Regeling vervallen per 01-01-2021

Standplaatsenbeleid gemeente Zuidhorn

Geldend van 17-12-2009 t/m 31-12-2020

Intitulé

Standplaatsenbeleid gemeente Zuidhorn

Hoofdstuk 1 Juridisch kader

1.1 Algemeen

Het standplaatsenbeleid richt zich op standplaatsen conform de begripsomschrijving van de Algemene Plaatselijke Verordening. Hierin wordt het volgende aangegeven (artikel 5:17 APV):

 

 ‘In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.’

 

Het aanbieden van goederen middels een kiosk of een ander permanent gebouw valt hierdoor niet onder het begrip standplaats, maar dient middels een bouwvergunning en het bestemmingsplan geregeld worden. Ook een vaste plaats op een (jaar)markt of een evenemententerrein valt niet onder de werking van dit beleidsstuk. Voor het innemen van een standplaats op een (jaar)markt is de marktverordening van toepassing. Zodra er sprake is van een evenemententerrein is de organisatie van het evenement het aanspreekpunt voor het innemen van een standplaats. De organisatie dient bij de aanvraag voor een evenementenvergunning aan te geven welke standplaatsen er worden ingenomen.

1.2 Wet- en regelgeving

Er zijn verschillende wetten en regelgeving van toepassing op het het innemen van een standplaats op grond van de APV. Deze wet- en regelgeving zal hierna kort worden besproken:

 

  • 1.

    Algemene Wet Bestuursrecht

  • 2.

    Algemene Plaatselijke Verordening

  • 3.

    Winkeltijdenwet

  • 4.

    Drank- en Horecawet

  • 5.

    Wet Ruimtelijke Ordening

  • 6.

    Warenwet

  • 7.

    Handelsregisterwet 1996

  • 8.

    Wet op de Bedrijfsorganisaties

  • 9.

    Vestigingswet Bedrijven

  • 10.

    Wet milieubeheer

  • 11.

    Europese Dienstenrichtlijn

 

1. Algemene Wet Bestuursrecht

De Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) geeft de wettelijke kaders met betrekking tot het bestuursrecht weer. De Awb is daardoor van toepassing op het traject van de standplaatsvergunning, zoals het aanvragen en afgeven van de vergunning en de mogelijke bezwaar- en beroepsprocedure.

 

2. Algemene Plaatselijke Verordening

De grondslag voor het afgeven van een standplaatsvergunning is gelegen in artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 (APV) van de gemeente Zuidhorn. Ook de algemene bepalingen van de APV zijn van toepassing. In deze algemene bepalingen wordt onder andere aangegeven welke beslistermijn van toepassing is en wanneer de vergunning kan worden ingetrokken.

 

3. Winkeltijdenwet

De Winkeltijdenwet en de bijbehorende bepalingen (Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet en Verordening Winkeltijden Zuidhorn) geven aan wanneer een ondernemer zijn goederen en diensten mag aanbieden. Dit is eveneens van toepassing op het innemen van een standplaats.

 

4. Drank- en Horecawet

Op basis van de Drank- en Horecawet is het verboden om middels een standplaats alcohol te verstrekken. Indien een aanvraag voor een dergelijke standplaats wordt ontvangen of indien bij controle blijkt dat een vergunninghouder alcohol verstrekt, dan dienen er maatregelen genomen te worden op basis van de Drank- en Horecawet.

 

5. Wet op de Ruimtelijke Ordening

Het innemen van een standplaats wordt geweigerd indien er sprake is van strijd met een geldend bestemmingsplan. Het is eventueel mogelijk om middels een vrijstelling het bestemmingsplan te wijzigen, zodat alsnog een standplaats kan worden ingenomen.

 

6. Warenwet

Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. Vergunninghouders welke waren aanbieden dienen dan ook te voldoen aan hetgeen de Warenwet voorschrijft.

 

7. Handelsregisterwet 1996

Op basis van de Handelsregisterwet 1996 dient een onderneming ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Zonder de benodigde inschrijving is het niet mogelijk om goederen dan wel diensten aan te bieden.

 

8. Wet op de Bedrijfsorganisaties

Conform deze wet dient iedere ondernemer in de detailhandel te zijn aangesloten bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Dit geldt ook voor de houder van een standplaatsvergunning.

 

9. Vestigingswet Bedrijven

Een standplaatshouder dient te voldoen aan de Vestigingswet Bedrijven indien hij niet alleen vis verkoopt, maar ook bewerkt. Uitzondering hierbij is het schoonmaken van haring.

 

10. Wet milieubeheer

In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders, voor zover de verkoopplek als inrichting kan worden aangemerkt.

 

11. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn is van toepassing op het aanbieden van diensten. Dit kan van toepassing zijn bij het innemen van standplaatsen, bijvoorbeeld bij het repareren van autoruiten.

Hoofdstuk 2 Weigeringsgronden

2.1 Weigeringsgronden

Op basis van artikel 1:8 en 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 (APV) van de gemeente Zuidhorn kan een aanvraag voor een standplaatsvergunning worden geweigerd. Deze weigeringsgronden zijn de volgende:

 

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu;

  • e.

    wegens strijd met een geldend bestemmingsplan;

  • f.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • g.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

 

a. Openbare orde

Indien het soort goederen of diensten of de wijze waarop deze worden aangeboden ertoe kan leiden dat de openbare orde wordt verstoord, is het mogelijk om de vergunning te weigeren.

 

b. Openbare veiligheid

Bij het innemen van een standplaats mag de verkeersveiligheid niet in gevaar worden gebracht. Het is dan ook niet mogelijk om een standplaats in te nemen waardoor het verkeer wordt geblokkeerd, de verkeerstekens niet meer zichtbaar zijn of bijvoorbeeld op een de hoek van een straat, een kruispunt of een ander onoverzichtelijke locatie. Een veel voorkomende locatie voor het innemen van een standplaats is een parkeerterrein. Hierbij moet gekeken worden naar de parkeermogelijkheden ter plaatse en de verkeersaantrekkende werking die het innemen van een standplaats oplevert. Het is aan te raden om een aanvraag van een standplaatsvergunning ter advisering voor te leggen aan de politie. De politie zal de aanvraag dan eveneens toetsen aan de onderdelen met betrekking tot de openbare veiligheid.

 

c. Volksgezondheid

De weigeringsgrond volksgezondheid kan samenvallen met openbare veiligheid wanneer het belang het voorkomen van verkeersslachtoffers betreft. Daarnaast valt er bij deze weigeringsgrond te denken aan besmettelijke ziekten waardoor verkoop middels standplaatsen niet wenselijk is.

 

d. Bescherming van het milieu

Wanneer men verwacht dat het milieu wordt aangetast door het innemen van een standplaats, is het mogelijk om de aanvraag te weigeren. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarbij een standplaats het broedseizoen zal verstoren dan wel indien de milieunormen (geluid of stank) worden overtreden.

 

e. Strijd met geldend bestemmingsplan

Wanneer sprake is van strijd met het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk om de standplaatsvergunning voor de desbetreffende locatie te verlenen. Mocht het mogelijk zijn om middels een vrijstelling alsnog de bestemming te wijzigen, dan kan ook een standplaatsvergunning worden verleend. Deze procedures zullen intern op elkaar moeten worden afgestemd, zodat de aanvrager geen extra handelingen hoeft te verrichten.

 

f. Redelijke eisen van welstand

Er zijn situaties denkbaar waarbij het niet wenselijk is dat een standplaats wordt gevestigd. Het is mogelijk dat de verkoopkraam niet in een behoorlijk staat is onderhouden. Hierdoor kan een standplaats zorgen voor een ernstige verstoring van het straatbeeld. Daarnaast weegt het aspect van de bescherming van het stadsschoon of het landschapsschoon ook mee.

  

g. Verzorgingsniveau van de consument

Het verzorgingsniveau van de consument kan als weigeringsgrond worden meegewogen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat enige terughoudendheid met betrekking tot deze weigeringsgrond gewenst is. Bovendien staat de Europese Dienstenrichtlijn deze weigeringsgrond niet toe, omdat het wordt beschouwd als een economische belemmering voor het vrij verkeer van diensten.

Indien in een bestaande winkelsituatie in een bepaalde branche nog een winkelier gevestigd is en deze wordt bedreigd door de concurrentie van een aspirant standplaatshouder, kan het verzorgingsniveau ter plaatse in het gedrang komen en kan de vergunning worden geweigerd. De winkelier moet dan wel (bijvoorbeeld aan de hand van zijn boekhouding) aantonen, dat de levensvatbaarheid van zijn bedrijf in gevaar komt. Dit laatste komt uiteraard slechts in zeer uitzonderlijke situaties voor.

Hoofdstuk 3 Vergunning

3.1 Aanvraag

Een standplaatsvergunning dient schriftelijk te worden aangevraagd bij het college van de gemeente Zuidhorn. Hierbij kan de aanvrager gebruik maken van het daarvoor vastgestelde formulier (zie bijlage 3). Indien de aanvrager dit formulier niet gebruikt moet de schriftelijke aanvraag in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

- Naam, adres, postcode, woonplaats en telefoonnummer van de aanvrager;

- Omschrijving van de goederen/diensten welke worden aangeboden;

- De gewenste locatie van de standplaats;

- Het gewenste dagdeel.

3.2 Aanvrager

Om voor een standplaatsvergunning in aanmerking te komen dient de aanvrager een handelsbekwaam natuurlijk persoon te zijn. Daarnaast dient de aanvrager te voldoen aan alle overige voorgeschreven publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

3.3 Ontvangtsbevestiging

Er dient zo spoedig mogelijk na ontvangst van de vergunningaanvraag een bevestiging aan de aanvrager te worden verzonden. De Europese Dienstenrichtlijn schrijft voor dat de volgende informatie in de ontvangstbevestiging moet zijn verwerkt:

- de beslistermijn;

- de beschikbare rechtsmiddelen;

- indien van toepassing de vermelding dat bij het uitblijven van een antwoord binnen de gespecificeerde termijn de vergunning geacht wordt te zijn verleend (lex silencio positivo).

3.4 Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Het college kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen (artikel 1:2 APV). Indien de termijn van acht weken niet wordt gehaald, wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld. De Europese Dienstenrichtlijn bepaalt dat een verlenging alleen gerechtvaardigd is gezien de complexiteit van het onderwerp. Het is dan ook nodig om de verlenging te voorzien van een goede motivering.

3.5 (On)bepaalde tijd

Conform artikel 1:7 APV en de bepalingen van de Europese Dienstenrichtlijn zullen de standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd worden afgegeven, tenzij de aard van de vergunning zich hier tegen verzet. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een standplaats slechts voor één dag wordt ingenomen ter promotie van een bepaald product of dienst. Indien de aanvrager jaarlijks in dezelfde periode een standplaats wil innemen, dan is het wel mogelijk om een vergunning voor onbepaalde tijd af te geven.

3.6 Persoonsgebonden

De standplaatsvergunning is persoonsgebonden. Dit is reeds in artikel 1:5 van de APV bepaald. Bij verkoop van de kraam of wagen zal de vergunning dan ook niet automatisch overgaan naar de nieuwe eigenaar. Daarnaast betekent dit ook dat de vergunninghouder persoonlijk zijn standplaats moet innemen. Er zijn situaties denkbaar waarbij het niet mogelijk is dat de vergunninghouder de standplaats persoonlijk inneemt (bijvoorbeeld in verband met vakantie of langdurige ziekte). In zo’n geval dient de vergunninghouder zich te wenden tot het college met het verzoek om zich te laten vervangen. Hierbij dient de vergunninghouder met bewijsstukken aan te tonen wat de reden is dat hij niet in staat is om de standplaats persoonlijk in te nemen. Het is aan het college om ook daadwerkelijk de toestemming te verlenen.

3.7 Voorschriften en beperkingen

Het college kan voorschriften of beperkingen aan een standplaatsvergunning verbinden. Deze voorschriften of beperkingen mogen uitsluitend strekken ter bescherming van de belangen waarmee de vergunning is gesteld. Onderstaande voorschriften kunnen in ieder geval in de vergunning worden opgenomen.

 

Geluid

Het is verboden om geluidsversterkende apparatuur in de verkoopkraam aanwezig te hebben. Reden om dit niet toe te staan heeft te maken met het feit dat deze apparatuur veelal voor overlast zorgt.

 

In gebruik nemen locatie

In verband met het uiterlijk aanzien van de gemeente mag een standplaats niet eerder in gebruik worden genomen dan een uur voordat met de verkoop mag worden begonnen. Vervolgens dient de standplaats te zijn ontruimd binnen een uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd.

3.8 Vaste en tijdelijke standplaatsen

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen vaste standplaatsen en tijdelijke standplaatsen. Als vaste standplaats wordt in ieder geval aangemerkt de situatie waarbij de aanvrager wekelijks dan wel maandelijks, gedurende het gehele jaar, een standplaats wenst in te nemen. Voorbeelden hierbij zijn een viskraam, een bloemenkraam of het repareren van autoruiten.

 

Bij het begrip tijdelijke standplaatsen kan worden gedacht aan de verkoop van bijvoorbeeld oliebollen dan wel kerstbomen. Dergelijke standplaatsen zullen omstreeks november/december worden ingenomen en daarna weer verdwijnen. Hierdoor wordt voldaan aan het begrip tijdelijkheid. Ook het eenmalig innemen van een standplaats in verband met promotieactiviteiten is een tijdelijke standplaats.

 

Voor het innemen van een tijdelijke standplaats is het mogelijk om deze tegelijk met een andere vaste standplaats in te nemen, mits er geen sprake is van een weigeringsgrond.

Hoofdstuk 4 Maximumstelsel

4.1 Aantal vergunningen

In het belang van de openbare orde is er voor gekozen om het aantal te verlenen vergunning aan een maximum te binden. Zonder een maximumstelsel zal het mogelijk zijn om allerlei verschillende locaties in de diverse dorpen in te nemen, waardoor het problemen met betrekking tot de verkeersveiligheid en de openbare orde kan opleveren.

 

Er zullen maximaal 19 vaste standplaatsvergunningen worden afgegeven. Daarnaast zullen er op een dag maximaal 8 tijdelijke standplaatsvergunningen worden afgegeven. Deze aantallen zijn onderverdeeld in een maximum aantal per deelgebied van de gemeente, welke hierna worden uitgewerkt.

 

Bij het vaststellen van het stelsel is gekeken naar het inwonersaantal per 1 januari 2009. Hierbij is uitgegaan van 1 vaste standplaatsvergunning per 1000 inwoners. Het aantal vergunningen wordt naar boven afgerond, indien het restant aantal inwoners 500 of meer bedraagt (een inwonersaantal van 2400 resulteert in 2 vergunningen en een inwonersaantal van 2600 resulteert in 3 vergunningen).

 

Voor de tijdelijke standplaatsen geldt dat 1 tijdelijke standplaatsvergunning per 2000 inwoners wordt verstrekt. Het afronden naar boven geschiedt bij 1500 inwoners (een inwonersaantal van 5000 resulteert in 2 vergunningen en een inwonersaantal van 5500 resulteert in 3 vergunningen). Uiteindelijk heeft bovenstaande geresulteerd in het volgende stelsel:

Vaste standplaatsen

Tijdelijke standplaatsen

1

Zuidhorn

maximaal 7

maximaal 3

2

Aduard

maximaal 2

maximaal 1

3

Oldehove

maximaal 2

maximaal 1

4

Grijpskerk

maximaal 3

maximaal 1

5

Overige kernen/gebieden

gezamenlijk maximaal 5

gezamenlijk maximaal 2

Totaal

maximaal 19

maximaal 8

4.2 Dagdelen en locaties

Conform de Winkeltijdenwet mag men van maandag tot en met zaterdag tussen 06.00 uur en 22.00 een winkel geopend houden of een standplaats innemen. Deze wettelijke mogelijkheden om geopend te zijn worden met betrekking tot standplaatsen gesplitst in drie dagdelen, namelijk:

- dagdeel 1: van 06.00 tot 12.00 uur

- dagdeel 2: van 12.00 tot 18.00 uur

- dagdeel 3: van 18.00 tot 22.00 uur

Iedere onderneming (indien verschillende ondernemingen dezelfde naam voeren dan wel een naam voeren waarvan het hoofdbestanddeel hetzelfde is, dan worden die ondernemingen als één bedrijf aangemerkt; dit is het geval bij franchiseondernemingen) kan een vergunning voor maximaal twee dagdelen ontvangen. Op deze wijze worden de overlast voor een ieder beperkt. De openbare veiligheid komt niet in het gedrang, omdat het terrein waar de standplaats wordt ingenomen ook beschikbaar blijft voor de eigenlijke bestemming van het terrein. Daarnaast is het met betrekking tot de redelijke eisen van welstand en de bescherming van het milieu niet wenselijk dat er standplaats wordt ingenomen gedurende drie aaneengesloten dagdelen (van 6.00 uur ’s ochtends tot 22.00 uur ’s avonds).

Zon-en feestdagen

Wil men iets verkopen tussen 22.00 en 06.00 uur of op zon- en feestdagen, dan dient er een ontheffing op basis van de Verordening Winkeltijden Zuidhorn aangevraagd te worden. Een aanvraag voor een standplaatsvergunning buiten de drie vastgestelde dagdelen of voor zon- en feestdagen geldt tevens als een aanvraag voor een ontheffing. Hierdoor hoeft de aanvrager geen twee verzoeken in te dienen.

