Regeling vervallen per 01-07-2013

Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland (Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland)

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-06-2013

Intitulé

Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland (Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 25 november 2008 tot vaststelling van de Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland (Prov. Blad 2008, nr. 113), gewijzigd bij besluit van 25 augustus 2009 (Prov. Blad 2009, 54), bij besluit van 8 december 2009 (Prov. Blad 2010, nr. 32) en bij besluit van 14 september 2010 (Prov. Blad 2010, 107).

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer, verricht volgens een dienstregeling;

  • b. reizigersplatform: door Gedeputeerde Staten aangewezen platform dat voldoet aan de in artikel 31, van het Besluit personenvervoer 2000, genoemde voorwaarden waarin ten minste een algemene openbaarvervoersorganisatie, een ouderenorganisatie en een gehandicaptenorganisatie zijn vertegenwoordigd;

  • c. concessie: door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland verleend recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • d. Parkeer + Reisgebruiker: persoon die een Parkeer + Reisparkeerplaats gebruikt ten behoeve van een overstap van auto op openbaar vervoer;

  • e. subsidiabele projectkosten: kosten die direct samenhangen met de realisatie van een project, waaronder aankoop van onroerende zaken, vergunningen en leges, materialen, uitvoeringskosten en bijkomende maatregelen om de betrokken infrastructuur of voorziening na voltooiing van het project zijn functie te laten vervullen.

  • f. openbaar vervoer per bus: het openbaar vervoer per bus zoals dit wordt gedefinieerd in artikel 1, sub e, juncto h, van de Wet personenvervoer 2000.

  • g. verordening: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

  • h. HOV-D: Hoogwaardig Openbaar Vervoer Drechtsteden;

  • i. Openbaar Lichaam Drechtsteden: De gemeen¬schappelijke regeling Drechtsteden waarvan onderdeel uitmaken Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

  • j. Uitvoeringsprogramma HOV-D fase 2 : door het Drechtstedenbestuur op 24 september 2009 vastgestelde programma dat een beschrijving omvat van alle projecten en alle reserveprojecten die onderdeel uitmaken van fase 2 HOV-D;

  • k. SSK-raming: Standaard Systematiek Kostenraming.

  • l. fietsenstallingen: geautomatiseerde of bemenste bewaakte ruimte bestemd voor het stallen van fietsen bij OV-knooppunten;

  • m. fietsklemmen: constructie bestemd voor het vastzetten van een fiets;

  • n. fietsoverkapping: kap ter overdekking van een ruimte die is bestemd voor in fietsklemmen gestalde fietsen;

  • o. OV-knooppunt: locatie waar de verschillende soorten vervoer samen komen;

  • p. vervoersautoriteit: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor zover zij op grond van de Wet Personenvervoer 2000, bevoegdheden hebben ten aanzien van regionaal verkeer en vervoer;

  • q. fietsvoorzieningen: fietsklemmen;

  • r. ketenmobiliteit: combineren van verschillende vervoerswijzen in één reis;

  • s. uitvoeringsprogramma: Uitvoeringsprogramma Fietsparkeren bij OV-knooppunten in Zuid-Holland, dat op 13 december 2006 is vastgesteld door Provinciale Staten.

     

Paragraaf 2 Reizigersplatforms openbaar vervoer

Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten en kosten

Gedeputeerde Staten kunnen aan een reizigersplatform een boekjaarsubsidie verstrekken voor:

  • a. adviestaken in de gevallen geregeld in de Wet personenvervoer 2000, Besluit personenvervoer 2000 en de nota 'Structurering overleg en advisering consumentenoverleg provincie Zuid-Holland in het kader van Wp2000' van oktober 2005;

  • b. faciliteiten ten behoeve van de communicatie met de reiziger;

  • c. scholing en training van vrijwilligers;

  • d. onkostenvergoedingen van vrijwilligers;

  • e. huur vergaderruimte;

  • f. presentiegeld voor de voorzitter.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidies als bedoeld in artikel 2 kunnen uitsluitend worden verstrekt aan een reizigersplatform.

Artikel 4 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 15 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten een subsidie weigeren voor scholing en training van vrijwilligers als een vergelijkbare scholing of training aan reizigersplatforms gratis wordt aangeboden. 

