Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende belastingregels omtrent parkeren Verordening parkeerbelastingen 2018

Geldend van 25-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende belastingregels omtrent parkeren Verordening parkeerbelastingen 2018

De raad van de gemeente Zoetermeer;

gelezen het voorstel van het college van 21 november 2017;

gelet op artikel 225, 234 en 235 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2018

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • f.

    centrale computer: computer van de gemeente Zoetermeer of de computer van het bedrijf waarmee de gemeente Zoetermeer een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of webbrowser;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    dag: een kalenderdag, periode van 00:00 uur tot 24:00 uur;

  • i.

    maand: een kalendermaand;

  • j.

    jaar: een kalenderjaar, periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • k.

    vier jaar: een periode van vier aaneengesloten kalenderjaren;

  • l.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaats;

  • m.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • n.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zoetermeer;

  • o.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • 1e

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die ingevolge het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel is aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Vrijstelling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      Ambulances, dierenambulances, voertuigen van politie en brandweer voor zover deze voertuigen voor het uitoefenen van de dienst worden gebruikt, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn;

    • b.

      Gehandicaptenvoertuigen (voertuigen zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990);

    • c.

      Voertuigen voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst;

    • d.

      Caravans en aanhangwagens voor een periode van maximaal drie dagen;

    • e.

      Voertuigen van huisartsen en verloskundigen die visites maken, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn.

Artikel 5. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6. Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt bij aanschaf van dagkaarten anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen de belasting geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt bij het parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen, de belasting geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel bij wege van nota. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting verschuldigd onmiddellijk na afloop van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is bij de aanschaf van dagkaarten anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen de belasting verschuldigd op het moment van de aanschaf van de dagkaarten.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de belasting verschuldigd na het einde van het parkeren indien er sprake is van parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen.

  • 5. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of een met het internet verbonden apparaat inloggen op de centrale computer.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet bij aanschaf van dagkaarten anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen de belasting worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet bij het parkeren anders dan op parkeerapparatuur- plaatsen de belasting worden betaald na afloop van het parkeren dan wel onmiddellijk na uitreiking van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

  • 5. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 6. In afwijking van het vorige lid moet, zolang de verschuldigde bedragen genoemd in hoofdstuk 2 van de tarieventabel behorende bij en deel uitmakende van deze verordening door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, de belasting betaald worden binnen een termijn van 30 dagen voor aanvang van de vergunningsperiode.

  • 7. Een naheffingsaanslag moet onmiddellijk worden betaald.

Artikel 9. Ontheffingen van parkeerbelasting

  • 1. Ontheffing van parkeerbelasting wordt uitsluitend op aanvraag verleend. De aanvraag tot aanspraak op ontheffing wordt ingediend bij de heffingsambtenaar binnen een termijn van zes weken nadat de omstandigheid welke die aanspraak deed ontstaan, zich heeft voorgedaan.

  • 2. Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden volle maanden waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 3. Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle maanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 4. Indien voor een motorvoertuig parkeerbelasting als genoemd in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel naar een jaartarief is geheven en aannemelijk is dat niet of slechts gedurende een gedeelte van de desbetreffende periode van de parkeermogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend. Er bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven.

  • 5. Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder zou bedragen dan € 19,83.

Artikel 10. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 11. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.

  • 2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

  • 4. De regelingen met betrekking tot de wielklem- en wegsleepregeling en de bijbehorende kosten zoals vastgesteld in artikel 12 van deze verordening zijn van toepassing na het aanbrengen van een wielklem, in die zin dat de wielklem alleen verwijderd wordt respectievelijk de houder zijn motorvoertuig alleen kan terugkrijgen bij het bewaarterrein, als hij alle met betrekking tot het motorvoertuig opgelegde en openstaande naheffingsaanslagen parkeerbelasting plus de bijbehorende kosten zoals bedoeld in artikel 12 van deze verordening, plus de eventuele kosten van (dwang)invordering met betrekking tot de niet betaalde naheffingsaanslagen, heeft betaald.

Artikel 12. Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,-.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 54,87.

  • 3. De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:

    • a.

      een vast bedrag voor het wegslepen en overbrengen van het motorvoertuig naar de aangewezen locatie: € 250,- (inclusief stalling voor de eerste 24 uur);

    • b.

      een vast bedrag voor het bewaren van het voertuig op de aangewezen locatie: € 10,- per dag;

    • c.

      de voorrijkosten in geval van een ‘loze rit’: € 100,-;

    • d.

      vrijgeven van het voertuig op de bewaarplaats: € 25,-.

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 13. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening parkeerbelasting 2017’ van 19 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. In afwijking in zoverre van het in het voorgaande lid bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vijfde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing in die periode plaatsvindt.

  • 3. De op de artikelen 9 en 13 van de in het eerste lid genoemde verordening gebaseerde regels van het college worden geacht mede gebaseerd te zijn op de artikelen 10 en 14 van deze verordening.

  • 4. Deze verordening treedt in werking met ingang van de vierde dag na die van bekendmaking.

