Verordening woonwagencentrum

Geldend van 01-01-1985 t/m heden

Intitulé

Verordening woonwagencentrum

Nr. jh/83-163b

De raad der gemeente Zoeterwoude;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 januari 1984, nr. jh/83-163a;

Gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Woonwagenwet;

B e s l u i t :

Vast te stellen de navolgende “Verordening woonwagencentrum”.

Artikel 1

Begripsomschrijvingen:

  • a.

    centrum: het woonwagencentrum aan het Molenpad te Zoeterwoude;

  • b.

    woonwagen: een wagen, als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

  • c.

    standplaats: een als zodanig aangeduid en voor één woonwagen bestemd gedeelte van het centrum, met de daarbij behorende sanitairunit/berging;

  • d.

    bewoner: degene, die krachtens toestemming van burgemeester en wethouders rechthebbende is op een standplaats;

  • e.

    wachtlijst: een door burgemeester en wethouders bij te houden lijst van degenen die zich aanmelden voor een standplaats op het centrum.

Artikel 2

  • 1. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders standplaats in te nemen, of te doen of te laten innemen op het centrum;

  • 2. Toestemming wordt slechts verleend:

    • a.

      indien een standplaats beschikbaar is, en voorts slechts aan hem of haar, die:

    • b.

      als gegadigde voor een woonwagenstandplaats in Zoeterwoude is ingeschreven en

    • c.

      beschikt over een vergunning van Gedeputeerde Staten, als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet, voor het bewonen van een woonwagen.

Artikel 3

Als gegadigde voor een standplaats kan worden ingeschreven:

  • a.

    hij of zij, die meerderjarig en hoofdbewoner van een woonwagen is en beschikt over een vergunning van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet;

  • b.

    hij of zij, die behoort tot of komt uit het gezin of samenlevingsverband van een persoon als bedoeld onder a van dit artikel en de beschikking kan krijgen over een vergunning van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet.

Burgemeester en wethouders houden van de inschrijvingen als genoemd onder a en b van dit artikel een wachtlijst bij.

Artikel 4

Een ieder die toestemming krijgt om een standplaats op het centrum in te nemen is gehouden om met burgemeester en wethouders een huurovereenkomst aan te gaan en de bepalingen van die overeenkomst stipt na te leven.

Artikel 5

  • 1. Een ieder die met een woonwagen en conform het bepaalde in artikel 2 van deze verordening tot het centrum is toegelaten, krijgt van burgemeester en wethouders de beschikking over de bij de standplaats behorende sanitairunit/berging, zulks ten behoeve van zich en zijn gezin.

  • 2. Bij het einde van het gebruik is de gebruiker verplicht de sanitairunit/berging te ontruimen en deze met de sleutel ter beschikking te stellen van burgemeester en wethouders. Zowel de sanitairunit/berging als de standplaats dienen in dat geval geheel schoon te worden achtergelaten.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij verlies, beschadiging of vervuiling van in gebruik gegeven zaken, de kosten van vervanging, herstel of reiniging te verhalen op degene aan wie die zaken in gebruik gegeven zijn of, die veroorzaker is van dat verlies, die beschadiging of vervuiling.

Artikel 6

De bewoner is verplicht te zorgen, dat de sanitairunit/berging in zindelijke en ordelijke staat wordt gehouden, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders. De sanitairunit/berging mag niet voor bewoningsdoeleinden worden gebruikt of daartoe worden ingericht. De gebruiker is verplicht burgemeester en wethouders te allen tijde tot de sanitairunit/berging toe te laten. Het is de gebruiker verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders veranderingen aan de sanitairunit/berging aan te brengen of daaraan voorwerpen op of aan te bevestigen.

Artikel 7

  • 1. Het is verboden een voertuig binnen het centrum te plaatsen of geplaatst te hebben anders dan op één van de drie aanwezige standplaatsen.

  • 2. Het is verboden binnen het centrum meer dan één voertuig per standplaats te plaatsen of geplaatst te hebben.

Artikel 8

Het is verboden binnen het centrum enige vorm van handel of bedrijf uit te oefenen, dan wel handelswaren of bedrijfsgoederen op te slaan.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden huisvuil of ander afval binnen het centrum te storten.

  • 2. Het is verboden zich van huisvuil en ander klein vuil te ontdoen op een andere manier dan via de gemeentelijke reinigingsdienst en wel door middel van de daartoe dienende huisvuilzakken.

  • 3. Het is verboden schroot, wrakken en ander grof vuil binnen het centrum op te slaan.

Artikel 10

Het is verboden binnen het centrum vuur te stoken. Dit verbod geldt niet voor verwarming van of koken in een woonwagen.

Artikel 11

Het is verboden geluid te maken, dan wel toestellen of apparaten, die geluid voortbrengen, in werking te hebben op zodanige wijze, dat daardoor voor de andere bewoners van het centrum, hun gezinsleden of daarmee gelijk te stellen personen, of voor de omgeving kennelijk geluidshinder ontstaat.

Artikel 12

Het is verboden zich op het centrum zodanig te gedraen of zodanige handelingen te verrichten, dat aan de andere bewoners, hun gezinsleden of daarmee gelijk te stellen personen, omwonenden of derden gevaar, schade of hinder wordt toegebracht of kan worden toegebracht.

Artikel 13

Een ieder is verplicht op het centrum de aanwijzingen op te volgen, die worden gegeven door de politie of eventueel door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, met enig toezicht op het centrum belast.

Artikel 14

Tenminste drie maal 24 uur voordat een standplaats wordt verlaten, moet de bewoner daarvan kennisgeven aan burgemeester en wethouders.

Artikel 15

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen in deze verordening ontheffing verlenen.

  • 2. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. Een ontheffing wordt schriftelijk verleend. Zij wordt geacht te zijn verleend tot het tijdstip dat daarin is opgenomen.

  • 4. Indien deze voorwaarden niet in acht worden genomen en nageleefd worden, wordt de houder van een zodanige ontheffing geacht te hebben gehandeld zonder ontheffing.

  • 5. Een ontheffing dient door de houder aan hen, die belast zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening, op eerste vordering te worden getoond.

  • 6. Een verleende ontheffing kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, worden ingetrokken.

Artikel 16

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 48 van de Woonwagenwet, kunnen burgemeester en wethouders de bewoner, die één of meerdere bepalingen van deze verordening niet heeft nageleefd, met zijn woonwagen van het centrum doen verwijderen en het verblijf daarop met een woonwagen, gedurende een periode van ten hoogste een jaar ontzeggen.

  • 2. Een besluit als bedoeld in het vorige lid, is met redenen omkleed en wordt niet ten uitvoer gebracht dan nadat de bewoner is gewaarschuwd door voorlezing en uitreiking van dat besluit.

  • 3. Aan degene die een waarschuwing als bedoeld in lid 2 heeft ontvangen, wordt gedurende één maand na die gedane waarschuwing de gelegenheid gegeven om alsnog de bepalingen van deze verordening in acht te nemen.

  • 4. De bewoner kan binnen een maand, na de dat waarop hem dit besluit is uitgereikt tegen een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk beroep instellen bij de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland.

  • 5. De mogelijkheid van beroep, alsmede het feit, dat het beroep geen schorsende werking heeft, wordt bij de uitreiking, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, aan de bewoner medegedeeld.

Artikel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening woonwagencentrum”.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1985.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad, gehouden op 26 januari 1984.
De secretaris,
L.Kruithof
De voorzitter,
ing. A.J.M. Houdijk