Regeling vervallen per 11-09-2012

Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer)

Geldend van 16-02-2012 t/m 10-09-2012

Intitulé

Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer)

Besluit van Gedeputeerde Staten van 27 juni 2006 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering (Prov. Blad 2006, nr. 39) gewijzigd bij besluit van 12 december 2006 (Prov. Blad 2006, nr. 80), bij besluit van 30 augustus 2007 (Prov. Blad 2007, nr. 85), bij besluit van 18 september 2007 (Prov. Blad 2007, nr. 90) en bij besluit van 25 augustus 2009 (Prov. Blad 2009, nr. 54) , bij besluit van 6 december 2011 (Prov. Blad 2011, nr. 128) en bij besluit van 14 februari 2012 (Prov. Blad 2012, nr. 18).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf (Om systeemtechnische redenen wordt hier het woord 'paragraaf' ingevoegd)

Artikel 1

  • a. bestedingsplan BDU: plan ten behoeve van de besteding en reservering van de uitkering voor het volgende uitkeringsjaar zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • b. BDU plafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens het bestedingsplan BDU;

  • c. projectsubsidie: subsidie voor eenmalige activiteit;

  • d. boekjaarsubsidie: subsidie voor structurele activiteiten;

  • e. begrotingssubsidie: subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld staan in het bestedingsplan BDU vermeldt;

  • f. regio: samenwerkingsverband van gemeenten en wegbeherende waterschappen;

  • g. concessiehouder: vervoerder aan wie door Gedeputeerde Staten concessie is verleend;

  • h. RPV: Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid;

  • i. Zuid-Holland: het grondgebied van de provincie Zuid-Holland buiten de stadsregio's Haaglanden en Rotterdam;

  • j. gebied: grondgebied binnen Zuid-Holland;

  • k. gebiedsprofiel: in samenwerking met de betreffende regio('s), gemeenten, waterschappen, Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat opgesteld document waarin de door genoemde partijen gewenste, op korte en (middel)lange termijn tot stand te brengen regionale voorzieningen op het gebied van verkeer en vervoer beschreven zijn.

  • l. buurtbusvoorziening: een vorm van openbaar vervoer in een bepaald gebied waarbij de dienstregeling wordt uitgevoerd met buurtbussen door vrijwillige chauffeurs;

  • m. vervoersautoriteit: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland daar waar zij bevoegdheden hebben ten aanzien van het regionaal openbaar vervoer;

  • n. sociale veiligheid: (het gevoel van) veiligheid van een reiziger of personeel in trein of bus, alsmede in of in het directe toegangsgebied tot een station of halte in een gebied;

  • o. bedrijfsvervoer: vervoer van werknemers door of vanwege de werkgever verzorgd:

    • - naar en van de werkplek, voorafgaand aan, onderscheidenlijk na afloop van de werkzaamheden;

    • - dat wordt verricht met bussen dan wel met auto’s ingericht voor vervoer van meer dan zeven personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • p. vervoermanagement: het sturen van vervoer op een zodanige wijze dat het gebruik van de auto in het woon-werkverkeer teruggedrongen wordt;

  • q. reizigerskilometer: vervoersprestatie die gerealiseerd wordt door één werknemer over één kilometer Nederlands grondgebied te vervoeren;

  • r. gedragsbeïnvloeding: het beïnvloeden van het gedrag van de verkeersdeelnemer op het gebied van verkeersveiligheid;

  • s. ROV-ZH: Regionaal Ondersteuningsbureau Verkeersveiligheid Zuid-Holland;

  • t. PVVP: Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020.

Artikel 2

Gedeputeerde Staten kunnen subsidies verstrekken in de vorm van:

  • a. boekjaarsubsidies voor structurele activiteiten;

  • b. projectsubsidies voor eenmalige activiteiten;

  • c. begrotingsubsidies.

Artikel 3

1. Gedeputeerde Staten verstrekken slechts subsidie indien er door Gedeputeerde Staten voldoende gelden binnen het bestedingsplan BDU beschikbaar zijn gesteld.2. Gedeputeerde Staten verlenen subsidie ten laste van een bestedingsplan dat nog niet is vastgesteld onder de voorwaarde dat er voldoende gelden voor het doel waarvoor subsidie wordt aangevraagd binnen het bestedingsplan van het jaar waar de subsidie betrekking op heeft beschikbaar worden gesteld door Gedeputeerde Staten.

Artikel 4

Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op:

  • a. subsidies die op grond van deze uitvoeringsregeling per boekjaar worden verstrekt;

  • b. begrotingsubsidies.

Artikel 5

1. Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten waar deze uitvoeringsregeling niet in voorziet als:

  • a. er voldoende gelden beschikbaar zijn binnen het Bestedingsplan BDU;

  • b. het project past binnen het PVVP.

2. Gedeputeerde staten kunnen voor ten hoogste vier jaar subsidie op grond van lid 1 verstrekken.

§ 1.1 Subsidie aanvraag

Artikel 6

1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft ingediend.

2. In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in Hoofdstuk 2 Infrastructurele projecten voor het bestedingsjaar 2012 tot uiterlijk 1 oktober 2012 worden ingediend.

Artikel 7

1. Als een aanvrager bij de uitvoering van een activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt samenwerkt met andere partijen, vermeldt de aanvrager deze partijen in zijn aanvraag.2. Indien voor een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook bij andere bestuursorganen of bij Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling subsidie wordt aangevraagd, vermeldt de aanvrager dit in de subsidieaanvraag onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag.3. Indien Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling subsidie verstrekken voor een activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd of andere bestuursorganen subsidie verstrekken voor een activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd , kunnen Gedeputeerde Staten het op grond van deze uitvoeringsregeling te verstrekken subsidiebedrag verminderen met het bedrag dat andere bestuursorganen of Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling verstrekken.

Artikel 8

Op een aanvraag voor een projectsubsidie zijn de artikelen 4:61 tot en met 4:64, lid 1 sub a van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

1. Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk dertien weken na de in artikel 6, lid 1 genoemde sluitingstermijn voor het indienen van aanvragen.2. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

§ 1.2 Weigeringsgronden

Artikel 10

Gedeputeerde Staten weigeren de verstrekking van een subsidie indien door verstrekking van de subsidie het BDU-plafond wordt overschreden.

Artikel 11

1. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht de verstrekking van een subsidie weigeren als:

  • a. de activiteit niet openbaar toegankelijk is;

  • b. de activiteit kan worden uitgevoerd zonder provinciale subsidie;

  • c. de te subsidiëren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend;

  • e. de aanvrager door uitvoering van de activiteit beoogt winst te maken;

  • f . de activiteit in strijd is met provinciale regels;

  • g. de activiteit betrekking heeft op het opstellen van een subsidieaanvraag;

  • h. de activiteit betrekking heeft op de kosten in verband met het opstellen van een verklaring van een register accountant of accountant-administratieconsulent of

  • i. de activiteit betrekking heeft op de oprichting van een rechtspersoon;

  • j. de subsidie beschouwd moet worden als een steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag;

  • k. de subsidie in strijd is met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag;

  • l. Gedeputeerde Staten of een ander bestuursorgaan dezelfde activiteit reeds eerder hebben gesubsidieerd.

  • m. het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft niet is opgenomen in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan

2. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op lid 1 de verstrekking van een projectsubsidie weigeren indien:

  • a. een aanvraag betrekking heeft op de instandhoudingkosten van de aanvrager;

  • b. een aanvraag betrekking heeft op de inrichtingskosten van de aanvrager;

  • c. een aanvraag betrekking heeft op een jaarlijks terugkerende activiteit, met uitzondering van jaarlijks terugkerende activiteiten, die in een fase van opbouwen verkeren;

  • d. het te verstrekken subsidiebedrag lager is dan € 5.000,00.

Artikel 12

Omzetbelasting/BTW komt niet voor subsidie in aanmerking, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

§ 1.3 Verplichtingen

Artikel 13

De subsidieontvanger verleent aan Gedeputeerde Staten dan wel aan door hen aangewezen ambtenaren of deskundigen desgevraagd inzage in de administratie, voorzover dit nodig is voor een beslissing omtrent de subsidie.

Artikel 14

1. Indien de subsidieontvanger rechtspersoon is stelt hij Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis van:

  • a. een wijziging van de statuten of het reglement;

  • b. het voornemen tot ontbinding van de rechtspersoon;

  • c. de ontbinding van de rechtspersoon.

2. Indien de subsidieontvanger rechtspersoon is voldoet hij bij ontbinding van de rechtspersoon aan de provincie het batig saldo, voorzover dat saldo aan de door Gedeputeerde Staten verstrekte subsidie kan worden toegerekend

§ 1.4 Voorschotverlening

Artikel 15

1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen uitsluitend indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aanleiding geven, voorschotten verstrekken tot 100% van het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.3. Gedeputeerde Staten kunnen de voorschotten in meer dan één termijn verstrekken.

§ 1.5 Vaststelling

Artikel 16

Gedeputeerde Staten kunnen indien geen beschikking omtrent subsidieverlening is afgegeven, volstaan met een subsidievaststelling.

Artikel 17

1. Gemeenten alsmede een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regeling (WGR) verantwoorden een subsidie', die wordt verstrekt vanuit de Brede Doeluitkering, conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet. 2. Overige ontvangers verantwoorden een subsidie vanuit de Brede Doeluitkering als volgt:

  • a. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een maximale BDU-bijdrage tot € 100.000,00 bevat de volgende gegevens:

    • 1º financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland;

    • 2º kopie van alle op het project betrekking hebbende facturen;

    • 3º een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;

  • b. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een bijdrage van € 100.000 of meer bevat een accountantsverklaring, opgesteld overeenkomstig het door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgestelde controleprotocol en het door de provincie Zuid-Holland opgestelde format van het financieel verslag.

Artikel 18

1. Indien artikel 17, lid 2, van toepassing is, dient de subsidieontvanger binnen zes maanden na in gebruik name van het project, na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling in.2. Artikel 4.75 van de Algemene wet Bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot vaststelling van een projectsubsidie als bedoeld in lid 1. Indien de beschikking tot subsidieverlening meer dan € 100.000 bedraagt, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet Bestuursrecht.

Artikel 19

1. Indien artikel 17, lid 1, van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 13 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een samenwerkingsverband heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 2. Indien artikel 17, lid 2, van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling. 3. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

Artikel 20

Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien de subsidieverstrekking in strijd is met artikel 87 van het EG-Verdrag of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

Hoofdstuk 2 Infrastructurele projecten

Paragraaf ( Om systeemtechnische redenen wordt hier het woord 'paragraaf' ingevoegd)

Artikel 21

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. regionale projecten: projecten waarvan de kosten hoger dan € 200.000,00 zijn;

  • b. locale projecten: projecten ten behoeve van de verkeersveiligheid die passen binnen de categorisering die in de bijlage bij deze regeling is opgenomen;

  • c. verzamelproject: regionaal project dat bestaat uit een bundeling van projecten met een vervoerkundige relatie en betrekking hebbend op de verbetering van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en/of leefbaarheid;

  • d. spaarproject: een project waarvoor in het bestedingsplan maximaal vijf jaar aaneengesloten wordt gespaard en dat uiterlijk in het zesde opeenvolgende jaar tot realisatie komt;

  • e. projecten: regionale projecten of locale projecten;

  • f. Regionaal openbaar vervoer projecten: projecten specifiek ten behoeve van het verbeteren van de doorstroming, betrouwbaarheid enof kwaliteit van het openbaar vervoer waarvan de kosten hoger dan €25.000,00 zijn;

  • g. vrijvalproject: project waarvoor vrijval van middelen door de regio wordt aangewend conform artikel 31 lid 1 van deze regeling.

§ 2.1 Projectaanmelding

Artikel 22

1. Vóór 1 maart van het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar worden projecten voor opname in het bestedingsplan BDU aangemeld.

2. In afwijking van het eerste lid worden projecten als bedoeld in dit hoofdstuk voor het bestedingsjaar 2012 vóór 1 maart van het kalenderjaar 2012 aangemeld.

Artikel 23

1. Het dagelijks bestuur van de regio's in Zuid-Holland meldt de regionale projecten aan.2. De RPV's uit Zuid-Holland melden locale projecten aan.

Artikel 24

De aanmelding van een project omvat mede:

  • a. beschrijving van het project en het doel ervan;

  • b. een opgave van de totale projectkosten;

  • c. het door de regio of RPV gewenste subsidie¬bedrag;

  • d. overige gegevens die voor de beoordeling van de aanmelding van belang zijn.

Artikel 25

1. Projecten komen in aanmerking voor opname in het bestedingsplan BDU, indien:

  • a. zij passen in het PVVP en het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan;

  • b. zij voldoen aan eisen van soberheid en doelmatigheid.

2. In aanvulling op lid 1 komen regionale projecten in aanmerking voor opname in het bestedingsplan BDU, indien zij tevens:

  • a. voldoen aan een van de volgende doelen: verkeersveiligheid, fietsvoorzieningen, openbaar vervoer, wegen, bereikbaarheid/ ontsluiting en spaarproject;

  • b. zijn opgenomen in een vastgesteld gebieds¬profiel welke ondertekend is door alle deel¬nemende partijen.