Artikel 5 Verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 16 tot en met 20 en artikel 42 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a. de vorm, waarin adviezen worden opgesteld en

  • b. de termijn van advisering.

Artikel 6 Minimaal en maximaal bedrag subsidieverlening

1. Voor activiteiten, als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met f, kan subsidie worden verleend tot een maximumbedrag van € 5.000,00 per jaar en een minimumbedrag van € 1.000,00 per jaar. 2. Voor presentiegelden van de voorzitter kan subsidie worden verleend tot een maximum van € 150,00 per zitting met een maximum van € 2.500,00 per jaar.

Artikel 7 Voorschot

Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot 100% van het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.

Artikel 8 Vaststellen subsidie

1. De subsidieontvanger is vrijgesteld van het bepaalde in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.2. Bij het verzoek tot subsidievaststelling van het betreffende jaar voegt de subsidieontvanger aan het financiële verslag een verklaring van goedkeuring door de kascontrolecommissie toe.

Artikel 9 Integratie reizigersplatforms Duin-Bollenstreek/Leiden en Rijnstreek/Midden-Holland

Gedeputeerde Staten verdelen het voor subsidie vast te stellen subsidieplafond als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de verordening als volgt:

  • a. Bij integratie van de reizigersplatforms functionerend binnen Duin-Bollenstreek/Leiden en Rijnstreek/ Midden-Holland komt de verdeling tussen de platforms Goeree-Overflakkee/Hoeksche Waard, Drechtsteden/Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, Duin-Bollenstreek/Leiden/Rijnstreek/Midden-Holland overeen met 1 : 1 : 1,5.

  • b. Bij het uitblijven van een integratie van de reizigersplatforms functio¬nerend binnen Duin-Bollenstreek/ Leiden en Rijnstreek/Midden-Holland komt de verdeling tussen de platforms functionerend binnen Goeree-Overflakkee/Hoeksche Waard, Drechtsteden/Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, Duin-Bollenstreek/Leiden, Rijnstreek/Midden-Holland overeen met 1 : 1 : 0,75 : 0,75.

Paragraaf 3 Projectsubsidies parkeer en reis

Artikel 10 Te subsidiëren activiteiten

1. Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor het realiseren van de aanleg, uitbreiding en herinrichting van parkeerplaatsen ten behoeve van een overstapfaciliteit van auto op openbaar vervoer. 2. In aanvulling op de realisatie van parkeerplaatsen als bedoeld in het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten subsidies verstrekken ten behoeve van Parkeer en Reis voor:

  • a. aansluiting op (hoofd)wegennet;

  • b. bebording;

  • c. faciliteiten voor maximaal 250 meter loopafstand;

  • d. beheerste toegang;

  • e. aanduiding aantal vrije parkeerplaatsen;

  • f. verlichting en klok;

  • g. onderzoek en ontwerp.

Artikel 11 Aanvrager

Subsidies als bedoeld in artikel 10 kunnen uitsluitend worden verstrekt aan publiekrechtelijk rechtspersonen.

Artikel 12 Indiening- en beslistermijn

1. In afwijking van artikel 36, eerste lid, van de verordening kunnen subsidieaanvragen het hele jaar worden ingediend.2. Gedeputeerde Staten behandelen de aanvragen op volgorde van binnenkomst.3. In afwijking van artikel 38, eerste lid, van de verordening beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na ontvangst van de aanvraag.4. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

Artikel 13 Aanvraag

Naast de in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht, voorgeschreven overzichten bevat het activiteitenplan in ieder geval:

  • a. een beschrijving van de gebruikers(doel)groepen, inclusief een cijfermatige onderbouwing met bezettingscijfers (indien beschikbaar) en overstapcijfers;

  • b. een onderbouwing van de wijze waarop oneigenlijk gebruik wordt tegengegaan en

  • c. een onderbouwing van de wijze waarop een maximale bezetting door Parkeer- en Reisgebruikers gerealiseerd kan worden, inclusief een cijfermatige onderbouwing.

Artikel 14 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 12 tot en met 15 en artikel 40 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie weigeren als:

  • a. de activiteit plaatsvindt buiten het vervoersautoriteitsgebied van de provincie Zuid-Holland;

  • b. de noodzaak tot subsidieverstrekking niet afdoende kan worden aangetoond;

  • c. niet aannemelijk kan worden gemaakt dat de voorziening in hoofdzaak door overstappers op het openbaar vervoer wordt gebruikt;

  • d. de realisatietermijn meer dan 3 jaar bedraagt vanaf moment aanvraag.

