Regeling vervallen per 14-01-2020

Beleidsregel Resthout met beleid verbranden

Geldend van 01-11-2012 t/m 13-01-2020

Intitulé

Beleidsregel Resthout met beleid verbranden

Beleidsregel Resthout met beleid verbanden

Inleiding

Onder een beleidsregel wordt verstaan een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

Artikel 10.2 Wet milieubeheer bepaalt dat het verboden is om afvalstoffen buiten een inrichting te verbranden. Op grond van artikel 10.63 Wet milieubeheer hebben gemeenten (de colleges van B&W) de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van dit verbod.

De Algemene Plaatselijke Verordening bepaalt dat het verboden is afvalstoffen te verbranden buiteninrichtingen of anderszins vuur te stoken. Het college kan ook van dit verbod ontheffing verlenen.

De ontheffing op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening heeft een ander motief dan de ontheffing op grond van de Wet milieubeheer.

Beleidsregel

artikel 1 begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

College : burgemeester en wethouders

snoeihout : alle takken en bladeren die van bomen en struiken worden gehaald in het kader van duurzaam onderhoud

gerooid hout : gerooide bomen (inclusief de stammen), stobben, stronken, takken en bladeren

bebouwde kom :bebouwde kom volgens de Wegenverkeerswet

stookontheffing :een ontheffing op grond van de Wet milieubeheer samen met een ontheffing op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening zoals hierboven vernoemd

stookseizoen : van 1 november tot 1 april

landschapselementen : bossen tot 1 hectare; hoogstamboomgaarden en halfstamboomgaarden;beplantingen rondom erven of bestemd als al dan niet afschermende beplanting rond perceelgrenzen (uitgezonderd bedrijfs- en recreatieterreinen) en knotbomen, alle gelegen buiten de bebouwde kom

artikel 2 gerooid hout

1.het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van gerooid hout met uitzonderingvan stamhout met een doorsnede van meer dan 25 centimeter

2.een ontheffing als bedoeld in artikel 2, lid 1 wordt alleen verleend indien er geenhoogwaardigere verwerkingsmogelijkheid is

3.een ontheffing voor het verbranden van gerooid hout kan slechts worden verleend indien aande gestelde voorschriften wordt voldaan

artikel 3 onderhoud van karakteristieke landschapselementen

1.het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van snoeihout dat ontstaat bij hetonderhoud van karakteristieke landschapselementen

2.een ontheffing als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt alleen verleend indien er geenhoogwaardigere verwerkingsmogelijkheid is zoals opstapelen van houtwallen, versnipperen ofverklepelen

3.een ontheffing voor het verbranden van snoeihout kan slechts worden verleend indien aan degestelde voorschriften wordt voldaan

artikel 4 boomziekten

  • 1.

    het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van ziek hout

  • 2.

    een ontheffing kan alleen verleend worden als er sprake is van een besmettelijke boomziekte

  • 3.

    een ontheffing voor het verbranden van ziekhout kan slechts worden verleend indien aan degestelde voorschriften wordt voldaan

artikel 5 andere gevallen

het college verleent geen ontheffing in andere gevallen dan bedoeld in artikel 2, artikel 3 en artikel 4 van deze beleidsregel

artikel 6 ontheffing

1.een aanvraag voor een ontheffing voor het verbranden van gerooid hout of snoeihout dat

ontstaat bij het onderhoud van karakteristieke landschapselementen dient uiterlijk 8 weken

voor de beoogde stookdatum schriftelijk bij het college te worden ingediend

2.een aanvraag voor een ontheffing voor het verbranden van ziek hout moet minimaal 4 uur voor

het aansteken van het vuur telefonisch bij de gemeente gemeld worden. Bij twijfel dient de

betrokkene een verklaring van de Plantenziektekundige Dienst (Wageningen) in te dienen,

waarmee wordt aangetoond dat het om een besmettelijke boomziekte gaat

3.een ontheffing wordt, met uitzondering bij ziek hout, altijd schriftelijk verleend

4.een ontheffing is voor maximaal twee aaneengesloten dagen geldig

4.1 in specifieke gevallen, onderhoud landgoederen of grote agrarische percelen, waarbij sprakeis van het onderhouden van meer dan één kilometer aan karakteristieke landschapselementenkan een ontheffing voor een langere periode (gedurende het desbetreffende stookseizoen)worden verleend

5.een ontheffing is geldig voor één perceel of aaneengesloten percelen

6.uiterlijk 24 uur voor aanvang van het stoken dient degene aan wie de ontheffing is verleend ditaan de gemeente te melden. Indien in het weekend gebruik wordt gemaakt van de ontheffingdient degene aan wie de ontheffing is verleend dit uiterlijk de vrijdag ervoor tussen 8.30-12.00uur aan de gemeente te melden

