Subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland

Geldend van 16-12-2016 t/m heden

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van 17 mei 2016, PZH-2016-549035404, tot vaststelling van de subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland (subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland) (Prov. Blad 2016, 3780) en gewijzigd bij besluit van 13 december 2016 (Prov. Blad 2016, 6679)

Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland,

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Overwegende dat het wenselijk is om voor het behoud van ons erfgoed het draagvlak voor de archeologie onder de inwoners van Zuid-Holland te vergroten;

Besluiten:

Vast te stellen de subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.

    synthetiserend onderzoek: nieuw onderzoek dat verschillende bestaande onderzoeken met hetzelfde thema verbindt.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten, die leiden tot beter beleefbaar en benut archeologisch erfgoed in Zuid-Holland.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt in elk geval verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      inrichten van een ruimte waar geïnteresseerden actief mee kunnen doen aan archeologie;

    • b.

      organiseren van een aansprekende archeologische tentoonstelling op een frequent bezochte plek;

    • c.

      openbaar toegankelijk maken van een archeologische opgraving, waarbij actieve deelname van belangstellenden wordt gestimuleerd;

    • d.

      realiseren van een interactieve archeologische presentatie;

    • e.

      maken van een gemakkelijk leesbare en rijk geïllustreerde publicatie van de resultaten van een opgraving, onuitgewerkt veldonderzoek of synthetiserend onderzoek.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2 kan uitsluitend worden verstrekt aan gemeenten, musea, oudheidkamers, historische verenigingen en bibliotheken in Zuid-Holland, universiteiten, archeologische bureaus, archeologen en historici.

Artikel 4 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv, kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 worden ingediend van 1 januari tot en met 15 maart.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2 geweigerd indien:

    • a.

      de activiteit uitsluitend is gericht op professionele archeologen;

    • b.

      het te bereiken publiek alleen de leden van de eigen organisatie betreft;

    • c.

      het onderwerp en de presentatie ervan overwegend wetenschappelijk van aard zijn en kennelijk niet aansprekend voor een breed publiek;

    • d.

      de activiteit reeds subsidie ontvangt in het kader van de Subsidieregeling erfgoedlijnen Zuid-Holland, onderdeel Limes;

    • e.

      indien het totaal aantal punten voor de rangschikking, bedoeld in artikel 9, lager is dan 40.

Artikel 6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de thematiek van de activiteiten sluit aan bij in elk geval één van de vijf prioritaire thema’s uit de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zuid-Holland, te weten:

    • 1 Thema 1: strijd tegen en leven met het water;

    • 2 Thema 2: overgangsfasen in de bewoningsgeschiedenis;

    • 3 Thema 3: leven en wonen rond de Limes;

    • 4 Thema 4: Holland, ontstaan en vorming van het graafschap;

    • 5 Thema 5: stad en platteland in de vroegmoderne tijd;

  • b.

    er wordt aandacht besteed aan de bekendmaking van de activiteit in de media.

Artikel 7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    werkuren van overheidspersoneel;

  • b.

    werkuren van personeel in dienst bij een door de overheid gesubsidieerde instelling;

  • c.

    huur van ruimten in overheidsgebouwen;

  • d.

    huur van ruimten in door de overheid gesubsidieerde instellingen.

Artikel 8 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000,-.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 500,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9 Rangschikking

1. Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afwegingtussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende criteria:

  • a.

    hoeveelheid bereikte individuen;

  • b.

    hoeveelheid bereikte doelgroepen;

  • c.

    vrijwilligersuren ten opzicht van de totale projecturen;

  • d.

    mate van cofinanciering ten opzichte van de subsidiabele kosten.

2. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, de volgende punten toe:

  • a.

    criterium a: ten hoogste 30 punten;

  • voor een hoeveelheid bereikte individuen van 1.000 of minder: 10 punten;

  • voor een hoeveelheid bereikte individuen van meer dan 1.000, maar minder dan 10.000: 20 punten;

  • voor een hoeveelheid bereikte individuen van 10.000 of meer: 30 punten.

  • b.

    criterium b: ten hoogste 30 punten;

  • voor een hoeveelheid bereikte doelgroepen van 5 of minder: 10 punten;

  • voor een hoeveelheid bereikte doelgroepen van meer dan 5, maar minder dan 10: 20 punten;

  • voor een hoeveelheid bereikte doelgroepen van 10 of meer: 30 punten.