Artikel 15 Verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 16 tot en met 20 en artikel 42 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten in de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a. tariefstelling;

  • b. beheer en exploitatie;

  • c. instandhoudingstermijn Parkeer en Reis;

  • d. loop- en fietsvoorzieningen;

  • e. routeaanduiding.

Artikel 16 Minimaal en maximaal bedrag subsidieverlening

1. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 10, eerste lid, kan subsidie worden verleend tot een maximumbedrag van:

  • a. € 1.500,00 voor herinrichting per parkeerplaats;

  • b. € 2.750,00 voor aanleg van of uitbreiding per parkeerplaats.

2. Een subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 200.000,00, maar niet meer dan het subsidiebedrag voor activiteiten als bedoeld in artikel 10, eerste lid.3. Met inachtneming van het tweede lid zijn kosten voor onderzoek en ontwerp tot 50% van de daadwerkelijke kosten subsidiabel. 4. Grondverwervingskosten en kosten voor beheer en onderhoud zijn niet subsidiabel.

Artikel 17 Voorschotverlening

1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag, indien de aanbesteding en gunning van het werk waarvoor de subsidie wordt verstrekt, hebben plaatsgevonden.2. Indien aanbesteding en gunning nog niet hebben plaatsgevonden kunnen Gedeputeerde Staten bij de subsidieverlening overgaan tot het verlenen van een voorschot van ten hoogste 30% van het verleende bedrag, na gunning van het werk kan nogmaals een voorschot worden verleend van ten hoogste 50% van het verleende bedrag.

Paragraaf 5 Hoogwaardig Openbaar Vervoer Drechtsteden

Artikel 29 projectsubsidie

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor activiteiten ter uitvoering van projecten die zijn opgenomen in het Uitvoerings¬programma HOV-D fase 2.

Artikel 30 Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan het openbaar lichaam Drechtsteden of aan een gemeente binnen het openbaar lichaam Drechtsteden.

Artikel 31 Indienings- en beslistermijn

1. In afwijking van artikel 36, eerste lid, van de verordening kunnen subsidieaanvragen het hele jaar worden ingediend.2. In afwijking van artikel 38, lid 1, van de verordening beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na ontvangst van de aanvraag. 3. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing met ten hoogste vier weken verdagen. Van de ver¬daging wordt schriftelijk en gemotiveerd mede¬deling gedaan.

Artikel 32 aanvraag

Naast de in artikel 4:61 tot en met 4:63 bedoelde gegevens bevat de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 18 in ieder geval: 1. een omschrijving van het project inclusief een beschrijving van het probleem dat wordt opgelost met dit project en de te verrichten activiteit;2. de projectkosten met specificatie waar mogelijk met een SSK-raming;3. planning waarbij in ieder geval wordt aangegeven het moment dat de Voorlopige Ontwerpen worden afgerond, het Definitief Ontwerp wordt afgerond, de juridische procedures inclusief grondverwer¬ving zijn afgerond, het moment van aanbesteding en het moment ingebruikname van het project;4. het beschikbaar stellen van bijdragen vanuit het openbaar lichaam Drechtsteden.

Artikel 33 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 14, 15 en 40 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening weigeren indien:

  • a. deze geen onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsprogramma HOV-D fase 2;

  • b. het voorlopig ontwerp van het project niet gereed is;

  • c. de projectkosten nog niet geraamd zijn;

  • d. De gestelde termijnen voor realisatie van het project niet worden gehaald. Hiervan is sprake als het bevoegd gezag van de aanvrager niet uiterlijk 30 juni 2010 het Definitief Ontwerp van de projecten heeft vastgesteld en de juridische procedures inclusief grondverwerving zijn afgerond en/of de realisatie van de projecten uiterlijk 31 december 2011 nog niet is gestart.

2. Gedeputeerde Staten kunnen alleen na overleg met het openbaar lichaam Drechtsteden de subsidieverlening weigeren.

Artikel 34 Verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 16 tot en met 20 en de artikelen 41 en 42 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opleggen:

  • a. de subsidieontvanger verstrekt tweemaal per jaar nadere informatie over het project door middel van een voortgangsrapportage;

  • b. de subsidieontvanger realiseert de gesubsidieerde activiteit uiterlijk eind 2011;

  • c. de subsidieontvanger vermeldt de betrokkenheid van de provincie Zuid-Holland in ieder geval op bouwborden ten tijde van de werkzaamheden en de DRIS-panelen.

Artikel 35 Subsidiabele kosten

1. De volgende kostenposten zijn subsidiabel:

  • a. aankoop van voor de uitvoering van de aanleg van het betreffende project noodzakelijke onroerende zaken;

  • b. onroerende zaken die reeds in eigendom zijn van de subsidieontvanger voor zover deze zaken minder dan 10 jaren voorafgaand aan de aanleg van het project speciaal voor de aanleg van het betreffende project zijn aangekocht;

  • c. vergunningen en leges;

  • d. materialen;

  • e. uitvoeringskosten van de werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • f. bijkomende voorzieningen om de betrokken infrastructuur na voltooiing van het project haar functie te laten vervullen;

  • g. kosten die worden gemaakt ten behoeve van specifieke verkeerkundige onderzoeken naar het verbeteren van lijn- en routevoering.

2. De volgende kosten zijn in ieder geval niet subsidiabel:

  • a. voorbereidingskosten van de programmafase;

  • b. uitwerkingskosten naar het niveau van Definitief Ontwerp;

  • c. kosten die redelijkerwijs ten laste van andere kostendragers gebracht kunnen worden;

  • d. kosten die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan achterstallig onderhoud;

  • e. kosten voor vervanging van leidingen en verkeersregelinstallaties;

  • f. kosten van algemeen bestuurlijke aard;

  • g. kosten van voorbereiding, administratie en toezicht;

  • h. kosten ten behoeve van het exploiteren van het openbaar vervoer.

Artikel 36 Hoogte subsidiebedrag

1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten van een project.2. Het subsidiebedrag als bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met verleende en nog te ontvangen) subsidies op grond van andere regelingen van andere bestuursorganen of van Gedeputeerde Staten, met uitzondering van subsidies verstrekt op basis van het Uitvoerings¬programma regionale BDU (Brede Doeluitkering verkeer en vervoer) en bijdragen van het openbaar lichaam Drechtsteden.

Artikel 37 Voorschot

1. In aanvulling op artikel 23 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag indien aanbesteding en gunning hebben plaatsgevonden.2. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten:

  • a. bij de subsidieverlening een voorschot ver¬lenen van ten hoogste 30 % van het verleende subsidiebedrag indien grondverwerving nood¬zakelijk is voor realisatie van het project.

  • b. indien een voorschot is verleend op grond van artikel 26 onderdeel a. na gunning van het werk wederom een voorschot verlenen van ten hoogste 50 % van het verleende subsidie¬bedrag.

3. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het eerste en tweede lid, uitsluitend indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aan¬leiding geven, voorschotten verstrekken tot 100% van het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.

Artikel 38 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor aanvragen, op grond van artikel 18, wordt gevormd door de hoogte van het bedrag dat in de begroting beschikbaar is gesteld voor dit doel.

Artikel 39 Intrekken van de beschikking

Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking intrekken indien: a. Het bevoegd gezag van de aanvrager niet uiterlijk 31 december 2009 de Voorlopige Ontwerpen van de projecten heeft vastgesteld. b. Het bevoegd gezag van de aanvrager niet uiterlijk 30 juni 2010 het Definitief Ontwerp van de projecten heeft vastgesteld danwel de juridische procedures inclusief grondverwerving niet zijn afgerond. c. Indien niet op uiterlijk 31 december 2011 de realisatie van de uitvoering van de projecten is gestart. d. Een beperkt en eenmalig uitstel van 6 maanden van de start van realisatie is mogelijk, indien aantoonbaar sprake is van bijzondere omstandig¬heden waardoor vertraging is ontstaan.

Paragraaf 6 Projectsubsidies fietsvoorzieningen bij OV-knooppunten

Artikel 40 Projectsubsidie fietsvoorzieningen

1. Gedeputeerde Staten kunnen, ter bevordering van de ketenmobiliteit gericht op het overstappen van fiets naar openbaar vervoer op en rondom OVknooppunten en bushaltes, projectsubsidie verstrekken voor het bouwen en plaatsen van fietsvoorzieningen bij bushaltes en stations.2. Voor subsidie, als bedoeld in het eerste lid, komen uitsluitend in aanmerking rechtspersonen.

Artikel 41 Subsidievoorwaarden

Subsidies, zoals bedoeld in artikel 40, kunnen uitsluitend worden verstrekt voor fietsvoorzieningen

  • a. op of nabij locaties die als knelpunt zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma of het programma 'Ruimte voor de Fiets' van het ministerie van Verkeer en Waterstaat of

  • b. op of nabij overige locaties die nog niet over een kwalitatief goede fietsvoorzieningen beschikken of waar een tekort aan fietsvoorzieningen bestaat.

Artikel 42 Subsidiabele activiteiten

Slechts de bouw of het plaatsen van fietsvoorzieningen is subsidiabel.

Artikel 43 Bij de subsidie te overleggen gegevens

Een subsidieaanvraag gaat in aanvulling op artikel 36, derde lid van de verordening vergezeld van een werkplan dat in ieder geval bestaat uit een planning en een tekening van de locatie.

Artikel 44 Indiening- en beslistermijn

1. In afwijking van artikel 36, eerste lid van de verordening kunnen subsidieaanvragen het gehele jaar 2011 worden ingediend.2. Gedeputeerde Staten behandelen de aanvragen op volgorde van binnenkomst.3. In afwijking van artikel 38, eerste lid, van de verordening beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na ontvangst van de aanvraag.4. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

Artikel 45 Verplichtingen en termijn

1. De subsidieontvanger is verplicht de gesubsidieerde activiteit, uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie is verleend te realiseren.2. Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid genoemde termijn verlengen indien de activiteit niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgerond en de vertraging niet te wijten is aan de subsidieontvanger.3. De subsidieontvanger is verplicht de gesubsidieerde activiteit gedurende minimaal 10 jaar na indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in stand te houden.

Artikel 46 Maximaal subsidiebedrag fietsklemmen en subsidieplafond

1. De volgende maximale normbedragen zullen worden gehanteerd bij de berekening van de subsidie:

  • - één fietsklem, onbewaakt, zonder fietsoverkapping: € 300,00

  • - één fietsklem, onbewaakt, dubbellaags zonder fietsoverkapping: € 400,00

  • - één fietsklem, onbewaakt, dubbellaags met fietsoverkapping: € 1.000,00

  • - één fietsklem, onbewaakt, met fietsoverkapping bij minder dan 40 plaatsen: € 1.200,00

  • - één fietsklem, onbewaakt, met fietsoverkapping bij 40 tot 80 plaatsen: € 1.000,00

  • - één fietsklem, onbewaakt met fietsoverkapping bij 80 tot150 plaatsen: € 850,00

  • - één fietsklem, onbewaakt met fietsoverkapping bij meer dan 150 plaatsen: € 700,00

  • - één fietsklem in bewaakte fietsenstalling: € 1.250,00.

2. Het subsidieplafond voor aanvragen wordt gevormd door de hoogte van het bedrag dat in de provinciale begroting voor dit doel is opgenomen.

Artikel 47 Maximaal bedrag subsidieverlening

De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 40, bedraagt ten hoogste 50% van de normbedragen als bedoeld in artikel 46, of als de werkelijke kosten lager zijn dan de normbedragen, 50% van de werkelijke kosten.

Artikel 48 Voorschotverlening

Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag.

Artikel 49 Overgangsbepalingen

Ten aanzien van subsidieaanvragen die zijn ingediend tot en met 31 december 2009 besluiten Gedeputeerde Staten overeenkomstig de Uitvoeringsregeling brede Doeluitkering, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 augustus 2009 (Prov. Blad 2009, nr. 54)  

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 50

De Subsidieregeling verbeteren van de doorstroming van het openbaar vervoer per bus wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009 met dien verstande dat de subsidieregeling van kracht blijft ten aanzien van aanvragen die uiterlijk 31 december 2008 zijn ingediend en ten aanzien van subsidies die zijn verleend met toepassing van deze subsidieregeling.

Artikel 51 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 52

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland.

Ondertekening

Den Haag, 25 november 2008 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris