Regeling vervallen per 25-10-2012

Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland (SLG)

Geldend van 26-05-2010 t/m 24-10-2012

Intitulé

Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland (SLG)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 2 februari 2010 tot vaststelling van de Subsidieregeling landelijk gebied (Provinciaal blad, 2010, nr. 49), gewijzigd bij besluit van 7 september 2010 (Provinciaal blad, 2010, nr. 106).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen boekjaarsubsidies en projectsubsidies

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a) aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Pb L 134/114);

  • b) afrondingskaart: door Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart ter afronding van bestaande natuurgebieden;

  • c) Asv: de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

  • d) Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e) Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel: het plan vastgesteld door de Stuurgroep Hollandsche IJssel en vermeld in paragraaf 3.4.2 van het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010;

  • f) EC: Europese Commissie;

  • g) EHS: Ecologische Hoofdstructuur;

  • h) landschapsbeheerorganisatie:zelfstandige publieke of private rechtspersoonlijkheid hebbende instelling zonder winstoogmerk die als statutaire hoofddoelstelling heeft de instandhouding en zo mogelijk verhoging van natuur- en landschapswaarden (waaronder begrepen de cultuurhistorische waarden), door middel van het stimuleren van beheer en ontwikkeling van natuur en landschap, welk doel onder meer bereikt wordt door het bevorderen van vrijetijdsbesteding in en ten nutte van natuur- en landschapsbeheer ;

  • i) Natura 2000: alle Vogelrichtlijngebieden alsmede Habitatrichtlijngebieden voor zover die binnen de provincie Zuid-Holland liggen;

  • j) Oeverplan Hollandsche IJssel: het plan vastgesteld door de Stuurgroep Hollandsche IJssel en vermeld in paragraaf 3.5.101 van het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010.

  • k) openbaar: voor het publiek vrij toegankelijk danwel toegankelijk onder begeleiding van de beheerder;

  • l) pMJP: Provinciaal Meerjarenprogramma voor het landelijk gebied 2007 - 2013, zoals bedoeld in artikel 2.2 Wilg en zoals is vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland in juni 2007;

  • m) PNB regeling: de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties;

  • n) POP2: plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) nr. 1698/2005.;

  • o) POP2-maatregel: Maatregelfiche zoals aangeduid in het POP2;

  • p) prioritaire gebieden: zijnde de gebieden; Midden-Delfland, Hoeksche Waard, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Krimpenerwaard, Boskoop/Reeuwijk, Wijk en Wouden en het Westelijk Plassengebied overeenkomstig de begrenzing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regeling;

  • q) prioriteit 1 knelpunten: zoals genoemd in Meerjarenprogramma Landelijke Routenetwerken wandelen en fietsen 2007-2013 (vastgesteld door de IPO-adviescommissies landelijk gebied en economie) alsmede de nadere uitwerking ervan in de Rapportage "Ometing" en het rapport Nulmeting basistoervaartnet Provincie Zuid-Holland van augustus 2006;.

  • r) RV: Robuuste Verbindingen;

  • s) subsidieregeling: de Subsidieregeling landelijk gebied Zuid-Holland;

  • t) termijnbetaling: In het kader van POP2 betaling op basis van een beschikking op grond van artikel 4:95 Awb op verzoek van de subsidieaanvrager naar rato van gemaakte en betaalde kosten, vooruitlopend op de subsidievaststelling.

  • u) terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie: zelfstandige publieke of private rechtspersoonlijkheid hebbende instelling zonder winstoogmerk die als statutaire hoofddoelstelling heeft: verwerving en/of inrichting en/of beheer van openbare natuurgebieden behorende tot de EHS c.q. RV c.q. vallend onder de VHR;

  • v) TOP-gebieden; door Gedeputeerde Staten en het Rijk aangewezen prioritaire gebieden voor verdrogingsbestrijding;

  • w) verwerving: verwerving anders dan om niet van het recht van eigendom of het recht van erfpacht op een onroerende zaak;

  • x) VHR: Vogel- en Habitat Richtlijn;

  • y) voet- en fietsveer: overzetveer dat in het bijzonder geschikt is voor het overzetten van voetgangers en fietsers, dat een belangrijke recreatieve functie vervult, in die zin dat het onderdeel is van, of aansluit op, de regionale recreatieve routestructuren, of een belangrijke ontsluiting vormt van het landelijk gebied en recreatiegebieden, en waarvoor geen acceptabele alternatieven bestaan;

  • z) voorschot: betaling op basis van een beschikking op grond van artikel 4:95 Awb op verzoek van de subsidie-aanvrager op grond van een inzichtelijk gemaakte financieringsbehoefte, vooruitlopend op de subsidievaststelling.

  • aa) Wilg: de Wet inrichting landelijk gebied.

Artikel 2 Subsidieverstrekking

1. Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidies verstrekken voor structurele activiteiten binnen het kader van het pMJP; 2.Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor:

  • a) activiteiten binnen het kader van het POP2;

  • b) activiteiten die passen binnen de doelen van het pMJP.

3. Voor zover de in het tweede lid genoemde subsidie kwalificeert als een steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de Wilg en niet bij of krachtens het EG-verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, in de van toepassing zijnde steunmodules.4.Ten aanzien van de inzet van provinciale en EU-subsidiemiddelen voor het thema vitaal platteland wordt prioriteit gegeven aan subsidiabele activiteiten in de prioritaire gebieden.5. Subsidie wordt slechts verstrekt:

  • a) voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;

  • b) als de begroting sluitend is;

  • c) indien er geen strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid en;

  • d) indien de uitvoering van de prestaties kostenefficiënt geschiedt.

Artikel 3 Niet subsidiabele kosten

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a) kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b) kosten die voortvloeien uit activiteiten die subsidiabel zijn in het kader van Programma Beheer of een opvolger daarvan;

  • c) kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

  • d) verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • e) kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • f) kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • g) kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • h) kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • i) kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • j) exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

Artikel 4 Te overleggen gegevens

1. In aanvulling op artikel 36, lid 3, van de Asv, gaat de aanvraag voor een projectsubsidie vergezeld van:

  • a) een aanduiding van te leveren prestaties;

  • b) documenten waaruit blijkt dat de bekostiging door medefinanciers zeker is;

  • c) de financiële planning in perioden van drie maanden, voor zover gevraagd wordt om financiering uit het plattelandsontwikkelingsprogramma;

  • d) een overzicht van alle andere subsidies die een onderneming in de drie jaren die aan de aanvraag voorafgaan heeft verkregen of aangevraagd.

2. Als subsidie ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, verstrekt de aanvrager de informatie of de verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder d, voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband en tevens een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 5 Voorschotten

1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, een voorschot verstrekken aan een natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond.2. In totaal is het bedrag aan voorschot niet groter dan 50% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag in gevallen, wanneer kosten zijn gemaakt en betaald, een voorschot verstrekken aan een natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond en voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.4. In totaal is het bedrag aan voorschot als bedoeld in lid 3 van dit artikel, niet groter dan 70% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.

Artikel 5a Termijnbetaling POP2

1.Gedeputeerde Staten kunnen, naar rato van gemaakte en betaalde kosten, een termijnbetaling verstrekken aan een natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de daadwerkelijke kosten heeft aangetoond en voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.2. In totaal is het bedrag aan termijnbetalingen niet groter dan 70% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.

Artikel 5b Samenloop voorschotten en termijnbetaling POP2

Bij een gelijktijdige dan wel volgtijdelijke samenloop van aanvragen voor voorschotten en termijnbetalingen zijn de artikelen 5, tweede en vierde lid en 5a, tweede lid, van toepassing, met dien verstande dat de optelsom van voorschotten en termijnbetalingen nooit meer kan bedragen dan 70% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.

Artikel 6 Uitvoering activiteiten

1. De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.2.De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.3. De subsidieontvangende overheid moet bij besteding van subsidies onder de aanbestedingsdrempel bekend maken dat een overheidsopdracht wordt verstrekt.

Artikel 7 Afwegingskader

Projecten worden op zichzelf gezien en in verhouding tot mogelijke andere projecten; zij worden afgewogen op hun betekenis voor het realiseren van de provinciale doelstellingen voor het landelijk gebied.

Artikel 8 Opdrachten aan derden

1. Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, en de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden.2. Indien de subsidie-ontvanger een overheid is, moet deze bij de besteding van subsidies onder de aanbestedingsdrempel bekend maken dat een overheidsopdracht wordt verstrekt.3. Van de in lid 1 genoemde verplichting kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.4. Indien de activiteiten werken betreffen en voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen.

Artikel 9 Boekhouding

1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

  • a) alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

  • b) bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

2. De administratie wordt bewaard tot voor een periode van 10 jaar, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 10 Voortgang uitvoering

De subsidieontvanger brengt vier maal per jaar, of zo vaak als in de beschikking is bepaald, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten en overlegt daarbij een overzicht van boekingsbescheiden en een overzicht van betaalde facturen van die periode.

Artikel 11 Publiciteit

In aanvulling op artikel 20 van de Asv vermeldt de subsidieontvanger, indien van toepassing, in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en, indien van toepassing, van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

 Artikel 12 Instandhouding

1. De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.2.Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verstrekken van het bij of krachtens het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

Artikel 13 Terugbetaling vergoeding

1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, van de Awb is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als de activiteiten door een ander worden overgenomen, als de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt en als de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 14 Intrekking en terugvordering

In aanvulling op artikel 22 van de Asv kan de subsidieverlening of subsidievaststelling worden gewijzigd of worden ingetrokken voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn respectievelijk is met voor de provincie geldende verplichtingen uit wettelijke bepalingen, voorschriften of verplichtingen voortvloeiende uit een verdrag.

Artikel 15 Subsidievaststellingsmethodiek

1.De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet door de partij aan wie de subsidie is toegekend, bij Gedeputeerde Staten worden ingediend uiterlijk op de laatste dag van de daarvoor aangegeven termijn.2. Indien de werkelijke subsidiabele projectkosten lager zijn dan de begrote subsidiabele projectkosten, dan zal de subsidie naar rato lager worden vastgesteld. Indien de werkelijke subsidiabele projectkosten hoger uitvallen dan de begrote subsidiabele projectkosten, wordt de subsidie niet naar rato naar boven bijgesteld; het in eerste instantie toegekende subsidiebedrag is bij de vaststelling tevens het maximum.3. De naar rato neerwaartse vaststelling van het subsidiebedrag vindt plaats als volgt: het in de subsidietoekenning toegekend bedrag is een percentage van de begrote subsidiabele projectkosten; voor de vaststelling van de subsidie wordt dit percentage ook toegepast op de werkelijke subsidiabele projectkosten. 4. In deze systematiek worden de eigen provinciale subsidies tezamen met de POP-2 subsidies betrokken.

Artikel 16 Staatssteunkader

Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen:

  • a) indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van verordening (EG) 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren;

  • b) indien subsidie wordt verstrekt ten behoeve van de verwerking en afzet van landbouwproducten geschiedt dit met inachtneming van Verordening (EG) 800/2008 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op een aantal categorieën steun;

  • c) indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de vorige categorieën, geschiedt dit met inachtneming van verordening (EG) 1535/2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de de minimis-steun in de landbouwproductiesector.

  • d) indien subsidie wordt verstrekt aan de ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van Verordening (EG) 800/2008 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op een aantal categorieën steun;

  • e) indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën, geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG) nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 99 van het EG-verdrag op de de minimis-steun.

Artikel 17 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze regeling is bepaald zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren.

Artikel 18 Boekjaarsubsidies

1. Voor boekjaarsubsidies zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling zijn slechts de artikelen 1, 2 lid 1, en de artikelen 13, 14 en 17 van toepassing, alsmede het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regeling. 2.Met betrekking tot de subsidieberekeningsmethodiek, rapportageverplichting en voorschotverlening bij boekjaarsubsidies zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling zijn de artikelen 21 tot en met 23 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Boekjaarsubsidies

§ 2.1 Boekjaarsubsidie natuur- en landschapsbeheer in het cultuurlandschap

Artikel 19 Subsidiabele activiteiten natuur- en landschapsbeheer

Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidies als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling verstrekken voor structurele activiteiten die zijn gericht op:

  • a) ondersteuning van vrijwilligersgroepen die zich inzetten voor beheer en ontwikkeling van natuur en landschap;

  • b) advisering, ondersteuning en bemiddeling op het vlak van beheer en ontwikkeling van natuur en landschap aan eigenaren en grondgebruikers;

  • c) voorlichting en educatie over beheer en ontwikkeling van natuur en landschap;

  • d) monitoring van de met de onder sub a tot en met c genoemde activiteiten beoogde effecten.

Artikel 20 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 19 kan verstrekt worden aan landschapsbeheerorganisaties die uitsluitend gericht zijn op het grondgebied van Zuid-Holland.

Artikel 21 Subsidieberekeningsmethodiek

1. De subsidie wordt berekend door vermenigvuldiging van de in het activiteitenplan vermelde uren van de te subsidiëren activiteiten met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde uurtarief.2. De niet arbeidsgerelateerde kosten worden berekend op basis van de op dat moment werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 22 Verplichting

De aanvrager verschaft uiterlijk 30 dagen na afloop van ieder kwartaal een kwartaalrapportage over de stand van zaken van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 23 Voorschotverlening

Ter uitvoering van artikel 23 van de Asv kunnen Gedeputeerde Staten een voorschot verstrekken van maximaal 50% van de verleende boekjaarsubsidie. Dat kan worden verhoogd tot 80% indien is voldaan aan artikel 22 door middel van de eerste kwartaalrapportage. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag besluiten om 100% voorschot te verstrekken indien de derde kwartaalrapportage is ingediend.

§ 2.2 Boekjaarsubsidies terreinbeheer door natuurbeschermingsorganisaties

Artikel 24 Subsidiabele activiteiten terreinbeheer door natuurbeschermingsorganisaties

Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidies als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling verstrekken voor zakelijke lasten (zoals waterschapslasten, onroerend zaak belasting en toe te rekenen kosten beheersadministratie), die volledig worden vergoed, en voor een tegemoetkoming in de kosten op het gebied van:

  • a) algemene terreinvoorzieningen;

  • b) beheerplanning;

  • c) monitoring;

  • d) recreatievoorzieningen;

  • e) terreingerichte voorlichting en educatie;

  • f) extern beheer.

Artikel 25 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 24 kan verstrekt worden aan natuurbeschermingsorganisaties waarvan meer dan 95% van de bezittingen in Zuid-Holland is gelegen en waarbij de in Zuid-Holland gelegen bezittingen zijn verworven met een provinciale aankoopsubsidie of met toestemming van Gedeputeerde Staten zijn verworven, verkregen of in beheer en onderhoud zijn genomen.

Artikel 26 Verplichtingen

1. De subsidieontvanger is verplicht zijn terreinen te beheren en te onderhouden overeenkomstig de doelstellingen zoals beschreven in het beheersplan. Bij de vaststelling van de doelstellingen wordt in ieder geval de natuurdoeltypenkaart gehanteerd.2. De aanvrager verschaft periodiek systematische informatie van de gegevens, zoals verkregen met de op grond van artikel 24, sub c, gesubsidieerde activiteit.3. De subsidieontvanger verleent medewerking aan de toetsing van de activiteiten als bedoeld in artikel 24 door middel van monitoring en inspectie van de terreinen.4. In aanvulling op artikel 32 van de Asv reserveert de subsidieontvanger te veel ontvangen subsidie in een bestemmingsreserve terreinbeheer als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

Artikel 27 Hoogte subsidiebedrag

1. Eens per vier jaar stellen Gedeputeerde Staten voor de te subsidiëren componenten bedoeld in artikel 24, onderdelen a tot en met f, normkosten per eenheid (hectare of stuks) vast. Voor tussenliggende jaren wordt toegepast het CBS prijsindexeringcijfer voor alle huishoudens.2.Gedeputeerde Staten stellen het te verstrekken subsidiebedrag als volgt vast:

  • a) voor de te subsidiëren activiteiten waarvoor normkosten zijn vastgesteld door vermenigvuldiging van de relevante eenheid met de normkosten, waarbij nieuw aangekochte of in beheer genomen terreinen in de berekening als volgt meetellen:

    • - volledig, indien zij zijn verworven in het eerste kwartaal van het subsidiejaar;

    • - half, indien zij zijn verworven in het tweede en derde kwartaal van het subsidiejaar;

    • - niet, indien zij zijn verworven in het vierde kwartaal van het subsidiejaar;

  • b) voor de te subsidiëren activiteiten waarvoor geen normkosten zijn vastgesteld op basis van de op dat moment (wettelijk) geldende tarieven.

Artikel 28 Toegankelijkheid gebieden

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie als bedoeld in artikel 24 verstrekken voor terreinen die niet of niet het gehele jaar openbaar toegankelijk zijn vanwege:

  • a) zwaarwegende natuurwetenschappelijke overwegingen (indien openstelling ernstige afbreuk zou doen aan belangrijke natuurwaarden zoals de aanwezigheid van zeer kwetsbare vegetaties/diersoorten, of permanente aanwezigheid van apparatuur ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of terreinen die gebruikt worden voor belangrijk wetenschappelijk onderzoek);

  • b) de bescherming van de privacy van aanwonenden (het in redelijkheid afsluiten van een buffer rondom een huis ter voorkoming van inkijk/overlast bij de bewoners);

  • c) te hoge inrichtings-/beheerskosten voor voorzieningen gericht op openbare toegankelijkheid.

§ 2.3 Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie

Artikel 29 Subsidiabele activiteiten voet- en fietsveren

Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidies als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling onder deze paragraaf uitsluitend verstrekken indien:

  • a) de exploitatie van het veer gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een structureel tekort vertoont;

  • b) gedurende vijf jaren voor de eerste aanvraag geen subsidie is ontvangen op grond van projectsubsidies recreatieve voorzieningen en infrastructuur;

  • c) er geen acceptabele alternatieven voor de veerverbinding bestaan; en

  • d) de oevergemeenten de exploitatie van de veerdienst financieel ondersteunen.

Artikel 30 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 29 kan worden verstrekt aan instanties of rechtspersonen die voet- en fietsvieren exploiteren binnen het grondgebied van de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 31 Aanvraag

In aanvulling op artikel 29, derde lid, van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval:

  • a) een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikersgroepen;

  • b) een overzicht waarin wordt aangetoond dat is voldaan aan de in artikel 15 genoemde vereisten;

  • c) de jaarrekeningen met toelichting van de veerexploitant over de afgelopen vier jaar;

  • d) een overzicht van de te nemen maatregelen om het exploitatietekort in de gevraagde subsidieperiode te verkleinen.

Artikel 32 Rangschikking

Indien het subsidieplafond door subsidieverstrekking dreigt te worden overschreden rangschikken Gedeputeerde Staten de aanvragen zodanig, dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate deze in meerdere mate voldoet aan één of meer van de onderstaande aspecten:

  • a) een functie vervullen ten behoeve van het woon-, werk- of schoolverkeer;

  • b) een belangrijke maatschappelijke of sociale functie vervullen of;

  • c) een cultuurhistorische waarde hebben.

Artikel 33 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het nadelige exploitatieresultaat, doch niet meer dan € 20.000,00.

Artikel 34 Activiteitenverslag

Het activiteitenverslag zoals bedoeld in artikel 4:75 van de Awb bevat in ieder geval een overzicht van het aantal per maand vervoerde reizigers en een evaluatie van de genomen maatregelen om het exploitatietekort te verkleinen.

§ 2.4 Boekjaarsubsidies Structurele activiteiten ter uitvoering van het provinciale faunabeleid als bedoeld in de Flora- en faunawet

Artikel 35 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidie als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling verstrekken voor:

  • a) Activiteiten ter uitvoering van het provinciale faunabeleid beschreven in het Beleidsplan Uitvoering Flora- en faunawet, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 17 december 2002.

  • b) Kosten voortvloeiend uit dit artikel, sub a, in verband met het opstellen van een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent komen eveneens in aanmerking voor subsidie.

Artikel 36 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 35 kan verstrekt worden aan de door Gedeputeerde Staten erkende Faunabeheereenheden in de provincie Zuid Holland.

Artikel 37 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

§ 2.5 Boekjaarsubsidie, proefproject ‘boeren voor natuur’ in polder Biesland

Artikel 38 Subsidiabele activiteiten proefproject polder Biesland

Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidie als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling verstrekken voor het uitvoeren van het proefproject ‘Boeren voor Natuur’ in polder Biesland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

Artikel 39 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 38 kan verstrekt worden aan de agrarische melkveehouder in de polder van Biesland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp zoals bedoeld in het EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur van 27 juni 2006, Provinciaal Blad Zuid-Holland 2007-60.

Artikel 40 Subsidievoorwaarden

Het project moet voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in het EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur van 27 juli 2007, steunnummer N 58/05 en de door Gedeputeerde Staten gestelde nadere voorwaarden.

Artikel 41 Hoogte subsidiebedrag

Gedeputeerde Staten stellen een normbedrag per hectare vast. Dit normbedrag is gebaseerd op de in artikel 40 genoemde EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur.

Hoofdstuk 3 Projectsubsidies

Thema Natuur

§ 3.1 Projectsubsidie Verwerving en inrichting natuurterreinen en (provinciale) ecologische verbindingen (EHS)

Artikel 42 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van deze regeling verstrekken voor:1.Activiteiten betreffende de verwerving van gronden ten behoeve van de EHS:

  • a) Verwerving.

  • b) vergoeding ter beëindiging van pachtovereenkomsten.

2. Activiteiten voor de verwerving en inrichting van terreinen, die onderdeel zijn van een (provinciale) ecologische verbindingszone.

Artikel 43 Aanvragen

1. Gedeputeerde Staten behandelen aanvragen naar volgorde van ontvangst.2.Een subsidie wordt verleend als de behoefte aan een subsidie ten genoegen van Gedeputeerde Staten wordt aangetoond.3. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van verwerving van een terrein wordt uiterlijk ingediend op de dag vóór het passeren van de koopakte. 4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een pachtovereenkomst wordt uiterlijk ingediend op de dag vóór de beëindiging van de pachtovereenkomst.

Artikel 44 Begunstigde(n)

1. Subsidie als bedoeld in artikel 42, eerste lid, kan verstrekt worden aan terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties.2. Subsidie als bedoeld in artikel 42, tweede lid, kan verstrekt worden aan alle rechtspersonen

Artikel 45 Subsidievoorwaarden

1.Een subsidie voor de kosten van verwerving van grond als bedoeld in artikel 42 wordt slechts verleend indien het aankoopbedrag niet meer bedraagt dan de reële marktwaarde.2. Subsidies als bedoeld in artikel 42 worden slechts verstrekt voor terreinen die:

  • a. gelegen zijn binnen een door Gedeputeerde Staten begrensd of te begrenzen natuurgebied als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer Zuid-Holland, waar landbouwgrond kan worden verworven ten behoeve van een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie of;

  • b. gelegen zijn binnen een door Gedeputeerde Staten begrensd of te begrenzen natuurgebied als bedoeld in de Subsisidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap, waar landbouwgrond kan worden verworven ten behoeve van een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie, of

  • c. onder een uitzonderingsbesluit van Gedeputeerde Staten vallen indien de verwerving valt onder een vastgesteld Aankoopstrategieplan of;

  • d. die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS; waarbij Gedeputeerde Staten nadere bepalingen kunnen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS of;

  • e. ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten en de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen of;

  • f. gelegen zijn binnen een op de afrondingskaart opgenomen aankoopgebied, Gedeputeerde Staten kunnen hierop een uitzondering maken of;

  • g. onderdeel zijn van een (provinciale) ecologische verbindingszone.

3. De subsidie aan een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie wordt geweigerd indien het terrein waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is gelegen buiten de invloedssfeer van de aanvrager, tenzij de op grond van de invloedssferenkaart eerstaangewezene met de betreffende aanvraag schriftelijk heeft ingestemd.4. Een aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

  • b. een begroting en taxatierapport van de met de verwerving, respectievelijk de beëindiging van de pachtovereenkomst, gemoeide kosten;

  • c. in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend;

  • d. indien van toepassing een verwijzing naar een vastgesteld aankoopstrategieplan.

Artikel 46 Subsidiabele kosten voor verwerving

1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:

  • a) het aankoopbedrag;

  • b) het kadastraal recht en het registratierecht;

  • c) veiling- en notariskosten;

  • d) overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • e) schenkingsrecht voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • f) het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

  • g) kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

  • h) de kosten van toeslagen van hervestiging of beëindiging of onteigening die bij verkoop van gronden door het Bureau Beheer Landbouwgronden dan wel door de provincie in het aankoopbedrag worden doorberekend;

  • i) het afkoopbedrag van op het verworven terrein afgesloten bodembeheersovereenkomsten;

2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag tevens als subsidiabele kosten voor verwerving van een terrein worden aangemerkt:

  • a) kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

  • b) kosten verbonden aan het tenietgaan van het op het terrein gevestigd recht van opstal;

  • c) taxatie- en bemiddelingskosten.

Artikel 47 Verplichtingen subsidieaanvraag voor verwerving

1. De daadwerkelijke verwerving van het terrein vindt plaats binnen een tijdvak van 6 maanden na de subsidieverlening. Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen Gedeputeerde Staten de termijn als bedoeld onder a verlengen.2. Een subsidieontvanger die registergoederen die hij mede door middel van provinciale subsidie heeft verworven, geheel of gedeeltelijk vervreemdt, is verplicht aan de provincie een percentage van het verkoopbedrag te betalen dat gelijk is aan het percentage van de provinciale subsidie in de verwervingskosten.3. Er is toestemming van Gedeputeerde Staten vereist voor overeenkomsten tot verpachting van een met provinciale subsidie verworven natuurterrein in verband met de instandhouding of ontwikkeling van de op het terrein aanwezige waarden van natuur en landschap.

Artikel 48 Verplichtingen subsidieaanvraag voor inrichting provinciale ecologische verbindingen

In aanvulling op artikel 29, derde lid, van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval: Naast de in artikel 4:62 van de Awb voorgeschreven overzichten bevat het activiteitenplan een inrichtingsplan waarin in ieder geval zijn opgenomen:

  • a) de oppervlakte waarop die maatregelen zullen worden uitgevoerd;

  • b) de motivering voor het treffen van de maatregelen;

  • c) de met die maatregelen beoogde situatie van het terrein;

  • d) een gedetailleerde beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

  • e) de benodigde beheersmaatregelen;

  • f) een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop zo nodig is aangegeven waar de onderscheiden maatregelen zullen worden getroffen.

Artikel 49 Subsidiabele kosten voor inrichting van terreinen

Als subsidiabele kosten voor inrichting van terreinen worden aangemerkt:

  • a) het opstellen door derden van een inrichtingsplan;

  • b) maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding;

  • c) grondverzet;

  • d) maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een terrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

  • e) de verwijdering van opstallen;

  • f) de verwijdering van begroeiing en beplanting of;

  • g) overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel 50 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt:1. Maximaal 100% van de projectkosten, daaronder begrepen een eventuele bijdrage uit de PNB regeling. Subsidies of bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt of eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend worden verrekend met de subsidie zodat het totaal niet meer dan honderd procent van de subsidiabele kosten bedraagt.2. De subsidie voor de beëindiging van een op een terrein gevestigde pachtovereenkomst bedraagt maximaal 100% van de kosten van de vergoeding ter beëindiging van de op een terrein gevestigde pachtovereenkomst, met dien verstande dat de subsidie vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, alsmede vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, niet meer dan honderd procent van het totaal van die kosten mag bedragen.

Artikel 51 Voorschot

In afwijking van het bepaalde in artikel 5A, lid 2, van deze regeling kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot verstrekken tot ten hoogste 100% van het bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, onderscheidenlijk van het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 52 Aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 42 van de Asv dient de subsidieontvanger binnen twaalf weken nadat een terrein daadwerkelijk is verworven, een aanvraag tot subsidievaststelling in, vergezeld van:

  • a) een afschrift van de notariële akte van de aankoop van de betrokken gronden;

  • b) een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte en subsidiabele kosten;

  • c) een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

Artikel 53 Pachtovereenkomst

Binnen twaalf weken nadat met betrekking tot een terrein de pachtovereenkomst is beëindigd, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in, vergezeld van:

  • a) een afschrift van de goedgekeurde pachtbeëindigingsovereenkomst of de uitspraak van de rechter tot ontbinding van de pachtovereenkomst, bedoeld in artikel 7:377, lid 1, Burgerlijk wetboek;

  • b) een overzicht van de kosten verbonden aan de beëindiging van de pachtovereenkomst, en

  • c) in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

Artikel 54 Vervreemding, erfpacht of zakelijke rechten

1. Gronden die met een subsidie als bedoeld in artikel 42 zijn verworven, of een gedeelte daarvan, worden niet vervreemd of in erfpacht uitgegeven, ook worden er geen zakelijke rechten gevestigd, noch wordt het kenmerkend karakter van het terrein of delen ervan in strijd met de beheersvisie gewijzigd, dan wel aan derden toestemming daartoe verleend.2.Op verzoek van de betrokken instelling kunnen Gedeputeerde Staten hierop een uitzondering maken.

Artikel 55 Beëindiging

Bij beëindiging en liquidatie van de terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 56 Terugvordering

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Awb of een toepasselijk artikel uit een provinciale subsidieregeling, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van terugvordering tot aan het moment van algehele voldoening. Terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten blijft achterwege, indien het terrein aan de provincie wordt overgedragen.

Artikel 57 Statutaire wijzigingen

In aanvulling op artikel 18 van de Asv overlegt een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie die een subsidie aanvraagt haar statuten aan Gedeputeerde Staten en stelt Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis van een statutenwijziging.

Artikel 58 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteungevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen.

