Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen oude Rijnzone Zuid-Holland (Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen oude Rijnzone Zuid-Holland)

Geldend van 29-11-2014 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen oude Rijnzone Zuid-Holland (Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen oude Rijnzone Zuid-Holland)

Besluit van Gedeputeerde Staten van 25 juni 2013 tot vaststelling van de subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen oude Rijnzone Zuid-Holland (Prov. Blad 2013, nr. 118) en gewijzigd bij besluit van 25 november 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 3333)

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. ontwikkelingsproject: aanleg van een nieuw bedrijventerrein;

  • b. herstructureringsproject: planmatige verbetering van het vestigingsklimaat op een bestaand bedrijventerrein, waarbij de bedrijfsbestemming behouden blijft;

  • c. bedrijventerrein: terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie, daaronder niet begrepen een locatie in overwegende mate bestemd voor kantoren, detailhandel of horeca;

  • d. kwaliteitstoets: onderzoek dat inzicht verschaft in de mogelijkheden om tot kwaliteitsverbetering van een bedrijventerrein te komen, waarbij aandacht wordt besteed aan de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein, creatief ruimtegebruik, de inpassing in de omgeving, het optimaliseren van het voorzieningenniveau, verbetering van de bereikbaarheid, goed beheer (invoering parkmanagement na uitvoering project) en duurzaam energie- en waterbeheer;

  • e. ruimtetoets: onderzoek dat inzicht geeft in de mogelijkheden die er op een bedrijventerrein zijn om tot ruimtewinst te komen door een intensieve(re) benutting van de beschikbare ruimte;

  • f. verordening: de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland.

     

Artikel 2 Doelgroepen

Subsidies als bedoeld in paragraaf 2 worden slechts verstrekt aan gemeenten en openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin gemeenten samenwerken.

Paragraaf 2 Herstructurering/Ontwikkeling bedrijventerreinen 

Artikel 3 Activiteiten

1. Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor activiteiten die gericht zijn op de voorbereiding en uitvoering van een ontwikkelingsproject, herstructureringsproject, of een combinatie hiervan voor het volgende bedrijventerrein: Herstructurering en ontwikkeling bedrijventerrein Hoogewaard te Rijnwoude.

2. Artikel 17 van de verordening is niet van toepassing op deze paragraaf.

Artikel 4 Aanvraag

1. Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt ingediend met gebruikmaking van het volledig ingevulde origineel van een door het bevoegd gezag ondertekend Aanvraagformulier Projecten Uitvoeringssubsidie Herstructurering Bedrijventerreinen, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.

2. In aanvulling op artikel 36 van de verordening gaat een aanvraag vergezeld van de volgende documenten:

  • a. een haalbaarheidsanalyse, waarin de planologische en milieutechnische haalbaarheid van het project in beeld wordt gebracht;

  • b. een verklaring dat de financiële middelen, behoudens de gevraagde subsidie, beschikbaar zijn;

  • c. een kwaliteitstoets, opgesteld conform een door Gedeputeerde Staten vastgestelde handreiking;

  • d. een ruimtetoets, opgesteld conform een door Gedeputeerde Staten vastgestelde handreiking.

Artikel 5 Subsidie

1. Een subsidie als bedoeld in artikel 3 bedraagt maximaal € 4.687.767,00 ten behoeve van het project Herstructurering bedrijventerrein Hoogewaard van de gemeente Rijnwoude;

2. Het financiële tekort is het negatieve verschil tussen opbrengsten en subsidiabele kosten, verminderd met bijdragen van derden en subsidies van andere bestuursorganen en de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

3. Onder opbrengsten worden alle aan het project toe te rekenen opbrengsten begrepen. Als opbrengst wordt in aanmerking genomen, wat betreft de opbrengst uit uitgifte van grond en de opbrengst van bedrijfsverzamelgebouwen, de door een onafhankelijke taxateur vastgestelde marktwaarde uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment van verkoop of, in geval van erfpacht of verhuur, uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment waarop de erfpacht of de verhuur ingaat. In geval van nog niet uitgegeven grond wordt als opbrengst in aanmerking genomen de door een onafhankelijk taxateur vastgestelde verwachte marktwaarde uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment van indiening van de aanvraag om subsidievaststelling.

4. In afwijking van het derde lid kan, in geval van verkoop van grond bij opbod volgens een open en onvoorwaardelijke biedprocedure die openbaar is gemaakt, het beste of enige bod als opbrengst in aanmerking worden genomen.

5. Onverminderd het vierde lid wordt, in het geval dat de feitelijke opbrengst hoger is dan de in het derde lid bedoelde taxatiewaarde, in afwijking van het derde lid, tweede volzin, als opbrengst de feitelijke opbrengst in aanmerking genomen.

6. Onder subsidiabele kosten worden verstaan de noodzakelijke, rechtstreeks aan een project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte, betaalde en voor rekening van de gemeenten of openbare lichamen komende kosten:

  • a. bij verwerving van grond en opstallen: de koopsom en overdrachtskosten;

  • b. kosten gebruiksbeëindiging;

  • c. kosten van grondonderzoek;

  • d. kosten van bodemsanering;

  • e. kosten van bouw- en woonrijp maken;

  • f. kosten van voorzieningen voor verkeer;

  • g. kosten van infrastructuur;

  • h. kosten van de aanleg van leidingen voor gas, elektriciteit en water;

  • i. kosten van de aanleg van leidingen voor telecommunicatie, informatie- en communicatievoorzieningen;

  • j. kosten van de aanleg van openbare verlichting;

  • k. kosten van brandvoorzieningen;

  • l. verschuldigde omzetbelasting, indien degene die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet kan compenseren;

  • m. kosten van projectmanagement, planvorming,voorbereiding, toezicht en uitvoering en ambtelijk apparaat;

  • n. betaalde rentekosten;

  • o. kosten voor riolering.

7. In afwijking van het zesde lid worden mede als kosten in aanmerking genomen binnen tien jaar voor de indiening van de aanvraag gemaakte kosten van verwerving van grond en andere onroerende zaken.

8. In afwijking van het zesde lid kunnen van activiteiten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan, kosten die nog niet zijn betaald in aanmerking worden genomen, zodanig dat het subsidiebedrag dat uit het eerste lid voortvloeit met maximaal 10% wordt verhoogd.

Artikel 6 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 10 tot en met 15 en artikel 40 van de verordening weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie, indien er geen financieel tekort is.

2.In aanvulling op de artikelen 10 tot en met 15 en artikel 40 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie weigeren, indien het project niet geheel zal worden uitgevoerd of de uitvoering van het project niet haalbaar is, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, of niet de eerste gunning zal worden verleend binnen 18 maanden na het eventuele verlenen van subsidie.

3. Artikel 40, eerste lid, onderdeel c, van de verordening is niet van toepassing.

Artikel 7 Advies

Gedeputeerde Staten kunnen ter zake van subsidieaanvragen advies inwinnen van onafhankelijke deskundigen.  

Artikel 8 Voorschot

1. Indien Gedeputeerde Staten tot subsidieverlening besloten hebben, kunnen zij jaarlijks op aanvraag van de subsidieontvanger een voorschot verstrekken.

2. Een aanvraag om voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van het verslag, als bedoeld in artikel 10, vijfde lid.

3. Een voorschot wordt berekend aan de hand van een in de beschikking tot subsidieverlening vermeld voorschotpercentage van het totaal van de ter zake van het project betaalde kosten, vermeerderd met het totaal aan uit de voor het project aangegane verplichtingen voortvloeiende, in het jaar volgend op de datum van indiening van de aanvraag verwachte betalingen, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80% van het bij subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

4. Gedeputeerde Staten kunnen afwijzend beschikken op een aanvraag om voorschot, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

Artikel 9 Uitstel en vaststellen

1. In afwijking van artikel 42 van de verordening dient de subsidieontvanger zijn aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na afloop van een periode van uiterlijk zeven jaar na de datum waarop Gedeputeerde Staten tot subsidieverlening hebben besloten.

2. Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn van zeven jaar eenmaal verlengen met maximaal drie jaar.

3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring aan de hand van het Vaststellingsformulier uitvoering herstructurering bedrijventerreinen (UHB), dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.

Artikel 10 Verplichtingen

1. De in dit artikel opgenomen verplichtingen gelden tot de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.

2. De subsidieontvanger moet binnen achttien maanden na de subsidieverlenging de eerste gunning verlenen.

3. De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Gedeputeerde Staten voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.

4. Gedeputeerde Staten kunnen aan een ontheffing als bedoeld in het derde lid voorschriften verbinden.

5. De subsidieontvanger brengt jaarlijks vóór 1 april aan de provincie schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier voor de voortgangsrapportage en aanvraag voorschot.

6. De subsidieontvanger voert een administratie zodanig dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle kosten en opbrengsten kunnen worden afgelezen.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2013.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling herstructurering/ ontwikkeling bedrijventerreinen Oude Rijnzone Zuid-Holland  

Ondertekening

Den Haag, 25 juni 2013
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
Mw. drs. J.A.M. HILGERSOM, secretaris