Regeling vervallen per 01-01-2012

Uitvoeringsregeling Spaarloon

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2011

Intitulé

Uitvoeringsregeling Spaarloon

Uitvoeringsregeling Spaarloon

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a

    Deelnemer:de medewerker ingevolge artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/ZUWO, voorzover deze een vaste aanstelling heeft voor onbepaalde tijd.

  • b

    Spaarloon(regeling):regeling zoals bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • c

    Spaarinstelling:de instelling die spaartegoeden van de deelnemer administreert; verzoeken om deblokkering beoordeelt aan de hand van de daarvoor geldende normen; belastbare opnames van spaartegoeden ten behoeve van belastinginhouding overschrijft naar de gemeente Zoetermeer, voor zover niet op andere wijze tot belastingafdracht wordt overgegaan.

Artikel 2 Inhouding spaarloon

De deelnemer kan op schriftelijk verzoek bedragen van zijn bruto-loon bij wijze van spaarloon doen overschrijven op een door hem aangewezen rekening van een spaarinstelling. Over de bruto-inhouding is geen loonheffing verschuldigd. Spaarloon wordt uitsluitend overgeschreven naar een instelling die voldoet aan de begripsomschrijving van artikel 1 lid c van deze regeling.

Het per maand in te houden bedrag bedraagt minimaal € 12,- en ten hoogste het 1/12e deel van het in artikel 31 lid 2 sub f van de Wet op de loonbelasting genoemde bedrag.

Artikel 3 Bestedingsdoeleinden

Het spaarloon komt gedurende vier jaren niet ter beschikking van de deelnemer tenzij het spaarloon wordt opgenomen ter zake van de doeleinden genoemd in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 4 Beëindiging deelname

De deelname aan de spaarloonregeling eindigt:

  • a

    bij schriftelijke opzegging door de deelnemer;

  • b

    bij beëindiging van het dienstverband tussen de gemeente Zoetermeer en de deelnemer.

Ingeval het spaarloon door de werknemer is opgenomen bij beëindiging van diens dienstbetrekking, wordt voor elke maand gedurende welke het spaarloon voortijdig is opgenomen belasting geheven van de werknemer ter zake van een evenredig deel van het spaarloon.

Artikel 5 Administratieve bepalingen

Mutaties tot wijziging van inhouding kunnen maximaal twee maal per jaar worden ingediend bij de werkgever. Alleen schriftelijke mutaties worden in aanmerking genomen.

De deelnemer is verplicht de desbetreffende voorschriften van de spaarinstelling na te leven.

Artikel 6 Slotbepalingen

Deze regeling kan worden aangehaald als de ‘Uitvoeringsregeling Spaarloon’ en treedt in werking op 1 januari 2004.

Met de invoering van deze regeling vervalt de ‘Spaarloonregeling 1994 (B9)’.