Regeling vervallen per 01-01-2018

nr 12.11 Reintegratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2017

Intitulé

nr 12.11 Reintegratieverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar;

  • c.

    de gemeente: de gemeente Zevenaar;

  • d.

    vrijwilligerswerk: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle

activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige

maatschappelijke participatie;

e.werken met behoud van uitkering; als bedoeld in artikel 9 van deze

verordening;

f.opstapbaan: een arbeidsplaats die door de gemeente gesubsidieerd wordt

op grond van afdeling 2 van hoofdstuk 4 van deze verordening;

g.vangnetbaan: een arbeidsplaats die door de gemeente gesubsidieerd

wordt op grond van afdeling 3 van hoofdstuk 4 van deze verordening;

h.alleenstaande: de alleenstaande zoals bedoeld in artikel 4 onder a. van de

wet;

  • i.

    alleenstaande ouder: de alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 onder

  • b.

    van de wet;

  • j.

    gezin: het gezin als bedoeld in artikel 4 onder c. van de wet;

  • k.

    gehuwden: gehuwden of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn

volgens artikel 3 van de wet;

  • l.

    kind: een kind als bedoeld in artikel 4 onder d. van de wet;

  • m.

    de doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder

  • a.

    van de wet door de gemeente ondersteuning kan worden geboden, met

uitzondering van Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden met een

vermogen boven de in de wet geldende vermogensgrens, waarbij eigen

huis en auto niet tot het vermogen worden gerekend. Bovendien mag het

inkomen van de partner niet meer bedragen dan 2 keer het wettelijk

minimumloon;

n.degene die bijstand ontvangt, ook wel uitkeringsgerechtigde: degene die

algemene bijstand ontvangt op grond van de wet. Met degene die bijstand

ontvangt wordt gelijkgesteld degene die een uitkering ontvangt op grond

van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of op grond van de Wet

inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

zelfstandigen (Ioaz);

o.de belanghebbende: Het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op

ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

p.de werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met

een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze

verordening;

  • q.

    ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • r.

    een traject: een aaneenschakeling van reïntegratie-instrumenten;

  • s.

    reïntegratie-instrumenten: de instrumenten die het college ter beschikking

heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de

wet;

  • t.

    arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder

  • b.

    van de wet;

  • u.

    wettelijk minimumloon: Het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op

de werknemer, exclusief werkgeverslasten. Als op de werknemer een

minimumjeugdloon van toepassing is, geldt dat als het voor hem geldende

minimumloon;

v.arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met

een arbeidsovereenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond

van het ambtenarenrecht;

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt ondersteuning aan leden van de doelgroep.

  • 2.

    Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratieinstrumenten.

Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang

van door het college te bepalen doelgroepen en de instrumenten die het

meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

3.Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan reïntegratieinstrumenten

prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden

en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

4.Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de

opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor

zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname

aan een reïntegratie-instrument, of voor het bereiken van het doel van een

traject of een reïntegratie-instrument.

Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep

Artikel 3 Doel van de ondersteuning

Het college kan aan een lid van de doelgroep ondersteuning bieden bij het

vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is,

bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 4 Vorm van de ondersteuning

1.Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden een traject,

waarbij zonodig reïntegratie-instrumenten kunnen worden ingezet, of door

het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere

instanties.

2.Bij de inzet van reïntegratie-instrumenten wordt gekozen voor dat

instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het

doel dat beoogd wordt.

3.Reïntegratie-instrumenten die gericht zijn op de arbeidsinschakeling

worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen

geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

4.Van het vorige lid kan worden afgeweken als het college van oordeel is dat

dat nodig is om duurzame uitstroom te realiseren en het college dat

gewenst acht.

5.Personen uit de onder artikel 1, lid m genoemde doelgroep kunnen

aanspraak maken op:

-Begeleidingsactiviteiten om reïntegratietrajecten goed te laten verlopen.

-Bemiddelingsactiviteiten ten behoeve van de het realiseren van uitstroom.

-Plaatsingsactiviteiten ten behoeve van het verkrijgen van een reguliere

baan, gesubsidieerde baan, een vrijwilligersbaan, werken met behoud van

uitkering of een stageplek.

-Nazorgactiviteiten om de uitstroom een duurzaam karakter te geven.

Artikel 5 Onderzoek

Het college kan voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van

reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden

van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de

reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.

