Regeling vervallen per 04-05-2021

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zevenaar

Geldend van 06-11-2019 t/m 03-05-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2019

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zevenaar

Inleiding

Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdwet gemeente Zevenaar. De beleidsregels geven een toelichting op en een instructie voor de uitvoering van het beleid in het kader van de Jeugdwet. In deze beleidsregels verduidelijkt het college van burgemeester en wethouders hoe bepaalde begrippen, zoals gebruikelijke hulp, worden uitgelegd en hoe met bevoegdheden wordt omgegaan. Deze beleidsregels leggen met name uit hoe wordt omgegaan met de individuele voorzieningen die mogelijk zijn in het kader van de Jeugdwet. De overige voorzieningen en voorliggende voorzieningen komen niet aan de orde in deze beleidsregels, omdat dit vrij toegankelijke voorzieningen zijn. Deze beleidsregels dragen voor de uitvoeringspraktijk ertoe bij dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden behandeld.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • Verordening: de Verordening jeugdhulp gemeente Zevenaar

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

Hoofdstuk 2 Beoordelingskader

2.1 Algemene beoordelingskader

Bij het beoordelen van een aanspraak op jeugdhulp moet onder andere worden gekeken naar:

  • 1.

    Heeft de jeugdige of ouders de woonplaats in de gemeente?

    Dit is uitgewerkt in het in de Jeugdwet vastgelegde woonplaatsbeginsel.

  • 2.

    Bestaat er (mogelijk) aanspraak op een andere wet, zoals de Wet langdurige zorg?

    De afbakening met andere wetten is geregeld in artikel 1.2 van de Jeugdwet.

  • 3.

    Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (zie 2.1.1).

  • 4.

    Zijn er – deels – overige voorzieningen beschikbaar?

    Indien de jeugdige of ouders geen gebruik willen maken van overige voorzieningen, kan dat niet tot een aanspraak op een individuele voorziening leiden.

2.1.1 Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen

De Jeugdwet is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als de jeugdige of ouders niet staan zijn zelf het probleem op te lossen. Hebben de jeugdige of ouders zelf mogelijkheden om de problemen het hoofd te bieden, dan is een voorziening niet nodig. Onder de eigen mogelijkheden wordt in ieder geval de gebruikelijke hulp geschaard.

2.1.1.1 Gebruikelijke hulp

In de Verordening is bepaald dat een jeugdige of ouders niet in aanmerking komt voor een individuele voorziening, voor zover er sprake is van gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is in de Verordening gedefinieerd als: “hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.” De beleidsregels van het CIZ zijn het uitgangspunt voor het beoordelen/bepalen van gebruikelijke hulp en zijn in deze beleidsregels overgenomen.

Algemene uitgangspunten

24 uur per dag zorg in de nabijheid is gebruikelijke hulp, waarvan de intensiteit afhankelijk is van de leeftijd van het kind (dit is hieronder per leeftijdscategorie verder uitgewerkt in de richtlijn). Hiermee wordt bedoeld dat hulp en toezicht gedurende het gehele etmaal in de nabijheid nodig is zonder dat daarbij permanente actieve observatie nodig is. Het gaat hier om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht. De zorg is wel nodig op zowel geplande als ongeplande momenten en ook voortdurend in de nabijheid. Dit is gebruikelijke hulp omdat ook een kind met een normaal ontwikkelingsprofiel tot een bepaalde leeftijd:

  • niet zelf de noodzaak van zijn behoefte aan de inzet van zorg kan inschatten, of

  • niet zelf in staat is om op relevante momenten adequaat hulp in te roepen om ernstig nadeel te voorkomen, of

  • ook vaak op ongeplande momenten hulp in de zin van begeleiding of overname van zelfzorg nodig heeft.

‘Permanent toezicht’ in de zin van onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen, valt niet onder gebruikelijke hulp. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de jeugdige vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor jeugdige kan worden voorkomen. Bij jeugdigen die een behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets (ernstig) misgaan.

Richtlijn gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie

Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt gebruik gemaakt van de richtlijn die hieronder is opgenomen. Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.

Kinderen van 0 tot 18 jaar

  • het door ouders aan kinderen bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat en zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

2.2 Algemene voorwaarden en weigeringsgronden

Bij het beoordelen van aanspraken wordt ook gekeken naar de in de verordening opgenomen algemene voorwaarden en weigeringsgronden voor maatwerkvoorzieningen.

2.2.1 Goedkoopst passende voorziening

Individuele voorzieningen dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend als de meest goedkope individuele voorziening te zijn. Zijn er twee of meer individuele voorzieningen passend, dan zal gekozen worden voor de goedkoopste individuele voorziening.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

De individuele voorzieningen zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • Ambulante ondersteuning;

  • Dyslexie;

  • Bovenregionale inkoop;

  • Landelijke inkoop;

  • Ondersteuning op locatie aanbieder;

  • Spoedeisende zorg en crisishulp;

  • Verblijf;

  • Activerend werk;

  • Jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

In de Jeugdwet is geregeld dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp van anderen in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Oftewel de jeugdige of zijn ouders moeten pgb-vaardig zijn. Het college maakt voor het beoordelen van de pgb-vaardigheid gebruik van het “kader voor pgb-vaardigheid” met 10-criteria voor pgb-vaardigheid, zoals door het ministerie van VWS is opgesteld. De jeugdige of zijn ouders moeten ten minste aan deze 10 criteria voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een persoonsgebonden budget.

Hoofdstuk 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 november 2019.

Ondertekening

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders op 22 oktober 2019

de secretaris,

M. Tromp

de burgemeester,

L.J.E.M. van Riswijk