Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2021 – 2022

Geldend van 24-11-2022 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2021 – 2022

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland;

Overwegende dat het wenselijk is om middelen beschikbaar te stellen voor concrete acties ten behoeve van de uitvoering van de Lokale ontwikkelingsstrategieën in de LEADER-gebieden Holland Rijnland en Polders met Waarden;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2021 – 2022

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    LAG: lokale actiegroep als bedoeld in artikel 34 van VO (EU) 1303/2013;

  • b.

    LEADER gebied Holland Rijnland: het gebied dat is aangegeven op de kaart die is opgenomen in bijlage 1 behorende bij dit besluit;

  • c.

    LEADER gebied Polders met Waarden: het gebied dat is aangegeven op de kaart die is opgenomen in bijlage 2 behorende bij dit besluit;

  • d.

    LOS: vanuit de gemeenschap geleide plaatselijke ontwikkelingsstrategie als bedoeld in artikel 33 van VO (EU) 1303/2013;

  • e.

    NSP: Nationaal Strategisch Plan;.

  • f.

    Private activiteiten: activiteiten die geen publieke activiteit betreffen;

  • g.

    Publieke activiteiten: activiteiten die in overwegende mate betrekking hebben op openbare en niet-commerciële activiteiten met een publiek maatschappelijk karakter;

  • h.

    Uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling Plattelands OntwikkelingsProgramma 2014-2020 (POP-3) Zuid-Holland.

§ 2 Projecten

Artikel 2 LEADER steun

  • 1. LEADER steun bestaat uit ELFPO middelen en middelen van nationale overheden.

  • 2. Voor private activiteiten bestaat de LEADER steun uit 50% ELFPO middelen, maximaal 25% provinciale middelen en minimaal 25% middelen van andere Nederlandse overheden waarvan uitgezonderd de Provincie Zuid-Holland.

  • 3. Voor publieke activiteiten bestaat de LEADER steun uit 50% ELFPO middelen en minimaal 50% middelen van andere Nederlandse overheden waarvan uitgezonderd de Provincie Zuid-Holland.

  • 4. In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten in bijzondere omstandigheden, wanneer activiteiten bijdragen aan het Coalitieakkoord 2019-2023, bepalen dat de LEADER steun voor publieke activiteiten bestaat uit 50% ELFPO middelen en maximaal 50% provinciale middelen.

Artikel 3 Aanvraagperiode en indiening

  • 1. Een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in paragraaf 3.3 van de uitvoeringsregeling kan worden ingediend in de periode vanaf inwerkingtreding tot en met 20 juni 2022.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

  • 3. Een aanvraag dient voor de LEADER gebieden Holland Rijnland en Polders met Waarden, om in de op dat moment eerstvolgende LAG vergadering door de LAG beoordeeld te worden, compleet en uiterlijk te zijn ingediend op de volgende data:

    • 29 maart 2021

    • 31 mei 2021

    • 7 juli 2021

    • 30 augustus 2021

    • 25 oktober 2021

    • 20 december 2021

    • 28 februari 2022

    • 25 april 2022

    • 20 juni 2022

Artikel 4 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen:

  • a.

    de Lokale ontwikkelingsstrategie van de LAG Holland Rijnland;

  • b.

    de Lokale ontwikkelingsstrategie van de LAG Polders met Waarden.

Artikel 5 Aanvraagvereiste

  • 1. In aanvulling op artikel 1.6, onder a, van de uitvoeringsregeling bevat de aanvraag voor subsidie een beschrijving van de bijdrage van de activiteit aan de doelen van de betreffende Lokale ontwikkelingsstrategie.

  • 2. Indien in de aanvraag om subsidie tweedehands goederen of bijdragen in natura zijn opgenomen als kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd, bevat de aanvraag voor subsidie een onderbouwing van de marktwaarde van de tweedehands goederen of bijdrage in natura.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid, betreft een aanvraag publieke activiteiten dan dient de aanvraag een omschrijving te bevatten van de regionale meerwaarde.

Artikel 6 Hoogte LEADER steun

  • 1. De hoogte van de LEADER steun voor private activiteiten bedraagt:

    • a.

      40% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd in het LEADER gebied Holland Rijnland;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd in het LEADER gebied Polders met Waarden.

  • 2. De hoogte van de LEADER steun voor publieke activiteiten bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 7 Subsidiehoogte

  • 1. In aanvulling op artikel 3.3.5 van de uitvoeringsregeling bedraagt de hoogte van de subsidie voor:

    • a.

      private activiteiten 75% van de LEADER steun als bedoeld in artikel 2, tweede lid, tot een maximaal € 150.000,-;

    • b.

      publieke activiteiten 50% van de LEADER steun als bedoeld in artikel 2, derde lid, tot maximaal van € 250.000,-.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid, onder a, ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 18.750,- bedraagt wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3. Indien toepassing van het eerste lid, onder b, ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 4. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2,vierde lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, in afwijking van het eerste lid, onder b, 100% van de LEADER steun als bedoeld in artikel 2, derde lid, tot maximaal € 500.000,-.

Artikel 8 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie voor private activiteiten in aanmerking te komen, is minimaal 25% van de LEADER steun als bedoeld in artikel 6, eerste lid, door middel van een bijdrage verklaring of subsidiebeschikking, beschikbaar gesteld door een of meerdere andere bestuursorganen.

  • 2. Om voor subsidie voor publieke activiteiten, in aanmerking te komen, is minimaal 50% van de LEADER steun als bedoeld artikel 6, tweede lid, door middel van een bijdrage verklaring of subsidiebeschikking, beschikbaar gesteld door een of meerdere andere bestuursorganen die niet behoren tot de publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Zuid-Holland.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2, vierde lid.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.3.4 van de uitvoeringsregeling komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    Operationele kosten voor de uitvoering van het project;

  • b.

    Kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • c.

    Kosten van haalbaarheidsstudies;

  • d.

    Kosten van roerende zaken;

  • e.

    Kosten voor promotie en publiciteit;

  • f.

    Reis- en verblijfskosten;

  • g.

    Kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • h.

    Kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • i.

    Kosten voor aankoop van grond;

  • j.

    Kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • k.

    Kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • l.

    Kosten van koop van tweedehands goederen.