§ 2.2 Subsidieaanvragen

Artikel 26

1. Bij de aanmelding van een project zoals bedoeld in artikel 22 zendt de regio, de RPV of de aanvrager, gelijktijdig de aanvraag voor de subsidie in. 2. Indien de aanvraag onvolledig is, wordt deze voor 1 oktober zoals bedoeld in artikel 6 aangevuld.3. Gedeputeerde Staten trekken de reservering voor het desbetreffende project in indien er niet tijdig een volledige aanvraag wordt ingediend.

Artikel 27

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 26 vergezeld van:

  • a. een beschrijving van het project;

  • b. een planning, inclusief de datum van ingebruikname;

  • c. een kostenspecificatie.

Artikel 28

Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen:

  • a. subsidieontvanger zorgt dat er voortgang in het project zit.

  • b. subsidieontvanger rapporteert jaarlijks vóór 1 november aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het werk conform het door Gedeputeerde Staten opgestelde format;

  • c. subsidieontvanger werkt mee aan tussentijdse verzoeken tot nadere informatie;

  • d. subsidieontvanger meldt wijzigingen in de reikwijdte van de activiteiten of planning van een project binnen een maand nadat de wijziging bekend is geworden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 29

1. De volgende kostenposten zijn subsidiabel:

  • a. aankoop van noodzakelijk onroerende zaken: onroerend goed, dat reeds in eigendom is van de opdrachtgever komt niet voor een subsidie in aanmerking, tenzij het onroerend goed minder dan 10 jaren voorafgaand aan de aanleg van het project en speciaal voor de aanleg van het betreffende project is aangekocht;

  • b. vergunningen en leges;

  • c. materialen;

  • d. uitvoeringskosten van de werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • e. bijkomende voorzieningen om de betrokken infrastructuur na voltooiing van het werk zijn functie te laten vervullen;

  • f. met het project samenhangende redelijk geachte schadevergoedingen aan derden;

  • g. de verschuldigde BTW, voor zover deze niet kan worden teruggevorderd.

2. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

  • a. kosten die redelijkerwijs ten laste van ande¬re kostendragers gebracht kunnen worden, dan wel overige inkomsten/subsidies;

  • b. kosten die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan achterstallig onderhoud;

  • c. kosten voor vervanging van leidingen en verkeersregelinstallaties;

  • d. kosten van algemeen bestuurlijke aard;

  • e. kosten van voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 30

1. In afwijking van artikel 15 kunnen Gedeputeerde Staten:

  • a. bij de subsidieverlening een voorschot verlenen van ten hoogste 30% van het verleende bedrag, indien grondverwerving noodzakelijk is voor realisatie van het project;

  • b. indien een voorschot is verleend op grond van artikel 30, onderdeel a, na gunning van het werk nogmaals een voorschot verlenen van ten hoogste 50% van het verleende bedrag.

2. In afwijking van artikel 15 en het eerste lid, verlenen Gedeputeerde Staten geen voorschot bij spaarprojecten.

Artikel 31

1. Gedeputeerde Staten kunnen indien de subsidieverlening wordt ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd wordt het voor het project gereserveerde bedrag vrij laten vallen.2. De regio’s en de RPV's krijgen de mogelijkheid de vrijgevallen projecten te herprioriteren binnen negen maanden nadat de gereserveerde bedragen zijn vrijgevallen. 3. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieverlening intrekken, indien een project vervalt danwel aanbesteding en gunning van het werk nog niet hebben plaatsgevonden binnen zes maanden na de door de wegbeheerder aangegeven datum van ingebruikname van het project. 4. Op artikel 31, lid 3, kan een uitzondering worden gemaakt indien vertraging tijdig bij Gedeputeerde Staten is gemeld, conform hetgeen is gesteld in artikel 28, onderdeel d, en daarbij een onderbouwing wordt gegeven van de oorzaken van de vertraging en waarom deze niet te voorzien waren op het moment dat de aanvraag werd ingediend.

Artikel 32

In afwijking van artikel 18, lid 1 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na ingebruikname van het project.

Artikel 33

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor projecten maximaal 50% van de subsidiabele kosten. 2. In afwijking van lid 1 bedraagt voor regionale OV projecten de hoogte van de subsidie maximaal 80% van de subsidiabele kosten. 3. In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen in bijzondere gevallen Gedeputeerde Staten besluiten om voor een project een hoger percentage vast te stellen indien de beschikbare middelen dit toelaten.

Hoofdstuk 3 Regionaal vervoer

Artikel 34a

Gedeputeerde Staten kunnen aan een concessiehouder voor de duur van de concessie subsidie verlenen voor:

  • a. de exploitatie van buurtbussen;

  • b. de exploitatie en/of ontwikkeling van het overige openbaar vervoer.

Artikel 34b

Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als de activiteit waar subsidie voor wordt gevraagd in de Concessie beschreven staat, maar niet expliciet de mogelijkheid tot subsidiëring van deze activiteit.

Artikel 35

Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als bedoeld in artikel 34, sub a indien het buurtbusproject op basis van de Regeling Vaststelling Kenmerken en Startvoorwaarden Buurtbusprojecten provincie Zuid-Holland 2006 niet door Gedeputeerde Staten erkend is.

Artikel 36

In afwijking van artikel 15 verlenen Gedeputeerde Staten aan de concessiehouder 100% voorschot.

Artikel 37

De subsidie als bedoeld in artikel 34, sub b wordt jaarlijks tussentijds vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer en Passagiervervoer over water 

Artikel 38

1. Gedeputeerde Staten kunnen aan de vervoerder met wie een overeenkomst is gesloten ten behoeve van de exploitatie van collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000, voor de duur van deze overeenkomst subsidie verstrekken.

2. Gedeputeerde staten kunnen aan een vervoerder voor de duur van de overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7 van het Besluit personenvervoer 2000, subsidie verstrekken. 

Hoofdstuk 5 Buurtbusvoorzieningen

Artikel 39

Gedeputeerde Staten kunnen per boekjaar subsidie verstrekken aan een buurtbusvereniging ten behoeve van het organiseren en uitvoeren van chauffeursdiensten met vrijwilligers op een buurtbus.

Artikel 40

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 39 vergezeld van:

  • a. een uitreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de inschrijving van de buurtbusvereniging;

  • b. een opgave van het aantal buurtbusprojecten dat door de buurtbusvereniging wordt uitgevoerd.

  • c. de overeenkomst die tussen de buurtbusvereniging en de concessiehoudende vervoerder zijn afgesloten ten behoeve van het buurtbusproject zoals bedoeld in sub b.

Artikel 41

Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsidieverlening als bedoeld in artikel 39 de verplichting dat gedurende het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend de concessiehouder met wie de subsidieontvanger een overeenkomst is aangegaan zoals bedoeld in artikel 40, sub c een subsidie ten behoeve van de buurtbusexploitatie ontvangt zoals bedoeld in artikel 34, sub b.

