Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2015

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTING 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    Centrale computer: computer van een bedrijf waarmee de gemeente Zoetermeer een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

  • e.

    Vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

  • f.

    Vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • g.

    Dag: een kalenderdag;

  • h.

    Maand: een kalendermaand;

  • i.

    Jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen, plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd, wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

1e. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

2e. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die ingevolge het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel is aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling

  • De belasting wordt niet geheven ter zake van:

    • 1.

      voertuigen voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst;

    • 2.

      gehandicaptenvoertuigen (voertuigen zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990);

    • 3.

      voertuigen van huisartsen en verloskundigen die visites maken, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn;

    • 4.

      caravans en aanhangwagens voor een periode van maximaal drie dagen en

    • 5.

      ambulances, dierenambulances, voertuigen van politie en brandweer voor zover deze voertuigen voor het uitoefenen van de dienst worden gebruikt, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

  • De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

    • 1.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting verschuldigd onmiddellijk na afloop van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is bij de aanschaf van dagkaarten anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen de belasting verschuldigd op het moment van de aanschaf van de dagkaarten.

    • 4.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de belasting verschuldigd na het einde van het parkeren indien er sprake is van parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen.

    • 5.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Wijze van heffing

    • 1.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt bij aanschaf van dagkaarten anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen de belasting geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling aan de belastingschuldige bekendgemaakt

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt bij het parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen, de belasting geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel bij wege van nota. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

    • 4.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7a Termijn van betaling

    • 1.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen 1 maand na afloop van het parkeren/na de dag waarop het belastbaar feit heeft plaats gevonden, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet bij aanschaf van dagkaarten anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen de belasting worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving.

    • 4.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet bij het parkeren anders dan op parkeerapparatuur- plaatsen de belasting worden betaald na afloop van het parkeren dan wel onmiddellijk na uitreiking van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

    • 5.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

    • 6.

      Een naheffingsaanslag moet onmiddellijk worden betaald.

Artikel 8 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1. Ontheffing van parkeerbelasting wordt uitsluitend op aanvraag verleend. De aanvraag tot aanspraak op ontheffing wordt ingediend bij de heffingsambtenaar binnen een termijn van zes weken nadat de omstandigheid welke die aanspraak deed ontstaan, zich heeft voorgedaan.

  • 2. Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden volle maanden waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 3. Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle maanden gedurende welke het gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 4. Indien voor een voertuig parkeerbelasting als genoemd in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel naar een jaartarief is geheven en aannemelijk is dat niet of slechts gedurende een gedeelte van de desbetreffende periode van de parkeermogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend. Er bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven.

  • 5. Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder zou bedragen dan € 19,43.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 59,00.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 54,87.

  • 3. De kosten voor overbrenging en bewaring bedragen:

  • a. voor de overbrenging € 192,52, voor het overbrengen en € 18,28 per dag voor het bewaren. Indien het overbrengen op werkdagen geschiedt tussen 18.00 en 08.00 uur of op zaterdag, wordt het bedrag voor het overbrengen verhoogd met 25%; geschiedt het overbrengen op een zondag of algemeen erkende feestdag, dan wordt het bedrag voor het overbrengen verhoogd met 50%;

  • b. voor het bewaren € 18,28 per dag. Indien de bewaringsperiode een gedeelte van een etmaal bedraagt, dan wel indien de bewaringsperiode mede een gedeelte van een etmaal omvat, wordt voor dat gedeelte van een etmaal het tarief naar evenredigheid verminderd.

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening parkeerbelasting 2014' van 16 december 2013, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 14 juli 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. In afwijking in zoverre van het in het voorgaande lid bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vijfde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing in die periode plaatsvindt.

  • 3. De op de artikelen 9 en 13 van de in het eerste lid genoemde verordening gebaseerde regels van het college worden geacht mede gebaseerd te zijn op de artikelen 9 en 13 van deze verordening.

  • 4. Deze verordening treedt in werking met ingang van de vierde dag na die van de bekendmaking.

  • 5. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 6. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening parkeerbelastingen 2015.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2014,

    de griffier, de voorzitter,

    drs. K. Bolt Ch.B. Aptroot

    Tarieventabel als bedoeld in artikel 5 van de Verordening parkeerbelastingen 2015

Hoofdstuk 1 – Parkeren bij parkeerapparatuur

Het tarief voor het parkeren, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, op parkeerapparatuurplaatsen, bedraagt:

A.in het gebied begrensd door:

Oostzijde van de Afrikaweg vanaf de van Leeuwenhoeklaan in noordelijke richting, de noordzijde van de Europaweg (inclusief de daar aanwezige parkeerplaatsen), de oostzijde van de Zwaardslootseweg, de zuidzijde van de Aidaschouw (het wegvlak uitgesloten, de westzijde van de Ondineschouw (het wegvlak uitgesloten), de zuidzijde van de Europaweg (inclusief de daar aanwezige parkeerplaatsen) in oostelijke richting, de zuidzijde van de Australiëweg in oostelijke richting tot aan de waterloop Leidsewallenwetering, waterloop de Leidsewallenwetering in zuidelijke richting tot aan de waterpartij Grote Dobbe, de zuidzijde van de waterpartij Grote Dobbe, de zuidzijde van de Londenstraat/Oxfordstraat in rechte lijn doorlopend tot de waterloop aan de noordzijde van de Vlamingstraat, de waterloop aan de noordzijde van de Vlamingstraat, de wegas van de J.L.van Rijweg vanaf de Vlamingstraat in zuidelijke richting tot aan de van Leeuwenhoeklaan, de noordzijde van de van Leeuwenhoeklaan in westelijke richting tot aan de Afrikaweg

een en ander zoals aangegeven door de ononderbroken rode lijn op de bij deze tarieventabel behorende kaart:

“aanwijzing parkeerplaatsen Stadscentrumgebied” (bijlage I):

  • ·

    op maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur;

  • ·

    op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur, en

  • ·

    op zondagen, met uitzondering van feestdagen, van 12.00 uur tot en met 17.00 uur:

voor zover aangegeven in geel op de bij deze tarieventabel behorende kaart (bijlage I );

en voor de parkeerplaatsen die in groen zijn aangegeven op de eerder genoemde kaart

  • ·

    op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur, en

  • ·

    op zondagen, met uitzondering van feestdagen, van 12.00 uur tot en met 17.00 uur:

€ 1,30 per 61 minuten;

€ 6,10 voor een dagkaart, uitsluitend geldig in de in de voorwaarden opgenomen tijdsperiode;

  • B.

    voor de parkeerplaatsen:

  • ·

    bij de adressen Dorpsstraat 3 en 5 (huisartsengroepspraktijk en apotheek);

  • ·

    bij het adres Dorpsstraat 10 (tegenover “het Oude Huys”);

  • ·

    aan de Leidsewallen achter het pand Dorpsstraat 36;

  • ·

    aan de Delftswallen op het parkeerterrein bij de “Oude Kerk”;

  • ·

    aan het Achterom op het parkeerterrein naast de parkeergarage;

  • ·

    aan het Achterom op het parkeerterrein langs de Buurtvaart;

  • ·

    aan de Pilatusdam;

een en ander zoals aangegeven in het geel op de bij deze tarieventabel behorende kaart:

“aanwijzing parkeerplaatsen Dorp” (bijlage II):

  • ·

    op maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur;

  • ·

    op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur:

€ 1,30 per 61 minuten;

€ 6,10 voor een dagkaart, uitsluitend geldig in de in de voorwaarden opgenomen tijdsperiode;

C.voor de parkeerplaatsen:

aan de noordzijde van de Parkdreef bij het winkelcentrum “Seghwaert”

een en ander zoals aangegeven in het geel op de bij deze tarieventabel behorende kaart:

“aanwijzing parkeerplaatsen Seghwaert” (bijlage III):

  • ·

    op maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur;

  • ·

    op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur:

€ 1,30 per 61 minuten;

€ 6,10 voor een dagkaart, uitsluitend geldig in de in de voorwaarden opgenomen tijdsperiode.

De parkeerbelasting wordt niet geheven ter zake van het parkeren op de particuliere parkeerplaatsen (parkeerplaatsen di e niet voor het openbare verkeer openstaan), op gehandicaptenparkeerplaatsen en tijdens kantooruren op de parkeerplaatsen die uitsluitend bestemd zijn voor bedrijven.

Hoofdstuk 2 Parkeren met parkeervergunning

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b:

D.1 voor een vergunning A, uitsluitend geldig in het in de vergunning opgenomen parkeergebied of voor een vergunning B, uitsluitend geldig in het in de vergunning opgenomen gebied gedurende de in de vergunningsvoorwaarden opgenomen geldigheidsperiode en afgegeven op kenteken of naam:

D.1.1 per jaar, per voertuig bedraagt € 628,79;

D.1.2 per maand, per voertuig bedraagt € 63,82;

D.2per jaar, voor de eerste of enige voertuig per woning, onder de voorwaarden dat de vergunning wordt aangevraagd door een bewoner van een woning waarbij geen parkeergelegenheid hoort of ooit heeft behoord en dat de vergunning uitsluitend geldig is in het in de vergunning opgenomen parkeergebied Stadscentrumgebied (bijlage I), bedraagt € 0,00;

D.3per jaar, voor de tweede of volgende voertuig, onder de voorwaarden dat de vergunning wordt aangevraagd door een bewoner van een woning ongeacht of bij de woning een parkeergelegenheid hoort of ooit heeft behoord en dat de vergunning uitsluitend geldig is in het in de vergunning opgenomen parkeergebied Stadscentrumgebied (bijlage I), bedraagt € 233,13.

Bij tussentijdse ingang van de vergunning onder D.1.1 en onder D.3 wordt het tarief naar rato van het aantal resterende maanden berekend, met dien verstande dat een gedeelte van een maand als een gehele maand wordt berekend. Vanaf 1 november van het betreffende jaar wordt voor de vergunning onder D.1.1 uitsluitend een maandabonnement verleend.

De vergunning B is geldig:

  • ·

    op maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur en

  • ·

    op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur.

Behoort bij en maakt deel uit van Verordening parkeerbelastingen 2015 vastgesteld bij het Raadsbesluit 2014-000648 van 15 december 2014

de griffier,

drs. K. Bolt