Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer

Geldend van 18-03-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

Gelet op artikel 18 lid 11 van de Participatiewet, hoofdstuk 3.3 van de Beleidsnotitie Participatiewet en Wet maatregelen WWB van oktober 2014 en de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer.

Artikel 1 - Begripsbepaling

Onder inkeerregeling wordt verstaan de bepaling van artikel 18 lid 11 van de Participatiewet. Het betreft hier het op verzoek van de belanghebbende ten aanzien van wie de maatregel is opgelegd, herzien van de verlaging zodra uit de houding en gedragingen van de belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen, bedoeld in artikel 18 lid 4 nakomt.

Artikel 2 - Verzoek om herziening van de verlaging

  • 1. Indien een verlaging is toegepast op grond van artikel 18 lid 5, 6, 7 of 8 van de Participatiewet of artikel 10 onder c van de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 kan de belanghebbende een verzoek indienen bij het college om de verlaging te herzien.

  • 2. Het verzoek kan worden ingediend vanaf de datum van het besluit waarbij de verlaging is toegepast tot de einddatum van de looptijd van de verlaging.

  • 3. In het verzoek dient belanghebbende aan te tonen of aannemelijk te maken dat de betreffende verplichting als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet of als bedoeld in artikel 20 en 37 IOAW en IOAZ alsnog door belanghebbende ondubbelzinnig wordt nagekomen.

Artikel 3 - Ingangsdatum van herziening

Als het verzoek om herziening van de verlaging wordt ingewilligd, komt de toegepaste verlaging vanaf het moment van indiening van het verzoek geheel te vervallen, met dien verstande dat de eerste maand te allen tijde geëffectueerd dient te worden.

Artikel 4 - Uitzondering van herziening

In afwijking van artikel 2 wordt niet tot herziening van de verlaging overgegaan indien:

  • a.

    de toegepaste verlaging betrekking heeft op het niet nakomen van de verplichting tot het aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, als bedoeld in artikel 18 lid 4 onder a van de Participatiewet;

  • b.

    de toegepaste verlaging betrekking heeft op het niet nakomen van de verplichting tot het aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder b en c van de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

  • c.

    de toegepaste verlaging betrekking heeft op het niet nakomen van de verplichting tot het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag, als bedoeld in artikel 18 lid 4 onder g van de Participatiewet.

Artikel 5 - Recidive

Artikel 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing bij verlagingen op grond van recidive.

Artikel 6 – Hardheidsclausule

Het college kan in zeer bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen indien onverkorte toepassing onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doel.

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 8 - Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer.

Toelichting

Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer

Algemeen

Artikel 18 lid 11 van de Participatiewet geeft aan het college de bevoegdheid om een opgelegde maatregel te herzien als de belanghebbende uit zijn houding en gedrag ondubbelzinnig heeft laten blijken zijn verplichtingen na te komen. Lid 11 bepaalt tevens dat het betreft de verplichtingen die benoemd zijn in lid 4 van artikel 18 Participatiewet en dat zijn de zogenaamde uniforme arbeidsverplichtingen. De duur van de maatregel is opgenomen in de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Het uitgangspunt van het college bij het opleggen van een maatregel bij het niet nakomen van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen is dat er een prikkel uit moet gaan om het gedrag te veranderen. Het college heeft bepaald dat een opgelegde maatregel bij schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen over drie maanden verrekend moet worden met de uitkering, dus 33% per maand. Wanneer iemand na de eerste maand zijn gedrag verbetert, dan wordt de maatregel voor de volgende twee maanden niet geëffectueerd.

Gelet op het standpunt van het college kan het verzoek tot herziening pas worden ingediend vanaf de datum van het besluit waarbij de verlaging is toegepast. Het verzoek kan worden ingediend tot de einddatum van de looptijd van de verlaging. Het verzoek moet worden aangemerkt als een verzoek ingevolge de Algemene wet bestuursrecht. De belanghebbende zal daarbij moeten aantonen of aannemelijk maken dat hij tot inkeer is gekomen.

Voor de toepassing van de inkeerregeling is niet van belang of het gaat om een verlaging vanwege een eerste of volgende schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting (recidive).

Voor de toepassing van de inkeerregeling is niet vereist dat belanghebbende alle geüniformeerde arbeidsverplichtingen (weer) nakomt. Bij de inkeerregeling gaat het alleen om de geüniformeerde verplichting ten aanzien waarvan een overtreding is geconstateerd.

Verschil met de heroverwegingsverplichting artikel 18 lid 3 van de Participatiewet

Artikel 18 lid 3 van de Participatiewet is naar oordeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet van toepassing als sprake is van schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen (artikel 18 lid 4 van de Participatiewet). Verschil tussen artikel 18 lid 3 en artikel 18 lid 11 van de Participatiewet is dat artikel 18 lid 11 pas wordt toegepast als belanghebbende daarom vraagt.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in de IOAW en IOAZ geen geüniformeerde arbeidsverplichtingen zijn opgenomen zoals in de Participatiewet. In deze wetten is ook niet in een inkeerregeling voorzien. In de Beleidsregels inkeerregeling gemeente Zoetermeer komen de verlagingen die zijn toegepast op grond van artikel 10 onder c van de Maatregelverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 ook voor de inkeerregeling in aanmerking.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsbepaling

Met de aanduiding van het begrip inkeerregeling wordt duidelijk gemaakt dat het moet gaan om een verzoek van een belanghebbende om herziening van een opgelegde maatregel en die de gewenste houding- of gedragsverandering heeft laten zien nadat hem eerder wegens zijn houding of gedrag een afstemming is opgelegd.

Artikel 2 - Verzoek om herziening van de verlaging

De voorkeur gaat uit naar een schriftelijk ingediend verzoek. In voorkomende gevallen kan daarvan worden afgeweken en volstaat een mondeling verzoek.

Artikel 3 - Ingangsdatum van herziening

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 4 - Uitzondering van herziening

Met dit artikel wordt het toepassingsbereik bepaald.

De in dit artikel genoemde situaties zijn uitgezonderd vanwege de onomkeerbaarheid. Van herstel van de situatie kan namelijk geen sprake meer zijn.

Artikel 5 - Recidive

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 6 - Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7 - Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting