Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking

Geldend van 02-02-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

Gelet op:

Artikel 8 en 18, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013, artikel 4:46, tweede lid, onder a en b, artikel 4:48, eerste lid, onder a en b, artikel 4:49, eerste lid, onder c, en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat bij subsidieverstrekking handhaving van de meldingsplicht en registratie van misbruik en oneigenlijk gebruik noodzakelijk zijn om inzicht te verkrijgen in de risico’s die kunnen leiden tot herhaald of nieuw misbruik van subsidies en om hierop te kunnen anticiperen;

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    misbruik: het verkrijgen of genieten van een subsidie door het bewust niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van gegevens en inlichtingen;

  • b.

    oneigenlijk gebruik: het verkrijgen of genieten van een subsidie door het niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van gegevens en inlichtingen.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op subsidies die zijn aangevraagd op of na 1 juli 2013.

§ 2 Gevolgen niet-naleven meldingsplicht

Artikel 3

  • 1. Indien de subsidie wordt verlaagd omdat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan en dit niet onverwijld en schriftelijk is gemeld als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013, wordt de subsidie verder verlaagd met drie procent van het bedrag van de verlaging.

  • 2. De verdere verlaging betreft minimaal € 100,- en maximaal € 15.000,-.

  • 3. [vervallen]

§ 3 Registratie misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 4 Registratie

  • 1.

    Gedeputeerde staten houden een register bij waarin de registratie, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Algemene subsidieverordening wordt bijgehouden.

  • 2.

    De registratie vindt plaats indien:

    • a.

      de verlenings- of vaststellingsbeschikking is ingetrokken of de subsidie is 50% of meer lager vastgesteld omdat:

      • 1°.

        de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, en

      • 2°.

        de subsidieontvanger dit niet heeft gemeld, of

    • b.

      gedeputeerde staten bij het Openbaar Ministerie aangifte hebben gedaan vanwege vermoedens van strafbare feiten aangaande de subsidie.

  • 3. Indien de lagere vaststelling minder bedraagt dan € 1.000,- , vindt geen registratie plaats.

Artikel 5 Registratiegegevens

  • 1. Het register bevat de navolgende gegevens:

    • a.

      de naam van de subsidie of subsidieregeling;

    • b.

      de persoons- of bedrijfsgegevens van de subsidieontvanger;

    • c.

      de persoons- of bedrijfsgegevens van een gemachtigde;

    • d.

      het dossiernummer;

    • e.

      een beschrijving van het geconstateerde misbruik of oneigenlijk gebruik bij de subsidiesverstrekking;

    • f.

      de reden van registratie als bedoeld in artikel 4;

    • g.

      het verleende en het uiteindelijk vastgestelde bedrag van de subsidie.

  • 2. De geregistreerde gegevens worden drie jaar na registratie uit het register verwijderd.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 7 Intrekking

Het Beleid Misbruik & Oneigenlijk gebruik bij Subsidieverstrekking en de Beleidsregels registratie van ernstige onregelmatigheden bij subsidies Zuid-Holland worden ingetrokken.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit worden aangehaald als: Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking.

Den Haag, 5 juli 2016

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

drs. J.H. de Baas, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Ondertekening

TOELICHTING

ALGEMEEN

De onderhavige Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking heeft betrekking op het niet naleven van de verplichting melding te maken van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking.

De artikelen 4:46, 4:48 en 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht voorzien in de bevoegdheid voor een subsidieverstrekker om door hem verleende subsidie die nog niet is vastgesteld, lager vast te stellen, onderscheidenlijk ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen dan wel de subsidie in te trekken. Een van de gevallen waarin dat mogelijk is, is wanneer de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. Dat kunnen verplichtingen zijn die in de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv) of de betreffende subsidieregeling staan, maar ook verplichtingen die in de beschikking tot subsidieverlening zijn opgenomen.

In deze beleidsregel wordt deze bevoegdheid nader uitgewerkt.

De meldingsplicht

Met deze beleidsregel geeft gedeputeerde staten toepassing aan de in de artikelen 4:46, 4:48 en 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid wanneer de subsidieontvanger niet voldoet aan de meldingsplicht. De meldingsplicht betreft onder meer de omstandigheid dat tijdens de periode waarvoor de subsidie is verstrekt aannemelijk is geworden dat de gesubsidieerde activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel worden uitgevoerd. Ook wanneer aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan, bestaat aanleiding tot melding. Tijdige melding is van belang voor een effectief en efficiënt financieel beheer van de provincie Zuid-Holland.

Registratie van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking

Doelstelling van de registratie is om inzicht te verkrijgen in de risico’s die kunnen leiden tot herhaald of nieuw misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidies en om hierop te anticiperen. Dit is een risicogerichte benadering. Het gaat om een wijziging van feiten en omstandigheden die invloed hebben op de hoogte van het subsidiebedrag. Deze feiten en omstandigheden bevatten zowel de gevallen van misbruik als van oneigenlijk gebruik van subsidies.

De registratie wordt gebruikt voor:

  • a.

    de risicoanalyse die ten grondslag ligt aan het ontwerpen en bijstellen van subsidieregelingen;

  • b.

    het maken van risicoafwegingen en dossiervorming ten behoeve van preventieve weigering van subsidieverlening op grond van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    het maken van risicoafwegingen bij de steekproefsgewijze verantwoording en controle;

  • d.

    de evaluatie van het beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidies.

Uitgangspunt voor de operationalisering en uitwerking van de registratie is dat de registratie informatie verschaft die bijdraagt aan goede risicoafwegingen ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Deze informatie kan zoals gezegd worden gebruikt voor dossiervorming ten behoeve van preventieve weigering van subsidieverlening. Ook kunnen andere maatregelen worden getroffen zoals het select aanwijzen van verstrekte subsidies voor een steekproef. Doorgaans worden deze a-select uitgevoerd. Dit betekent dat er aan de hand van de uitkomsten van de risicoanalyse over de regelingen een keuze wordt gemaakt op basis van willekeurigheid. Elke subsidie uit de totale hoeveelheid subsidies maakt even veel kans om geselecteerd te worden.

De Wet bescherming persoongsgegevens (Wbp)

Op de registratie van gegevens betreffende natuurlijke personen is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. De hier aan de orde zijnde registratie voldoet aan de voorwaarden van de Wbp.

De registratie wordt op één centraal punt opgezet en onderhouden. Slechts twee personen zijn geautoriseerd voor het beheer van de registratie. Deze beheerders registreren de door de dossierhouders aangeleverde informatie. Uitsluitend de geautoriseerde beheerder(s) of diens plaatsvervanger kunnen gegevens bewerken en raadplegen.

Indien er sprake is van een omstandigheid die leidt tot opname in het register, deelt de subsidieverstrekker aan de desbetreffende subsidieaanvrager mee welke gegevens geregistreerd zullen worden en wat de redenen daarvoor zijn; hoe lang deze gegevens in de registratie blijven opgenomen en hoe de betrokkene gebruik kan maken van zijn/haar inzage- en correctierecht.

Deze mededeling wordt opgenomen in de verlenings- of vaststellingsbeschikking betreffende de intrekking of lagere vaststelling.

In geval er sprake is van een strafvervolgingsaangifte, zal een aparte melding worden verzonden aan de subsidieaanvrager.

Conform artikel 40 van de Wbp kan de betrokkene bij de verantwoordelijke beheerder van de registratie verzet aantekenen tegen opname in de registratie in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden.

Inzage- en correctierecht uitoefenen

De betrokkene kan, als het gaat om persoonsgegevens, volgens artikel 35 van de Wbp een verzoek bij de verantwoordelijke beheerder indienen om zijn/haar gegevens in te zien. Voor correctie van de gegevens kan hij/zij bij de verantwoordelijke beheerder een verzoek indienen volgens artikel 36 van de Wbp.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijving

Het begrip ‘misbruik’ is beperkter dan de gewenste en geformuleerde criteria om te voldoen aan het doel van de registratie, namelijk inzicht verkrijgen in de risico’s die kunnen leiden tot herhaald of nieuw misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidies en om hierop te anticiperen. Het gaat om een wijziging van feiten en omstandigheden die invloed hebben op de hoogte van het subsidiebedrag. Deze feiten en omstandigheden bevatten zowel de gevallen van misbruik als van oneigenlijk gebruik van subsidies. Daarom zijn beide begrippen gedefinieerd.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op subsidies die zijn verleend op of na 1 juli 2013 omdat vanaf dat moment de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv) in werking is getreden. Met de inwerkingtreding van deze Asv is het Uniform Subsidie Kader (USK) geheel ingevoerd bij de provincie Zuid-Holland, inclusief het beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruikt bij subsidieverstrekking waarop deze beleidsregel ziet.

Artikel 3 Gevolgen niet-naleven meldingsplicht

De subsidieontvanger wordt geacht in staat te zijn tijdig relevante omstandigheden te melden. De subsidieontvanger is immers gehouden de beoogde doeleinden doelmatig na te streven en de activiteiten op verantwoorde wijze te besturen. Ook wordt de subsidieontvanger veelal geacht om een deugdelijke administratie te voeren. Naleving van deze verplichtingen impliceert dat de subsidieontvanger het verloop van de gesubsidieerde activiteiten en de bekostiging daarvan kan volgen. Op basis daarvan mag van de subsidieontvanger verlangd worden dat al tijdens de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt zo spoedig mogelijk melding gemaakt wordt van relevante omstandigheden. Indien pas bij de subsidievaststelling blijkt dat zich meldenswaardige omstandigheden hebben voorgedaan die leiden tot een lagere vaststelling, kan de subsidieontvanger er zich in beginsel niet op beroepen dat eerst bij het opstellen van de aanvraag tot subsidievaststelling inzicht is verkregen in relevante omstandigheden. Dat inzicht zal er immers al moeten zijn binnen een redelijke termijn nadat de meldenswaardige omstandigheden zich hebben voorgedaan. Hoe lang die redelijke termijn is, hangt onder meer af van de ernst van de omstandigheden en de mate waarin die omstandigheden ingrijpen in de (bekostiging van) de gesubsidieerde activiteiten.

Teneinde de handhaving van de meldingsplicht kracht bij te zetten, worden er consequenties verbonden aan het niet naleven van de meldingsplicht. Indien de subsidieontvanger de meldingsplicht niet naleeft, wordt de subsidie gekort met drie procent van het bedrag van de verlaging. Daarbij wordt een bedrag van minimaal €100,- en maximaal €15.000,- gehanteerd. Het gehanteerde percentage en de uiterste bedragen staan in redelijke verhouding tot het met de handhaving van de naleving gemoeide belang.

De korting wegens het niet melden van relevante omstandigheden komt bovenop de verlaging waartoe de omstandigheden op zichzelf al aanleiding geven. Er zit dus een “trap” in de handhaving van de meldingsplicht. Wanneer activiteiten niet (geheel) zijn verricht of verplichtingen niet (geheel) zijn nagekomen en op grond hiervan de subsidie lager wordt vastgesteld en dit niet is gemeld, wordt er extra gekort wegens schending van de meldingsplicht. Als activiteiten niet (geheel) zijn verricht of verplichtingen niet (geheel) zijn nagekomen, maar er op grond hiervan geen lagere vaststelling plaatsvindt, dan vindt er geen extra korting plaats bij niet-melden. Door de korting wegens het niet melden van relevante omstandigheden te koppelen aan de verlaging van de subsidie is een belangenafweging op grond van feiten en omstandigheden van het concrete geval steeds geborgd.

De korting van de subsidie wordt toegepast op het lager vast te stellen subsidiebedrag. Dit betekent dat de subsidie eerst verlaagd wordt op grond van relevante omstandigheden om vervolgens met het aldus verlaagde bedrag de korting wegens niet-naleving van de meldingsplicht te berekenen. De korting is daarmee gerelateerd aan de mate waarin de activiteiten zijn verricht waarvoor de subsidie is verstrekt. Ter verduidelijking wordt hiervan een rekenvoorbeeld gegeven:

  • -

    verleende subsidie: € 100.000,-;

  • -

    verlaging wegens relevante omstandigheden: € 30.000,-. Dit is gelijk aan 30% van de verleende subsidie à € 100.000,-;

  • -

    korting wegens niet-naleving meldingsplicht: 3% van het verlaagde bedrag van de subsidie à € 30.000,- ofwel € 900,-;

  • -

    vaststelling subsidie: € 100.000,- verminderd met € 30.000,- en met € 900,- is € 69.100,-.

of

  • -

    verleende subsidie: € 100.000,-;

  • -

    verlaging wegens relevante omstandigheden: € 90.000,-. Dit is gelijk aan 90% van de verleende subsidie à € 100.000,-;

  • -

    korting wegens niet-naleving meldingsplicht: 3% van het verlaagde bedrag van de subsidie à € 90.000,- ofwel € 2700,-;

  • -

    vaststelling subsidie: € 100.000,- verminderd met € 90.000,- en met € 2700,- is € 7.300,-.

Artikel 4 Criteria registratie

Om zicht te krijgen op de wijzigingen van feiten en omstandigheden die invloed hebben op de hoogte van het subsidiebedrag, vindt registratie in elk geval plaats wanneer de subsidie 50 % of meer lager is vastgesteld omdat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan en de subsidieontvanger dit niet heeft gemeld.

Door een minimaal bedrag van €1.000,- aan te houden voor registratie wordt het doel van de registratie geacht in redelijke verhouding te staan tot de mate van ingrijpendheid van de maatregel voor de subsidieontvanger.

Artikel 5 Registratiegegevens

Zowel rechtspersonen als natuurlijke personen worden geregistreerd. Naam, adres en woon- of vestigingsplaats worden geregistreerd. Indien de subsidie is aangevraagd door een gemachtigde, bijvoorbeeld een adviesbureau, zullen ook naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de gemachtigde worden geregistreerd.

De gegevens blijven vanaf het moment van registratie voor een periode van drie jaar in het provinciale register opgenomen. Registratie vindt niet eerder plaats dan na afloop van het project of boekjaar.

Toelichting

Omdat de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen daaromtrent mogelijk grote gevolgen hebben voor subsidieontvangers achten gedeputeerde staten het tijdelijk niet redelijk om de Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking onverkort toe te passen. Op grond van artikel 3, eerste lid, van deze beleidsregel wordt, indien een subsidie wordt verlaagd omdat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, en dit niet onverwijld en schriftelijk is gemeld, een extra verlaging toegepast van 3%. Omdat sommige subsidieontvangers mogelijk ernstig worden geraakt door COVID-19 en de maatregelen daaromtrent, achten gedeputeerde staten het op dit moment niet redelijk om deze extra verlaging toe te passen. Een overweging hierbij is dat naar verwachting, als gevolg van de situatie rondom COVID-19 een relatief groot aantal subsidieontvangers de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zal kunnen uitvoeren en/of de daaraan verbonden verplichtingen niet of niet geheel zal kunnen nakomen, en er dientengevolge een relatief groot aantal subsidies lager zal worden vastgesteld. Ook is het denkbaar dat een tijdige melding, gezien de huidige omstandigheden, niet altijd mogelijk is. De extra verlaging wordt daarom tot en met 31 maart 2021 niet toegepast. Wel vindt gedurende deze periode de gebruikelijke registratie plaats volgens de artikelen 4 en 5 van de beleidsregel.