Artikel 6 Verplichtingen

Onverminderd andere verplichtingen die gelden op grond van de wet of van

andere wetten, bijvoorbeeld in verband met een uitkering die de

belanghebbende ontvangt, gelden voor de belanghebbende de volgende

verplichtingen:

a.het verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor

het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt reïntegratieinstrument;

b.het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in het

vorige artikel;

c.het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende onderdelen

van het traject;

d.na te laten wat de realisatie van het doel van het traject of van de

reïntegratie-instrumenten belemmert.

e.Indien een belanghebbende gebruik maakt van de in artikel 4

genoemde ondersteuning en niet voldoet aan het gestelde in de

voorgaande leden, kan het college de in verband met de ondersteuning

gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 3 Werk als instrument voor reïntegratie

Afdeling 1 Werken met behoud van uitkering

Artikel 7 Proefplaatsing

1.Bemiddeling naar een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject

gericht op arbeidsinschakeling.

2.De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een

bijstandsuitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het

verrichten van betaalde arbeid.

3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand

van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of

(middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een

proefplaatsing geïndiceerd is.

4.De proefplaatsing kan maximaal zes maanden duren. Wanneer door het

college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de

belanghebbende op korte of middellange termijn een reëel perspectief

heeft op regulier werk, en de proefplaatsing in combinatie met een

opstapbaan wordt ingezet, duurt de proefplaatsing maximaal drie maanden.

Artikel 8 Leerwerkstage

1.Een leerwerkstage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op

arbeidsinschakeling.

De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een

bijstandsuitkering, door middel van een stage werkervaring en

vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.

3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand

van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of

(middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een

leerwerkstage geïndiceerd is.

4.De leerwerkstage duurt maximaal negen maanden.

Artikel 9 Terugkeerbanen (participatiebanen)

1.Een terugkeerbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op

arbeidsinschakeling

2.De terugkeerbaan heeft als doel de belanghebbende, met behoud van

een bijstandsuitkering, te laten wennen aan aspecten die

samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.

3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de

hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op

(middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en

een terugkeerbaan geïndiceerd is.

  • 4.

    Een terugkeerbaan kan maximaal 2 jaar duren.

  • 5.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden op een terugkeerbaan een

tijdelijke subsidie verlenen.

6.Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor die

subsidie en de hoogte daarvan.

Artikel 10 Vrijwilligerswerk

1.Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op

arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige

maatschappelijke participatie.

2.Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van

uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden, danwel een zinvolle

en nuttige bijdrage te laten leveren aan de lokale samenleving.

3.Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

In afwijking daarvan kan vrijwilligerswerk ook verricht worden bij een

organisatie die ten behoeve van de gemeente reïntegratieactiviteiten

verricht als bedoeld in deze verordening, of een instelling of organisatie

gelieerd aan de gemeente met als doel sociale activering en activiteiten.

4.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand

van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende geen

perspectief, of op (middel)lange termijn een reëel perspectief, heeft op

regulier werk en dat inzet van het instrument wenselijk is.

Artikel 11 Sociale activering

1.Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een

activeringstraject- of project, activiteiten aanbieden in het kader van

sociale activering.

2.Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van

maatschappelijk nuttige activiteiten, eventueel ter voorbereiding op een

traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van

sociaal isolement, in ieder geval gericht op het participeren in de lokale of

regionale samenleving.

Afdeling 2 Betaald werk

Artikel 12 Opstapbanen

1.Bemiddeling naar een opstapbaan kan een onderdeel zijn van een traject

gericht op arbeidsinschakeling.

2.De opstapbaan heeft als doel de belanghebbende, door betaald werk,

sneller op regulier werk te plaatsen.

3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand

van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of

middellange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een

opstapbaan geïndiceerd is.

4.Het instrument wordt niet ingezet als de belanghebbende gehuwd is en het

bruto-inkomen van de partner hoger is dan twee maal het wettelijk

minimum loon.

5.De opstapbaan duurt maximaal twee jaar.

Artikel 13 Vangnetbanen

1.Bemiddeling naar een vangnetbaan kan een onderdeel zijn van een traject

gericht op arbeidsinschakeling.

2.De vangnetbaan heeft als doel de belanghebbende, door betaald werk, een

zodanige werkervaring op te laten doen dat het perspectief op regulier werk

vergroot wordt.

3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand

van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende die bijstand

ontvangt op lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en

een vangnetbaan geïndiceerd is.

4.Het instrument wordt niet ingezet als de belanghebbende gehuwd is en het

bruto-inkomen van de partner hoger is dan twee maal het wettelijk

minimum loon.

6.De vangnetbaan kan maximaal drie jaar duren.

Artikel 14 Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

1.Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een dienstverband bij een

reïntegratiebedrijf aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling;

2.De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een

onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke

overeenkomst.

3.Met het reïntegratiebedrijf worden in ieder geval schriftelijke afspraken

gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

Hoofdstuk 4 Subsidies voor de werkgever

Afdeling 1 Algemene voorwaarden voor subsidies aan werkgevers

Artikel 15 Doel van de subsidies voor de werkgever

Het college kan een subsidie verstrekken voor de loonkosten en aanverwante

kosten van bepaalde werknemers, om zo werkgevers te stimuleren

arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos

werkzoekenden.

Artikel 16 Werkingssfeer

Subsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen

die worden vervuld door leden van de doelgroep.

Artikel 17 Samenloop van subsidies

Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de

gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

Artikel 18 Definitieve vaststelling

Als de subsidie voor een bepaalde periode geldt, wordt het recht op die

subsidie telkens na afloop van het kalenderjaar vastgesteld.

Artikel 19 Voorschotten

1.Het college kan in de situatie die bedoeld wordt in het vorige lid

voorafgaande aan de subsidievaststelling voorschotten verstrekken als aan

de andere voorwaarden voor subsidie is voldaan.

2.Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde

subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar.

Als een werkgever meerdere subsidies ontvangt, kunnen voorschotten op

de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond

van deze verordening of met voorschotten op een andere subsidie op

grond van deze verordening worden verrekend.

  • 3.

    Verstrekking van voorschotten kan worden gestaakt, als:

    • a.

      de werkgever in staat van faillissement verkeert;

    • b.

      als ten aanzien van de werkgever surséance van betaling is

aangevraagd;

c.als een schuldeiser van de werkgever executoriaal of conservatoir

beslag heeft gelegd op goederen van de werkgever.

Artikel 20 Bevoegdheid college

1.Het college kan aanvullende regels stellen met nadere voorwaarden voor

subsidies aan werkgevers.

2.Het college kan regels stellen waarin categorieën van werkgevers of

werknemers worden aangewezen waarvoor voor aan bepaalde

voorwaarden voor subsidie of de hoogte of de duur daarvan niet hoeft te

worden voldaan.

3.Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor de subsidies aan

werkgevers.

  • 4.

    Het college kan in dit hoofdstuk genoemde subsidiebedragen aanpassen.

  • 5.

    Het college kan besluiten de subsidie voor de werkgever hoger vast te

stellen als de werknemer in dienst treedt bij een niet commerciële instelling

of organisatie.

Aan de subsidie kunnen verplichtingen worden verbonden met de strekking

dat de werkgever de medewerking verleent die nodig is voor het realiseren

van de reintegratiedoelstellingen ten aanzien van de werknemer.

Artikel 21 De aanvraag

1.De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd uiterlijk drie

maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

2.De subsidie bij doorstroom naar regulier werk moet worden aangevraagd

binnen drie maanden na het verstrijken van de periode van zes maanden

na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de

werknemer.

3.Van de termijn bedoeld in vorige leden kan worden afgeweken als de

termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Afdeling 2 Subsidie voor opstapbanen

Artikel 22 Voorwaarden bij subsidie voor opstapbanen

1.Het college kan aan een werkgever een subsidie geven voor de loonkosten

van een werknemer die in het kader van een traject gericht op reïntegratie

in de arbeid ten behoeve van de werkgever werkt.

2.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een

arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer van wie vooraf

door of namens het college is vastgesteld dat deze tot de doelgroep voor

een opstapbaan behoort.

Artikel 23 Duur van de subsidie voor opstapbanen

  • 1.

    De subsidie geldt voor een periode van:

    • a.

      één jaar als door het college aan de hand van een onderzoek is

vastgesteld dat er bij aanvang van het dienstverband op korte termijn een

reëel perspectief is op arbeidsinschakeling en hij tot de aanvang van de

arbeidsovereenkomst bijstand ontving;

b.twee jaar als door het college aan de hand van een onderzoek is

vastgesteld dat er bij aanvang van het dienstverband op middellange

termijn een reëel perspectief is op arbeidsinschakeling en hij tot de

aanvang van de arbeidsovereenkomst bijstand ontving;

2.De subsidie wordt na rato verlaagd als het dienstverband korter heeft

geduurd dan de periode waarvoor hij geldt.

3.De subsidie geldt voor dienstverbanden van 32 uren per week. Het

subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder

dan 32 uren per week.

Afdeling 3 Subsidie voor vangnetbanen

Artikel 24 Voorwaarden bij subsidie voor vangnetbanen

1.Het college kan aan een werkgever een subsidie geven voor de loonkosten

van een werknemer die in het kader van een traject gericht op reïntegratie

in de arbeid ten behoeve van de werkgever werkt.

2.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een

arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf

door of namens het college is vastgesteld dat deze tot de doelgroep voor

een vangnetbaan behoort.

Artikel 25 Hoogte en duur van de subsidie voor vangnetbanen

1.De subsidie bedraagt ten hoogste een percentage van het wettelijk

minimumloon, zoals dat zou gelden bij een dienstverband van 32 uren per

week. Dit percentage is niet afhankelijk van de leeftijd en gezinssituatie van

de werknemer en bedraagt 104% van het bruto wettelijk minimum loon.

  • 2.

    De subsidie wordt gedurende maximaal drie jaar verstrekt.

  • 3.

    De subsidie wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan

32 uren per week.

Artikel 26 Bevoegdheid college

Het college kan categorieën van werknemers of categorieën van werkgevers

aanwijzen waarvoor de subsidie in afwijking van het vorige artikel hoger kan

worden vastgesteld of voor een langere duur kan worden verstrekt.

Afdeling 4 Subsidie bij doorstroom naar regulier werk

Artikel 27 Voorwaarden voor subsidie bij doorstroom naar regulier werk

1.Het college kan aan een werkgever een subsidie geven als een werknemer

reguliere arbeid heeft aanvaard bij dezelfde of een andere werkgever.

2.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever voor de loonkosten van

de werknemer een subsidie ontvangt of heeft ontvangen op grond van deze

verordening.

3.De subsidie wordt alleen verstrekt als de in het eerste lid bedoelde

werkaanvaarding is geschied binnen de duur waarvoor de

loonkostensubsidie geldt.

4.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer bij de aanvang van de

arbeidsovereenkomst bijstand ontving.

5.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer aansluitend op het

gesubsidieerde dienstverband voor zijn nieuwe baan een

arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten.

6.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer na zes maanden na

de datum met ingang waarvan het gesubsidieerde arbeidsverband is

beëindigd nog arbeid in loondienst verricht.

Artikel 28 Hoogte van de subsidie

Het college stelt de hoogte van de subsidie nader vast.

Hoofdstuk 5 Subsidies voor de werknemer

Artikel 29 Vrijwilligerssubsidie

1.Burgemeester en wethouders kennen een vrijwilligerssubsidie toe aan de

uitkeringsgerechtigde die minimaal 8 uur per week vrijwilligerswerk

verricht.

2.De subsidie wordt aan het einde van het jaar vastgesteld en gerelateerd

aan het aantal gewerkte maanden.

3.De vrijwilligerssubsidie wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het

prijsindexcijfer.

Artikel 30 Persoonsgebonden reïntegratiebudget

1.Het college kan aan de cliënt een subsidie verstrekken in de vorm van

een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget.

2.Onder een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt verstaan een

subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van

werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

3.Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels met betrekking tot de

uitvoering van dit artikel.

Artikel 31 Subsidie voor buitengewone verwervingskosten

Burgemeester en wethouders kennen een subsidie voor buitengewone

verwervingskosten toe aan:

1.De uitkeringsgerechtigde die buitengewone verwervingskosten heeft. De

hoogte van de subsidie is in dit geval gelijk aan de buitengewone

verwervingskosten.

2.De uitkeringsgerechtigde die een inkomen boven bijstandsniveau geniet,

doch in verband met buitengewone verwervingskosten onder dit niveau

geraakt. De hoogte van de subsidie is in dit geval gelijk aan het verschil

tussen het inkomen minus de buitengewone verwervingskosten en de van

toepassing zijnde bijstandsnorm.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 32 Bevoegdheid college

1.Het college kan categorieën van personen aanwijzen aan wie een subsidie

verstrekt kan worden ter bevordering van de aanvaarding of het behoud

van werk gericht op arbeidsinschakeling.

2.Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor die subsidie

en de hoogte daarvan.

3.In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college

van Burgemeester en wethouders.

Artikel 33 Citeerwijze en inwerkingtreding

1.Deze verordening kan worden aangehaald als: de Reïntegratieverordening

Wet werk en bijstand.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

  • 3.

    Deze verordening vervangt de "Reïntegratieverordening Wet werk en

bijstand", vastgesteld op 7 juli 2004”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 november 2007.

De griffier, de burgemeester,