Artikel 42

Het bedrag van de subsidie wordt bepaald aan de hand van het aantal buurtbusprojecten dat door de buurtbusvereniging wordt uitgevoerd.

Hoofdstuk 6 Toegankelijkheid

Artikel 43

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken:

  • a. ten behoeve van het verbeteren van de toegankelijkheid van bestaande bushaltelocaties van het regionaal openbaar vervoer waar de provincie Zuid-Holland vervoersautoriteit is;

  • b. voor overige projecten die gericht zijn op het direct toegankelijk maken van het regionaal openbaar vervoer voor ouderen en reizigers met een functiebeperking.

Artikel 44

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 43, sub a vergezeld van:

  • a. een groslijst van de busshaltes waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b. een tijdsplanning met betrekking tot de realisatie;

  • c. een exploitatieoverzicht en investeringsoverzicht.

  • d. een overzicht van de bushaltes die onder beheer van de aanvrager vallen die al toegankelijk zijn;

  • e. een beschrijving of de halte een ov-knooppunt isof nabij een voorziening is gelegen. Hierbij wordt een OV-knooppunt gedefinieerd als een locatie waar meerdere buslijnen, dan wel buslijnen en trein samenkomen. Hierbij wordt voorziening gedefinieerd als een locatie waar een groter aandeel reizigers met een functiebeperking of seniore reizigers in enof uitstappen;

  • f. een kostenraming per haltelocatie.

Artikel 45

Gedeputeerde Staten weigeren een subsidie als bedoeld in artikel 43, sub b:

  • 1. indien de activiteit het aanschaffen van toegankelijk materieel betreft;

  • 2. het de aanleg van een nieuwe halte betreft.

Artikel 46

De subsidieontvanger realiseert het project ten behoeve waarvan de subsidie verstrekt is:

  • 1. uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie is verleend of

  • 2. de aanbesteding en gunning is afgerond in het jaar waarvoor de subsidie is verleend en realisatie van de toegankelijke halte, conform de minimale eisen zoals genoemd in artikel 50, uiterlijk binnen zes maanden daarna plaatsvindt.

Artikel 47

1. Als er meer subsidieaanvragen zijn dan middelen die voor de inrichting bushaltelocaties beschikbaar zijn, verdelen Gedeputeerde Staten het beschikbare bedrag naar rato (totaal aantal bushaltes die financierbaar zijn)/(totaal aangevraagde bushaltes).

Artikel 48

Gedeputeerde Staten verlenen maximaal € 10.000 per bushaltelocatie subsidie.

Artikel 49

1. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

  • a. de kosten van regulier onderhoud aan haltelocaties;

  • b. het plaatsen en vervangen van abri’s.

2. Van het maximaal verleende bedrag, zoals genoemd in artikel 48, is subsidiabel maximaal 16% van de kosten van voorbereiding, administratie en toezicht over:

  • a. de kosten van materialen;

  • b. uitvoeringskosten van de werkzaamheden van de betrokken infrastructuur;

  • c. bijkomende voorzieningen om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn werk te laten doen.

Artikel 50

1. Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsi¬dieverlening de volgende verplichtingen:

  • 1. de subsidieontvanger past de haltes minimaal aan conform de volgende eisen:

    • a. de hoogte perron: 18 cm;

    • b. de inrichting van de halte is zodanig dat het mogelijk is de afstand tussen halte en voertuig te beperken tot:

    • - horizontaal aanbevolen maximum 5 cm;

    • - verticaal aanbevolen maximum 5 cm;

  • c. haltebreedte: minimaal 1,50 meter;

  • d. attentiemarkering, met noppenprofiel;

  • e. geleidelijnen met ribbelprofiel, als natuurlijke gidslijnen onvoldoende oriëntatie bieden;

  • f. visuele blokmarkering perronrand.

Indien voor de subsidieontvanger de fysieke mogelijkheid ontbreekt om aan de eis uit lid 1 sub c te voldoen, kan worden volstaan met een haltebreedte van 1,0 meter.

Artikel 51

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van:

  • a. een overzicht van de haltes die zijn aangepast;

  • b. een verantwoording over het totale subsidiebedrag voor alle haltelocaties;

  • c. foto's van de aangepaste haltes waarop duidelijk de aanpassingen bedoeld in artikel 50 waarneembaar zijn.

Artikel 52

1. In afwijking van bovenstaande geldt voor de aanvragen voor de periode 2005-2007 de volgende aanvraagprocedure:

  • a. voor 15 juni 2006 kunnen aanvragen worden ingediend voor 50% van het totaal beschikbare subsidiebedrag;

  • b. voor 1 november 2006 kunnen aanvragen worden ingediend voor de resterende 50% van het totaal beschikbare subsidiebedrag.

2. De verdeling vindt plaats conform artikel 47.3. De werkzaamheden dienen uiterlijk 31 december 2007 te zijn afgerond.4. Indien de subsidieontvanger schriftelijk aantoont dat zij voor 31 december 2007 een aanbestedingsprocedure en gunning heeft afgerond, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten in afwijking van artikel 54, lid 3 tot een ander uitstel van deze datum. Realisatie van de halte, conform de minimale eisen zoals genoemd in artikel 50, dient uiterlijk 1 juli 2008 te worden afgerond.5. De subsidieontvanger dient de provincie tijdig te informeren indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkhehd van lid 4.

Hoofdstuk 7 Sociale veiligheid

Artikel 53

1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken ten behoeve van projecten die zijn gericht op het sociaal veiliger maken van:

  • a. openbaarvervoer objecten die publiekelijk toegankelijk zijn zoals stations en haltes;

  • b. het directe toegangsgebied zoals bestaande pleinen, straten en parkeerplaatsen;

  • c. bestaand en nieuw rijdend materieel of

  • d. overige voorzieningen die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in gelijke mate bijdragen aan of invulling geven aan de doelstelling.

2. Projecten komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien zij gericht zijn op:

  • a. het terugdringen van feitelijke incidenten;

  • b. het vergroten van de pakkans van personen die de veiligheid verstoren of

  • c. het vergroten van het veiligheidsgevoel van reizigers.

