Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2014

Geldend van 13-03-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2014

BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE WWB, IOAW en IOAZ GEMEENTE ZOETERWOUDE 2014

Een bestuurlijke boete wordt opgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 18a, eerste, tweede en derde lid, WWB, en van artikel 20a, eerste, tweede en derde lid, IOAW/IOAZ.

Artikel 1 Schriftelijke waarschuwing

Bij schending van de inlichtingenplicht wordt van het opleggen van een boete afgezien en wordt een waarschuwing gegeven als:

  • a.

    er niet teveel of ten onrechte bijstand is verleend; en

  • b.

    belanghebbende in de twee jaar voorafgaand aan de start van de boetewaardige gedraging geen waarschuwing heeft gehad.

Artikel 2 Verlagen bestuurlijke boete

In geval van een verminderde verwijtbaarheid van het betreffende gedrag van de belanghebbende kan de bestuurlijke boete verlaagd worden.

Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden, zoals merendeels ook opgenomen in artikel 2a lid 2 van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten, de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid, als bedoeld in artikel 18a lid 7 onder a WWB:

  • a.

    de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem /haar weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem/haar niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig aan het college zijn verstrekt;

  • b.

    de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem/haar de overtreding niet volledig valt aan te rekenen; of

  • c.

    de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt, voordat het college de overtreding constateert, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting; of

  • d.

    er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 3 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

  • a. Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, als bedoeld in artikel 18a lid 7 WW, wordt de hoogte van de boete volgens artikel 18a lid 1 WWB 50% van het benadelingsbedrag.

  • b. Van de voorgaande bepaling kan op grond van het maatwerkbeginsel afgeweken worden van de richtlijn mits voldoende beargumenteerd wordt waarom de boete hoger of lager vastgesteld dient te worden.

Artikel 4 Afzien van bestuurlijke boete

Van het opleggen van een bestuurlijke boete kan het college afzien indien:

  • a.

    het niet nakomen van een verplichting niet aan de belanghebbende kan worden verweten omdat hij/zij op het moment dat hij/zij aan de verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn/haar verplichtingen te voldoen;

  • b.

    daarvoor dringende redenen zijn.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Algemene toelichting

Op 1 januari 2013 is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking getreden. Voor de WWB introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen.

In het geval van nulfraude, dat wil zeggen, situaties waarbij het schenden van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag heeft het college de bevoegdheid om een boete op te

leggen of te volstaan met een waarschuwing. Deze beleidsregel voorziet in de Zoeterwoudse regelgeving op dit gebied.

Ook is in deze beleidsregel regelgeving opgenomen voor de situaties dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid van de belanghebbende met betrekking tot het schenden van de inlichtingenverplichting. In het geval de gedraging de belanghebbende in het geheel niet aan te

rekenen is kan geen boete worden opgelegd. In het geval er sprake is van een gedeeltelijke verwijtbaarheid dient het college de boete te matigen d.w.z. lager vast stellen.

 

Artikel 1 Schriftelijke waarschuwing

Als er sprake is van een schending van de inlichtingenplicht zonder dat er teveel bijstand is uitbetaald – de zogenaamde nulfraude – wordt een schriftelijke waarschuwing opgelegd.

Een waarschuwing kan alleen worden opgelegd als betrokkene in de afgelopen twee jaar niet eerder een waarschuwing heeft gehad. Voor deze termijn wordt gerekend vanaf de startdatum van de boetwaardige gedraging (artikel 18a lid 4 WWB).

Een waarschuwing telt overigens niet mee voor de eventuele recidive.

Als sprake is van “nulfraude”, dan wordt dit niet als recidive beschouwd. Van recidive is enkel sprake als binnen de recidive termijn (= binnen 5 jaar na onherroepelijk worden eerste overtreding) voor de tweede keer een boete is opgelegd voor schending van de inlichtingenplicht, waarbij sprake is van een benadelingsbedrag.

Artikel 2 Verlagen bestuurlijke boete

Onderdeel a van het zevende lid van artikel 18a van de WWB biedt de mogelijkheid de boete te verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het gaat hierbij om omstandigheden ten tijde van de gedraging.

a. Te denken valt aan onvoorzien ontslag, overlijden partner, overlijden kind.

b. Denk hierbij aan de situatie dat iemand tijdelijk administratief onbekwaam is in verband met zijn geestelijke vermogens. Gaat het om een structurele situatie , dan moet de belanghebbende een wettelijke vertegenwoordiger regelen. Heeft hij/zij dat niet gedaan, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

De leden a, b, en c zijn afkomstig uit het tweede lid van artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.

Lid d is afkomstig uit de beleidsregels van de Sociale Verzekeringsbank en is overgenomen omdat meerdere omstandigheden in hum onderlinge samenhang beschouwd ook tot verminderde verwijtbaarheid kunnen leiden.

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid als belanghebbende de brieven van de gemeente niet begrijpt, bijvoorbeeld omdat hij/zij de taal niet begrijpt. Of als de betrokkene langere tijd niet in staat is om zijn belangen te behartigen. Hij /zij zal in dat geval ervoor moeten zorgen dat een ander zijn/haar zaken regelt. In beide situaties wordt belanghebbende geacht iemand te zoeken die de correspondentie begrijpt en /of de belangen kan behartigen.

Artikel 3 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

Als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de boete verlaagd.

Verminderde verwijtbaarheid is er in allerlei soorten en maten. Bij een verminderde verwijtbaarheid is sprake van een verlaging van de boete tot 50%. Deze richtlijn wordt gehanteerd om willekeur of rechtsongelijkheid te voorkomen. Niettemin kan, mits voldoende beargumenteerd, afgeweken worden van deze richtlijn. Dit om op voorhand uitzonderingen niet ‘dicht te timmeren’ en maatwerk te kunnen leveren indien de richtlijn hierin niet voorziet.

Artikel 4 Afzien van een bestuurlijke boete

a. Te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname.

b. Wat dringende reden zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan niet op voorhand worden vastgelegd. Dit wordt individueel beoordeeld. Het moet echter wel gaan om zeer uitzonderlijke gevallen. Het enkele feit dat het de belanghebbende aan financiële middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is onvoldoende om te kunnen spreken van dringende redenen (TK 2011-2012, 33 207, nr. 3 p. 47. Vergelijk ook CRvB 14-02-2012, nr. 09/4506 WWB LJN BV6355).

Het afgeven van een beschikking dat het college afziet van het opleggen van een bestuurlijke boete wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.