Regeling vervallen per 01-01-2010

nr 04.05 Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2009

Geldend van 13-11-2008 t/m 31-12-2009

Intitulé

nr 04.05 Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2009

Verordening hondenbelasting 2009

De raad van de gemeente Zevenaar;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2008, nr. 08-099;

gelet op de artikelen 226 en 255 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2009

Artikel 1 - Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond

binnen de gemeente.

Artikel 2 – Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene, die, onder welke titel dan ook, een hond in bezit, ter verzorging of

onder toezicht heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3.Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond

door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar

aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 – Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

a.die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden, ofwel waarvan de houder blijkens een te overleggen

bewijs is belast met de opvoeding tot geleidehond;

b.die uitsluitend dienen om gehandicapte personen te geleiden, ofwel waarvan de houder blijkens een te

overleggen bewijs is belast met de opvoeding tot gehandicaptenhond;

c.die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en Kattenbesluit 1999,

welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

d.die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld

in artikel 1, onder b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal

register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • e.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

  • f.

    die door ambtenaren van politie worden gehouden ter verrichting van opsporingsdiensten.

Artikel 4 – Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 – Belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar voor de:

    • a.

      eerste hond € 52,80 ;

    • b.

      tweede en volgende hond van dezelfde houder, per hond € 79,20 .

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die

zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 211,20 per jaar.

Artikel 6 – Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 – Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 – Gecontinueerde belastingplicht

Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt

de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar bedoelde aanslag werd opgelegd, tenzij

aangetoond wordt dat bedoeld aantal honden waarvoor de belastingplichtig geldt, wijziging heeft ondergaan of

blijkt dat de belastingplicht vóór de aanvang van het belastingjaar is beëindigd.

Artikel 9 – Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de

belastingplicht.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het

belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen

aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting

als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden,

nog volle kalendermaanden overblijven.

3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van

het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor

dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de

vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

4.Belastingaanslagen van minder dan € 9,- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin

wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één

belastingaanslag.

Artikel 10 – Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet

verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan

€ 2.000,- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van

de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat:

a.aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze

betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van

dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met een maximum van

tien;

b.aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking

hebben, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de

dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 – Kwijtschelding

1.Bij de invordering van hondenbelasting, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid onder a. (eerste hond), wordt

in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de kosten van bestaan

gesteld op 100%.

2.Bij de invordering van de hondenbelasting, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b. en tweede lid,

wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en

invordering van de hondenbelasting.

Artikel 13 – Inwerkingtreding en citeerartikel

1.De “Verordening hondenbelasting 2008”, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 november 2007, wordt

ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien

verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening hondenbelasting 2009”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar,

gehouden op 29 oktober 2008.

De griffier, De voorzitter,