  • c.

    criterium c: ten hoogste 20 punten;

    voor inzet van vrijwilligersuren ten op zichte van het totaal aantal projecturen van 20% of minder 0 punten;

  • voor inzet van vrijwilligersuren ten op zichte van het totaal aantal projecturen van meer dan 20%, maar minder dan of gelijk aan 40%: 5 punten;

  • voor inzet van vrijwilligersuren ten op zichte van het totaal aantal projecturen van meer dan 40%, maar minder dan 60%: 15 punten;

  • voor inzet van vrijwilligersuren ten op zichte van het totaal aantal projecturen van 60% of meer 20 punten.

  • d.

    criterium d: ten hoogste 20 punten;

    voor cofinanciering van 50%: 0 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 50% maar minder dan of gelijk aan 55%: 2 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 55% maar minder dan of gelijk aan 60%: 5 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 60% maar minder dan of gelijk aan 65%: 7 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 65% maar minder dan of gelijk aan 70%: 9 punten

  • voor cofinanciering van meer dan 70% maar minder dan of gelijk aan 75%: 11 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 75% maar minder dan of gelijk aan 80%: 13 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 80% maar minder dan of gelijk aan 85%: 15 punten;

  • voor cofinanciering van meer dan 85% maar minder dan 90%: 17 punten;

  • voor cofinanciering van 90% of meer: 20 punten.

3. Na toepassing van het eerste en tweede lid wordt met inachtneming van het subsidieplafondsubsidie verleend voor aanvragen met het hoogste aantal punten totdat het budget geheel isverdeeld.

4. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor aanvragen met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

5. Als na toepassing van het vierde lid het subsidieplafond niet is bereikt, is het vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de overblijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld.

6. Als twee of meer aanvragen met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld inhet eerste lid, onderdeel a een gelijk aantal punten hebben verkregen op dit criterium, dan vindt rangschikking van deze aanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 10 Subsidieverplichting

Binnen een jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening moeten de activiteiten, bedoeld in artikel 2, zijn gerealiseerd.

Artikel 11 Prestatieverantwoording

Desgevraagd toont de subsidieontvanger aan dat de activiteit is verricht door middel van:

  • a.

    een activiteitenverslag met beeldmateriaal;

  • b.

    informatie over de bekendmaking van de activiteit in de media;

  • c.

    informatie over de openbaar toegankelijkheid van de activiteit, zoals locatie, openingstijden enduur van de activiteit;

  • d.

    informatie over het aantal bezoekers aan en de waardering van de activiteit door de bezoekers;

  • e.

    informatie over het aantal bereikte doelgroepen.

Artikel 12 Evaluatie

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Asv vindt 1 jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaats.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 14 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2019, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 15 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland.

Toelichting

Algemeen

Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving en “verzorgen wij ook een betere presentatie en toegankelijkheid van de in provinciaal beheer toevertrouwde archeologische vondsten” (Hoofdlijnenakkoord 2015 - 2019). Veel mensen koesteren een fascinatie voor het verborgen verleden onder hun voeten. Actieve betrokkenheid bij de lokale archeologie verbindt mensen met hun directe leefomgeving en geeft hen identiteit.

De archeologische wereld komt er nu echter niet genoeg aan toe om op deze belangstelling in te spelen. De nadruk ligt vakmatig en wetstechnisch op beschermen. Dat maakt de archeologie kwetsbaar. Archeologie kost de samenleving namelijk tijd en geld. Er is dus draagvlak nodig onder de bevolking om deze lasten te willen dragen.

Met deze subsidieregeling wordt mede invulling gegeven aan de ambities in het EU-verdrag van Malta, waarbij elke ondertekenende partij zich er toe heeft verplicht om de toegang van het publiek tot belangrijke bestanddelen van het archeologisch erfgoed, met name vindplaatsen, te bevorderen en het tentoonstellen aan het publiek van geselecteerde archeologische voorwerpen te stimuleren” (art. 9, lid 2 van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), Valletta, 16-01-1992).

Sinds 2011 beschikken wij over een provinciaal Archeologiehuis naast het Archeon in Alphen aan den Rijn. Dit Archeologiehuis dient als ‘etalage’ voor ons provinciaal archeologisch depot. Naast deze permanente vorm van publieksbereik willen wij onze partners, zoals gemeenten, universiteiten, opgravende bureaus en vrijwilligersorganisaties met deze subsidieregeling stimuleren om een breed en divers publiek met hun archeologische activiteiten in aanraking te brengen, zodat er meer draagvlak onder de bevolking kan ontstaan voor archeologie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsbepalingen

b.Synthetiserend onderzoek. Er wordt in de provincie veel archeologisch onderzoek gedaan. Vaak hebben onderzoeken op verschillende plekken of op verschillende momenten hetzelfde inhoudelijke thema. Maar de resultaten van deze afzonderlijke onderzoeken worden niet systematisch met elkaar in verband gebracht. De provincie vindt het belangrijk dat die verbanden door synthetiserend onderzoek alsnog worden gelegd, zodat er een completer historisch beeld ontstaat. Deze subsidieregeling biedt de mogelijkheid om de resultaten van dit synthetiserend onderzoek voor een breed publiek te ontsluiten.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Archeologie wordt beter beleefbaar en benut door activiteiten waarbij de archeologie op een interactieve, aansprekende en toegankelijke wijze wordt aangeboden aan een breed publiek.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt daarom in elk geval verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      inrichten van een locatie waar mensen zelf aan archeologische activiteiten mogen deelnemen en de handen actief uit de mouwen mogen steken, bijvoorbeeld: boren, opgraven, wassen, determineren, beschrijven of metalen voorwerpen zoeken met een detector. Wij stellen aanvragers in staat om ruimtes in te richten, waarbij deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Dat betekent dat zowel de kosten voor de organisatie van de inrichting (uren) als de inrichtingskosten van de ruimte zoals meubilair subsidiabel zijn, alsook de aanschaf van materialen ten behoeve van de uit te voeren activiteiten, zoals speciale lijm, grondboren, schoppen, kruiwagens, metaaldetectoren, total stations (handheld computers), jalons, meetlint, laarzen en veiligheidshesjes. Goede voorbeelden van ruimtes waar geïnteresseerden actief mee kunnen doen zijn het Erfgoedlab in Vlaardingen en de ArcheoHotspots van AWN, het Allard Pierson Museum en Erfgoed Brabant.

    • b.

      organiseren van een aansprekende archeologische tentoonstelling op een frequent bezochte plek. Frequent bezochte locaties zijn plekken waar automatisch al veel mensen aanwezig zijn, zoals een supermarkt of een gemeentehuis. Onverwachte locaties voor een archeologische tentoonstelling kunnen bijvoorbeeld zijn: een popup store in een winkelcentrum, een tuincentrum of op een station. Maar ook meer voor de hand liggende locaties als een bibliotheek of een reizende tentoonstelling langs scholen kunnen een breed publiek trekken. Daarbij is het van belang dat het onderwerp en de wijze van presenteren aansprekend zijn en dus aansluiten op de belevingswereld van de inwoners van Zuid-Holland. Zo kunnen bijvoorbeeld tentoonstellingen met een lokaal verhaal, die met actieve medewerking van plaatselijke vrijwilligers tot stand worden gebracht succesvol zijn, omdat ze de betrokkenheid van de plaatselijke inwoners bij hun eigen geschiedenis vergroten. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de archeologische vondsten uit het provinciaal depot. De provincie wil deze vondsten graag benutten, door ze onder professionele begeleiding in bruikleen terug te brengen naar de lokale gemeenschappen waar ze gevonden zijn.

    • c.

      openbaar toegankelijk maken van een archeologische opgraving. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van informatieborden en het organiseren van rondleidingen. Actieve deelname van belangstellenden wordt gestimuleerd door mensen waar mogelijk zelf mee te laten graven. In sommige gevallen is het mogelijk dat de plaatselijke bevolking meehelpt met een opgraving. Dit past in de trend ‘community archeology’, die wij graag willen bevorderen.

    • d.

      realiseren van interactieve archeologische presentaties, waarbij het publiek wordt uitgedaagd tot interactie. De lezing als vorm van presentatie bestaat al lang, maar is vaak eenrichtingsverkeer. Het zou aan waarde winnen als in de opzet van de lezing een onderdeel wordt opgenomen, waarbij de zaal tot discussie wordt uitgedaagd. Ook het gebruik van nieuwe (spel)technieken als touchscreen en Minecraft leidt tot meer interactie in archeologische presentaties. 3 D-printers kunnen worden gebruikt om archeologische artefacten van elders te kopiëren, maar hebben ook aantrekkingskracht op de meer op vluchtig vermaak gerichte jongeren, die op deze manier toch met archeologie in contact komen.

    • e.

      maken van een gemakkelijk leesbare en rijk geïllustreerde publicatie van de resultaten van een opgraving, onuitgewerkt veldonderzoek of synthetiserend onderzoek. Veel archeologisch onderzoek blijft onuitgewerkt op de plank liggen en bereikt het publiek dus niet. Wij vinden het belangrijk dat met name studenten, promovendi en vrijwilligers ‘oud’ onderzoek uitwerken en verspreide onderzoeken met hetzelfde thema concluderend met elkaar in verband brengen. Deze subsidieregeling voorziet in het cofinancieren van het maken van een gemakkelijk leesbare en rijk geïllustreerde publicatie van de resultaten van dit onderzoek: bijvoorbeeld een of meer webpagina’s, een artikel in een lokaal week- of dagblad, een handzaam boekje of een bredere publicatie van maximaal 100 pagina’s, uitgegaan van MBO-3 niveau, zonder voetnoten en met onder meer reconstructietekeningen. Wanneer het synthetiserend onderzoek op een aansprekende manier wordt gepresenteerd en waar mogelijk wordt aangeboden in combinatie met een kleine tentoonstelling, wandeling of interactieve lezing, wordt een zo groot mogelijk publiek bereikt.

Artikel 3 Doelgroep

Gemeenten, musea, oudheidkamers, historische verenigingen en bibliotheken in Zuid-Holland, universiteiten, archeologische bureaus, professionele archeologen en vrijwilligers in de archeologie, historici en amateurhistorici vormen onze belangrijkste partners binnen het archeologisch werkveld en kunnen daarom een aanvraag indienen voor deze subsidieregeling. Samen met deze partners willen wij het draagvlak voor de archeologie onder de inwoners van Zuid-Holland vergroten.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1.

    a. en b. Wij willen het draagvlak voor de archeologie onder de bevolking vergroten. Publieksuitingen dienen daarom op een breed en divers publiek gericht te zijn en niet (alleen) op een kleine kring van experts. Het doel van deze subsidieregeling is een grotere groep mensen in contact te brengen en enthousiast te maken voor de archeologie en zo het draagvlak voor de archeologie te vergroten. Van oudsher worden met archeologische activiteiten vooral beter opgeleide ouderen en kinderen via het onderwijs bereikt. De bedoeling is deze groep diverser en uitgebreider te maken.

    • c.

      Om een breed en divers publiek te bereiken, is het van belang dat het onderwerp zelf aansprekend is en dus niet al te specialistisch of wetenschappelijk van aard. Door het onderwerp te relateren aan verhalen, maatschappelijke kwesties of items uit de eigen omgeving, wordt het beter beleefbaar gemaakt voor een grote groep mensen. Daarnaast is het van belang dat het onderwerp op een aansprekende manier wordt gepresenteerd. Dus geen wetenschappelijk werk van honderden pagina’s of een tentoonstelling met specialistische teksten, maar historische verhalen met veel illustraties, gerelateerd aan de belevingswereld van de inwoners van Zuid-Holland.

    • d.

      wanneer dezelfde activiteit reeds subsidie ontvangt in het kader van de Subsidieregeling erfgoedlijnen Zuid-Holland, onderdeel Limes, wordt de activiteit niet nogmaals gesubsidieerd in het kader van de subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland.

  • 2.

    Gedurende het eerste jaar na inwerkingtreding van deze subsidieregeling is het toegestaan om, reeds voordat de subsidie is verleend, op eigen risico te starten met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten, gezien de voorbereidende werkzaamheden die nodig zijn om activiteiten in 2016 en 2017 uitgevoerd te krijgen.

Artikel 5 Subsidievereisten

  • a.

    De Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zuid-Holland kan worden gedownload van de provinciale internetsite. Wij willen onze inzet focussen op de 5 prioritaire thema’s van de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zuid-Holland, omdat dit belangrijke verbindende thema’s zijn uit de Zuid-Hollandse geschiedenis.

  • b.

    Bij een multidisciplinaire activiteit worden meerdere richtingen binnen wetenschap, kunst of sport gecombineerd. Zo kan archeologie in verband worden gebracht met brede cultuurhistorie, maar ook met theater. Wij willen de archeologische wereld stimuleren om meer met andere disciplines samen te gaan werken. Archeologie wordt dan onderdeel van een groter geheel waar het verhaal van een landschap of stad, van vroeger naar nu, met zijn ruimtelijke ontwikkeling en monumenten wordt verteld. Projecten met een brede scope hebben een veel groter bereik omdat ze automatisch een veel bredere doelgroep aanspreken.

Een innovatieve activiteit is grensverleggend of vernieuwend. Dat betreft niet alleen de inhoud van de activiteit, maar vooral ook de wijze van presenteren. Als partijen zich inzetten voor publieksbereik van de archeologie, gebeurt dit van oudsher vaak in de vorm van tentoonstellingen, lezingen, rondleidingen en lespakketen. Door de tentoonstellingen op onverwachte locaties te organiseren, de lezingen interactief te maken, de rondleidingen te combineren met activiteiten waarbij de deelnemers zelf de handen uit de mouwen kunnen steken en lespakketten eens via een archeogame aan wachtende kinderen in de supermarkt aan te bieden, komt er vernieuwing in de manier waarop mensen de archeologie kunnen ontdekken en beleven.

c.Het is van belang dat er bij de organisatie van de activiteiten aandacht wordt besteed aan PR en marketing. Want als er activiteiten worden ontwikkeld zonder dat iemand ervan weet, kan er ook geen breed en divers publiek worden bereikt. Reclame via de lokale media en sociale media is daarom van groot belang.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

a.t/m e. De loonkosten van personeel en de huur van ruimten bij overheden en door hun gesubsidieerde instellingen worden al door de samenleving gefinancierd en komen niet nogmaals voor provinciale subsidie in aanmerking. Wel kunnen zij als vorm van cofinanciering door de aanvrager worden opgevoerd.

Artikel 7 Prestatieverantwoording

Wanneer de subsidieontvanger binnen de standaard steekproef valt die jaarlijks wordt uitgevoerd, wordt de subsidieontvanger hiervan op de hoogte gesteld en zal er worden gevraagd de genoemde onderdelen aan te leveren. Het aantonen van de openbare toegankelijkheid en het aantal bezoekers geldt daarbij alleen voor activiteiten waarbij dat van toepassing is, dus niet voor publicaties. De waardering van de activiteit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door bezoekers middels een gastenboek te vragen naar een rapportcijfer tussen 1 (laagste waardering) en 10 (hoogste waardering).

Artikel 8 Subsidiehoogte

1.Er kan een maximale subsidie worden aangevraagd van € 20.000,- op een projectbegroting van € 40.000,- of meer. Reden daarvoor is dat juist met relatief kleinschalige impulsen veel doelmatige initiatieven van vrijwilligers, gemeenten en instellingen mogelijk worden gemaakt die, naar wij verwachten, leiden tot meer draagvlak voor de archeologie onder de bevolking.

De maximale subsidie van 50% veronderstelt een cofinanciering van 50% of hoger. De cofinanciering kan, behalve uit geld, ook bestaan uit de tegenwaarde van in te brengen materiaal en mensuren. In geval van vrijwilligers en studenten gaan wij uit van een tegenwaarde van de door hen te verrichten werkzaamheden van € 35,- per uur als rekeneenheid.

2.Uit oogpunt van doelmatigheid worden subsidies lager dan € 500,- niet verstrekt.

Artikel 9 Rangschikking

Rangschikking van de aanvragen is nodig omdat er een beperkt budget beschikbaar is.

Artikel 10 Evaluatie

Ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik voeren Gedeputeerde Staten voor elke nieuwe subsidieregeling 1 jaar na inwerkingtreding een risicoanalyse uit.

Artikel 12 Werkingsduur en overgangsrecht

De werkingsduur van deze subsidieregeling loopt parallel aan de uitvoeringsperiode van het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019.

Toelichting bij het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 13 december 2016, PZH-2016-572378746], tot wijziging van de subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland

Algemeen deel

De Subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland heeft als doel het draagvlak van archeologie onder de inwoners van Zuid-Holland te vergroten. Met het beoordelen van de binnengekomen aanvragen voor de Subsidieregeling publieksbereik archeologie in 2016 werd duidelijk dat de behoefte er is om bij de beoordeling van de aanvragen de nadruk te kunnen leggen op kwaliteit en doelbereik van de activiteiten en prestaties. Ook is het zaak dat gezien het bescheiden budget de co-financiering verder gestimuleerd wordt. Verder is een aantal voorwaarden en weigeringsgronden aangepast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I A, Artikel 4: Door het opnemen van een aanvraagtermijn van 1 januari tot en met 15 maart worden alle in die periode ingediende aanvragen worden beoordeeld en onderling vergeleken. Zo wordt voorkomen dat geschikte aanvragen niet kunnen worden gehonoreerd omdat het subsidieplafond reeds is bereikt na beoordeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel I B, Artikel 5

Eerste lid, met een maximum te behalen aantal punten van 100 is de ondergrens vastgesteld op een minimaal aantal te behalen punten van 40 om zo een zekere kwaliteitsborging te behouden.

Tweede lid, komt te vervallen, Er wordt niet afgeweken van artikel 11, eerste lid, onder a, en 12, eerste lid, onder b van de Asv. Gedeputeerde Staten verstrekt geen subsidie voor de te subsidiëren activiteit wanneer deze reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel I C, Artikel 6, tweede lid, vervalt. Traditionele initiatieven willen we niet buitensluiten door uitsluitend te kiezen voor innovatieve en multidisciplinaire projecten. Eenvoudige initiatieven zijn ook effectief om archeologie onder een breed publiek beleefbaar te maken.

Artikel I D, Artikel 7 Prestatieverantwoording wordt opgenomen na Artikel 10 Subsidieverplichting.

Artikel I E, Artikel 9 Door middel van een rangschikking op basis van criteria kan de nadruk worden gelegd op kwaliteit en doelbereik. In totaal is een maximum van 100 punten te behalen.

Met het rangschikkingscriterium hoeveelheid bereikte individuen, wordt beoogd een zo groot mogelijk publiek te bereiken met de te verrichten activiteiten en prestaties.

Met het rangschikkingscriterium hoeveelheid bereikte doelgroepen, wordt beoogd om een grote verscheidenheid aan doelgroepen met de activiteiten en prestaties te bereiken. Naarmate meer van onderstaande verschillende doelgroepen met de activiteiten en prestaties worden bereikt, kunnen meer punten worden verdiend. Met een minimum van 10 punten tot een maximum van 30 punten bij het bereiken van 10 of meer doelgroepen. De doelgroepen worden als volgt onderscheiden:

-individuen jonger dan 18 jaar;

-individuen van 18 jaar en ouder, maar jonger dan 26 jaar;

-individuen van 26 jaar of ouder, maar jonger dan 50 jaar;

-individuen van 50 jaar of ouder;

-inwoners van de gemeente waar de activiteit plaatsvindt;

-inwoners van buiten de gemeente waar de activiteit plaatsvindt;

-scholen;

-bedrijven;

-archeologen en historici;

-toeristen;

-festival- en evenementenbezoekers;

-mensen met een beperking;

-mbo geschoolden;

-hbo geschoolden;

-wo geschoolden.

Met het rangschikkingscriterium percentage vrijwilligersuren ten opzicht van de totale projecturen, wordt gestimuleerd om vrijwiligers bij de activiteiten en prestaties te betrekken. Hoe hoger het totale aantal vrijwilligersuren is ten opzichte van het totale aantal projecturen, hoe meer punten worden toe-gekend.

Met het rangschikkingscriterium mate van cofinanciering ten opzichte van de subsidiabele kosten, worden subsidieaanvragers gestimuleerd actief op zoek te gaan na cofinancierders voor het bekostigen van de beoogde activiteiten en prestaties.

Artikel I, F. Artikel 10 Subsidieverplichting is opgenomen om ervoor zorg te dragen dat activiteiten in het jaar van subsidieverlening al gerealiseerd zijn voor het publiek.

Artikel I, F. Artikel 11 Prestatieverantwoording is opgenomen na Artikel 10 Subsidieverplichting.