Regeling vervallen per 19-10-2018

Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) gemeente Zevenaar

Geldend van 13-04-2010 t/m 18-10-2018

Intitulé

Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) gemeente Zevenaar

Beleidsregels

Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen

door het openbaar bestuur (BIBOB)

Gemeente Zevenaar

De burgemeester en het college van de gemeente Zevenaar ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) en artikel 4:81 van de Algemenewet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2:28 (exploitatievergunning horecabedrijf), 3:4 (exploitatievergunning seksinrichting of escortbedrijf)

Overwegende dat de Wet Bibob de mogelijkheid biedt beleidsregels vast te stellen omtrent het verbinden van nadere voorwaarden aan vergunningaanvragen en het beoordelen daarvan;

besluiten vast te stellen de volgende

Beleidsregels Wet Bibob

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking resp. het aanbod tot een overheidsopdracht;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen en gemeentelijke opdrachten; weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d.

    besluit: het Besluit Bibob;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • g.

    Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om het verzoek te weigeren resp. de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • h.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

  • 1. Het bestuursorgaan beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot (aanvragen van) beschikkingen als bedoeld in:

a. artikel 3 van de Drank- en Horecawet (horecavergunning);

b. artikel 7 van de wet, in samenhang met artikel 2:28 (exploitatievergunning horecabedrijf);

c. artikel 7 van de wet in samenhang met 3:4 (exploitatievergunning seksinrichting of escortbedrijf);

indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf, overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van een onderneming.

Artikel 4. Bijzondere situaties

  • 1. Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

    • a.

      ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    • b.

      ten aanzien van bij besluit aangewezen delen van de gemeente, ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet Bibob;

    • c.

      in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen bij het landelijk bureau Bibob.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1. In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke formulieren en vragenlijsten een vragenlijst op grond van de wet Bibob en deze beleidsregels invullen en bijbehorende documenten te overleggen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vragenlijst wordt door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibobvragenlijst in te vullen en documenetn te overleggen kan een grond opleveren om de beschikking of opdracht te weigeren respectievelijk in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het positief – al dan niet onder voorwaarden – beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

  • 2. Het bestuursorgaan weigert de beschikking of opdracht of gaat over tot het intrekken van beschikkingen dan wel het ontbinden van overeenkomsten, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 en 4 bedoelde vergunningen en overheidsopdrachten van toepassing zijn.

Artikel 7. Uiterste middel

  • 1. Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, dan wel intrekking of ontbinding op grond van de wet mogelijk is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan een advies vragen aan het Bureau Bibob in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling én indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering

Het voornemen om een advies aan het Bureau te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels.

  • 2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1. Het bestuursorgaan kan in elk geval een aanvraag weigeren of overgaan tot intrekking van de beschikking dan wel ontbinding van de overeenkomst op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen, als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken dan wel de overeenkomst ontbinden, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Hoofdstuk 5. Evaluatie

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkintreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van bekendmaking

Artikel 14. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen en overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bibob’.

Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen

  • 1.

    Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt middels publicatie op de gemeentelijke infopagina in de Zevenaar Post.

  • 2.

    Het besluit ligt tevens ter inzage in het gemeentehuis van Zevenaar.

Aldus vastgesteld d.d…….. maart 2010.

Burgemeester en wethouders van Zevenaar,

De secretaris, De burgemeester,

De burgemeester van Zevenaar,

Artikelsgewijze toelichting bij de beleidsregels Wet Bibob

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Gewoonlijk wordt het BIBOB-instrumentarium op een beperkt aantal terreinen toegepast. Aangezien het een nieuw instrument betreft en er nog ervaring mee moet worden opgedaan, lijkt het raadzaam de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dus in beginsel zijn deze beleidsregels nog niet van toepassing op bouw-, milieuvergunningen

Voorlopig zijn de beleidsregels alleen van toepassing met betrekking tot (aanvragen van) beschikkingen als bedoeld in:

d. artikel 3 van de Drank- en Horecawet (horecavergunning);

e. artikel 7 van de wet, in samenhang met artikel 2:28 (exploitatievergunning horecabedrijf);

f. artikel 7 van de wet in samenhang met 3:4 (exploitatievergunning seksinrichting of escortbedrijf);

Verder ook nog alleen indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf, overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van een onderneming. Deze beperking is aangebracht om bij elke nieuwe leidinggevende of beheerder, waarvoor ook de vergunning moet worden vernieuwd niet standaard de Bibobprocedure te hoeven doorlopen.

Een vergunning ten behoeve van een speelautomatenhal valt niet direct onder deze beleidsregels, aangezien de daaraan verbonden horeca-vergunning reeds onder de Bibob-toets valt.

Artikel 4 biedt overigens altijd nog de mogelijkheid in bijzondere gevallen alsnog deze beleidsregels toe te passen.

De toepassing van de wet op subsidies is ingevolge artikel 6 van de wet Bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald. Deze subsidieregeling behoeft – indien deze niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld – goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er vooralsnog geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Dit betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 niet mogelijk is. Subsidies zijn derhalve uitgezonderd van toepassing van artikel 3 èn 4.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het Bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het Bibobinstrumentarium:

a) in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is,

b) ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeenten (bepaalde straten/wijken) en

c) in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een bouw-,milieu-, speelautomatenhal- of evenementvergunning aan een Bibobtoets te onderwerpen.

Zoals hierboven al is aangegeven, is artikel 4 niet van toepassing op subsidies.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om Bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, een Algemene Bibobvragenlijst en een bijbehorend Bijlagenvel opgesteld. Deze worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

De vragen in deze vragenlijst hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager.

Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan het Bureau Bibob te vragen.

Artikel 7. Uiterste middel (Ultimum remedium)

Dat toepassing van de wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7 van de beleidsregels. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau Bibob:

  • 1.

    Na de Bibob-toets zijn er nog vragen over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 2.

    De Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking of opdracht, een advies aan bureau Bibob te vragen.

Artikel 9. Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet Bibob nog op andere deelterreinen moet worden toegepast.

Artikel 14. Overgangsrecht

In artikel 14 staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het ‘oude regime’ afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken te worden of dit teruggedraaid kan worden middels intrekking van de beschikking resp. ontbinding van de overheidsopdracht.