7.indien het door weersomstandigheden of andere redenen niet mogelijk is om op deaangegeven datum te stoken, blijft de ontheffing gedurende het stookseizoen (1 november tot1 april) van kracht. Van uitstel dient de gemeente in kennis te worden gesteld

8.voor het stoken van een vuur binnen de bebouwde kom of in een bodembeschermingsgebiedwordt geen ontheffing verleend

9.een ontheffing kan slechts worden verleend indien aan de gestelde voorschriften wordtvoldaan

artikel 7 intrekking van de ontheffing

indien niet aan de voorschriften wordt voldaan kan het college de ontheffing intrekken dan wel besluiten om geen volgende ontheffing te verlenen.

artikel 8 inwerkingtreding

deze beleidsregel treedt in werking op 1 november 2012

De beleidsregel is op 4 september 2012 gewijzigd.

Voorschriften

Aan de ontheffingen in het kader van de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening zijn voorschriften verbonden.

Melden verbranden

1.degene aan wie een ontheffing is verleend dient minimaal 24 uur voor aanvang van het stoken dit te

melden bij de loket Ruimte van gemeente Zevenaar (0316 – 595 550). Bij ziekhout minimaal 4 uur.

2.degene aan wie een ontheffing is verleend dient maximaal 1 uur voor aanvang van het stoken dit te

melden bij de Regionale alarmcentrale (026 – 355 55 55)

Locatie

3.de stookplaats dient zodanig te worden gekozen dat de afstand van de rand van de stookplaats tot de

volgende objecten tenminste bedraagt:

3.1. bij hoeveelheden tot en met 20 m3 (zowel bij snoei- als gerooid hout):

  • a.

    10 meter tot een oppervlaktewater

  • b.

    25 meter in een andere richting dan de windrichting tot een eigen gebouw of opstal

  • c.

    50 meter in een andere richting dan de windrichting tot een gebouw of opstal van derden, een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, eenopenbare weg, houtopstand of een bos of bosschage

  • d.

    200 meter in de windrichting tot een gebouw, opstal of ander bouwwerk

  • e.

    100 meter in de windrichting tot een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg of een bos of bosschage

3.2. bij hoeveelheden groter dan 20 m3 (zowel bij snoei- als gerooid hout):

  • a.

    10 meter tot een oppervlaktewater

  • b.

    50 meter in een andere richting dan de windrichting tot een gebouw of opstal, een houtwal,een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg,houtopstand of een bos of bosschage

  • c.

    200 meter in de windrichting tot een gebouw, opstal of ander bouwwerk

  • d.

    100 meter in de windrichting tot een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg of een bos of bosschage

Voorwaarden

4.het stoken mag geen overlast (rook, roet, stof, walm of geur en dergelijke) of gevaar voor de omgeving

opleveren

5.de maximale toegestane hoeveelheid is 30 m³ bij een ontheffing van snoeihout

6.stamhout met een doorsnede van meer dan 25 cm mag niet worden verbrand

7.de brandstapel is maximaal 75 m³ voor gerooid hout

8.het verbranden is niet toegestaan:

  • a.

    in de periode van 1 april tot 1 november (dit is niet van toepassing voor ziek hout)

  • b.

    tussen zonsondergang en zonsopgang

  • c.

    op een zon- of feestdag

  • d.

    tijdens waarschuwingsfase voor verhoogde concentraties luchtverontreiniging

  • e.

    bij mist of neerslag

  • f.

    bij een windkracht kleiner dan één of groter dan vijf Beaufort

  • g.

    bij “code Droog” (afgegeven door de Regionale alarm centrale)

Stoken

9.bij het aansteken van het vuur mag geen gebruik gemaakt worden van aanmaakstoffen zoalsafgewerkte olie, benzine, petroleum, autobanden en dergelijke. Wel toegestaan zijn schoononbehandeld hout en papier. Het aansteken met een gasbrander is een bruikbaar alternatief

10.het vuur mag niet met bladeren, houtwol, hooi, stro, of een dergelijke gemakkelijk opstijgende

brandstof worden onderhouden

11.er mag geen gerooid hout afkomstig van andere percelen worden toegevoegd

12.tijdens het stoken dient een toezichthouder aanwezig te zijn van 18 jaar of ouder. Deze dient tijdens de verbranding voortdurend ter plaatse aanwezig te zijn en zorg te dragen voor een goed brandend vuur zodat geen vonken opstijgen en zo min mogelijk rookontwikkeling optreedt

13.de toezichthouder dient een afschrift van de stookontheffing met bijbehorende voorschriften bij zich te hebben

14.aan het vuur mag geen ander afval of ander materiaal dan waarvoor ontheffing is verleend wordentoegevoegd

15.alle aanwijzingen en bevelen die door of namens de commandant van de brandweer,opsporingsambtenaren van politie of toezichthouders van de gemeente worden gegeven, dienen stipten onmiddellijk te worden opgevolgd