Artikel 54

3. De subsidie zoals bedoeld in artikel 53 wordt door concessiehouders aangevraagd.

4. In afwijking van artikel 6 kan de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 jaarlijks worden ingediend in twee tijdvakken:

  • - van 1 juli tot 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;

  • - van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot 1 maart van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 55

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 53 vergezeld van:

  • a. een omschrijving van de te verwachten effecten van de voorgestelde activiteiten op de sociale veiligheid in het openbaar vervoer;

  • b. planning;

  • c. exploitatieoverzicht en investeringsoverzicht;

     

Artikel 56

Van de in artikel 53 bedoelde projecten komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. menselijk toezicht, vooral in de vorm van controle en service in of nabij voertuigen, stations en/of halteplaatsen;

  • b. technische hulpmiddelen, zoals camera’s en meld- of communicatiesystemen;

  • c. opleiding en training van rijdend, toezichthoudend en operationeel leidinggevend personeel ten behoeve van de sociale veiligheid;

  • d. aanpassingen van voertuig of omgeving;

  • e. voorlichting en communicatie gericht op breed publiek of specifieke doelgroepen en

  • f . samenwerkingsverbanden met onder andere politie, justitie, gemeentes en andere vervoerbedrijven.

     

Artikel 57

Gedeputeerde Staten berekenen de hoogte van de subsidie met behulp van eenheidsprijzen zoals deze door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld.  

Artikel 58

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van een urenverantwoording.

Artikel 59

Gedeputeerde Staten verdelen de subsidie conform nader te stellen regels.

 Artikel 60

Gedeputeerde Staten kunnen overgaan tot een nadere verdeling indien een subsidieontvanger het maximaal beschikbare bedrag niet volledig besteed.  

Artikel 61

Aan de subsidieverlening wordt de verplichting verbonden dat het project moet zijn aangevangen uiterlijk drie maanden na het tijdstip van subsidieverlening.

Hoofdstuk 8 Vervoermanagement

Artikel 62

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die gericht zijn op het stimuleren van vervoermanagement op bedrijfsterreinen en bij bedrijven en instellingen in de regio.

Artikel 63

1. Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 62 vergezeld van een werkplan.2. Het werkplan bestaat uit:

  • a. een activiteitenoverzicht met uitgebreide toelichting;

  • b. een begroting;

  • c. planning;

     

Artikel 64

Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als bedoeld in artikel 62 als er geen overeenstemming tussen subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten over het werkplan bestaat.  

Artikel 65

De volgende activiteiten zijn subsidiabel:

  • a. voorlichting ten behoeve van het terugdringen van het gebruik van de auto in het woon-werk verkeer;

  • b. verstrekken van adviezen over bereikbaarheid van bedrijventerreinen, bedrijven en instellingen;

  • c. promotieactiviteiten;

  • d. activiteiten ten behoeve van de implementatie van de adviezen zoals bedoeld onder b.

  • e. personeelskosten advisering;

  • f. bureaukosten;

Artikel 66

Gedeputeerde Staten kunnen aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden met betrekking tot:

  • a. personele bezetting;

  • b. informatieplicht;

  • c. administratieve taken;

  • d. samenwerking;

Artikel 67

1. Het financiële verslag van de subsidieontvanger maakt duidelijk onderscheid tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten. 2. De accountantsverklaring dient te voldoen aan het in de subsidieverlening opgenomen controleprotocol.

Artikel 68

De subsidie mag niet direct of indirect voor commerciële doeleinden worden aangewend.

Hoofdstuk 9 Bedrijfsvervoer

Artikel 69

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van bedrijfsvervoer.

Artikel 70

Subsidie kan uitsluitend door een werkgever of een gemachtigde die namens één of meer werkgevers optreedt, worden aangevraagd.

Artikel 71

De subsidieaanvrager kan kiezen uit twee subsidiemogelijkheden.

  • a. € 1,30 per deelnemende werknemer per dag, met een minimumreisafstand van vijf kilometer per rijrichting;

  • b. € 1,80 per 100 reizigerskilometers ongeacht of vervoer is uitbesteed of niet.

     

Artikel 72

Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 69 vergezeld van:

  • a. de machtiging indien een aanvrager door één of meer werkgevers gemachtigd is het bedrijfsvervoer te organiseren;

  • b. indien van toepassing afschrift van overeenkomst(en) met beroepsvervoerders voor het verrichten van bedrijfsvervoer;

  • c. de vorm van zeggenschap over de werkplek;

  • d. de keuze voor de subsidievorm zoals bedoeld in artikel 71.

     

Artikel 73

Het activiteitenplan zoals bedoeld in artikel 4:62 Awb omvat mede:

  • a. het vervoerplan van werknemers van één bedrijf of uit een vervoerplan ten behoeve van werknemers in dienst van verschillende bedrijven, indien deze in dezelfde regio en/of op dezelfde werkplek gevestigd zijn.

  • b. een overzicht van het te verrichten bedrijfsvervoer met de naam en het adres van de betrokken werkgever(s), de route(s), het aantal reizigers en het aantal geraamde reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 71, een schema van reismogelijkheden, een overzicht van de in te zetten motorvoertuigen en de regelingen tussen werkgever en werknemer in het woon-werkverkeer;

Artikel 74

Voor subsidie als bedoeld in artikel 69 komen in aanmerking projecten die voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de werkplek ligt in Zuid-Holland;

  • b. het toe te kennen subsidiebedrag bedraagt minimaal € 5.000,00 per kalenderjaar.

Artikel 75

Gedeputeerde Staten weigeren een subsidie als bedoeld in artikel 69, indien:

  • a. en voorzover het bedrijfsvervoer een concurrerende werking heeft op voorzieningen voor lijngebonden en vraagafhankelijk openbaar vervoer;

  • b. de werkgever of de gemachtigde geen privaatrechtelijke rechtspersoon is.

Artikel 76

Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsidieverlening de verplichting dat de subsidieontvanger een lijst bijhoudt van werknemers die gebruikmaken van het bedrijfsvervoer.

Artikel 77

1. Het maximale toe te kennen subsidiebedrag wordt als volgt berekend: De raming van het aantal reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 71 wordt met 10% voor ziekte en verlof gecorrigeerd. 2. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast op basis van het aantal gerealiseerde reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 71.

Artikel 78

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. activiteiten op het gebied van planvorming gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • b. activiteiten op het gebied van onderzoek en evaluatie gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • c. activiteiten op het gebied van educatie en training van 0-25 jarigen gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • d. activiteiten op het gebied van educatie en training voor de overige leeftijdscategorieën gericht op gedragsbeïnvloeding ;

  • e. activiteiten op het gebied van communicatie en publiciteit gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • f. verkeersvoorzieningen ter ondersteuning van de activiteiten zoals genoemd in sub a tot en met sub e;

  • g. door de RPV's uitgevoerde ondersteunende activiteiten.

Artikel 79

De RPV’s in Zuid-Holland vragen de subsidie zoals bedoeld in artikel 78 aan. 

Artikel 80

Gedeputeerde Staten rangschikken een subsi¬dieaanvraag hoger naarmate de aanvraag meer voldoet aan onderstaande criteria:

  • a. een herkenbare gedragsbeïnvloedende component hebben;

  • b. aansluiten bij bestaande landelijke en regionale gedragsbeïnvloedende activiteiten;

  • c. effectief zijn;

  • d. structureel zijn;

  • e. binnen de principes met invalshoeken mens, vervoermiddel en weg van Duurzaam Veilig Verkeer passen.

Artikel 81

De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

  • a. algemene bestuurslasten als ambtenarensalarissen en kantoorinventaris;

  • b. kosten die redelijkerwijs ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht.

Artikel 82

1. Gedeputeerde Staten verlenen voor de activi¬teiten als genoemd in artikel 78 maximaal 50% van de subsidiabele kosten.2. In afwijking van lid 1 kunnen Gedeputeerde Staten voor activiteiten als genoemd in artikel 78, sub c maximaal 75% van de subsidiabele kosten verlenen.3. In afwijking van lid 1 en lid 2 kunnen Gedeputeerde Staten als het een activiteit betreft waarbij het ROV-ZH adviseert om extra stimulering, een hoger percentage verlenen. 4. In afwijking van lid 1 en artikel 81, sub a verstrekken Gedeputeerde Staten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 78, sub g € 5.000 per jaar per RPV.

Artikel 83

In afwijking van artikel 33, lid 1 geldt voor verkeersveiligheidsprojecten die in een bestedingsplan van 2006 of eerder zijn opgenomen dat de hoogte van de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten bedraagt.

Hoofdstuk 10 Veren

Artikel 84 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. Veerdienst: het bedrijfsmatig vervoeren van personen en motorvoertuigen door middel van een autoveer en voet- en fietsveer.

  • b. Veerpont: een autoveer of een voet- en fietsveer dat geschikt en ingericht is voor het overzetten van personen en/of motorvoertuigen.

  • c. Oevergemeente: een gemeente die in de provincie Zuid-Holland ligt, een waterweg of water binnen haar grenzen heeft, en een weg beheert waar een veerdienst op aansluit of waarin een veerdienst ligt.

  • d. Veerexploitant: degene die voor eigen rekening en verantwoordelijkheid een veerdienst exploiteert;

  • e. Project: het kopen van een nieuwe veerpont door een veerexploitant of het reviseren van een bestaande veerpont door een veerexploitant.

  • f. Voet- en fietsveer: een vaartuig dat uitsluitend geschikt is en ingericht is voor het overzetten van fietsen, snorfietsen, bromfietsen en voetgangers.

  • g. Autoveer: een vaartuig dat geschikt en ingericht is voor het overzetten van motorvoertuigen, fietsen, snorfietsen, bromfietsen en voetgangers.

  • h. Grensoverschrijdende veerdienst: een autoveer of voet- en fietsveer dat de provinciegrens overschrijdt naar een ander aangelegen provincie.

  • i. Regulier onderhoud: de vereiste onderhoudswerkzaamheden aan een veerpont, zoals deze is aangegeven door de bouwer en/of fabrikant.

Artikel 85 Projectsubsidie

Gedeputeerde Staten kunnen een eenmalige subsidie verlenen per veerpont voor een project indien de veerpont naar het oordeel van een door de Inspectie van Verkeer en waterstaat erkende deskundige in een zodanige technische toestand verkeert dat het kopen van een nieuwe veerpont of het reviseren van een bestaande veerpont economisch-technisch en financieel verantwoord is.

Artikel 86 Subsidiecriteria

1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 85 komen in aanmerking de projecten die aan de volgende criteria voldoen:

  • a. alle veerdiensten die worden uitgevoerd in Zuid-Holland of grensoverschrijdende veerdiensten met Zuid-Holland;

  • b. de exploitatie financieel ontoereikend is waardoor de veerexploitant niet in staat is een project financieel zelfstandig uit te voeren;

  • c. uit een onderzoeksrapport met betrekking tot de technische staat dat in opdracht van de veerexploitant is opgesteld door een deskundige, zoals bedoeld in artikel 85, blijkt dat het kopen van een nieuwe veerpont of het reviseren van een bestaande veerpont economisch-technisch en financieel verantwoord is.

2. Subsidie wordt niet verstrekt aan veerexploitanten die een provinciale exploitatiebijdrage ontvangen.

Artikel 87 Aanvraag

1. Naast de in artikel 8 van deze regeling en de in de Algemene Wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 85 vergezeld van:

  • a. een dienstregeling;

  • b. een oordeel van de deskundige zoals bedoeld in artikel 85 met een beschrijving van de economisch-technische staat van de veerpont, waaruit blijkt dat het vervangen of reviseren van de bestaande veerpont verantwoord is;

  • c. een exploitatierekening over de laatste drie jaren, vergezeld van een accountantsverklaring;

  • d. een sluitend financieringsplan voor het project, waarin ook eventuele bijdragen van andere bestuursorganen dan de provincie Zuid-Holland zijn gespecificeerd;

  • e. een offerte van een nieuwe veerpont met een gespecificeerde beschrijving of het bestek van de nieuwe veerpont of een offerte van de revisie van de bestaande veerpont met een gespecificeerde beschrijving of het bestek van de uit te voeren revisiewerkzaamheden;

  • f. een verklaring van de exploitant dat de post afschrijving van de nieuwe of gereviseerde veerpont deel zal uitmaken van de toekomstige exploitatie.

2. De kosten van de aanvraag van een subsidie zoals bedoeld in artikel 85 zijn voor rekening van de aanvrager.

Artikel 88 Indientermijn

In afwijking van artikel 6 van deze regeling kunnen subsidieaanvragen het gehele jaar worden ingediend.

Artikel 89 Subsidiebijdrage

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de projecten met betrekking tot autoveren maximaal 50% van een nieuw autoveer van de aanschafprijs exclusief btw of de totale kosten exclusief btw van de revisie van een autoveer, zoals genoemd in de offerte, tot een bedrag van € 1.000.000,00.2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de projecten met betrekking tot voet- en fietsveren maximaal 50% van de aanschafprijs exclusief btw van een nieuw voet- en fietsveer, of de totale kosten exclusief btw van de revisie van een voet- en fietsveer, zoals genoemd in de offerte, tot een bedrag van € 200.000,00.3. Indien sprake is van een bijdrage voor de veerpont door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dan is de bijdrage van Gedeputeerde Staten gemaximeerd tot 75% van de aanschafprijs exclusief btw, of de totale kosten exclusief btw van de revisie, zoals genoemd in de offerte, gerekend inclusief de bijdrage door of vanwege andere (bestuurs) organen dan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, met inachtneming van de maxima uit lid 1 en lid 2.

Artikel 90 Weigeringsgronden

Gedeputeerde Staten wijzen een verzoek om een eenmalige subsidie af, indien:

  • a. de financiële middelen van de verenvoorziening (Verenfonds) zijn uitgeput of door inwilliging van het verzoek de beschikbare financiële middelen worden overschreden;

  • b. indien blijkt dat de exploitatie financieel toereikend is dat de subsidieontvanger in staat is om een project uit te voeren;

  • c. een veerdienst wordt uitgeoefend die korter dan drie maanden per jaar en minder dan 56 uur per week vaart;

  • d. het een nieuwe veerdienst betreft;

  • e. uit het oordeel van de organisatie als bedoeld in artikel 85, blijkt dat de veerpont zich in een zodanige economische-technische staat bevindt dat vervanging of revisie niet verantwoord is.

Artikel 91 Verplichtingen

Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen:

  • a. subsidieontvanger werkt mee aan verzoeken tot tussentijdse informatie die van belang zijn voor het beoordelen van de subsidieaanvraag;

  • b. de subsidieontvanger dient aan te tonen dat opdracht is gegeven voor het kopen van een nieuwe veerpont of het laten renoveren van een bestaande veerpont.

Artikel 92 Verklaring van oplevering

De veerexploitant dient bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van oplevering van de veerpont te overleggen.

Hoofdstuk 11 Subsidieregeling 'fietsparkeren bij ov-knooppunten in Zuid-Holland'

(Vervallen)

Hoofdstuk 12 Verbeteren doorstroming openbaar vervoer per bus

Artikel 104 Definities

1. Openbaar vervoer per bus: het openbaar vervoer per bus zoals dit wordt gedefinieerd in artikel 1, sub e, juncto h, van de Wet personenvervoer 2000.2. Concessie: door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland verleende recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak.3. Gebundelde projecten: projecten die de doorstroming van het openbaar vervoer bevorderen en die een vervoerkundige relatie hebben en als één project worden aangevraagd. 4. Quick Win-maatregelen Zuidvleugel Openbaar Vervoer: maatregelen op het terrein van de doorstroming van het Openbaar Vervoer per bus en OV-knooppunten zoals opgenomen in het projectenoverzicht vastgesteld door de Stuurgroep Zuidvleugel en waarvoor extra financiën via het Rijk beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 105 Projectsubsidie

1. Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor specifieke maatregelen ter bevordering van de doorstroming van het openbaar vervoer per bus. 2. Voor subsidie als bedoeld in het eerste lid komen in aanmerking:

  • a. maatregelen die worden uitgevoerd in gebieden waarvoor Gedeputeerde Staten concessiehouder zijn, ten behoeve van:

    • 1. de onderdelen van de openbare weg die specifiek bestemd zijn voor de doorstroming van het openbaar vervoer per bus;

    • 2. het wegnemen van belemmeringen in infrastructuur die het openbaar vervoer hinderen in de exploitatie van het openbaar vervoer per bus;

    • 3. installaties die gericht zijn op het bevorderen van de doorstroming van het openbaar vervoer;

  • b. 'quick win-maatregelen Zuidvleugel openbaar vervoer' ten behoeve van maatregelen op het terrein van de doorstroming van het openbaar vervoer per bus en OV-knooppunten zoals opgenomen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde projectenoverzicht voor de Zuidvleugel en waarvoor extra financiën door het Rijk beschikbaar zijn gesteld;

  • c. maatregelen als bedoeld onder a, onderdelen 1, 2, 3, die worden uitgevoerd buiten het gebied waarvoor Gedeputeerde Staten concessieverlener zijn en waarvan de bussen die rijden ter uitvoering van een concessie verleend door Gedeputeerde Staten profiteren.

Artikel 106 Aanvrager

1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan wegbeheerders binnen het gebied waarvoor de provincie Zuid-Holland concessieverlener is.2. Gedeputeerde Staten kunnen een uitzondering maken op het gestelde in het eerste lid, voor projecten buiten het gebied waarvoor Gedeputeerde Staten concessieverlener zijn, mits bussen die rijden ter uitvoering van een concessie verleend door de provincie Zuid-Holland van deze maatregel profiteren. In dat geval zijn de kosten subsidiabel naar rato van het aantal bussen dat rijdt ter uitvoering van de concessie, verleend door Gedeputeerde Staten, ten opzichte van het totaal aantal bussen dat profiteert van de maatregel.

Artikel 107 Aanvraag

1. Naast de in artikel 8 van deze Uitvoeringsregeling voorgeschreven overzichten bevat een activiteitenplan in ieder geval een beschrijving van:

  • a. het probleem (inclusief kaart met situatieschets);

  • b. de oorzaak van het probleem;

  • c. de oplossing die wordt voorgesteld;

  • d. een inschatting van het effect voor het openbaar vervoer per bus ter plaats (in rijtijdwinst dan wel kwalitatief omschreven) en

  • e. eventuele overige effecten van de maatregelen voor autoverkeer, verkeersveiligheid.

2. Naast de in artikel 8 van deze Uitvoeringsregeling voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag voor deze subsidie in ieder geval vergezeld van:

  • a. planning, inclusief de verwachte datum van aanbesteding en ingebruikneming;

  • b. een kostenspecificatie;

  • c. een opgave van het aantal bussen dat profiteert van de maatregel en de frequentie op weekbasis van alle lijnbussen conform de geldende dienstregeling;

  • d. schriftelijk advies van de concessiehouder in het gebied over het project en diens voornemen om na ingebruikneming van het project minimaal twee jaar gebruik te blijven maken van de voorziening;

  • e. een opgave van alle andere toegekende subsidies of aanvragen daartoe voor hetzelfde project dan wel voor de gebundelde projecten per wegbeheerder en

  • f. een overzicht van andere partijen waarmee de aanvrager samenwerkt bij de uitvoering van het project waarvoor hij subsidie aanvraagt.

3. Voor aanvragen voor de quick win maatregel Zuidvleugel openbaar vervoer is het genoemde in het tweede lid, onderdeel d, niet van toepassing.4. In afwijking van artikel 6 kan een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk voor het jaar 2010 uiterlijk 1 januari 2010 worden ingediend.

Artikel 108 Weigeringsgronden

Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op de artikelen 10 en 11 van deze Uitvoeringsregeling de aanvraag voor subsidie genoemd in artikel 105, eerste lid, weigeren indien:

  • a. een project 5 of minder punten scoort bij de beoordelingscriteria genoemd in artikel 110;

  • b. de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd een generieke maatregel is die de doorstroming van alle gemotoriseerde verkeer bevordert en niet specifiek die van het openbaar vervoer per bus;

  • c. de activiteit een gevolg is van achterstallig onderhoud;

  • d. de activiteit is gericht op de vervanging van een maatregel als bedoeld in artikel 105 eerste en tweede lid na het verstrijken van 70% van de afschrijvingstermijn van die maatregel;

  • e. een schriftelijk advies ontbreekt van de concessiehouder in het gebied over het project en indien diens voornemen ontbreekt om na ingebruikneming van het project minimaal twee jaar gebruik te blijven maken van de voorziening;

  • f. indien het project tot onevenredig nadeel voor andere weggebruikers leidt of de verkeersveiligheid negatief beïnvloedt;

  • g. indien de totale projectkosten of de gebundelde projectkosten minder dan € 25.000,00 bedragen;

  • h. Gedeputeerde Staten of een ander bestuursorgaan dezelfde activiteit reeds eerder hebben gesubsidieerd;

  • i. In het geval van een project als bedoeld in artikel 105, lid 2 sub b. als de totale projectkosten minder dan € 4.500,00 bedragen.

Artikel 109 Verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 13 en 14 van deze Uitvoeringsregeling kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opleggen:

  • a. de subsidieontvanger rapporteert jaarlijks voor 1 november aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project conform het door Gedeputeerde Staten vastgestelde format;

  • b. de subsidieontvanger werkt mee aan tussentijdse verzoeken tot nadere informatie die betrekking heeft op het project dan wel de gebundelde projecten per wegbeheerder;

  • c. de subsidieontvanger meldt wijzigingen in de reikwijdte van de activiteiten of planning van een project binnen een maand nadat de wijziging bekend is geworden aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 110 Beoordelingscriteria en rangschikking

1. Indien door subsidieverlening het subsidieplafond dreigt te worden overschreden, rangschikken Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen op basis van de ligging van het project, het aantal buslijnen dat profiteert en de frequentie van de buslijnen die profiteren van een maatregel.2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde rangschikking kennen Gedeputeerde Staten per criterium waaraan een subsidieaanvraag voldoet, het aantal punten toe zoals is opgenomen in onderstaande tabel.3. De rangschikking geschiedt zodanig dat een subsidieaanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate Gedeputeerde Staten aan de aanvraag op grond van het tweede lid meer punten hebben toegekend.

Ligging op de corridors uit de nota operationalisering OV-visie

Punten

Middelharnis/Oud-Beijerland - Rotterdam

5

Duin Bollenstreek - Schiphol

5

Alphen aan den Rijn - Schiphol

5

Duin- en Bollenstreek - Haarlem

3

Leiden - Den Haag

3

Drechtsteden - Rotterdamse Kralingse Zoom/Zuidplein

3

Schoonhoven - Rotterdam/Gouda

3

Gorinchem/Sliedrecht - Utrecht

3

Zoetermeer - Leiden

3

Stadsassen Leiden

1

Overige locaties

0

 

 

Aantal buslijnen dat rijdt onder een concessie van de provincie Zuid-Holland en profiteert van maatregel

 

1 of 2 bussen

1

3 of 4 bussen

3

5 bussen of meer

5

 

 

Frequentie van de bussen die rijden onder een concessie van de provincie Zuid-Holland op weekbasis

 

0-150

0

150-399

1

400-749

3

750-1249

5

1250 of meer

7

Artikel 111 Subsidiabele kosten

1. De volgende kosten zijn subsidiabel:

  • a. aankoop van noodzakelijke onroerende zaken: onroerend goed dat reeds in eigendom is van de opdrachtgever, komt niet voor een subsidie in aanmerking, tenzij het onroerend goed minder dan 10 jaren voorafgaand aan de aanleg van het project en speciaal voor de aanleg van het betreffende project is aangekocht;

  • b. vergunningen en leges;

  • c. materialen;

  • d. uitvoeringskosten van de werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • e. bijkomende voorzieningen om de betrokken infrastructuur na voltooiing van het project haar functie te laten vervullen.

2. De volgende kosten zijn in ieder geval niet subsidiabel:

  • a. kosten die redelijkerwijs ten laste van andere kostendragers gebracht kunnen worden;

  • b. kosten die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan achterstallig onderhoud;

  • c. kosten voor vervanging van leidingen en verkeersregelinstallaties;

  • d. kosten van algemeen bestuurlijke aard;

  • e. kosten van voorbereiding, administratie en toezicht.

3. In aanvulling op artikel 7, derde lid, van deze Uitvoeringsregeling kunnen Gedeputeerde Staten het op grond van deze regeling te verstrekken subsidiebedrag verminderen met het bedrag dat Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling verstrekken voor de activiteit, waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 112 Voorschotverlening

In afwijking van artikel 15 van deze Uitvoeringsregeling kunnen Gedeputeerde Staten:

  • a. bij de subsidieverlening een voorschot verlenen van ten hoogste 30% van het verleende bedrag indien grondverwerving noodzakelijk is voor realisatie van het project;

  • b. indien een voorschot is verleend op grond van artikel 30, sub a, na gunning van het werk nogmaals een voorschot verlenen van ten hoogste 50% van het verleende bedrag.

Artikel 113 Maximale bijdrage

1. Voor projecten als bedoeld in artikel 105, tweede lid, onder a kan subsidie worden verleend tot een maximumbedrag van 90% van de subsidiabele projectkosten. 2. Indien de situatie als bedoeld in artikel 105, lid 2, onderdeel c zich voordoet zijn de kosten subsidiabel naar rato van het totale aantal bussen dat rijdt ter uitvoering van een concessie, verleend door Gedeputeerde Staten, ten opzichte van het totaal aantal bussen dat profiteert van de maatregel. De maximale subsidie wordt berekend via de volgende formule: (aantal bussen onder concessie provincie Zuid-Holland die hinder ondervinden van het knelpunt/totaal aantal bussen volgens de actuele dienstregeling die hinder ondervinden van het knelpunt) * 90% van de subsidiabele kosten. 3. Voor projecten als bedoeld in artikel 105, lid 2, onderdeel b, kan subsidie worden verleend tot een maximumbedrag van 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 113a

1. Indien het aantal aanvragen dat voldoet aan de criteria van artikel 105, lid 2, onder a. het subsidieplafond overstijgt, bedraagt de maximale subsidie per project € 750.000 met dien verstande dat als het subsidieplafond dan nog niet is bereikt: 2. Het resterende budget toegekend wordt aan het hoogst scorende project tot een maximum van de aanvraag danwel totdat het subsidieplafond wordt bereikt en waarbij bij een gelijke score van projecten het budget gelijkelijk wordt verdeeld over de hoogst scorende projecten. 3. Een project dat in één keer wordt aanbesteed wordt beschouwd als één project.

Artikel 114 Intrekken van de beschikking tot verlening van subsidie

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidiebeschikking intrekken indien aanbesteding en gunning niet plaatsvinden binnen anderhalf jaar na ontvangst van de verlengingsbeschikking.

Ondertekening

Den Haag, 27 juni 2006 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris