Regeling vervallen per 12-01-2024

Bomenverordening Zevenaar 2019

Geldend van 07-12-2019 t/m 11-01-2024

Intitulé

Bomenverordening Zevenaar 2019

De raad van de gemeente Zevenaar;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de: Bomenverordening gemeente Zevenaar 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, overblijvende gewas, daaronder mede verstaan minder vitaal of dood gewas, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

  • b.

    vellen: kappen of rooien, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de waardevolle houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

  • c.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, meidoornhagen, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg;

  • d.

    waardevolle houtopstanden: de als zodanig door het college aangegeven houtopstanden, zoals opgenomen op de lijst van waardevolle houtopstanden;

  • e.

    bebouwde kom: het gebied binnen de gemeentegrens als bedoeld in artikel 4.1 onder a van de Wet Natuurbescherming, zoals vastgesteld bij het besluit van het college d.d. 2 april 2019;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

  • h.

    iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus;

  • i.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Waardevolle houtopstanden

  • 1. Het college stelt een lijst met de waardevolle houtopstanden vast, waarvoor op basis van deze verordening een vergunning tot vellen aangevraagd moet worden. Bij de beoordeling van aanvragen voor vergunningen raadpleegt het college deze lijst.

  • 2. Bij het opstellen van de lijst met de waardevolle houtopstanden spelen met name de volgende aspecten een rol:

    • de natuurwaarde van de houtopstand;

    • de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • de waarde van de houtopstand voor de straat en het dorpsschoon;

    • de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;

    • de beeldbepalende waarde van de houtopstand.

  • 3. De lijst met de waardevolle houtopstanden omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, adres en huisnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. De lijst met de waardevolle houtopstanden wordt minimaal één keer vijf jaar geactualiseerd en door het college vastgesteld. Een ieder kan zijn of haar zienswijze naar voren brengen ten aanzien van de geactualiseerde ontwerplijst.

  • 5. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan de waardevolle houtopstanden aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens met toestemming van het college.

  • 6. De gemeenteraad stelt een regeling vast voor het subsidiëren van kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de waardevolle/monumentale bomen en bijzondere houtopstand.

Artikel 3 Verbod tot vellen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de als waardevolle houtopstanden aangemerkte houtopstanden te vellen of te doen vellen, alsmede handelingen, zowel het boven- als ondergronds te verrichten, die de dood of ernstige beschadiging van deze houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voor waardevolle houtopstanden die moeten worden geveld op grond van de Plantenziektewet óf op grond van een aanschrijving op last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 7 en 8 óf indien sprake is van direct gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang. Het college kan in de laatst genoemde situatie een herplantplicht opleggen.

Artikel 4 Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd met behulp van het door het bevoegd gezag vastgesteld formulier worden aangevraagd bij het college door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. De aanvraag kan mondeling worden ingediend indien er sprake is van een spoedeisend belang wegens calamiteiten of ernstige bedreiging van de houtopstand.

Artikel 5 Criteria

Het college weigert de vergunning, tenzij:

  • a.

    sprake is van een gevaarlijke situatie voor zaken of personen door instabiliteit van de houtopstand;

  • b.

    het bevoegd gezag bij afweging van het belang bij het behoud van de houtopstand tegenover andere zwaarwegende belangen tot de conclusie komt dat een vergunning gerechtvaardigd is.

Artikel 6 Beslistermijn

Artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is van toepassing op een aanvraag om een vergunning.

Artikel 7 Vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten.

  • 2. Aan de in het eerst lid bedoelde verplichting kan een termijn worden verbonden, waarbinnen overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herbeplant, alsmede een termijn waarbinnen en de wijze waarop na de herbeplanting niet-aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hem te geven aanwijzing binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen effect analyse op te stellen en te overleggen aan het college.

  • 4. Een beslissing als bedoeld in de vorige leden wordt schriftelijk ter kennis van betrokkene gebracht.

  • 5. Degene aan wie een verplichting is opgelegd als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 6. Een gedraging in strijd met een opgelegde verplichting als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel is verboden.

Artikel 9 Schorsende werking van het bezwaar

  • 1. Een bezwaarschrift tegen een besluit op grond van deze verordening, schorst de werking van het besluit.

  • 2. Deze schorsing eindigt twee weken na de onherroepelijke beslissing op het bezwaar of zoveel eerder als de voorzieningenrechter van de rechtbank uitspraak heeft gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening.

Artikel 10 Vervaltermijn vergunning

De vergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning volledig gebruik is gemaakt.

Artikel 11 Bestrijding iepziekte

  • 1. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • de iepen te vellen;

    • de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • 5. Een gedraging in strijd met een aanschrijving als bedoeld in het eerste lid is verboden.

Artikel 12 Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 6:3 van de Wet Natuurbescherming.

Artikel 13 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als genoemd in deze verordening is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en op grond van deze artikelen gegeven voorschriften, beperkingen en verplichtingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijk uitspraak.

  • 3. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan houtopstanden.

Artikel 14 Opsporing/toezicht

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

Artikel 15 Intrekking oude regelingen

De Bomenverordening gemeente Rijnwaarden en de Bomenverordening Zevenaar 2010 worden ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsrecht

  • 1. Vergunningen van het college die verleend zijn op grond van de verordeningen als genoemd in artikel 15 gelden – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook is vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen – als vergunningen genomen op grond van deze Bomenverordening Zevenaar 2019.

  • 2. Voorschriften, beperkingen en herplantplichten opgelegd op grond van de verordening als genoemd in artikel 15, worden – voor zover zij niet eerder zijn vervallen – geacht te zijn opgelegd op grond van deze Bomenverordening Zevenaar 2019.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening als genoemd in artikel 15 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening Zevenaar 2019 nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze Bomenverordening Zevenaar 2019 toegepast.

  • 4. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning op grond van de in artikel 15 genoemde verordening wordt beslist met toepassing van deze Bomenverordening Zevenaar 2019.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bomenverordening Zevenaar 2019.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar, gehouden op 27 november 2019.

De griffier

W.M. van der Vlies

De burgemeester

L.J.E.M. van Riswijk

Algemeen

Harmonisatie

Als gevolg van de fusie tussen de voormalige gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar is een nieuwe verordening opgesteld gebaseerd op het principe dat houtopstanden geveld mogen worden zonder vergunning van het college, tenzij het gaat om houtopstanden die op de door het college vastgestelde lijst van waardevolle bomen staan. In de Bomenverordening Zevenaar 2010 gold nog een vergunningsplicht voor bomen die in openbaar gebied staan (“gemeentelijke bomen”) en bomen met een stamdiameter groter dan 20 cm op 1 m. hoogte staande op particuliere erven buiten de bebouwde kom. Gekozen is om het stelsel van de voormalige gemeente Rijnwaarden te volgen vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve last. In de praktijk blijkt namelijk dat ook in voormalig Zevenaar in de regel altijd een vergunning wordt verleend. Verder achten wij het aanvaardbaar ook de vergunningplicht voor bomen in openbaar groen af te schaffen aangezien de gemeente belang hecht aan het behoud van bomen in de openbare ruimte. Dit belang wordt verder standaard integraal afgewogen bij ruimtelijke initiatieven van gemeente of particulieren.

Het vaststellen van een lijst achten wij een effectief instrument om waardevolle en monumentale bomen te handhaven. Het voorgaande leidt er wel toe dat de lijst wordt geactualiseerd en aangevuld met waardevolle bomen in het openbaar groen en op particuliere erven buiten de bebouwde kom van voormalig gemeente Zevenaar.

Omgevingswet

De Omgevingswet is een zogenaamde dereguleringswet. Alle regels inzake de fysieke leefomgeving komen onder die wet te vallen. Het gaat om regels inzake de leefomgeving, oftewel alle regels over natuur, landschap, cultureel erfgoed, maar ook over bouwen, slopen en aanleggen. Als de nieuwe wet in werking is getreden (naar verwachting 1 januari 2021) , zal regelgeving over het kappen van bomen onderdeel gaan uitmaken van het omgevingsplan. Wanneer het gaat om bomen buiten de bebouwde kom, zal ook gekeken moeten worden naar de provinciale omgevingsverordening. Niet alle gemeenten zullen direct al een omgevingsplan hebben dat de gemeentelijke kapregels bevat. In die gevallen blijft de bomenverordening van kracht zolang er nog geen omgevingsplan is vastgesteld. De voorliggende Bomenverordening moet dan ook worden beschouwd als een voorlopige regeling in afwachting van nieuw beleid in het kader van de inwerkingtreding van genoemde wet.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbeschrijvingen

onderdeel a (boom) De definitie van het begrip "boom" is van belang omdat deze term ook weer voorkomt in de definitie van het begrip "houtopstand".

onderdeel b (vellen) De omschrijving van “vellen” omvat kappen en rooien maar ook “het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand ten gevolge kunnen hebben". De begripsomschrijving vermeldt handelingen, zowel boven- als ondergronds" om ook op te kunnen treden tegen ernstige ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld: de aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming lijkt nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Over ondergrondse beschadiging is inmiddels jurisprudentie ontstaan.

onderdeel c (houtopstand) Houtopstand vormt het kernbegrip van deze verordening, waarop het verbod tot vellen en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen. In dit artikel wordt ook een houtwal als houtopstand aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken. Als struik of heester wordt doorgaans beschouwd ieder houtachtig gewas dat zich dat zich direct boven de grond vertakt, daardoor in tegenstelling tot een boom geen echte stam heeft, en in de regel maximaal een hoogte van een paar meter bereikt.

onderdeel d (waardevolle houtopstanden) Het begrip “waardevol” is niet makkelijk te definiëren. Het gaat om de waarde uit een oogpunt van behoud van natuurwaarde, landschappelijke waarde, cultuurhistorische waarde, straat- en dorpsbeeld en/ of de leefbaarheid.

onderdeel e (bebouwde kom) Op grond van artikel 4.1. onder a van de Wet Natuurbescherming stelt de gemeenteraad bij besluit vast, welke voor de toepassing van de Boswet de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid gedelegeerd aan het college bij besluit van 30 januari 2019.

Artikel 2 Waardevolle houtopstanden

De lijst met waardevolle (beeldbepalende) bomen bestond ook al op grond van de Bomenverordening gemeente Rijnwaarden en de Bomenverordening Zevenaar 2010. Aangegeven wordt welke aspecten een rol kunnen spelen bij het wel of niet plaatsen van een bepaalde houtopstand op de lijst met waardevolle houtopstanden. Op de lijst kunnen geen houtopstanden voorkomen waarover de gemeente geen regels mag stellen. Het gaat hierbij om de in artikel 4.1. van de Wet natuurbescherming genoemde houtopstanden.

Artikel 3 Verbod tot vellen

In het eerste lid van dit artikel komt tot uitdrukking dat voor het vellen van houtopstanden die op de lijst met waardevolle houtopstanden staan altijd een vergunning nodig is. Het tweede lid noemt de uitzondering op dit uitgangspunt.

Artikel 4 Aanvraag vergunning

In dit artikel wordt bepaald dat een aanvraag alleen kan worden ingediend door een zakelijk gerechtigde. Een huurder of pachter kan een aanvraag indienen, indien hij daartoe gemachtigd is door de eigenaar.

Artikel 5 Criteria

In deze bepaling zijn de weigeringsgronden opgenomen voor een vergunning. In dit artikel komt tot uitdrukking dat bewaring van de als waardevol aangemerkte houtopstanden voorop staat en dat slechts vanwege een gevaarlijke situatie (door bijvoorbeeld een storm, ziekte of ouderdom van de houtopstand) of vanwege andere zwaarwegende belangen besloten kan worden tot het verlenen van een vergunning voor het vellen van de betreffende houtopstand. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de noodzaak tot bodemsanering.

Artikel 6 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7 Vergunningsvoorschriften

Gezien het feit dat een voorschrift tot herplanting ingrijpende consequenties heeft, is het wenselijk daarvoor een uitdrukkelijke bepaling op te nemen. Een eventuele herbeplanting vindt plaats om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarden, dorpsschoon of leefbaarheid. De herplantvoorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt. Bijvoorbeeld: naar locatie, boomsoort en grote. Uit de rechtspraak blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. Dit artikel maakt het ook mogelijk om op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder: de wet Natuurbescherming, Europese Vogel- en Habitatrichtlijn nadere concrete voorschriften op te leggen. Een voorbeeld is het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of het niet op zodanige wijze vellen dat nabij aanwezige beschermde plantensoorten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen indien een broedende vogel in de boom verblijft (van 15 maart tot 15 juli) dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet.

Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht

Wanneer een herplantplicht alleen als vergunningsvoorschrift kan worden opgesteld, betekent dit dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen. Deze bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige herplantplicht te scheppen. Het college kan een herplantplicht opleggen indien houtopstand teniet is gegaan door bijvoorbeeld verwaarlozing of een calamiteit. Niet alleen het actief handelen (vellen) maar ook het passief nalaten (bijvoorbeeld door verwaarlozing) kan reden zijn een herplantplicht op te leggen. In beginsel doet niet ter zake of het teniet gaan van de houtopstand de rechthebbende te verwijten valt. Indien de houtopstand is teniet gegaan door toedoen van een huurder of pachter, dan kan alleen aan de zakelijk gerechtigde (meestal eigenaar) een herplantplicht worden opgelegd.

Artikel 9 Schorsende werking van bezwaar

Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat een boom feitelijk al geveld is voordat (derden) belanghebbenden kennis hebben kunnen nemen van de vergunning of gebruik hebben kunnen maken van de rechtsmiddelen (bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening). Het eerste lid is juridisch noodzakelijk voor de bevoegdheid om schorsende werking aan een bezwaar te verlenen. De rechtspraak heeft de bruikbaarheid van dit artikel reeds bevestigd.

Artikel 10 Vervaltermijn vergunning

De in dit artikel genoemde vervaltermijn is opgenomen om misbruik van oude vergunningen tegen te gaan. Omstandigheden kunnen immers veranderen en bomen groeien verder. De vervaltermijn geldt voor de volledige vergunning.

Artikel 11 Bestrijding iepziekte

De iepziekte is de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi Nannf. Ceratosystis ulmi (Buism.) Moreau). De iepziekte ontstaat doordat een schimmel de houtvaten, de stam en de takken verstopt. Hierdoor wordt de sapstroom tussen de wortels en de bomen verstoord en krijgen de bladeren geen voedingsstoffen en water meer. lepensprintkever is een insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus dat de iepziekte overbrengt. Het insect legt haar eitjes onder de schors van zieke of dode iepen. De jonge insecten vliegen naar gezonde bomen in de buurt die zodoende worden aangetast. De verantwoordelijkheid voor de bestrijding van de iepziekte ligt momenteel voornamelijk bij de gemeenten.

Artikel 12 Schadevergoeding

In artikel 6:3 van de Wet natuurbescherming is het volgende opgenomen: Het college kent degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een krachtens deze wet door hem genomen, of door hem geacht te zijn genomen besluit, met uitzondering van een besluit als bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. In dit artikel van de verordening is bepaald wie bevoegd gezag is om te beschikken op een verzoek tot het verlenen van een schadevergoeding.

Uit de (gepubliceerde) rechtspraak is geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt. Deze bepaling blijft tamelijk abstract. Van geval tot geval moet worden nagegaan of, en zo ja, in hoeverre er sprake is van schade. Tevens moet worden ingegaan op de vraag of, en zo ja, in hoeverre deze schade al dan niet ten laste van de betrokkene moet blijven. Een concrete, gedetailleerde regeling die alle gevallen dekt, is niet mogelijk.

Artikel 13 Strafbepaling

In dit artikel is vastgelegd dat men de in de verordening vermelde verplichtingen moet nakomen en de voorschriften moet opvolgen. De artikelen 195 en 196 van de gemeentewet bepalen de boetecategorie. Deze geldt hier voor het handelen in strijd met het verbod tot vellen, het niet nakomen van voorschriften en verplichtingen en het handelen in strijd met het artikel bestrijding van de iepziekte. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen en houtopstand.

Artikel 14 Opsporing/toezicht

In dit artikel worden toezichthouders aangewezen. De basis voor deze bevoegdheid is terug te vinden in hoofdstuk 5 van de Awb. ln dit hoofdstuk is de bestuursrechtelijke handhaving geregeld. In de artikelen 5:11 tot en met 5:20 Awb staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders, waaronder de betreding van gebouwen, niet zijnde woningen, en het betreden van terreinen, desnoods tegen de wil van rechthebbenden. Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften. De aanwijzing van toezichthouders kan op basis van deze verordening plaatsvinden. De meeste bepalingen van deze verordening bevatten ge- en verboden. Op de naleving hiervan dient te worden toegezien en bij overtredingen dient te worden opgetreden. Dit kan op twee manieren geschieden: bestuursrechtelijk door het toepassen van bestuursdwang dan wel het opleggen van een dwangsom en strafrechtelijk.

Artikel 15 Intrekken oude regeling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 16 Overgangsbepaling

Dit artikel hoeft geen toelichting.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit artikel hoeft geen toelichting.

Artikel 18 Citeertitel

Dit artikel hoeft geen toelichting.