Regeling vervallen per 01-01-2018

Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017

Geldend van 01-07-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 20 december 2016, PZH-2016-573052992 (DOS-2015-0007878), inzake het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017).

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

gelet op:

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;

besluiten:

vast te stellen het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

afdelingshoofd: hoofd van de afdeling Mobiliteit en Milieuvan de provinciale organisatie Zuid-Holland;

directeur Omgevingsdienst: directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond;

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

geografisch gebied van de Omgevingsdienst: gebied behorende tot de gemeenten van de deelnemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond 2015;

inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer;

Omgevingsdienst: DCMR Milieudienst Rijnmond;

portefeuillehouder: lid van Gedeputeerde Staten dat zich bezighoudt met het betreffende beleidsterrein;

Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zuid-Holland;

secretaris: secretaris van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 2 Mandaat en ondermandaat

  • 1.

    Aan de directeur Omgevingsdienst wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst, op voorwaarde dat het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst, zo nodig met terugwerkende kracht, daarmee instemt.

  • 2.

    Het mandaat heeft betrekking op het geografisch gebied van de Omgevingsdienst, tenzij in dit besluit of de bij dit besluit behorende mandaatlijst anders is bepaald.

  • 3.

    De directeur Omgevingsdienst kan het hem verleende mandaat eenmaal ondermandateren aan leidinggevenden die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst is uitgesloten.

  • 4.

    Het mandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

  • 5.

    De algemene mandaten zoals omschreven in de mandaatlijst, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur Omgevingsdienst bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.

  • 6.

    Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- of regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

Artikel 3 Machtiging

  • 1.

    De directeur Omgevingsdienst, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 2, derde lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, ondermandaat is gegeven, alsmede door de directeur aangewezen niet-leidinggevende medewerkers, zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.

  • 2.

    Onder het eerste lid wordt mede verstaan het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede het bepaalde bij of krachtens de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten, juncto artikel 5.2 van die wet.

Artikel 4 Vervallen

Artikel 5 Kaders en beleid

  • 1.

    De directeur Omgevingsdienst betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden de relevante door Provinciale Staten vastgestelde kaders, alsmede het door Gedeputeerde Staten gehanteerde beleid en de door Gedeputeerde Staten gehanteerde bestendige gedragslijn(en).

  • 2.

    Het afdelingshoofd zorgt ervoor dat de directeur Omgevingsdienst over alle benodigde informatie, noodzakelijk voor de uitoefening van de bevoegdheden, kan beschikken.

  • 3.

    Het afdelingshoofd treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur Omgevingsdienst over uitvoeringsaspecten.

  • 4.

    De directeur Omgevingsdienst treedt in overleg met het afdelingshoofd, indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur Omgevingsdienst informeert het afdelingshoofd en de portefeuillehouder indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur Omgevingsdienst tijdig vooraf alle benodigde informatie en voert hij overleg met het afdelingshoofden de portefeuillehouder alvorens de bewuste bevoegdheid uit te oefenen.

  • 2.

    De directeur Omgevingsdienst pleegt altijd vooroverleg met het afdelingshoofd en de portefeuillehouder bij toepassing van mandaten die door de directeur Omgevingsdienst niet in ondermandaat mogen worden gegeven aan onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevenden, tenzijdat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst anders is bepaald.

  • 3.

    De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of hun plaatsvervangers, overleggen minimaal twee keer per jaar over de uitvoering en voortgang van de opgedragen taken, de toepassing van de mandaten, het budget, en de werkzaamheden in het kader van dit besluit.

  • 4.

    De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of diens plaatsvervanger, overleggen minimaal één keer per jaar over de samenwerking tussen de omgevingsdienst en de provincie.

  • 5.

    De directeur Omgevingsdienst brengt drie keer per jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten, door tussenkomst van het afdelingshoofd van de provincie, over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden, waarbij gerapporteerd wordt over alle mandaten die niet ondergemandateerd mogen worden, onbevoegd genomen besluiten en de (financiële) risico’s daarvan. Tevens wordt daarbij steeksproefsgewijs gerapporteerd over de overige mandaten.

Artikel 7 Ondertekening

  • 1.

    Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, eerste lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:

    Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

    namens dezen,

    gevolgd door de ondertekening en naam van de functionaris;

    directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

  • 2.

    Indien een besluit wordt genomen krachtens artikel 2, derde lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:

    Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

    namens dezen,

    gevolgd door de ondertekening en naam van de functionaris,

    hoofd [naam organisatie-eenheid] van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

  • 3.

    Vervallen

  • 4.

    Vervallen

Artikel 8 Intrekking mandaatbesluit

Het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond juli 2016 (Provinciaal blad 2016, 3992) wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017.

Den Haag, 20 december 2016

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

drs. J. Smit, voorzitter

drs. J.H. de Baas, secretaris

Mandaatlijst DCMR milieudienst Rijnmond2017

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Algemeen

TOELICHTING/VOORWAARDEN

RAA01

Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:

-Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

-Besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (art. 7:1a Awb).

N.B. Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in mandaat heeft genomen.

RAA02

Besluiten op grond:

a.art. 4:5 en 4:6, Awb (vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag);

b.art. 4.7 en 4:8, Awb (horen);

c.afdeling 4.1.3, Awb(opschorten beslistermijn);

d.besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

e.titel 4.4, Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

f.art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b, Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

g.afdeling 3.4 Awb (openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren).

RAA03

-Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

-Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om namens Gedeputeerde Staten ter zitting, binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

RAA04

-Het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken en voor het aangaan en ondertekenen van mediationovereenkomsten.

-Het maken van afspraken en het aangaan en ondertekenen van vaststellingsovereenkomsten naar aanleiding van mediationgesprekken.

Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een besluit dat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is voor wat betreft het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken niet van toepassing.

RAA05

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies Awb-bezwarencommissie (art. 7:11, Awb), indien het primaire besluit genomen is door een onder de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst vallende leidinggevende.

Omvat mede besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger) en 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

RAA06

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht.

RAA07

Het aanvragen en verantwoorden van subsidies op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Het mandaat heeft geen betrekking op:

-Het besluit om als leadpartner op te treden en daarmee (mede) de verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van projecten door derden.

-Het besluit om Gedeputeerde Staten te committeren aan het vaststellen van een subsidieregeling.

De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RAA08

Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling.

RAA09

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob.

Het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob en het verwerken van dit advies kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing op het vragen van advies.

N.B. Het mandaat omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek. Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het het Landelijk Bureau Bibob is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Vergunningverlening

TOELICHTING/VOORWAARDEN

RMV01

Besluiten omtrent:

a.vergunningen op grond van de Wabo;

b.het stellen van nadere voorwaarden na een gebruiksmelding brandveilig gebruik of sloopmelding op grond van het Bouwbesluit 2012;

c.maatwerkvoorschriften en besluiten op gelijkwaardigheidsverzoeken op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Geldt niet voor besluiten op grond van:

-art. 3.1 Bor of indien sprake is van strijd met een provinciaal ruimtelijke belang;

-art. 3 Wet Bibob;

-hoofdstuk 2 van de Wabo met betrekking tot provinciale wegen, en voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor wegaansluitingen op provinciale wegen, reclame-uitingen op gebouwen, beplantingen en enkelvoudige uitwegen (enkelvoudige omgevingsvergunning).

Dit mandaat is niet van toepassing op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Betreft:

-procedurestappen;

-ontwerpbesluit;

-besluit.

Daaronder vallen zowel vergunningverlening als intrekking van de vergunning.

RMV02

Besluiten op grond van de Wabo:

-een wettelijk advies op grond van art. 2.26, Wabo;

-een verklaring van geen bedenkingen op grond van art. 2.27 of 2.28, Wabo , aan het bevoegd gezag voor een onderdeel van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in de artikel 6.8 Bor, behoudens als het wettelijk verplicht advies uitsluitend betrekking heeft op een provinciale weg;

-een verzoek aan de gemeente tot wijziging of intrekking van een door de gemeente afgegeven omgevingsvergunning, voor zover dit verzoek betrekking heeft op één of meerdere provinciale taken, behoudens als deze taak uitsluitend betrekking heeft op het provinciale wegbeheer.

Geldt niet voor besluiten op grond van art 6.6 lid 1 Bor.

Daaronder vallen zowel de verklaring van geen bedenkingen voor één onderdeel van de omgevingsvergunning als de verklaring van geen bedenkingen voor het totaal van de onderdelen van de omgevingsvergunning.

RMV03

Besluiten op grond van de Wet luchtvaart:

-voorbereiden van luchthavenbesluiten en -regelingen;

-ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik op grond van art. 8a.51 van de Wet luchtvaart.

Alsmede aanvraag van een verklaring veilig gebruik luchtruim (VVGL) op grond van art. 8.49 Wet luchtvaart, dan wel art. 8.64, zesde lid, gelezen in samenhang met art. 8.49.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

De bevoegdheid tot besluiten op grond van art. 8.45 en 8.22, derde lid, Wet luchtvaart kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RMV04

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 13, 14, 17 en 19 Wm, de Wabo en het Bouwbesluit 2012, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

RMV07

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen

RMV09

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

Het vuurwerkcoördinatorschap geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Betreft mede het goedkeuren van het jaarprogramma vuurwerk.

RMV13

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 7 Wm ( MER ).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland, voor zover het gaat om plannen en structuurvisies welke zijn aangewezen in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage en voor het geografisch gebied van de Omgevingsdienst voor zover het gaat om de in de bijlage genoemde activiteiten en besluiten.

Betreft mede:

-procedurestappen;

-advies reikwijdte en detailniveau MER;

-besluit MER-beoordeling;

-aanvaardbaarheidsverklaring (op grond van overgangsregels).

Ingeval het besluit betrekking heeft op een activiteit die plaatsvindt op het

grondgebied van meerdere omgevingsdiensten, geldt het mandaat voor de gehele activiteit. In dat geval wordt in overleg tussen de betrokken omgevingsdiensten en het afdelingshoofd van de provincie bepaald wie het besluit in mandaat neemt.

RMV14

Besluiten omtrent vaststelling hogere waarden (artt. 110a, zevende lid, 65 en 66 Wet geluidhinder).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

RMV15

Besluiten omtrent ontheffing op grond van art. 4.1 van bijlage 10A PMV (milieubeschermingsgebieden voor stilte).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

RMV16

Besluiten omtrent ontheffing op grond van het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Toezicht en Handhaving

TOELICHTING/VOORWAARDEN

RH01

Besluiten omtrent gedoogbeschikkingen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RH02

Besluiten omtrent toezicht.

Betreft mede:

a.bezoekbevestigingsbrief;

b.voorwaarschuwingsbrief;

c.accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften;

d.nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften;

e.beoordelen van milieujaarverslagen overeenkomstig de bij of krachtens titel 12.3 Wm gestelde regels;

f.vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit verband toegezonden informatie (art. 5.16, A wb).

Betreft mede het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuurlijk optreden. Dit laatste kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RH03

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk/handhavend op te treden.

RH04

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete).

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo , dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid, dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu. In dat geval worden de portefeuillehouder en het afdelingshoofd van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven.

RH05

Besluiten op grond van hetgeen bij of krachtens de Wabo is bepaald.

RH05A

Besluiten op grond van hetgeen bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is bepaald.

RH05B

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 1.1a, hoofdstuk 8, 10, 13, 14, 17 en 19 Wm, de Wabo , en het Bouwbesluit 2012, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Artikel 6, tweede lid, is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en afdelingshoofd van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

RH06A

Besluiten omtrent het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 122 van de Provinciewet en het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 5:22 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de artikelen 8.44 (luchthavenbesluiten) en 8.64 (luchthavenregelingen), dan wel artikel 8.1a, eerste lid, juncto 8a.51 van de Wet luchtvaart (ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik) en het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 11.23 van de Wet luchtvaart.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

RH06B

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Ontgrondingenwet, de Provinciale Milieuverordening en het Besluit geluidproductie sportmotoren is bepaald.

RH07

1.Toezicht/handhaving op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

2.Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie.

Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44 Wm).

Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven.

RH09

Besluiten in het kader van omgevingsvergunningen voor zover het betreft dePMV, waarbij Gedeputeerde Staten niet het bevoegd gezag zijn.

Betreft mede:

-Het verzoek om handhaving bij een gemeente als bedoeld in art. 5.20, eerste lid, Wabo (Indien na ambtelijk/bestuurlijk overleg door de gemeente geen gevolg wordt gegeven aan het handhavingsadvies kan een formeel verzoek om handhaving worden ingediend bij de gemeente).

-Het ingebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op het handhavingsverzoek (Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaats te vinden).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RH11

Besluiten omtrent het afgeven van stankcodes.

Geldt voor het kerngebied van Rijnmond.

Ingevolge het beleid “Geuraanpak kerngebied Rijnmond juli 2005”.

N.B. De besluitvorming berust bij de DCMR.

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Bodem

TOELICHTING/VOORWAARDEN

Onderzoeksfase bodemsaneringsprojecten

RBS01

Besluiten op grond van art. 48 en 49, Wbb .

Betreft het uitvoeren van onderzoek en van saneringen, alsmede stakings- en gedoogbevelen.

Besluiten op basis van de Wet bodembescherming

RBS02

Besluiten op grond van art. 30, 32, Wbb, met betrekking tot het treffen van maatregelen bij ongewone voorvallen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RBS03

Het uitvoeren van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30, 32, Wbb, die zijn genomen met behulp van RBS02.

Omvat niet de besluiten tot het nemen van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30en 32, Wb . b

RBS04

Besluiten in het kader van meldingen nieuwe verontreinigingen en historische verontreinigingen voor wat betreft:

a.procedurestappen:

b.ontwerpbesluiten:

c.definitieve besluiten.

Omvat niet de besluiten tot inzet van het bevelsinstrumentarium.

RBS05

Besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RBS06

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium, die zijn genomen met RBS05.

Omvat niet de besluiten tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

RBS07

Besluiten op grond van de art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

RBS08

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen), die zijn genomen met behulp van RBS07.

Omvat niet de besluiten tot het gedogen van onderzoek en inzet middelen.

RBS09

Besluiten op grond van art. 50, lid 1, Wbb (vordering van gebruik of eigendom onroerende zaken of beperkte rechten).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Besluit Verbond/Bsb

RBS10

Besluiten in het kader van de uitvoering van het besluit Verbond c.q. Bsb-operatie met uitzondering van de in RBS11 bedoelde besluiten.

RBS11

Ontwerpaanwijzing ex. Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen op grond van verkennend onderzoek van art. 4, Besluit Verbond.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Overig

RBS12

Vaststellen/aanpassen meldingsformulier als bedoeld in art. 6.2, PMV .

RBS13

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen, zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering tot een bedrag van max. € 100.000.

RBS 13A

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering waarbij een bedrag boven de € 100.000 is gevraagd/toegekend, voor zover het betreft:

-verlenging beslistermijn;

-wijziging uitvoeringstermijn;

-vaststelling subsidie;

-wijzigingen van ondergeschikt belang.

RBS14

Besluiten omtrent het afstand doen van recht van kostenverhaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging artikel 75 lid 6 Wet bodembescherming.

RBS15

Besluiten op grond van de Wet bodembescherming in het kader van de nazorg van gesaneerde bodemsaneringslocaties.

Betreft:

-meldingen en adviesaanvragen;

-verzoek om toestemming voor bodemonderzoek, monitoring en nazorgmaatregelen;

-aanmeldingen schademelding bij verzekeraar of schade-expert.

Lijst van afkortingen

  • §

    Art.: artikel

  • §

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • §

    Bibob: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • §

    Bor: Besluit omgevingsrecht

  • §

    Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015

  • §

    B sb : Bodemsanering bedrijfsterreinen

  • §

    MER: Milieu Effect Rapportage

  • §

    PMV: Provinciale milieuverordening Zuid-Holland

  • §

    RIE: Richtlijn industriële emissies

  • §

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • §

    Wbb: Wet bodembescherming

  • §

    Wm: Wet milieubeheer

Toelichting

Algemeen

Wat is mandaat?

Om te voorkomen dat een bestuursorgaan alle besluiten zelf moet nemen is in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geregeld dat besluiten ook namens het bestuursorgaan kunnen worden genomen. Deze bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen staat bekend als mandaat. Onder besluit dient op grond van artikel 1:3, eerste lid, Awb te worden verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit laatste betekent dat de schriftelijke beslissing gericht moet zijn op een rechtsgevolg. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. De bevoegdheid om namens iemand anders een feitelijke handeling en een privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten heet machtiging, respectievelijk volmacht. De overkoepelende term voor al deze figuren is (evenzeer) machtiging.

Kenmerkend voor mandaat is dat er geen overdracht van bevoegdheden plaatsvindt. De uitoefening van het mandaat geschiedt namens en dus onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat het mandaat verleent. Het bestuursorgaan, in dit geval dus Gedeputeerde Staten, behoudt ondanks de mandaatverlening altijd de bevoegdheid om zelf de besluiten te nemen. Overigens is het altijd mogelijk dat Gedeputeerde Staten een mandaat voor een speciale aangelegenheid verlenen, een zogenaamd ad hoc mandaat. Is een mandaat daarentegen structureel bedoeld, dan is opname in de bij dit mandaatbesluit behorende mandaatlijsten aangewezen.

Kaders

Gelet op het feit dat het mandaat wordt uitgeoefend namens Gedeputeerde Staten, is besluitvorming conform regelgeving, beleid en gedragslijnen van Gedeputeerde Staten geboden. Onder beleid wordt tevens verstaan een bestendige gedragslijn die via individuele besluiten wordt geformaliseerd en kenbaar gemaakt.

In dat licht is eveneens van belang dat Gedeputeerde Staten, en derhalve dus ook haar mandatarissen, zich houden aan de procedures en termijnen die gelden voor afdoening van besluiten. Dit houdt in dat Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht slechts daar wordt toegepast waar dat voorgeschreven is, tenzij Gedeputeerde Staten in individuele gevallen anders besluiten.

Indien de uitoefening van een bevoegdheid naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben dan wel tot consequentie kan hebben dat de provincie aansprakelijk wordt gesteld, dan dient voorafgaande aan de uitoefening van die bevoegdheid vooroverleg plaats te vinden met het afdelingshoofd en de portefeuillehouder. Dit vooroverleg houdt verband met een van de functies van de omgevingsdienst: het zijn van de oren en ogen van Gedeputeerde Staten in de Zuid-Hollandse samenleving.

Het mandaatsysteem

Het mandaatsysteem is te typeren als een gesloten systeem. Alleen wat daadwerkelijk is benoemd of ingesloten kan in mandaat worden afgedaan.

Werkingsgebied

Het werkingsgebied is in beginsel geografisch bepaald en betreft het grondgebied van de gemeenten die zijn aangesloten bij de desbetreffende omgevingsdienst.

De geconcentreerde taken zijn ondergebracht bij één bepaalde omgevingsdienst, maar betreffen het hele grondgebied van de provincie Zuid-Holland.

De algemene mandaten (mandaten beginnend met “RAA”) betreffen uitsluitend de bevoegdheden die samenhangen met de opgedragen taken, te weten handhaving (mandaten beginnend met “RH”), vergunningen (mandaten beginnend met “RMV) en bodemsanering (mandaten beginnend met “RBS”). De algemene mandaten ‘liften’ dus als het ware mee met de specifieke mandaten (artikel 2, vijfde lid). Dat is ook het geval als er sprake is van ondermandaat aan de directeur van de Omgevingsdienst Zui-Holland Zuid als bedoeld in artikel 4.

Ambtelijk mandaat = besluitvorming + ondertekening

Gedeputeerde Staten geven mandaat aan de directeur van de omgevingsdienst. In de bij het mandaatbesluit behorende lijst (bijlage) staan de besluiten opgesomd, die namens Gedeputeerde Staten kunnen worden genomen.

Het mandaat betreft zowel een beslissingsmandaat als een ondertekeningsmandaat. Met andere woorden, degene die namens Gedeputeerde Staten mag beslissen, is tevens bevoegd het betreffende besluit, alsmede uitgaande brieven namens Gedeputeerde Staten te ondertekenen. Concreet betekent dat dat besluitvorming en ondertekening in één hand liggen.

Ondermandaat

Deze regeling biedt in het algemeen de mogelijkheid aan de directeur het verkregen mandaat onder te mandateren, tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten in een specifiek mandaat.

Het verlenen van ondermandaat dient altijd schriftelijk te geschieden en te worden gepubliceerd.

Ondermandaataan directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Deze regeling biedt tevens de mogelijkheid aan de directeur het verkregen mandaat onder te mandateren aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid binnen de provincie Zuid-Holland. Het betreft uitsluitend de bevoegdheden op basis van het Brzo en cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Machtiging

Zoals hiervoor is aangegeven, houdt mandaat in de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. In artikel 3 is geregeld dat tevens de aan de mandaatbevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen in het mandaat zijn inbegrepen. Daarmee zien de mandaten niet alleen op de vergunningverlening, ontheffingverlening of hoe ook genaamd sec, maar ook op de hieraan verbonden uitoefening van wettelijk voorgeschreven taken en bevoegdheden die geen rechtsgevolg hebben.

Vertegenwoordiging

In de mandaatlijst is een bepaling opgenomen ten aanzien van de mogelijkheid tot vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte (RAA04). In praktijk gaat het om vertegenwoordiging van het college bij bestuursrechtelijke procedures. Het kan zowel om een algemene als om een incidentele machtiging gaan.

Rapporteren over mandaten

Gedeputeerde Staten zullen hiertoe een format verstrekken.

Citeertitel

In juli 2016 hebben Gedeputeerde Staten het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de DCMR Milieudienst Rijnmond juli 2016 vastgesteld. Dit mandaatbesluit wordt nu ingetrokken en vervangen door het voorliggende mandaatbesluit. Voor de duidelijkheid is in de citeertitel het jaartal 2017 toegevoegd.

Leeswijzer mandaatlijsten

De RAA-nummers betreffen algemene mandaten waarvan alle gemandateerden binnen hun reguliere werkzaamheden gebruik kunnen maken.

De daaropvolgende mandaten (RMV, RBS, RH) betreffen specifiek belegde mandaten. De rubricering binnen de mandaatlijst is een aanwijzing binnen welk organisatieonderdeel de mandaten kunnen worden uitgeoefend.

De reikwijdte van het mandaat behoort in beginsel duidelijk te zijn uit de tekst in de linkerkolom. De mandaten zijn in de linkerkolom zo kernachtig mogelijk geformuleerd, waarbij in beginsel de meest verstrekkende bevoegdheid is aangeduid: wie het meerdere mag, mag ook het mindere. Om niet alle besluitmogelijkheden te moeten benoemen is hierbij veelal gebruik gemaakt van “besluiten omtrent”. In principe houdt “omtrent” dus alle besluiten in, tenzij expliciet anders opgenomen.

Daar waar “betreft mede” is gebruikt is bedoeld desalniettemin een niet limitatieve opsomming als voorbeeld te noemen.

Daar waar “besluiten tot” is gebruikt, heeft dat alleen betrekking op het onmiddellijk hierop volgende. In de rechterkolom kan wel, als daaraan behoefte bestaat, (de omvang van) het mandaat worden toegelicht. Naast een toelichting is de rechterkolom tevens bedoeld voor het opnemen van voorwaarden bij het mandaat, bij voorbeeld een periodieke rapportageverplichting. Tevens staat in de rechterkolom aangeduid wanneer het mandaat is voorbehouden aan de directeur en er dus geen ondermandaat kan worden verleend.