  • 5. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 6. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2018'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2017,

de griffier,

Drs. R. Blokland MCM

de voorzitter,

Ch. B. Aptroot

Bijlage 1: Tarieventabel

Tarieventabel als bedoeld in artikel 5 van de Verordening parkeerbelasting 2018

  • 1.

    Tarieven parkeren bij parkeerapparatuur

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen Zoetermeer 2018 bedraagt:

  • a.

    Stadscentrumgebied:

    Zie bijlage I van de Verordening parkeerbelastingen 2018 voor de aanwijzing parkeerplaatsen Stadscentrumgebied.

    Het tarief is € 1,50 per 60 minuten:

    • -

      op maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur;

    • -

      op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur;

    • -

      op zondagen, met uitzondering van feestdagen, van 12.00 uur tot en met 17.00 uur:

      voor zover aangegeven in geel op de bij deze tarieventabel behorende kaart (bijlage I);

  • en voor de parkeerplaatsen die in groen zijn aangegeven op de eerder genoemde kaart

    • -

      op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur;

    • -

      op zondagen, met uitzondering van feestdagen, van 12.00 uur tot en met 17.00 uur:

  • Een dagkaart kost € 7,00 voor een dagkaart, uitsluitend geldig in de in de voorwaarden opgenomen tijdsperiode.

  • b.

    Parkeerplaatsen buiten Stadscentrumgebied (Dorp):

    Zie bijlage II van de Verordening parkeerbelastingen 2018 voor de aanwijzing parkeerplaatsen buiten Stadscentrumgebied (Dorp).

  • Het tarief is € 1,50 per 60 minuten:

    • -

      op maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur;

    • -

      op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur;

  • Een dagkaart kost € 7,00 voor een dagkaart, uitsluitend geldig in de in de voorwaarden opgenomen tijdsperiode.

  • c.

    Winkelcentrum Seghwaert

    Zie bijlage III van de Verordening parkeerbelastingen 2018 voor de aanwijzing parkeerplaatsen winkelcentrum Seghwaert.

  • Het tarief is € 1,50 per 60 minuten:

    • -

      op maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot en met 18.00 uur;

    • -

      op vrijdagavonden en andere koopavonden van 18.00 uur tot en met 21.00 uur;

  • Een dagkaart kost € 7,00 voor een dagkaart, uitsluitend geldig in de in de voorwaarden opgenomen tijdsperiode.

De parkeerbelasting wordt niet geheven ter zake van het parkeren op de particuliere parkeerplaatsen (parkeerplaatsen die niet voor het openbare verkeer openstaan), op gehandicaptenparkeerplaatsen en tijdens kantooruren op de parkeerplaatsen die uitsluitend bestemd zijn voor bedrijven.

  • 2.

    Tarieven parkeervergunningen

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Verordening Parkeerbelastingen Zoetermeer 2018 bedraagt:

Product

Tarief

Eerste bewonersvergunning

€ 0,- per jaar

€ 0,- per vier jaar

Tweede of daaropvolgende bewonersvergunning

€ 237,60 per jaar*

€ 950,50 per vier jaar

Eerste bewonersvergunning Spazio of Nederlandlaan (indien geen garageparkeerplaats geaccepteerd wordt)

€ 641,00 per jaar*

€ 2.563,90 per vier jaar

Tweede bewonersvergunning Spazio of Nederlandlaan

€ 237,60 per jaar*

€ 950,50 per vier jaar

Bedrijfsvergunning

€ 641,00 per jaar*

€ 2.563,90 per vier jaar

Maandbedrijfsvergunning

€ 65,00 per maand

Autodateparkeervergunning

€ 500,- eenmalige inrichtingskosten

€ 641,00 per jaar

Mantelzorgvergunning

€ 0,- per jaar

* Bij tussentijdse ingang van deze vergunningen wordt het tarief naar rato van het aantal resterende maanden berekend, met dien verstande dat een gedeelte van een maand als een gehele maand wordt berekend. Vanaf 1 november van het betreffende jaar wordt voor de Bedrijfsvergunning op jaarbasis uitsluitend een Maandbedrijfsvergunning verleend.

De tarieven parkeervergunningen zijn voor zowel vergunning A als B hetzelfde:

  • -

    vergunning A is uitsluitend geldig in het in de vergunning opgenomen parkeergebied op maandag tot en met zondag;

  • -

    vergunning B is uitsluitend geldig in het in de vergunning opgenomen gebied gedurende de in de vergunningsvoorwaarden opgenomen geldigheidsperiode en afgegeven op kenteken of naam op maandag tot en met vrijdag.

Aan de uitgifte van parkeervergunningen zijn legeskosten verbonden zoals aangegeven in de Verordening op de heffing en invordering van leges.

Behoort bij en maakt deel uit van de Verordening parkeerbelastingen Zoetermeer 2018 vastgesteld bij het Raadsbesluit 2017-000905 van 18 december 2017,

de griffier, Drs. R. Blokland MCM.

Bijlage 2: Gebiedskaart l Verordening parkeerbelasting 2018

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: Gebiedskaart ll Verordening parkeerbelasting 2018

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4: Gebiedskaart lll Verordening parkeerbelasting 2018

afbeelding binnen de regeling