Hieronder wordt een situatie geschetst wanneer het belang van het vellen van de houtopstand groter is dan het handhaven van de houtopstand.

In de bestemmingsplannen heeft een zorgvuldige afweging plaatsgevonden over de locatie van het bebouwingsvlak en de functie van het groen. Daarom wordt voor het vellen van een boom op het in het bestemmingplan vastgestelde bebouwingsvlak, een kapvergunning verleend indien in het bestemmingsplan geen regeling voor het stellen van nadere eisen is opgenomen. Dat wil zeggen dat als er op basis van het bestemmingsplan niet geschoven kan worden met de bebouwing en dus de bouwvergunning moet worden verleend, ook de kapvergunning wordt verleend. Gaat het in deze situatie om een zeer groene, bosrijke omgeving dan wordt een kapvergunning verleend voor bomen die zich binnen vijf meter van de geplande bebouwing bevinden of die zich op de geplande oprit naar deze bebouwing bevinden. Buiten deze vijf meter en de oprit blijft de beplanting gehandhaafd om het groene en/of boskarakter te waarborgen. Voor de oprit wordt niet altijd automatisch kapvergunning verleend. Als deze redelijkerwijs verschoven kan worden kunnen de bomen blijven staan.

In vergunningsprocedures (binnenplanse vrijstellingen, art.19 WRO, aanlegvergunningen etc.) waar het college afwegingsruimte heeft, dient het al dan niet vellen van de boom in de afweging meegenomen te worden.

Indien een kapvergunning wordt aangevraagd om een vergunningsvrij bouwwerk te kunnen realiseren wordt de aanvraag gewoon volgens de uitgangspunten van de verordening beoordeeld.

Zoals ook in de toelichting van artikel 8 lid 1 staat kan wel een herplantplicht worden opgelegd.

5.2 De weigeringsgronden uit artikel 5 zijn in de beleidsnota ‘Bomen in Zeist’ op onderstaande wijze uitgewerkt.

a. De natuurwaarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

  • -

    de boom een schuil-/broedplaats biedt aan fauna,

  • -

    de boom foerageergelegenheid biedt aan fauna,

  • -

    de boom huisvesting biedt aan beschermde flora,

  • -

    de boom op zichzelf natuurwaarde heeft (onderdeel van: bos, gemeentelijke en/of landelijke verbindingszone, EHS) en aan die natuurwaarde wordt afbreuk gedaan wanneer de boom wordt gekapt (natuur- en landschapsplan, bestemmingen in bestemmingsplannen).

b. De landschappelijke waarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

-De boom typerend is voor de lokale omstandigheden, bepaald door bodemgesteldheid, waterhuishouding, cultuurhistorie e.d. (lanen, restant bosje, houtwal, solitaire boom).

c. De waarde van de boom voor stads- en dorpsschoon. Hiervan is in ieder geval sprake als;

  • -

    de boom een onderdeel is van een beschermd stads-/ dorpsgezicht (Wilhelminapark en Het Slot e.o.),

  • -

    de boom een onderdeel is van een rijksmonument,

  • -

    de boom een onderdeel is van een gemeentelijk monument of monumentale structuur,

  • -

    de boom bijzonder en/of zeldzaam is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort),

  • -

    de boom een onderdeel is van het straat-/ laan-/ wijkbeeld, zoals beschreven in het Groen Structuur Plan (GSP) en Beeldkwaliteitsplan.

d De beeldbepalende waarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

  • -

    de boom onderdeel is van de hoofd-groenstructuur, zoals aangegeven op samenvattingskaart groenbeleid (zie bijlage 12 van de beleidsnota),

  • -

    de boom onderdeel is van het straat-/ laan-/wijkbeeld, zoals beschreven in GSP en Beeldkwaliteitsplan (dan wordt niet naar tuin op zich gekeken (in geval particulier) maar naar totale straatbeeld),

  • -

    de boom karakteristiek is voor een wijk (zoals aangegeven in GSP),

  • -

    de boom karakteristiek is voor de plek (ensemblewaarde).

    • e.

      De cultuurhistorische waarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

  • -

    de boom beschreven is binnen een monumentale structuur,

  • -

    de boom aangewezen is als onderdeel van gemeentelijk of rijksmonument,

  • -

    de boom voldoet aan de criteria voor beschermwaardige bomen, zoals beschreven in artikel 3 lid 1.

    • f.

      De waarde voor de leefbaarheid van de boom. Er wordt in ieder geval gekeken naar/of;

  • -

    de conditie van de boom,

  • -

    de stabiliteit/ breukvastheid (wortelstelsel/stam/kroon) van de boom,

  • -

    de boom een onlosmakelijk onderdeel van het geheel vormt (stabiliteit; bijv. ineen gegroeide kronen).

In de aanhef staat "onder meer". Bovengenoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer en andere weigeringsgronden zijn. Eén enkele weigeringsgrond kan voldoende zijn om geen vergunning af te geven. Meestal echter zullen er in het concrete geval wel meer redenen of een combinatie van redenen aanwezig zijn.

6.1.a Het bezwaar heeft een opschortende werking tot op het bezwaar is beslist. Hiermee wordt voorkomen dat bomen voordat het besluit op bezwaar genomen is al gekapt zijn.

6.1.b Daarnaast wordt een koppeling gemaakt met andere vergunningen (bijv. de bouw-/sloop-, aanleg- en uitwegvergunning). Een houtopstand kan namelijk maar 1 keer verwijderd worden en niet in de oorspronkelijke staat hersteld worden. Gebruik kunnen maken van de kapvergunning is pas noodzakelijk als de samenhangende vergunning is verleend. Er is bijvoorbeeld sprake van een samenhangende vergunning als een kapvergunning aangevraagd wordt omdat op het perceel waar een huis gebouwd zal gaan worden bomen moeten worden gekapt. Er is dan sprake van een relatie tussen de bouwvergunning en de kapvergunning. In de beleidsnota “Bomen in Zeist” zijn specifieke regels opgenomen omtrent het beoordelen van de kapaanvraag tot de bouw-/sloop-/uitweg- en aanlegvergunning. Hoewel de kap- en bouw-/sloop-/uitweg- en aanlegvergunning zelfstandige vergunningstelsels zijn, is het gemeentebestuur van mening dat consistentie naar de burger toe voorop moet staan. Deze consistentie wordt onder andere gezocht in het koppelen van de verschillende procedures.

7 Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder. Indien dus een kapvergunning slechts gedeeltelijk is gebruikt, is zij na een jaar vervallen voor de nog niet gekapte houtopstand. 

De termijn van één jaar wordt automatisch met één jaar verlengd indien de verlening van de samenhangende vergunning(en) redelijkerwijs buiten toedoen van de aanvrager is (zijn) vertraagd. Dit kan bijvoorbeeld als de bouwprocedure wordt opgehouden doordat zienswijzen zijn ingediend, een verklaring van geen bezwaar op zich laat wachten of anderszins zich iets voordoet dat redelijkerwijs buiten de verantwoordelijkheid van de aanvrager ligt. In de gedachte van de bepaling past het wel om een maximum termijn aan de verlenging te stellen van een jaar; de totale termijn bedraagt dan maximaal twee jaar.

8.1 In het eerste lid staat dat aan een vergunning het voorschrift kan worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de aanwijzingen van het college moet worden herplant. Een boom vertegenwoordigt vele waarden (ecologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk etc.) om deze te handhaven is herplant gerechtvaardigd. De herplant is er altijd op gericht de situatie te herstellen. Herplant kan en mag echter niet willekeurig opgelegd worden.

Het college legt in ieder geval een herplantplicht op in het geval van; a. beschermwaardige bomen; b. in bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter, zoals aangegeven op de bij de verordening horende kaart, bij een diameter vanaf 20 cm.; c. bomen met een diameter vanaf 35 cm.

Ad.A) Voor beschermwaardige bomen wordt een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met een diameter van minimaal 6-8 cm. (handelsmaat = omtrek 20-25 cm) of met een hoogte van minimaal 2,50 – 3,00 meter.

Ad.B) In bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter wordt voor inheemse soorten een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met een diameter van minimaal 6-8 cm. (handelsmaat = omtrek 20-25 cm) of met een hoogte van minimaal 2,50–3,00 meter. Voor exoten wordt bij de herplantplicht hetzelfde aantal bomen van een inheemse soort opgelegd.

Wanneer er in een bostuin (bijv. Austerlitz, Bosch en Duin en Den Dolder) sprake is van dunning wordt geen herplantplicht opgelegd, want het kappen van de boom komt de resterende bomen immers ten goede.

Ad.C) Voor bomen met een diameter vanaf 35 cm. wordt een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met een diameter van minimaal 5,5-6,5 cm (handelsmaat = omtrek 18-20 cm) of met een hoogte van minimaal 1,50-2,00 meter.

Wordt een kapvergunning aangevraagd in verband met een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan en kunnen er geen nadere eisen gesteld kunnen worden en/of kan het bouwplan niet op een andere wijze gerealiseerd worden, dan wordt er voor de op het terrein aanwezige te kappen beschermwaardige bomen één op één een herplantplicht opgelegd. Voor de overige kapvergunningplichtige bomen (v.a. 20 cm) wordt een kwalitatieve herplantplicht opgelegd. Bijvoorbeeld in het geval van een groot project wordt in de bouwvergunning vastgelegd dat geïnvesteerd moet worden in het openbaar groen, zoals het aanleggen van lanen, plantsoenen e.d.. Eén en ander zal per geval maatwerk zijn.

Bij een herplantplicht wordt tevens geëist dat de vergunninghouder de ondergrondse omstandigheden op de standplaats van de te herplanten boom optimaliseert. De meest voorkomende maatregelen zijn het verwijderen van wortels, stobben frezen, spitten, grondverbeteraar aanbrengen en de bodem een jaar rust geven voor de boom geplant kan worden.

Wanneer niet volgens de genoemde voorschriften kan worden herplant dan moet een compensatiebedrag voor de herplantplichtige boom in het bomenfonds gestort worden. De waarde van de te herplanten boom wordt door Methode Raad bepaald. Bij de categorieën A en B wordt per boom een compensatiebedrag van maximaal 1000 euro per boom opgelegd. Bij categorie C wordt per boom een compensatiebedrag van maximaal 250 euro per boom opgelegd.

De bedragen zullen jaarlijks worden geïndexeerd en per 1 januari worden gewijzigd.

8.2 Het tweede lid heeft betrekking op de nazorg. In de praktijk wordt bij een herplant de verplichting opgelegd dat bij uitval binnen 5 jaar opnieuw dient te worden herplant, de zogenaamde inboetverplichting. Na deze 5 jaar hebben de herplante bomen (afhankelijk van de zwaarte bij herplant en de groeisnelheid) niet altijd de kapvergunningsplichtige grens van 15 cm bereikt. In artikel 2 lid 3a is dan ook als aanvulling opgenomen dat herplante bomen ongeacht de diameter kapvergunningsplichtig zijn. Er wordt een lijst van herplantte bomen bijgehouden door de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer houdt eveneens toezicht op het naleven van de herplantplicht, inclusief de nazorg van 5 jaar. In de vergunning wordt opgenomen dat men voor 1 april van het tweede jaar na verlening moet herplanten. Na 1 april wordt hierop gecontroleerd. Heeft men niet aan de herplantplicht voldaan, dan wordt men verzocht dit alsnog voor 1 november te doen. Voldoet men hier vervolgens ook niet aan dan volgt bestuursdwang (de gemeente voert herplant uit op kosten van de zakelijk gerechtigde) en een boete omdat men niet aan de voorschriften van de vergunning heeft voldaan.

8.3Een bomenfonds is een fonds, dat specifiek is bedoeld om de mogelijkheid van financiële compensatie te bieden voor beschadigde of gevelde bomen in de situatie dat (volledige) fysieke compensatie (herplant) niet mogelijk is. Zie ook de toelichting bij artikel 12.

8.4 Het vierde lid is toegevoegd uit natuurbeschermingsoogpunt voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand. De kapvergunningprocedure lijkt een goede mogelijkheid en een juist moment om burgers meer natuurbewust te maken. Enkele gemeenten hanteren reeds het (standaard) voorschrift: verboden te vellen in het broedseizoen. In Zeist wordt een voorschrift aan de kapvergunningen verbonden dat aan de in de Flora- en Faunawet gestelde regels moet worden voldaan.

9 Het college legt bij illegale kap een herplantplicht op die bepaald wordt door de Methode Raad. Indien niet feitelijk aan de herplantplicht kan worden voldaan moet een compensatiebedrag, gelijk Methode Raad, in het bomenfonds gestort worden.

10 Dit artikel is nieuw toegevoegd, hoewel reeds soortgelijke artikelen in den lande van kracht zijn; meestal met "ontschorsen" in plaats van "ontbasten". Een bast is echter meer materie dan enkel de schors en noodzakelijk is niet slechts het verwijderen van de schors, maar van de gehele bast. Bij de toelichting op artikel 2 lid 3 is al kort toegelicht dat dit iepziekteartikel nodig is geworden nu het Besluit bestrijding iepziekte is opgeheven en de minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om nog enige iepen in ons land, te behouden. In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwangbevoegdheid - in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwangbevoegdheid op grond van de Gemeentewet - opgenomen vanwege de ernst van de zaak en de noodzaak snel tegen deze ziekte te kunnen optreden. Nu vastgelegd is dat het niet voldoen aan de aanwijzing bedoeld in het tweede lid in beginsel basis biedt voor toepassing van bestuursdwang, zal toepassing daarvan minder snel als onzorgvuldig worden beschouwd door een rechter.

11 Dit artikel is ter volledigheid van de bescherming van bomen opgenomen en spreekt voor zichzelf. Overigens is het beschadigen van gemeentelijke bomen tevens te beschouwen als een inbreuk op het gemeentelijke eigendomsrecht dat kan leiden tot schadeplichtigheid op grond van het Burgerlijk Wetboek en kan opzettelijke beschadiging zelfs worden aangemerkt als vernieling in de zin van het Wetboek van Strafrecht.

12Een bomenfonds is een fonds, dat specifiek is bedoeld om de mogelijkheid van financiële compensatie te bieden voor beschadigde of gevelde bomen in de situatie dat (volledige) fysieke compensatie (herplant) niet mogelijk is. Een voorbeeld: er is op basis van beleidsuitgangspunten een herplantplicht opgelegd van 2 bomen, er is ruimte voor maar 1 boom, dan moet de andere boom financieel gecompenseerd worden. De financiële compensatie wordt door de zakelijk gerechtigde in het bomenfonds gestort.

Een bomenfonds is alleen juridisch afgedekt wanneer de besteding een directe relatie heeft met de herkomst van de gelden.

Het bomenfonds is bedoeld als compensatiefonds om te vellen bomen opnieuw binnen de gemeente te kunnen herplanten, ten behoeve van de instandhouding en uitbreiding van het bomenbestand in de gemeente.

Het geld uit het fonds zal onder andere worden besteed aan de versterking van de groenstructuren en het benadrukken van beeldbepalende plekken.

Het fonds is niet bedoeld om subsidies aan particulieren te verstrekken. De gemeente kan echter wel besluiten te investeren in bomen op particulier terrein of bij particuliere projecten. Dit natuurlijk in overleg met de eigenaar van het perceel. De toekomstige kosten, bijv. onderhoudskosten, zijn voor rekening van de eigenaar van het perceel.

De bomen die uit het fonds herplant worden, worden op een lijst geregistreerd. Deze bomen worden bij een kapaanvraag vervolgens behandeld als beschermwaardige bomen.

16 De strafbaarstelling is gebaseerd op het bepaalde in artikel 154 Gemeentewet. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat op grond van het daartoe bepaalde in het Wetboek van Strafrecht bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdaderschap en/of medeplichtigheid regelmatig voor te komen.

Nota-toelichting

2010-09-30