Regeling vervallen per 03-11-2011

Parkeerverordening

Geldend van 18-06-2000 t/m 02-11-2011

Intitulé

Parkeerverordening

Nr. mp/00-845c

De raad van de gemeente Zoeterwoude

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 mei 2000, nr. mp/00-845a;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

B e s l u i t :

Vast te stellen de volgende Parkeerverordening

Afdeling 1 definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb 459;

  • b.

    Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven.

  • f.

    Vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen vergunninghouderplaatsen

  • g.

    Vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • h.

    Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • i.

    grote voertuigen: een voertuig dat met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter en/of een hoogte van meer dan twee meter en veertig centimeter, eveneens zo omschreven in artikel 5.1.7 Algemene Plaatselijke Verordening.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aan die bestemd zijn voor het parkeren van grote voertuigen door vergunninghouders.

  • 2. Weggedeelten genoemd in het vorige lid die bestemd zijn voor het parkeren van grote voertuigen voor vergunninghouders worden in de bij deze verordening horende bijlage vermeld.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste 8 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 4

  • 1. De vergunning wordt voor ten minste een jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a. de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b. het gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken van motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 5

  • Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a. op verzoek van de vergunninghouder;

  • b. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f. wanneer blijkt dat bij aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g. om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 6

  • 1. Het is verboden op een parkeerterrein enig voorwerp, niet zijnde een groot voertuig, te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder parkeervergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepalingen

Artikel 8

Overtredingen van het bepaalde in afdeling III van deze verordening worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de op basis van artikel 5:11 Awb genoemde toezichthouders.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als: Parkeerverordening 2000.

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum;

  • 2.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeer- en parkeergeldverordening van 23 februari 1989 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus opgesteld in de openbare vergadering
van de raad, gehouden op 18 mei 2000.
De secretaris,
H.Marinus
De voorzitter,
mw. Drs. A.E. Koopmanschap