Artikel 9A Vereenvoudigde Kosten Opties

  • 1. In afwijking van artikel 9 kunnen de subsidiabele kosten voor overige directe kosten worden berekend op basis van artikel 1.8, lid a, van de Uitvoeringsregeling.

  • 2. In afwijking van artikel 9 kunnen de subsidiabele personeelskosten worden berekend op basis van artikel 1.9, lid a, van de Uitvoeringsregeling.

Artikel 10 Niet-subsidiabele kosten

Voor publieke activiteiten komen, in afwijking van artikel 3.3.4 van de uitvoeringsregeling, kosten voor achterstallig of regulier onderhoud niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 11 Selectiecriteria Holland Rijnland

  • 1. In aanvulling op artikel 3.3.6 van de uitvoeringsregeling worden de aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder a, gerangschikt op basis van advies van de LAG Holland Rijnland.

  • 2. Het advies van de LAG Holland Rijnland wordt gegeven op basis van het in bijlage 3 opgenomen beoordelingsformulier.

  • 3. Indien een aanvraag op basis van de in bijlage 3 opgenomen beoordelingscriteria minder punten scoort dan de genoemde minimumscores, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 12 Selectiecriteria Polders met Waarden

  • 1. In aanvulling op artikel 3.3.6 van de uitvoeringsregeling worden de aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder b, gerangschikt op basis van advies van de LAG Polders met Waarden.

  • 2. Het advies van de LAG Polders met Waarden wordt gegeven op basis van het in bijlage 4 opgenomen beoordelingsformulier.

  • 3. Indien een aanvraag op basis van de in bijlage 4 opgenomen beoordelingscriteria minder punten scoort dan de genoemde minimumscores, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 13 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.19, derde lid, van de uitvoeringsregeling betreft een aanvraag om voorschot minimaal een bedrag van € 25.000,- aan subsidie.

§ 3 Nieuwe Lokale Actie Groepen en Lokale Ontwikkelingsstrategieën

Artikel 14 Aanvraagperiode en indiening

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 15 kan worden ingediend in de periode vanaf inwerkingtreding tot en met 30 juni 2022.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 15 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 3.2.1 van de Uitvoeringsregeling, kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op:

  • a.

    het vormen van een LAG in het kader van LEADER voor de periode 2023 tot en met 2027; en

  • b.

    het schrijven van een LOS in het kader van LEADER voor de periode 2023 tot en met 2027.

Artikel 16 Aanvraagvereisten

In afwijking van artikel 1.6a van de Uitvoeringsregeling gaat de aanvraag voor subsidie, bedoeld in artikel 15, vergezeld van:

  • a.

    een afbakening van het beoogde gebied;

  • b.

    een omschrijving van de visie voor het gebied;

  • c.

    een omschrijving van de beoogde meerwaarde van de LEADER werkwijze aan de visie voor het gebied;

  • d.

    een omschrijving van de aansluiting van de thema’s in de visie voor het gebied op de doelen van het NSP, zoals genoemd in artikel 18, eerste lid, onder c;

  • e.

    indien van toepassing een omschrijving van de aansluiting van de thema’s in de visie voor het gebied op de doelen, zoals genoemd in artikel 18, tweede lid;

  • f.

    een omschrijving van de beoogde aansluiting van de visie op het beleid van provincie en gemeente of waterschap;

  • g.

    een overzicht van het netwerk van de aanvrager;

  • h.

    een overzicht van de beoogde deelnemende partijen aan de beoogde LAG en in hoeverre deze al samenwerken;

  • i.

    een overzicht van de beoogde initiatieven;

  • j.

    een procesplan waarmee aangetoond kan worden dat de aanvrager in staat is tot het oprichten van een LAG en het opstellen van een LOS;

  • k.

    een planning van de activiteiten.

Artikel 17 Subsidiehoogte

In aanvulling op artikel 3.2.4 van de Uitvoeringsregeling bedraagt de hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 15, € 20.000.-

Artikel 18 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 15 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteit heeft betrekking op één of meer van de volgende gebieden:

      • i.

        Alblasserwaard, waarbij aangrenzende gebieden kunnen aansluiten;

      • ii.

        Krimpenerwaard, waarbij aangrenzende gebieden kunnen aansluiten;

      • iii.

        Zuid-Hollandse Eilanden, waarbij aangrenzende gebieden kunnen aansluiten;

      • iv.

        Nieuwkoopse Plassen, waarbij aangrenzende gebieden kunnen aansluiten;

    • b.

      kernen met meer dan 30.000 inwoners maken geen onderdeel uit van de op te stellen LOS;

    • c.

      de LOS heeft betrekking op de volgende doelen van het NSP:

      • i.

        het bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen, en duurzame energie te bevorderen;

      • ii.

        het bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

      • iii.

        het bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen; en

      • iv.

        het bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw.

    • 2.

      Onverminderd het eerste lid kan, afhankelijk van het betreffende gebied en de doelen en behoeften daarvan, de LOS ook betrekking hebben op de volgende doelen:

      • a.

        het stimuleren van een aantrekkelijk platteland voor wonen en recreëren;

      • b.

        het creëren van een aantrekkelijk ondernemers- en werkklimaat voor een divers palet aan passende agrarische en niet-agrarische bedrijven of activiteiten; of

      • c.

        het verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen.

    • 3.

      Onverminderd het eerste en tweede lid wordt de activiteit beoordeeld op basis van de volgende beoordelingscriteria:

      • a.

        het aantal en de diversiteit van beoogde deelnemende partijen aan de beoogde LAG waarmee aangetoond kan worden dat er voldoende draagvlak is voor deelname aan LEADER in het NSP;

      • b.

        de kwaliteit van het procesplan waarmee aangetoond kan worden dat de aanvrager in staat is tot het opstellen van een LOS en het oprichten van een LAG;

      • c.

        de mate waarin de thema’s uit de aangedragen visie bijdragen aan de doelen, zoals genoemd in het eerste lid, onder c, en het tweede lid;

      • d.

        de mate waarin de thema’s uit de aangedragen visie bijdragen aan de doelen van het beleid van provincie en gemeente of waterschap.

    • 4.

      Het totaal aantal benodigde punten voor subsidiëring van de activiteit bedraagt minimaal 9 en wordt berekend door de som te nemen van de punten behaald voor ieder afzonderlijk criterium, waarbij voor de beoordelingscriteria, genoemd in het derde lid 0, 1, 2, of 3 punten worden behaald.

Artikel 19 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag overschreden te worden, dan wordt de volgorde van binnenkomst van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen bepaald door middel van loting, waarbij:

    • a.

      de eerst getrokken aanvraag als hoogste wordt gerangschikt;

    • b.

      de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst in aanmerking komt voor subsidie;

    • c.

      subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 20 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.2.3 van de Uitvoeringsregeling komen alle kosten voor het oprichten van een LAG en het opstellen van een LOS voor subsidie in aanmerking.

Artikel 21 verplichtingen

In afwijking van artikel 1.14 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a.

    de activiteiten worden gerealiseerd voor 8 mei 2023;

  • b.

    de subsidieontvanger vormt een LAG waarbij ten minste 51% van de leden met een besluitvormende stem niet tot een overheidsorganisatie behoort;

  • c.

    de LOS wordt ingediend bij de Open Call voor nieuwe LEADER gebieden in het NSP ten behoeve van de selectie van de LEADER-gebieden voor de periode 2023-2027.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 22 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 23 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2025.

Artikel 24 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2021 – 2022.

Ondertekening

Den Haag, 16 februari 2021

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

drs. H.M.M. Koek, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Bijlage 1 behorende bij artikel 1, onder b.

Begrenzing gebied LEADER Holland Rijnland

afbeelding binnen de regeling

Nadere precisering begrenzing gebied

  • Noordkant: grens provincie Noord-Holland vanaf de kust tot aan provinciegrens met Utrecht

  • Oostkant: grens provincie Utrecht tot en met postcodegebied 3653

  • Zuidkant: vanaf postcodegebied 3653 de rivier De Meije volgend tot aan Zwammerdam (gemeentegrens Nieuwkoop), vervolgens postcodegebieden 2771, 2391, 2731, 2735 (gemeentegrens Alphen aan den Rijn), dan buitengebied Zoetermeer: 2725 (Noord AA), 2728P en 2717 (Meerpolder) en 2716, de polder van Leidschendam-Voorburg, 2266 (Stompwijk), 2251 en 2252 (Voorschoten), 2245 (Oud Clingendeel Wassenaar), 2241N en 2242T en 2242P, 2223 (Valkenburg) en 2225 (Zuidduinen).

Begrenzing stedelijke gebieden die buiten het LEADER-gebied vallen

  • Alphen aan den Rijn: postcodegebieden 2401 (met uitzondering van 2401N), 2402 met uitzondering van 2402L), 2403 (met uitzondering van 2403N), 2404, 2405, 2406 (met uitzondering van 2406L), 2408,

  • Leiden: postcodegebieden 2311, 2312, 2313, 2314, 2315, 2316, 2317, 2318, 2324, 2321, 2331, 2332, 2333, 2334

  • Zoetermeer: postcode gebieden 2711, 2712, 2713, 2715, 2718, 2719, 2721, 2722, 2723, 2724, 2725K, 2726, 2727, 2728, 2729

Bijlage 2 behorende bij artikel 1, onder c.

Begrenzing gebied LEADER Polders met Waarden

De gebieden Zederik en Leerdam behoren niet meer tot het LEADER gebied van LAG Polders met Waarden van Provincie Zuid-Holland.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 behorende bij artikel 8

HOLLAND RIJNLAND

Beoordelingscriteria aanvragen

A. Thema’s, doelstellingen en indicatoren

 

Score

Weging

Minimum

1.

Heeft het project betrekking op versterking van de relatie tussen stad en land?

Score van 0 tot 5

2

8

2a.

Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structureel versterking van de sociaaleconomische positie van de regio? Is de bijdrage aan versterking van de sociaaleconomische positie van de regio gekwantificeerd en onderbouwd in termen van economische spin off

Score van 0 tot 5

1

3

2b.

Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structureel versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector in het gebied? Is de bijdrage aan versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector gekwantificeerd en onderbouwd in termen van economische spin off (b.v. werkgelegenheid, omzetgroei)

Score van 0 tot 5

1

0

3a.

Wordt bijgedragen aan bevordering van een gezondere levensstijl en verbetering van de gezondheid en vitaliteit van de stedelijke bevolking?

Is de bijdrage aan deze doelstelling gekwantificeerd en onderbouwd? Is aangegeven en onderbouwd hoeveel mensen met het project bereikt gaan worden

Score van 0 tot 5

2

6

3b.

Indien ja bij 3a, wordt deze bijdrage ook in economische zin benut middels nieuwe producten of diensten?

Score van 0 tot 5

1

0

4a.

Wordt bijgedragen aan verbetering van de gezondheid van bodem, lucht en/of water? Wordt bijgedragen aan verbetering van het lokale ecosysteem of de biodiversiteit?

Is deze bijdrage gekwantificeerd en onderbouwd?

Score van 0 tot 5

2

6

4b.

Indien ja bij 4a, wordt deze bijdrage ook in economische zin benut middels nieuwe producten of diensten?

Score van 0 tot 5

1

0

5a.

Worden in het project de principes van de circulaire economie toegepast c.q. wordt bijgedragen een toepassing van de principes van de circulaire economie?

Score van 0 tot 5

2

6

5b.

Indien ja bij 5a, leidt het project aantoonbaar tot een breder draagvlak bij andere ondernemers om de principes van de circulaire economie toe te passen in de eigen bedrijfsvoering?

Score van 0 tot 5

1

0

6.

Leidt het project tot het ontstaan van één of meerdere nieuwe stad-land netwerken rond één van de drie subthema’s?

Score van 0 tot 5

1

0

7.

Kent het project ook negatieve effecten op mens, plattelandseconomie en/of omgeving (bodem, water, lucht, landschap, biodiversiteit) en zo ja, worden afdoende maatregelen getroffen om deze negatieve effecten te compenseren?

Score van -5 tot 0

1

0

 
 
 
 
 

SUBTOTAAL A.

 

Minimaal

 

17

 
 
 
 
 

B. Leidende criteria uit de richtsnoeren LEADER

 

Score

Weging

Minimum

8.

Het project heeft een bottom-up aanpak

Score van 0 tot 5

2,5

0

9.

Het project heeft een experimenteel/innovatief karakter

Score van 0 tot 5

2

0

10.

Het project heeft een voorbeeldfunctie en overdraagbare resultaten

Score van 0 tot 5

1,5

0

11.