§ 3.2 Projectsubsidies stimulering mooiere oevers langs de Hollandsche IJssel

Artikel 59 Subsidiabele activiteiten mooiere oevers langs de Hollandsche IJssel

Voor een tegemoetkoming in de kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze regeling komen in aanmerking:

  • a) de kosten voor de aanleg van een nieuwe, kwalitatief hoogwaardige oever; noodzakelijke meerkosten ten opzichte van de aanleg van een oever die technisch of grondmechanisch volstaat, maar een lage esthetische kwaliteit bezit;

  • b) de kosten voor de aanleg van een nieuwe, natuurvriendelijke oever; noodzakelijke meerkosten ten opzichte van de aanleg van een oever die technisch of grondmechanisch volstaat, maar een lage natuurvriendelijkheid kent;

  • c) de kosten van een voorziening die een bestaande oever van een hogere esthetische waarde voorziet of een oever met een lage esthetische waarde aan het oog onttrekt door middel van camouflage.

Artikel 60 Aanvraag

Naast de in artikel 4:62 van de Awb voorgeschreven overzichten gaat het activiteitenplan in ieder geval vergezeld van:

  • a) de locatie van het werk;

  • b) een omschrijving van het werk;

  • c) tekeningen van het voorgestelde werk, minimaal bevattende een vooraanzicht en een

  • d) dwarsdoorsnede;

  • e) een gespecificeerde kostenraming van het werk;

  • f) een onderbouwing met betrekking tot de kwaliteit van de voorgestelde uitvoering.

Artikel 61 Subsidieverlening

1. Alvorens Gedeputeerde Staten beslissen over een aanvraag stellen zij de Stuurgroep Hollandsche IJssel in de gelegenheid advies uit te brengen over de aanvraag.2. Subsidies als bedoeld in artikel 59 worden uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen die een perceel in eigendom hebben dat grenst aan de Hollandsche IJssel.

Artikel 62 Rangschikking

Gedeputeerde Staten rangschikken de aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate het project voldoet aan meer van de volgende aspecten:

  • a) de uitwerking volgens het Beeldkwaliteitplan en het Oeverplan Hollandsche IJssel;

  • b) het project past in de omgeving en sluit aan de naastgelegen oevers, de achterliggende zelling en overig land en;

  • c) de effectiviteit van de gekozen camouflerende oplossing.

Artikel 63 Verplichtingen

De subsidieontvanger voltooit de activiteit waarvoor subsidie is verleend uiterlijk 2 jaar na de subsidieverlening.

§ 3.3 Projectsubsidies Milieutekorten in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) gebieden

Artikel 64 Projectsubsidies Milieutekorten in Natura 2000 gebieden en TOP-gebieden

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor:

  • a) het uitvoeren van maatregelen tegen verdroging;

  • b) het uitvoeren van maatregelen tegen verzuring, vermesting, verzoeting, te voedselrijke bodem door voormalig landbouwkundig gebruik.

Artikel 65 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 64 kan verstrekt worden aan terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, Staatsbosbeheer, waterschappen, terreinbeherende drinkwaterbedrijven, gemeenten en particuliere grondeigenaren. Overige ondernemers zijn uitgezonderd.

Artikel 66 Subsidievoorwaarden

Voor subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 64 gelden de volgende begrenzingen:

  • a) de activiteiten als bedoeld in artikel 64,onder a moeten vallen binnen TOP-gebieden;

  • b) de activiteiten als bedoeld in artikel 64, onder b moeten vallen binnen Natura 2000 gebieden.

Artikel 67 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 68 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteungevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen.

§ 3.4 Projectsubsidies Maatregelen in de ecologische hoofdstructuur

Artikel 69 Subsidiabele activiteiten in de ecologische hoofdstructuur

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het uitvoeren van maatregelen ter verhoging van de natuurwaarde in gebieden behorend tot de ecologische hoofdstructuur (EHS).

Artikel 70 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 69 kan verstrekt worden aan eenieder.

Artikel 71 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele projectkosten.

§ 3.5 Projectsubsidie Soortenbeleid Leefgebied

Artikel 72 Subsidiabele activiteiten Soortenbeleid Leefgebied

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten zoals vermeld in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 73 Rangschikking

Onverminderd het gestelde in artikel 7, rangschikken Gedeputeerde Staten de aanvragen, indien het subsidieplafond door subsidieverstrekking dreigt te worden overschreden, zodanig, dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate deze in meerdere mate voldoet aan één of meer van de onderstaande aspecten:

  • a) de aanvraag betreft het uitvoeren van uitvoe¬ringsprojecten;

  • b) de aanvraag betreft meerdere soorten zoals vermeld in bijlage I;

  • c) de aanvraag betreft een gebied behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Artikel 74 Aanvraag

1. Naast de in artikel 4:62 van de Awb voorgeschreven overzichten gaat het activiteitenplan in ieder geval vergezeld van:

  • a) een overzicht van het eigen aandeel in de kosten van het project, waarbij het aandeel ook kan bestaan uit een bijdrage in de vorm van een eigen arbeid;

  • b) een geografische kaart van het gebied waar te subsidiëren activiteiten moeten plaatsvinden;

  • c) een schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit betrekking heeft.

2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening een verplichting opleggen voor een te bepalen minimale instandhoudingstermijn voor duurzame voorzieningen.

Artikel 75 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de projectkosten.

Artikel 76 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteungevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen.

§ 3.6 Projectsubsidie Natuurbeschermingswet

Artikel 77 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) en artikel 10a (Natura 2000 gebieden) van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 78 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 77 kan verstrekt worden aan eenieder.

Artikel 79 Subsidievoorwaarden

1.De activiteiten moeten positief bijdragen aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen.2. Subsidiabele kosten zijn alleen de kosten die redelijkerwijs niet ten laste van de eigenaar en de gebruiker behoren te komen.3. Voor het toekennen van de subsidies wordt de volgende prioriteitsstelling gehanteerd:

  • a) activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld beheerplan volgens artikel 17 van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • b) activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld beheerplan volgens artikel 14 van de Natuurbeschermingswet 1967, of een opvolger van dat plan;

  • c) activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld Natura 2000 beheerplan volgens artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 80 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 81 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteungevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europse staatssteunverordeningen.

Thema Recreatie

§ 3.7 Projectsubsidie Landelijke routenetwerken

Artikel 82 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor:

  • a) het opheffen van knelpunten in het landelijk fietsnetwerk;

  • b) de reconstructie van het landelijk fietsnetwerk;

  • c) het opheffen van knelpunten in het landelijk wandelnetwerk;

  • d) de reconstructie van het landelijk wandelnetwerk;

  • e) het opheffen van knelpunten in het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart.

Artikel 83 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 82 kan verstrekt worden aan:

  • a) Stichting Wandelplatform-LAW (SLAW);

  • b) Stichting Landelijk Fietsplatform (SLF);

  • c) Stichting Recreatie Toervaart Nederland (SRTN);

  • d) Gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten;

  • e) Waterschappen.

Artikel 84 Subsidievoorwaarden

1. Subsidie kan alleen worden verkregen voor het opheffen van knelpunten die beschreven staan in de knelpunteninventarisatie van 2006 (Meerjarenprogramma Landelijke Routenetwerken wandelen en fietsen 2007-2013 (vastgesteld door de IPO-adviescommissies landelijk gebied en economie) alsmede de nadere uitwerking ervan in de Rapportage ‘0-meting’ en het rapport Nulmeting basistoervaartnet Provincie Zuid-Holland van augustus 2006.2. De activiteit moet leiden tot duurzame verbetering van de kwaliteit en/of de veiligheid van de netwerken;3.Prioriteit bij wandelen en fietsen wordt gegeven aan het oplossen van "prioriteit 1 knelpunten " op basis van het kwaliteitscriterium ‘veilig toegankelijk’.4. De activiteit moet zijn afgestemd met de relevante landelijke routeorganisaties SLAW, SLF en/of SRTN.

Artikel 85 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 86 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteun gevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen.

Thema Vitaal Platteland

Artikel 86a Schakelbepaling

De artikelen 86b en 86c zijn van toepassing op de paragrafen 3.8, 3.9 en 3.11 tot en met 3.28.

Artikel 86b Regionale uitvoeringsprogramma’s voor de prioritaire gebieden

Gedeputeerde Staten geven bij de verlening van subsidies op grond van het thema Vitaal Platteland voorrang aan projecten die bijdragen aan de doelen van regionale uitvoeringsprogramma's per prioritair gebied, dan wel daarin expliciet zijn opgenomen. Voor de regionale uitvoeringsprogramma's gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a) het programma heeft betrekking op de doelen zoals genoemd in het pMJP en het POP2, in onderlinge samenhang;

  • b) het programma bevat een raming van de kosten en geeft inzicht in de financiering;

  • c) het programma heeft betrekking op een meerjarige periode, bij voorkeur tot 2013;

  • d) het programma beschrijft de organisatie van de uitvoering alsmede de wijze waarop wordt gerapporteerd over de uitvoering;

  • e) het programma behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 86c Rangschikking

Gedeputeerde Staten beoordeelt een verzoek om subsidie binnen het deelprogramma Vitaal Platteland op onderstaande toetsingscriteria. Aan elk criterium zal een score worden toegekend van maximaal 5 punten. De aanvragen zullen zodanig worden gerangschikt, dat de aanvraag met de hoogste score bovenaan komt te staan. Projecten die minder dan 25 punten scoren worden afgewezen. De toetsingscriteria zijn als volgt:

  • a) De ligging van het project in een van de gebieden zoals genoemd in artikel 1, sub j (prioritaire gebieden).

  • b) De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de in het pMJP gedefinieerde doelen en prestaties (doelgerichtheid).

  • c) De mate waarin het projectvoorstel andere activiteiten waaraan vanuit het pMJP wordt bijgedragen, versterkt, zodat een integrale bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van het landelijk gebied.

  • d) De mate waarin het project het resultaat is van samenwerking tussen overheden, organisaties en bedrijven (samenwerking).

  • e) De mate waarin de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat het project voorziet in een maatschappelijke behoefte (marktgerichtheid).

  • f) De meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande projecten (vernieuwing).

  • g) De mate waarin de aanvrager(s) zelf uitdrukken gewicht te hechten aan het project door bereidheid om eigen financiële bijdragen te leveren (omvang eigen financiering).

  • h) De mate waarin het project gereed is voor onmiddellijke realisatie (uitvoeringsgereedheid).

§ 3.8 Projectsubsidie Ontsluiting landelijk gebied; wandelen over boerenland

Artikel 87 Subsidiabele activiteiten Landelijke routenetwerken

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor:

  • a) inrichtingsmaatregelen (plankosten en voorzieningen) voor wandelpaden over boerenland;

  • b) vergoeding voor recht van overpad ten behoeve van wandelpaden over boerenland.

Artikel 88 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 89 kan verstrekt worden aan begunstigden zoals vermeld in de randvoorwaarden die zijn vermeld op www.boerenlandpad.nl.

Artikel 89 Subsidievoorwaarden

1. Het aangevraagde project dient minimaal voor een periode van zeven jaar in stand te worden behouden door de initiatiefnemer.2. Projecten gelegen in een prioritair gebied krijgen voorrang boven projecten gelegen in niet-prioritaire gebieden.3. Het aangevraagde project dient te voldoen aan de geldende randvoorwaarden zoals die zijn vermeld op www.boerenlandpad.nl

Artikel 90 Hoogte subsidiebedrag

De vergoeding bestaat uit een bijdrage van € 0,45 per strekkende meter per jaar.

Artikel 91 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteungevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen.

§ 3.9 Projectsubsidie POP2-maatregel 111 (Beroepsopleiding en voorlichting)

Artikel 92 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het uitvoeren van pilots (proefprojecten) ter bevordering van de agrobiodiversiteit die op voordracht van Gedeputeerde Staten zijn gehonoreerd door het Rijk.

Artikel 93 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 92 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 111.

Artikel 93aSubsidievoorwaarden

Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 111, onderdeel c demonstratieprojecten en onderdeel d kennisverspreiding door middel van praktijknetwerken zijn onverkort van toepassing.

Artikel 93b Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 111, onderdeel c demonstratieprojecten en onderdeel d kennisverspreiding door middel van praktijknetwerken is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden . 3.Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 93c Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 68/2001 van de Commissie van 12 december 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EU-Verdrag op opleidingssteun.

v § 3.10 Projectsubsidie POP2-maatregel 125 (Infrastructuur voor de ontwikkeling/ aanpassing van land- en bosbouw)

Artikel 94 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw genoemd in POP2-maatregel 125 (Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw) voorzover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling/de ligging van de landbouwkavels ten opzichte van elkaar en op verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen.

Artikel 95 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 94 kan op aanvraag verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 125.

Artikel 96 Subsidievoorwaarden

1. De POP2-maatregel 125 is onverkort van toepassing voorzover deze betrekking heeft op de verbetering van de verkaveling/de ligging van de kavels ten opzichte van elkaar en op verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen. 2. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen omtrent het onder lid 1 bepaalde.3. Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend.

§ 3.11 Projectsubsidie POP2-maatregel 216 (niet productieve investeringen, verdrogingsbestrijding)

Artikel 97 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 216, onderdeel A2, Andere agromilieudoelstellingen

Artikel 97a Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 97 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 216, onderdeel A2.

Artikel 97b Subsidievoorwaarden

Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 216, onderdeel A2 zijn onverkort van toepassing.

Artikel 97c Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 216, onderdeel A2 is onverkort van toepassing. 2.De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden.

§ 3.12 Projectsubsidie POP2-maatregel 311 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten)

Artikel 98 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 311 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten), zijnde activiteiten die als doel hebben bij te dragen aan de verbreding van de plattelandseconomie en het multifunctioneel gebruik van het platteland.

Artikel 99 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 98 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 311.

Artikel 100 Subsidievoorwaarden

Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 311.

Artikel 101 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 311 is onverkort van toepassing. 2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 102 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.13 Projectsubsidie POP2-maatregel 312 (steun voor de oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen)

Artikel 103 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 312 (steun voor de oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen), met als doel de ontwikkeling van nieuwe of bestaande bedrijvigheid (niet zijnde landbouwbedrijvigheid) in het landelijk gebied gelet op de afname van het aantal arbeidsplaatsen in de landbouwsector.

Artikel 104 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 103 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in de POP2-maatregel 312.

Artikel 105 Subsidievoorwaarden

Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 312.

Artikel 106 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 312 is onverkort van toepassing.2.De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 107 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.14 Projectsubsidie POP2-maatregel 313 (bevordering van toeristische activiteiten)

Artikel 108 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 313 (bevordering van toeristische activiteiten) zijnde de verbetering van de recreatieve infrastructuur, de toegankelijkheid van het platteland en versterking van de economische positie van recreatie en toerisme en de werkgelegenheid.

Artikel 109 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 108 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in de POP2-maatregel 313.

Artikel 110 Subsidievoorwaarden

Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 313 en dient aan te sluiten bij bestaande infrastructuur van routenetwerken.

Artikel 111 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 313 is onverkort van toepassing.2.De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3.Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 112 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.15 Projectsubsidie POP2-maatregel 321 (Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking)

Artikel 113 Subsidiabele activiteiten

Activiteiten dienen als doel te hebben het verbeteren van basisvoorzieningen voor het ondersteunen van instanties, organisaties en samenwerkingsverbanden die basiszorg aanbieden voor de plattelandseconomie en -bevolking.

Artikel 114 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 113 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in de POP2-maatregel 321.

Artikel 115 Subsidievoorwaarden

1. De POP2-maatregel 321 is onverkort van toepassing.2. Subsidie onder POP2-maatregel 321 kan slechts worden verstrekt indien co-financiering door een andere overheid dan de provincie plaatsvindt.

Artikel 116 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.16 Projectsubsidie POP2-maatregel 322 (Dorpsvernieuwing en ontwikkeling)

Artikel 117 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 322 (Dorpsvernieuwing en ontwikkeling), met als doel het verbeteren van de ruimtelijk fysieke kwaliteit van de dorpen en het woon-, werk- en leefklimaat in het landelijk gebied.

Artikel 118 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 117 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 322.

Artikel 119 Subsidievoorwaarden

1. De POP2-maatregel 322 is onverkort van toepassing.2. Subsidie onder POP2-maatregel 322 kan slechts worden verstrekt indien co-financiering door een andere overheid dan de provincie plaatsvindt.

Artikel 120 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.17 Projectsubsidie POP2-maatregel 323 (Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed)

Artikel 121 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 323 (Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed) met als doel projecten te ondersteunen die binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur vallen, en bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit.

Artikel 122 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 121 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 323.

Artikel 123 Subsidievoorwaarden

1. Alle voorwaarden zoals vermeld in POP2-maatregel 323. 2.Provinciale bijdrage wordt slechts verstrekt voor projecten die vallen binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) of die bijdragen aan de ontwikkeling van kwaliteiten van een gebied zoals beschreven in de contourennota Levend Landschap.3. De activiteit dient niet subsidiabel te zijn in het kader van het Programma Beheer (of een opvolger daarvan) of de provinciale Stimuleringsregeling Onderhoud Landschapselementen (vastgesteld door Provinciale Staten, 18 november 1993).4. Financiering onder deze maatregel voor projecten, niet bedoeld in lid 2 danwel lid 3 van dit artikel, is slechts mogelijk indien een andere overheidspartij mede financiert.

Artikel 124 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 323 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 125 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.18 Projectsubsidie POP2-maatregel 341 (verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie)

Artikel 126 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 341 (verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie), met als doel het bevorderen van vaardigheden om lokale ontwikkelingsstrategieën in niet Leadergebieden tot uitvoering te brengen en om de vakkundigheid en dynamisering te ondersteunen.

Artikel 127 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 126 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 341.

Artikel 128 Subsidievoorwaarden

Alle voorwaarden zoals vermeld in POP2-maatregel 341.

Artikel 129 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 341 is onverkort van toepassing.2.De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 130 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.19 Projectsubsidie POP2-maatregel 411 (concurrentievermogen)

Artikel 131 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 411 (concurrentievermogen).

Artikel 132 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 131 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 411.

Artikel 133 Subsidievoorwaarden

1. Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 411.2. Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

Artikel 134 Hoogte subsidiebedrag

1.De POP2-maatregel 411 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 135 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betref¬fende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.20 Projectsubsidie POP2-maatregel 412 (milieu/landbeheer)

Artikel 136 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 412 (milieu/landbeheer).

Artikel 137 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 136 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 412.

Artikel 138 Subsidievoorwaarden

1. Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 412.2. Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

Artikel 139 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 412 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 140 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.21 Projectsubsidie POP2-maatregel 413 (leefkwaliteit/diversificatie)

Artikel 141 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 413 (leefkwaliteit/diversificatie).

Artikel 142 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 141 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 413.

Artikel 143 Subsidievoorwaarden

1. Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 413. 2.Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

Artikel 144 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 413 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 145 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.22 Projectsubsidie POP2-maatregel 421 (uitvoering van samenwerkingsprojecten)

Artikel 146 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 421 (uitvoering van samenwerkingsprojecten).

Artikel 147 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 146 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 421.

Artikel 148 Subsidievoorwaarden

1. Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 421. 2. Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

Artikel 149 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 421 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 150 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.23 Projectsubsidie POP2-maatregel 431 (beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en dynamisering van het gebied)

Artikel 151 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 431 (beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en dynamisering van het gebied).

Artikel 152 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 151 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 431.

Artikel 153 Subsidievoorwaarden

1.Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 431.2. Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

Artikel 154 Hoogte subsidiebedrag

1. De POP2-maatregel 431 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 155 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.24 Projectsubsidie Gebiedsgerichte ontwikkeling van groenblauwe diensten

Artikel 156 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor de verhoging van de vitaliteit van het platteland en het bevorderen van de diversificatie van de economische bedrijvigheid, door middel van de ondersteuning van regionale initiatieven tot het ontwikkelen van (een systeem van) groenblauwe diensten, aansluitend bij de catalogus Groenblauwe diensten, zoals:

  • a) onderzoek naar regionale prioriteiten;

  • b) de voorbereiding van regionale implementatie;

  • c) het organiseren van gebiedsprocessen.

Artikel 157 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 156 kan verstrekt worden aan:

  • a) gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen;

  • b) waterschappen;

  • c) belangenorganisaties voor de agrarische en recreatieve sector.

Artikel 158 Subsidievoorwaarden

Subsidie wordt alleen verstrekt in prioritaire gebieden.

Artikel 159 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 160 Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.25 Projectsubsidie Ontwikkelen en instandhouding Nationale Landschappen

Artikel 161 Subsidiabele activiteiten ontwikkelen en instandhouding nationale landschappen

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten ter uitvoering van de vastgestelde uitvoeringsprogramma's Nationale Landschappen: Groene Hart, Hoeksche Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Artikel 162 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 161 kan verstrekt worden aan:

  • a) regionale samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de opstelling en uitvoering van het Uitvoeringsprogramma;

  • b) waterschappen;

  • c) gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen;

  • d) overige natuurlijke en rechtspersonen, met uitsluiting van individuele agrarische ondernemers.

Artikel 163 Subsidievoorwaarden

De activiteiten dienen te passen binnen een van de door het Rijk goedgekeurde uitvoeringsprogramma’s; Nationaal landschap voor Groene Hart, Hoeksche Waard of Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Artikel 164 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 165 Staatsteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

§ 3.26 Projectsubsidie Akkerrandenregeling

Artikel 166 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het uitvoeren van pilots (proefprojecten) ter bevordering van de agrobiodiversiteit die op voordracht van provincie zijn gehonoreerd door het Rijk, waaronder in ieder geval de pilots functionele akkerranden en bodembiodiversiteit Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee.

Artikel 167 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 166 kan verstrekt worden aan waterschappen.

Artikel 168 Subsidievoorwaarden

De pilots zijn vernieuwend ten opzichte van voorgaande pilots en zijn bottom-up opgezet. Er dient voorzien te zijn in een adequate monitoring van de te realiseren doelen.

Artikel 169 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele projectkosten onder de voorwaarde dat de begunstigde de resterende 30% bijdraagt.

Artikel 170 Staatssteun

De onderhavige subsidieregeling is staatssteungevoelig en onderhevig aan een staatssteuntoets. Indien er sprake is van staatssteun, dan wordt een subsidie slechts toegekend met inachtneming van, en na overeenstemming met, toepasselijke Europese staatssteunverordeningen.

§ 3.27 Projectsubsidie Stimuleren regionaal landschapsbeleid

Artikel 171 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma zoals bedoeld in artikel 86b.

Artikel 172 Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 171 kan verstrekt worden aan:

  • a) waterschappen;

  • b) gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen;

  • c) overige natuurlijke en rechtspersonen, met uitsluiting van individuele agrarische ondernemers.

Artikel 173 Subsidievoorwaarden

De projectsubsidie wordt per prioritair gebied maximaal éénmaal verstrekt in de periode 2007 - 2013.

Artikel 174 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten.

§ 3.28 Projectsubsidie voor het versterken van de leefbaarheid en sociaaleconomische vitaliteit in het landelijk gebied

Artikel 175 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor activiteiten die in het bijzonder gericht zijn op versterking van lokaal en regionaal ondernemerschap in het landelijk gebied.

Artikel 175a Begunstigde(n)

Subsidie als bedoeld in artikel 175, kan verstrekt worden aan publieke en private organisaties, met uitsluiting van private ondernemingen.

Artikel 175b Subsidievoorwaarden

 Projecten komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij voldoen aan de volgende kenmerken:1.de activiteiten zijn gericht op het bevorderen, starten en ontwikkelen van vormen van ondernemerschap die bijdragen aan het verbeteren van het voorzieningenniveau in het landelijk gebied;2. de activiteiten vinden plaats in de volgende gebieden: Krimpenerwaard, Goeree-Overflakkee, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Gouwe Wiericke (voor de begrenzing wordt verwezen naar de kaart met prioritaire gebieden in bijlage II);3. de activiteiten zijn het resultaat van samenwerking tussen meerdere partijen;4.alleen projecten met een budget van € 100.000,- of hoger komen in aanmerking voor een subsidie;5. het project heeft breed draagvlak bij bestuurlijke en maatschappelijke partijen alsmede betrokkenheid en participatie van (organisaties van) burgers en bewoners, en;6. opgedane kennis en ervaring van het project moet actief beschikbaar worden gesteld aan derden.

Artikel 175c Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 175d Subsidiabele projectkosten:

Voor subsidie krachtens dit artikel komen de volgende kosten in aanmerking:1. kosten ten behoeve van kennisvergaring in de vorm van scholing, training of voorlichting;2. kosten van het (doen) opstellen van adviezen;3. kosten van het opzetten en uitvoeren van demonstratieprojecten (pilots) en best practices;4. kosten van het (doen) uitvoeren van onderzoek;5. kosten van het opstellen van uitvoeringsprogramma's.

Artikel 175e Staatssteun

Subsidie toegekend in het kader van deze regeling voldoet aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb. 2006 L 379/5.

Paragraaf 3.29: projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen

Artikel 175f Toepasselijk kader

1. De volgende artikelen van de Asv zijn niet van toepassing op deze subsidieparagraaf: 15, eerste lid, onderdeel a, 20 tweede lid en 36 eerste lid. 2. De volgende artikelen van deze subsidieregeling zijn niet van toepassing op deze paragraaf: artikelen 2, vierde lid, 3, onderdeel i, 4 eerste lid, onderdeel b en 5.  

Artikel 175g Subsidiecriteria  

1. GS kunnen projectsubsidie verstrekken voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap aangevuld met de provinciale pakketten die behoort bij de Subsidieregeling Natuur en Landschap, zoals die van kracht zijn 6 weken voor het begin van de aanvraagperiode.2. De subsidieontvanger dient het landschapselement te onderhouden volgens de beheervoorschriften die voor dat element opgenomen zijn in de Index Natuur en Landschap aangevuld met de provinciale pakketten.3. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie wanneer in het eerste jaar van de periode waarvoor men aanvraagt, niet daadwerkelijk is voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap.4. Een aanvrager die meerdere elementen onderhoudt, vraagt gelijktijdig voor alle elementen gezamenlijk subsidie aan, waarbij voor tenminste één element in het eerste jaar van de aangevraagde periode, daadwerkelijk onderhoud is voorzien.5. Gedeputeerde Staten weigeren een subsidie indien de subsidie niet meer bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar. Voor de berekening ten behoeve van deze drempel worden subsidies voor meerdere landschapselementen opgeteld.6. De subsidie wordt toegekend voor een periode van 6 jaar.  

Artikel 175h: Maximale subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 175l bedraagt de subsidie maximaal het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6.  

Artikel 175i Begunstigden  

1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie als bedoeld in deze paragraaf uitsluitend verstrekken aan:

  • a. een natuurlijke persoon die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is, die de grond niet gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf.

  • b. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent, en die c.q. dat krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is, één en ander uitsluitend voor zover het betreft zandwallen/ schurvelingen en landschapselementen op gronden die aansluitend gelegen zijn rondom de woning en de stallen (het erf), met inbegrip

    van de ontsluiting naar de openbare weg.

     

Artikel 175j: Aanvragen

1. In afwijking van artikel 7 van de SLG worden aanvragen in behandeling genomen en beoordeeld in volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum dat de complete aanvraag en de gevraagde aanvullende informatie zijn ontvangen.2. Gedeputeerde Staten nemen een aanvraag slechts in behandeling, wanneer deze is voorzien van een ingevuld en ondertekend advies van de stichting Landschapsbeheer Zuid-Holland middels het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde formulier.

3. Aanvragen kunnen worden ingediend als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling, gedurende de periode met ingang van 16 november tot en met 15 januari daarop volgend. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de openstelling.  

Artikel 175k Voorschotverlening en subsidievaststelling  

1. Gedeputeerde Staten kunnen vooruitlopend op de subsidievaststelling jaarlijks een voorschot verlenen van ten hoogste eenzesde deel van de verleende subsidie dat betaalbaar wordt gesteld middels pro rata bedragen per jaar. In afwijking van art. 5 van deze subsidieregeling wordt als volgt bepaald.2. Gedeputeerde Staten verlenen het in het eerste lid bedoelde voorschot slechts nadat de begunstigde bij Gedeputeerde Staten na ieder onderhoud een tussentijds verslag in de vorm van een "eigen verklaring" heeft ingediend ter verantwoording van het uitgevoerde werk.3. De subsidieontvanger dient uiterlijk 26 weken na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Bij de aanvraag moeten de "eigen verklaringen" worden gevoegd van al het uitgevoerde werk over de voorbije periode van 6 jaar.

Artikel 175l Staatsteun  

1. Indien de subsidie is aan te merken als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid VwEU, zijn de volgende verordeningen van overeenkomstige toepassing:

  • a. Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001, Pb L 358/3, 16.12.2006, of

  • b. Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwproductiesector, Pb L 337/35, 21.12.2007, of

     

  • c. Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de-minimissteun, Pb L 379/5, 28.12.2006.

     

2. De aanvrager is verplicht om een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid onder b en c, bij de aanvraag van de subsidie te melden door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld model.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 176 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 177 Aanhaling regeling

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland. 

Ondertekening

Den Haag, 2 februari 2010 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris  

Bijlagen

Bijlage I Soortenlijst Bedreigde dier- en planten van de leefgebieden in Zuid-Holland als bedoeld in artikel 73 van deze regeling

Bijlagen II Kaart prioritaire gebieden in Zuid-Holland als bedoeld in artikel 1, onder p juncto artikel 175b, lid 2 van deze regeling

Bijlage III Nadere regels als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Subsidieregeling landelijk gebied Zuid-Holland (Provinciale Agrarische Structuurversterking)

Bijlage IIIA Provinciale Regeling Agrarische Structuurversterking