Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening afvalstoffenheffing 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing 2016

Verordening afvalstoffenheffing 2016

De raad van de gemeente Zevenaar;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, nr IN15.01995 ;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 255 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “gebruik maken”: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 – Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 – Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 – Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 – Heffingstijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 – Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar van een ander perceel gebruik maakt, alwaar de geboden mogelijkheden voor inzameling van huishoudelijke afvalstoffen gelijk zijn.

5. Belastingaanslagen van minder dan € 9,- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 8 - Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 50,-  de verschuldigde belasting door middel van automatisch incasso in twee termijnen van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- doch minder dan € 10.000,- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 juli van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet tot en met september nog maanden in het belastingjaar overblijven;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 1 juli van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen.`

  • 4. Indien een machtiging wordt afgegeven na dagtekening van de aanslag wordt het aantal termijnen gelijkgesteld aan het resterend aantal termijnen wat van toepassing zou zijn indien de machtiging vóór het opmaken van het aanslagbiljet zou zijn verstrekt;

  • 5. Bij het van toepassing zijn van de voorgaande leden vervallen de incassotermijnen op of rond de laatste werkdag van de maand, waarbij de eerste termijn ten minste veertien dagen na de dagtekening van de aanslag valt;

  • 6. Het termijnbedrag wordt berekend naar evenredigheid van het aantal nog te vervallen incassotermijnen van het aanslagbiljet.

  • 7. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 – Kwijtschelding

1. Bij de invordering van de afvalstoffenheffing, zoals bedoeld in de Hoofdstukken 1 en 3 van de Tarieventabel, wordt tot een maximum van € 66,60 kwijtschelding verleend. Het maximumbedrag wordt bij heffing naar tijdsgelang, zoals bedoeld in artikel 6, naar evenredigheid omgerekend.

2. Bij de invordering van de afvalstoffenheffing, zoals bedoeld in Hoofdstuk 2 van de Tarieventabel (variabel bedrag per lediging), wordt geen kwijtschelding verleend.

3. Bij de toepassing van het eerste lid wordt in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990:

a. het percentage voor de kosten van bestaan gesteld op 100%;

b. de kwijtscheldingsnorm voor personen van 65 jaar of ouder gesteld op 100 % van de toepasselijke netto AOW-bedragen;

c. bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen rekening gehouden met de netto-kosten van kinderopvang;

d. aan personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen (kleine ondernemers) kwijtschelding verleend voor privé-belastingschulden, onder de voorwaarden die voor natuurlijke personen/niet-. ondernemers gelden.

Artikel 10 – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing geven.

Artikel 11 – Overgangsbepaling

De “Verordening afvalstoffenheffing 2015”, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 – Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 13 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2016”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar, gehouden op 21 december 2015.

De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel behorende bij de "Verordening afvalstoffenheffing 2016"

belasting

kwijtschelding

Hoofdstuk 1 - Vast bedrag per jaar

1.a.

De belasting bedraagt per perceel per jaar

€ 66,60

€ 66,60

1.b.

In afwijking hiervan bedraagt de belasting voor een perceel waar de mogelijkheid geboden wordt tot het afvoeren van huishoudelijke afvalstoffen via een verzamelcontainer:

1.b.1.

voor een meerpersoonshuishouden

€ 123,60

€ 66,60

1.b.2.

voor een éénpersoonshuishouden

€ 99,60

€ 66,60

1.c.

De belasting als bedoeld onder 1.a. wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belasting- plicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van:

1.c.1.

een extra container, per jaar, per extra container

€ 43,75

€ -

1.c.2.

een extra stadsemmer, per jaar, per stadsemmer

€ 10,95

€ -

Hoofdstuk 2 – Variabel bedrag per lediging

2.

Onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 1 bedraagt de belasting per lediging:

2.a.

van een 280 liter duobak

€ 3,00

€ -

2.b.

van een stadsemmer

€ 0,75

€ -

2.c.

van een extra 280 liter container

€ 4,25

€ -

Hoofdstuk 3 – Bedrag bij medische verklaring

3.

Indien het houden van een extra container of stadsemmer blijkens een overgelegde doktersverklaring om medische redenen geschiedt, vindt de vermeerdering als bedoeld in Hoofdstuk 1, onder 1.c. niet plaats. In dat geval wordt het totaal van de belasting als bedoeld in Hoofdstuk 1 en 2 vastgesteld op:

€ 222,60

€ 66,60

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Zevenaar van 21 december 2015,

Mij bekend, De griffier,