Er is sprake van regionale samenwerking

Score van 0 tot 5

1,5

0

12.

Er is sprake van een integrale of multi-sectorale aanpak

Score van 0 tot 5

1,5

0

 
 
 
 
 

SUBTOTAAL B.

 

Minimaal

 

27

 
 
 
 
 

C. Kwaliteitstoets

 

Score

Weging

Minimum

13.

Algemene indruk

Score van 0 tot 5

1

3

14.

Heeft het project een realistische doelstelling?

Score van 0 tot 5

1

3

15.

Is de organisatiestructuur duidelijk beschreven?

Score van 0 tot 5

1

3

16.

Is er voldoende zicht op de uitvoerbaarheid?

Score van 0 tot 5

1

3

17.

Is er voldoende aantoonbare expertise aanwezig bij de aanvrager?

Score van 0 tot 5

1

3

18.

Levert het project ‘waar voor zijn geld?

Score van 0 tot 5

2

6

19.

Is er zicht op continuïteit van de resultaten?

Score van 0 tot 5

1

3

 
 
 
 
 

SUBTOTAAL C.

 

Minimaal

 

24

 
 
 
 
 

TOTAAL (Subtotalen A + B + C)

 

Minimaal

 

68

Toelichting beoordelingscriteria aanvragen

Onderdeel A, Thema’s, doelstellingen en indicatoren

1. Heeft het project betrekking op versterking van de relatie tussen stad en land?

Aanvragers moeten duidelijk maken hoe invulling wordt gegeven aan de relatie tussen het landelijk gebied (buiten de bebouwde kom) enerzijds en bevolkingscentra (binnen de bebouwde kom) in de regio. Onder regio wordt primair begrepen het werkgebied van de LOS en de inliggende en omliggende stedelijke gebieden.

2a. Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structureel versterking van de sociaaleconomische positie van de regio?

Geef zo concreet mogelijk aan op welke wijze uw project hier aan gaat bijdragen in termen van nieuwe en/of tijdelijke werkgelegenheid, behoud van bestaande werkgelegenheid en/of toename van de omzet. Onderbouw deze getallen. Geef, waar mogelijk, ook aan of er sprake zal zijn van nieuwe, indirecte werkgelegenheid en/of omzetgroei bij derden in het gebied.

Behalve deze kwantitatieve resultaten, kan de versterking van de sociaaleconomische positie van de regio ook beschreven worden in de mate waarin de sociaaleconomische positie van specifieke doelgroepen (b.v. vrouwen, jongeren en/of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt) aantoonbaar wordt verbeterd en/of er gebruik gemaakt wordt van lokaal, sociaal kapitaal, b.v. door de inzet van vrijwilligers.

Aanvragen voldoen ook aan dit criterium als op een onderbouwde wijze de maatschappelijke impact van het project wordt aangegeven.

2b. Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structurele versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector in het gebied?

Op dit onderdeel is er geen minimumscore. Dit betekent dat uw aanvraag niet perse (ook) betrekking moet hebben op de agrarische sector in het gebied. Wel kunnen hier bonuspunten gescoord worden als op een onderbouwde manier kan worden aangegeven hoe en in welke mate de agrarische sector in het gebied Holland Rijnland in economisch opzicht van uw project profiteert: aantal agrarische bedrijven dat profiteert, behoud of creatie van tijdelijke of vaste werkgelegenheid, omzetgroei, ontwikkeling van nieuwe, perspectiefvolle nevenactiviteiten.

Punten kunnen ook worden behaald als aangetoond kan worden dat uw aanvraag bijdraagt aan verbetering van de beeldvorming van de waarde(n) van de agrarische sector bij de stedelingen.

3a. tot en met 5b.

Aanvragen hoeven slechts op één van de drie subthema’s (3a, 4a of 5a) de minimumscore te halen.

De neiging bestaat om alle drie de thema’s aan te kruisen in de hoop dat dit leidt tot een betere beoordeling. Hoewel dit mag, moet wel bedacht worden dat op tenminste één van de drie criteria, 3a, 4a of 5a, de minimumscore van zes punten moeten worden gehaald.

Uitzondering: als een aanvraag op geen van de drie criteria (3a, 4a of 5a) de minimumscore haalt, maar op de 3 criteria samen wel tenminste 15 van de maximaal 30 punten scoort, dan wordt dit ook aangemerkt als een voldoende score.

Indien wel aan deze eis wordt voldaan, kunnen op twee manieren bonuspunten worden behaald:

  • Door te scoren op één of meer van de criteria 2b, 3b, 4b, 5b;

  • Door, behalve de minimumscore te halen op één van de drie subthema’s, ook punten te scoren op een of beide van de andere subthema’s. Hiervoor gelden dan dus niet de minimumscores.

Om voor bonuspunten in aanmerking te komen, moet in het projectplan voor het betreffende criterium of voor de betreffende criteria wel een concrete uitwerking gegeven worden.

Voor de wijze van beoordeling van de score of criterium 3a wordt gekeken naar het bereik en het effect (de impact): minimaal moet in het projectplan aangegeven worden hoeveel mensen u denkt te bereiken en op welke manier u deze mensen gaat bereiken. Een hogere score kan bereikt worden door ook concreet aan te geven wat het effect of de impact van het project zal zijn in termen van duurzame gedragsverandering en/of daadwerkelijke, aanwijsbare/meetbare verbetering van de geestelijk en/of lichamelijke gezondheid van de doelgroep.

Voor de wijze van beoordeling en bepaling van de score van criterium 4a wordt gekeken naar het bereik en het effect. Minimaal moet in het projectplan aangegeven worden op hoeveel hectare land en/of hoeveel strekkende meter watergang het project betrekking heeft. Een hogere score kan bereikt worden door ook concreet aan te geven wat het effect of de impact van het project zal zijn in termen van aanwijsbare/meetbare verbetering van de kwaliteit van lucht, water en/of bodem.

Wat betreft criterium 4b moet bij nieuwe ecosysteemdiensten gedacht worden aan nieuwe verdienmodellen om inkomsten te genereren uit de markt (dus niet via overheidssubsidies) met het betere beheer van water, bodem, lucht, landschap, biodiversiteit en het lokale ecosysteem. Dit kan zowel als individueel bedrijf, maar meer bonuspunten kunnen worden behaald als dit gebeurt via een gezamenlijke, gebiedsgerichte aanpak.

Voor de wijze van beoordeling en bepaling van de score van criterium 5a, wordt verwezen naar de het document ‘Invulschema Circulaire Economie LEADER Holland Rijnland’.

6. Leidt het project tot het ontstaan van één of meerdere nieuwe stad-land netwerken rond één van de drie subthema’s?

Ook voor dit criterium geldt, dat hier niet noodzakelijkerwijs punten gescoord moeten worden. Wel kunnen bonuspunten behaald worden, als de vorming van stad-land netwerken een doel en resultaat van uw project is. Bij netwerken kan het gaan om informele of formele banden tussen partijen uit het LEADER gebied met partijen in de om- en inliggende steden (Leiden, Alphen aan den Rijn, Zoetermeer en de Haagse agglomeratie). Duidelijk gemaakt moet worden hoe de netwerken tot stad worden gebracht, welke partijen (personen, bedrijven, organisaties, instellingen e/of overheden) betrokken zijn; wat het doel en de activiteiten van het netwerk zijn en hoe het netwerk beheerd en in stand gehouden gaat worden na afloop van het project.

7. Kent het project ook negatieve effecten op mens, plattelandseconomie en/of omgeving (bodem, water, lucht, landschap, biodiversiteit) en zo ja, worden afdoende maatregelen getroffen om deze negatieve effecten te compenseren?

Aanvragen moeten op een positieve manier bijdragen aan de doelstellingen van de Lokale Ontwikkelingsstrategie om in aanmerking te kunnen komen voor een financiële bijdrage. Het kan echter voorkomen dat deze positieve bijdrage(n) leidt tot negatieve effecten elders. Zo kan b.v. nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied leiden tot meer verkeersbewegingen, wat meer CO2 uitstoot tot gevolg kan hebben.

In het format projectomschrijving bij onderdeel C.7. wordt gevraagd eventuele negatieve effecten van het project te omschrijven en aan te geven of en zo ja, welke compenserende maatregelen worden getroffen. Bij de beoordeling wordt bekeken: of de inschatting van de negatieve effecten correct is; wat de aard en ernst van de negatieve effecten is en wat de aanvrager van plan is te doen om deze negatieve effecten geheel of gedeeltelijk te voorkomen dan wel door middel van aanvullende maatregelen te compenseren. Indien de verwachte negatieve effectieven aanzienlijk zijn en er worden geen compenserende maatregelen getroffen dan leidt dit tot een aftrek van maximaal 5 punten. Zijn er geen negatieve effecten of worden voldoende compenserende maatregelen getroffen, dan vindt er geen puntenaftrek plaats (score = 0).

SubTotaal Onderdeel A.

Voor onderdeel A. moet een minimumscore van 17 punten worden behaald.

Onderdeel B. Leidende criteria uit de richtsnoeren LEADER

8. Het project heeft een bottom-up aanpak

Bottom up is één van de kernwaarden van de LEADER benadering. Vandaar dat dit criterium een wegingsfactor heeft van 2,5. Geef aan in hoeverre het een initiatief vanuit het LEADER-gebied zelf betreft. De score is hoger naarmate het project aantoonbaar kan rekenen op een breed draagvlak en een brede betrokkenheid en participatie van uiteenlopende partijen in het gebied, zodanig dat er ook sprake is van een gedeeld gevoel van eigenaarschap van het project

9. Het project heeft een experimenteel/innovatief karakter

Wat betreft de beoordeling van de vraag of een project voldoende innovatief is moeten één of meerdere van onderstaande vragen bevestigend kunnen worden beantwoord:

  • Het verschijnen van producten en diensten waarin specifieke lokale elementen besloten liggen en die nog niet eerder in het gebied zijn toegepast;

  • Nieuwe methoden waarmee het eigen menselijk, natuurlijk en/of financieel potentieel van het gebied kan worden gebundeld en zodoende beter benut;

  • Combinaties van en verbindingen tussen economische sectoren die van oudsher van elkaar gescheiden zijn;

  • Originele vormen van organisatie en betrokkenheid van de plaatselijke bevolking bij het besluitvormingsproces en bij de uitvoering van het project.

10. Het project heeft een voorbeeldfunctie en overdraagbare resultaten

Geef aan of op welke manier en voor welke doelgroepen uw project een voorbeeldfunctie kan vervullen. Geef in uw activiteiten- en communicatieplan aan hoe u deze voorbeeldfunctie praktisch gestalte gaat geven gedurende het project. Geef in uw beheerplan aan hoe u de projectresultaten na afloop va het project overdraagbaar gaat maken.

11. Er is sprake van regionale samenwerking

Samenwerking is een belangrijk aspect van de LEADER aanpak. Als er in uw aanvraag geen sprake is van samenwerking met andere partijen, dan leidt dit tot een score van nul punten op dit criterium.

Geef aan met welke partijen in het LEADER gebied en/of met partijen in de om- en inliggende steden concreet samengewerkt wordt in het project. Geef voor elke partij aan welke rol zij spelen in de uitvoering van de activiteiten en welke verantwoordelijkheid zij hebben. Leg dit zo nodig vast in een samenwerkingsovereenkomst en voeg een kopie hiervan bij deze aanvraag. Geef ook aan of de samenwerking alleen is voor de duur van het project of ook daarna voortgezet wordt. Geef in het laatste geval aan hoe de voortgang van de samenwerking geborgd wordt.

12. Er is sprake van een integrale of multi-sectorale aanpak.

In hoeverre verbindt het project diverse economische sectoren en/of partijen? In hoeverre brengt het project samenhang in de doelstellingen van die verschillende partijen en/of voegt het daar een nieuwe, gezamenlijke uitdaging aan toe?

Voor de onderdelen 8. tot en met 12. gelden geen minimumscores per individueel criterium. Projecten worden als ‘LEADER waardig’ beschouwd als zij op deze onderdelen gezamenlijk de minimumscore van 27 punten halen.

Onderdeel C. Kwaliteitstoets

13. Algemene indruk

Hier wordt met name gekeken of de aanvraag compleet is, het project in al zijn onderdelen voldoende en helder is uitgewerkt en het geheel een verzorgde en professionele indruk maakt

14. Heeft het project een realistische doelstelling?

Aanvragen worden niet alleen bij de beoordeling, maar ook na afloop getoetst op de resultaten. Het niet halen van (een deel van) de resultaten kan achteraf leiden tot een korting op de subsidie.

Om dit te voorkomen, is het van belang dat bij de aanvraag de doelstelling zo realistisch mogelijk is en ook gedegen wordt onderbouwd.

De kwaliteit van de risicoanalyse en het risicomanagement wordt bij dit punt ook meegewogen.

15. Is de organisatiestructuur duidelijk beschreven?

Zijn de taken, rollen en verantwoordelijkheden tussen betrokken partijen en personen helder en eenduidig beschreven en voldoende afgebakend? Is duidelijk hoe het besluitvormingsproces tussen en met betrokkenpartijen en personen wordt georganiseerd?

16. Is er voldoende zicht op de uitvoerbaarheid?

Zijn de benodigde vergunningen al afgegeven, is behalve de bijdrage van gemeente(n) en of Waterschap(pen) ook de private financiering rond, kan tijdig beschikt worden over de mensen en middelen die nodig zijn voor de uitvoering?

Aanvragen scoren hoger naarmate ze meer uitvoering gereed zijn. Het kan zijn dat op het moment van indienen van de aanvraag nog niet alle zaken gereed zijn. In dat geval moet overtuigend worden aangegeven hoe en wanneer dit wel het geval zal zijn.

Overigens is de voorwaarde van toepassing dat goedgekeurde aanvragen binnen twee maanden na afgifte van de subsidiebeschikking daadwerkelijk met de uitvoering begonnen moeten zijn.

17. Is er voldoende aantoonbare expertise aanwezig bij de aanvrager?

Dit kan blijken aan de hand van CVs van bij de uitvoering betrokken personen of uit voorbeelden van eerdere ervaringen. Het gaat hierbij niet alleen om technische expertise, maar ook uit gebleken of aantoonbare deskundigheid wat betreft projectmanagement.

18. Levert het project ‘waar voor zijn geld?

Staan de resultaten in verhouding tot de investeringen in tijd, geld en arbeid? Aanvragen scoren hoger naarmate:

  • De ‘output’ in termen van kwantificeerbare resultaten (werkgelegenheid, omzetgroei, aantallen bereikte mensen, aantal hectares, enz.) hoger is per geïnvesteerde euro

  • De benodigde investeringen in tijd, geld en arbeid beter onderbouwd zijn.

19. Is er zich op continuïteit van de resultaten?

De resultaten van de projecten die LEADER subsidie ontvangen, moeten minimaal vijf jaar gebruiksklaar in stand worden gehouden, gerekend vanaf het moment van afronding. Hoewel niemand de toekomst kan voorspellen en er op voorhand dus geen garanties kunnen worden afgegeven, dat aan deze eis voldaan kan worden, is het bij de beoordeling van aanvragen wel van belang dat inzichtelijk is gemaakt hoe de aanvrager van plan is de resultaten in stand te houden.

Getoetst wordt op het ingevulde Format exploitatiebegroting en de toelichting daarop in het projectplan (zie punt 4 Format Projectplan).

Daarnaast wordt het beheerplan beoordeeld naar de mate waarin het onderhoud en beheer van de projectresultaten is uitgewerkt, wie na afronding van het project eigenaar is of wordt van de projectresultaten en wie er verantwoordelijk is of wordt voor het onderhoud en beheer van de resultaten.

Aanvragen met een publiek karakter dienen door middel van een onderhoud- en beheerplan aan te geven hoe de resultaten van het project duurzaam in stand worden gehouden.

Invulschema Circulaire Economie

Kerngedachte van de circulaire economie is het cyclisch denken en handelen en het benaderen van kringlopen als systemen. Circulaire economie is meer dan recycling. Circulaire economie is een concept van een economie waarbij grondstoffen zo duurzaam mogelijk worden gewonnen, zo min mogelijk worden opgebruikt, zo lang mogelijk in de kringloop blijven, zo hoogwaardig mogelijk worden hergebruikt, in andere vormen opnieuw ingezet en tot slot wellicht toch nog afval worden, maar dan zo min mogelijk. Toepassen van bovenstaande principes is ook nooit een zaak van één individu, bedrijf of organisatie. Bij iedere schakel in het productie- en consumptieproces zal moeten worden voldaan aan de kringloopgedachte en -aanpak. Circulaire economie heeft dus betrekking op de hele keten van grondstoffenwinning, productie en consumptie, meestal aangeduid met de reeks: ‘take’ (grondstoffen en andere inputs)– ‘make’ (productie) – ‘use’ (gebruik/consumptie, inclusief transport) – ‘waste’ (afval).

LEADER Holland Rijnland is op zoek naar een aantal aansprekende voorbeeldprojecten uit de regio rond het thema circulaire economie. Het moet gaan om voorstellen waaruit de bereidheid blijkt om de principes van de circulaire economie over de volle breedte van de eigen bedrijfsvoering en in samenwerking met de andere betrokken schakels in de keten toe te passen. De projecten moeten een serieuze ambitie hebben voor de lange termijn om op alle relevante aspecten concrete vooruitgang te boeken.

Omdat LEADER-projecten een tijdshorizon van 5 jaar hebben, wordt daarnaast gevraagd om in de voorstellen aan te geven wat men in de eerste vijf jaar van het project aan resultaten wil boeken.

Om aanvragers te helpen bij het formuleren van hun plannen over de wijze waarop de principes van de circulaire economie toegepast gaan worden is een invulschema ontwikkeld (zie volgende pagina). Dit schema moet op alle onderdelen die van toepassing zijn, worden ingevuld.

In de toelichting staat nadere tekst en uitleg over de verschillende fasen en activiteiten.

Geef in de kolom ‘Huidige situatie’ een nadere beschrijving van huidige situatie op de relevante activiteiten en aspecten per fase. Geef zoveel als mogelijk ook concrete getallen (volumes, gewicht, kWh, etc.). Als sommige aspecten niet op uw situatie van toepassing zijn, vult u in: N.V.T..

Geef in de kolom ‘Ambitie’ aan wat voor u het eindplaatje is voor de verschillende aspecten, b.v.: “over 10 jaar wekken wij al onze eigen energie op uit hernieuwbare bronnen (zon, wind, aardwarmte, e.d.)”.

Geef in de kolom ‘Mijlpaal’ aan wat u over vijf jaar, gerekend vanaf de start van uw project, op de verschillende onderdelen bereikt wilt hebben, b.v.: “over vijf jaar is 50% van alle ingekochte grondstoffen van gecertificeerde, duurzame herkomst”. Geef in een toelichting daarnaast ook aan welke concrete stappen u gaat zetten om dit resultaat te halen.

Fase

Aspect/activiteit

Huidige situatie

Ambitie

Mijlpaal

 
 

Nulmeting

Lange termijn

Resultaat na 5 jaar

‘Take’

(= alle zaken die nodig zijn om te kunnen gaan produceren)

Inkoop primaire grondstoffen/inputs

 
 
 
 

Aanschaf materialen/halffabricaten

 
 
 
 

Aanschaf machines

 
 
 
 

Materialen t.b.v. nieuwbouw gebouwen

 
 
 
 

 
 
 

‘Make’

(= het productie-proces op uw bedrijf zelf)

Watergebruik

 
 
 
 

Landgebruik

 
 
 
 

Materiaalgebruik

 
 
 
 

Energiegebruik

 
 
 
 

Machinegebruik

 
 
 
 

Gebruik gebouwen

 
 
 
 

 
 
 

‘Use’

(= de producten en diensten die u aanbiedt via verkoop, verhuur of lease) en hoe ze door de afnemer gebruikt worden)

Producten

 
 
 
 

Diensten

 
 
 
 

Transport

 
 
 
 

(Om)verpakking

 
 
 
 

 
 
 

‘Waste’

( = afval en emissies)

CO2 emissies

 
 
 
 

Afvalwater

 
 
 
 

Organische reststromen

 
 
 
 

Derving/tegengaan van verspilling

 
 
 
 

Restmaterialen (uit sloop, stuk gaan, vervanging van onderdelen e.d. )

 
 
 
 

Afgeschreven machines

 
 
 
 

Afgeschreven gebouwen

 
 
 
 

 
 
 

Toelichting Invulschema Circulaire Economie (per fase en activiteit)

‘Take’ fase

Deze fase is van belang voor de schakel in de keten die zelf grondstoffen betrekt uit de mijnbouw (metalen, mineralen, fossiele brandstoffen), landbouw of bosbouw. Grondstoffen kunnen van over de hele wereld worden aangekocht en aangevoerd, zonder dat er zicht is op de duurzaamheid van de grondstoffenwinning.

Eerste stap in deze fase is de inkoop van deze grondstoffen in kaart te brengen en deze stuk voor stuk kritisch te bekijken op de ecologische en sociale duurzaamheid van de winning en de effecten van de winning naar de omgeving.

Vervolgens kan je in deze fase optimaliseren/verbeteren door bij toeleveranciers te vragen om (gecertificeerde) duurzaam gewonnen grondstoffen, bv. FSC-hout. Of je kunt overgaan tot het gebruik van duurzamere alternatieven, bijvoorbeeld in je landbouw inputs, zoals gebruik van regionaal geproduceerd veevoer. Of om je heen kijken naar herbruikbare grondstoffen, bijvoorbeeld gerecyclede bouwstoffen, herwonnen fosfaat, compost etc.

Naast verduurzamen kun je ook besparen op inputs door preciezer te gaan werken, kringlopen op het eigen bedrijf te realiseren (b.v. eigen afvalwater zuiveren en terugvoeren in je eigen proces), je bodem anders te gaan bewerken zodat de bodemvruchtbaarheid verbetert, andere bedrijfsvormen te gaan toepassen, of door samen te werken met andere bedrijven in de regio kringlopen van nutriënten en organische stof in je eigen bedrijf of eigen regio tot stand te brengen.

‘Make’ fase

Hier gaat het om de productie op het eigen bedrijf: industriële maakindustrie, agrarische productie, maar ook levering van diensten. In de lineaire economie koopt men zijn inputs en grondstoffen op de markt en kijkt men vooral naar de prijs. Men stoot emissies uit naar bodem, lucht en water en kijkt daarbij vooral naar de geldende, wettelijke normen. Door eerst deze stromen in kaart te brengen, kunnen ze vervolgens worden geoptimaliseerd/verbeterd of op een andere manier worden georganiseerd.

Kun je het ontwerp van producten anders organiseren, waarbij al vanaf het begin rekening wordt gehouden met het zo lang mogelijk in de kringloop houden van productcomponenten en materialen en met de herbruikbaarheid van componenten aan het levenseinde van producten?

Kan het onderhoud worden verbeterd en verduurzaamd, waardoor machines en gebouwen langer meegaan; kunnen productiemiddelen of onderdelen worden gerepareerd, hergebruikt of gerecycled?

Kan je reststromen uit andere processen of bedrijven benutten. Voorbeelden die nu al toegepast worden zijn bijvoorbeeld het gebruik van CO2 uit de industrie door de glastuinbouw, het gebruik van bierbostel van bierbrouwerijen als veevoer in de veehouderij.

Kan de energiebehoefte worden gedekt uit eigen energieopwekking via hernieuwbare bronnen of b.v. via een ‘smart grid’ 1 oplossing met collega’s in de omgeving?

Enerzijds gaat het om dezelfde dingen op een andere manier gaan maken. Anderzijds is ook de vraag in deze fase: kun je andere producten en/of diensten gaan maken, die beter aansluiten bij de principes van de circulaire economie?

‘Use’ fase

In de circulaire economie treden producenten op een andere manier in contact met consumenten, gaan in andere behoeften voorzien, gaan waarde toevoegen in de vorm van kwaliteit en beleving. Consumenten worden bewust gemaakt van hun plek en rol in de keten of gaan zelf al actief op zoek naar ‘circulaire’ producten en diensten en denken na over hun bijdrage in het realiseren van kringlopen.

Vragen die op deze fase betrekking hebben, zijn: heb je je transport en verpakking bekeken en zijn daarin besparingen en verduurzamingen te maken: minder transportbewegingen, gebruik van andere, meer duurzame transportmiddelen, efficiënter opslaan, minder ruimte innemen, minder weggooien, retourlogistiek, statiegeldsystemen voor omverpakkingen?

Kunnen nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld, die beter scoren op circulariteit: minder grondstofgebruik, repareerbaar, terugleverbare reststroom voor hergebruik/recycling, gebruik van gerecyclede, gecertificeerde grondstoffen.

In plaats van verkoop, producten verhuren of leasen met terugnamegarantie (= producent blijft eigenaar van product en dus verantwoordelijk voor terugname).

‘Waste’ fase

In de circulaire economie is het streven om deze fase te vermijden. Bij ‘waste’ gaat het met name om emissies naar lucht, bodem en water en om afval- en reststoffen. Mocht er echt niets anders kunnen met een materiaal, dus ook geen bewerking tot nieuwe grondstof of compost, dan moet het de verbrandingsoven in. In de praktijk zal dit vooral met vervuild materiaal gebeuren waar de vervuiling niet meer uit te verwijderen is (denk aan vervuilde baggerspecie, zuiveringsslib en dergelijke). Ook hier zijn technologieën in ontwikkeling die opwerking, herbenutting verder mogelijk maken.

Vragen in deze fase zijn: kan het ontstaan van afval voorkomen worden door reparatie, opknappen, hergebruik? Als afval onvermijdbaar is, kun je bedrijfsafval beter scheiden, zodat het kan worden gerecycled of elders nuttig toegepast2 ? Kun je emissies verminderen door je processen beter in te regelen? Kun je kringlopen in het eigen bedrijf realiseren voor bijvoorbeeld water, nutriënten/organische stof? Kan verspilling en derving worden voorkomen of verminderd?

Bijlage 4 behorende bij artikel 9

POLDERS MET WAARDEN

Beoordelingscriteria aanvragen

Criteria

Check op

Score 1-5

weging

Score x weging

Minimum score

Hulpvragen

1. LEADER Ambitie/ resultaten

Draagt het initiatief bij aan het hoofddoel en de subthema’s van de LOS: - versterken Stad-land relatie

  • -

    ontwikkelen nieuwe producten, diensten, concepten of markten

  • -

    Circulaire Economie, Biobased Economy, duurzame energie

 

5,5

 

16,5

  • -

    In welke mate draagt het bij aan een van de thema’s (1) ontwikkelen nieuwe producten, diensten, concepten of markten, of (2) Circulaire Economie, Biobases Economy, duurzame energie?

  • -

    In welke mate draagt het project bij aan de ontwikkeling van het gebied? “zitten we hier echt op te wachten?”

  • -

    Zijn de resultaten in voldoende mate te relateren aan de doelen (thema’s van de LOS)?

2. LEADER Werkwijze

Draagt het initiatief bij aan de volgende cruciale Leadercriteria:

  • a.

    bottum op, draagvlak

  • b.

    Innovatief/ vernieuwend

  • c.

    samenwerking/ netwerk opbouw

  • d.

    overige procescriteria die minder LEADER-specifiek zijn zoals:

    • -

      gebiedsgerichte aanpak

    • -

      integrale- en/of multisectorale aanpak

    • -

      publiek private partnerschap

    • -

      overdraagbaar

Voor:

  • a.

  • b.

  • c.

  • d.

5,5

 

16,5

  • -

    Leent de probleemstelling van het project zich goed voor een LEADER benadering?

  • -

    Hoe bottum-up is het project? Is het draagvlak voor het project duidelijk aangetoond?

  • -

    Is er sprake van een (nieuwe) coalitie?

  • -

    Is het project nieuw/ innovatief voor het gebied? Gaat dat gepaard met enige vorm van “risico” en is de aanvrager bereid en is staat die te dragen?

  • -

    In welke mate brengt het project een ommekeer in denken en doen teweeg?

  • -

    Wordt er (economische) meerwaarde gecreëerd door het project?

  • -

    Maakt het project gebruik van of is het project gericht op gebied specifieke kwaliteiten, uitdagingen, streekidentiteit?

  • -

    In hoeverre is het project integraal van opzet? Wie zijn er betrokken? Wie mis je?

  • -

    Zijn de overheden betrokken in de ontwikkeling, uitvoering?

  • -

    -Worden projectresultaten uitgedragen?

  • -

    Is het project overdraagbaar en is daar in het communicatieplan concreet aandacht aan besteed?

3. Haal- baarheid

Is het project haalbaar/levensvatbaar?

  • a.

    Organisatorisch

  • b.

    Financieel

Voor

  • a.

  • b.

4,5

 

13,5

Organisatorisch

  • -

    Is er een heldere organisatiebeschrijving met duidelijke verantwoordelijkheden?

  • -

    Zit het project logisch in elkaar: dragen activiteiten echt bij aan het beoogde doel?

  • -

    Heeft de aanvrager/organisatie voldoende expertise/netwerk?

  • -

    Is het tijdpad realistisch?

  • -

    Zijn vergunningen geregeld?

  • -

    Wat is de motivatie van de aanvrager: ligt de nadruk op eigen belang of op een gemeenschappelijk belang?

Financieel

  • -

    Is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan, zijn toezeggingen van cofinanciering bijgesloten, zijn er verklaringen voor risico dragen?

4. Value for money

Is het initiatief efficiënt / doelmatig

  • a.

    geld

  • b.

    ureninzet

  • c.

    instandhouding / continuïteit

Voor zowel

  • a.

  • b.

  • c.

4,5

 

13,5

  • -

    Hoe ligt de balans tussen de investeringen of tijdsinzet en de verwachten resultaten van het project?

  • -

    wordt er eigen geld of uren in het project gestoken of private middelen aangetrokken?

  • -

    Zou het project zonder LEADER niet door kunnen gaan? Of een andere kwaliteit krijgen? Waar zit de “plus”?

  • -

    Is er zicht op continuïteit en draagkracht/ verantwoordelijkheid voor instandhouding en verspreiding resultaten na afloop van het project? Is er een onderbouwing hiervan dor een sluitend exploitatie- of beheerplan?

Totaal

 
 
 
 

70

 

Noot
1

Smart grid wil zeggen dat alle energie wordt opgewekt en gebruikt los van het bestaande net

Noot
2

Het gaat hier niet simpelweg om recyclen, maar om de te hergebruiken materialen en grondstoffen een zo hoog mogelijke toegevoegde waarde te geven volgens het principe van de ‘cascadering’: 1) hergebruik en opwaardering voor de farmaceutische industrie of fijnchemie, 2) voedsel, 3) veevoer, 4) chemicaliën en materialen, 5) transport brandstoffen, 6) verbranding.