 

Een ontheffing voor het innemen van een standplaats op zondag wordt alleen verleend aan ambulante handel die valt onder artikel 12 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Het gaat hierbij om straatverkoop van voor directe consumptie geschikte etenswaren en alcoholvrije dranken.

Locaties

Er is onderzocht welke locaties geschikt zijn voor het innemen van een standplaats. Bij het in kaart brengen van deze locaties zijn aspecten als openbare orde en veiligheid, overlast, uiterlijk aanzien van de gemeente en de mogelijkheden op basis van het geldend bestemmingsplan meegewogen. De diverse locaties zijn ter advisering aan de Regiopolitie voorgelegd en zij hebben een positief advies afgegeven. De locaties zijn de volgende:

 

Locaties ten behoeve van het innemen van een standplaats van maandag tot en met zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur:

- Zuidhorn: Overtuinen (voorzien van stroomkast)

- Aduard: parkeerplaats MFC De Meeden (geen stroom)

- Oldehove: Hofmastraat (voormalig marktterrein, voorzien van stroomkast)

- Grijpskerk: parkeerplaats bij de bibliotheek aan de Kievitsweg (voorzien van stroom).

Locatie ten behoeve van het innemen van een standplaats op zondag van 14.00 tot 20.00 uur:

- Aduard: carpoolplaats (geen stroom).

Overgangsbepaling

De standplaatslocatie Kaakheem is niet in bovenstaand overzicht opgenomen. In verband met onder andere beperkte parkeergelegenheid wordt deze locatie niet geschikt geacht om standplaats in te nemen. Voor deze locatie is een zogenaamde “uitsterfconstructie” van toepassing. Op het moment dat de huidige standplaatshouder geen gebruik meer maakt van zijn vergunning, wordt een nieuwe aanvraag voor deze locatie afgewezen.

  

.

4.3 Beschikbaarheid

Wanneer een locatie door omstandigheden (tijdelijk) niet meer beschikbaar is, vervalt deze. Dit is mogelijk zodra herinrichtings- of reconstructiewerkzaamheden plaatsvinden op de desbetreffende locatie. Wanneer een andere locatie beschikbaar is, krijgt de vergunninghouder de mogelijkheid om zijn standplaats (tijdelijk) te verplaatsen naar deze locatie. Het is echter mogelijk dat vanwege de ontwikkelingen en veranderingen in de gemeente Zuidhorn geen andere geschikte locatie beschikbaar is. Dit valt onder het zogenaamde ondernemersrisico van de vergunninghouder. De vergunninghouder kan dan ook de gemeente Zuidhorn niet aansprakelijk stellen voor de (economische) schade die hij lijdt ten gevolge van deze ontwikkelingen.

4.4 Overige locaties

Het is mogelijk om zelf een locatie aan te dragen welke in dit beleid niet wordt aangegeven. Voor iedere locatie geldt dat gekeken moet worden naar verschillende weigeringsgronden, waarbij openbare orde en veiligheid een zeer belangrijke rol speelt. Voordat over wordt gegaan tot het afgeven van een vergunning voor een nieuwe locatie zal de Regiopolitie een positief advies moeten afgeven.

Hoofdstuk 5 Wachtlijst

Algemeen

Per deelgebied wordt een wachtlijst bijgehouden. Op deze wachtlijst wordt aangegeven op welke volgorde de aanvragers in aanmerking komen voor een standplaatsvergunning. De aanvrager wordt naar aanleiding van een schriftelijk verzoek op de wachtlijst geplaatst. De datum van binnenkomst van het schriftelijke verzoek (de poststempel) wordt gebruikt om de volgorde op de wachtlijst aan te geven. Hierdoor geldt het systeem ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.

 

Indien een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt ontvangen, maar de aangegeven locatie en/of dagdelen zijn niet beschikbaar, dan wordt de aanvraag voor een vergunning in behandeling genomen als een aanvraag voor een plaatsing op de wachtlijst. De aanvrager hoeft daardoor niet expliciet aan te geven dat hij zich op de wachtlijst wenst te plaatsen.

 

Indien de aanvrager reeds in het bezit is van een standplaatsvergunning, maar hij wenst een andere locatie in te nemen, kan hij eveneens op de wachtlijst worden geplaatst. Voor deze situatie geldt dat de aanvrager wel een expliciet schriftelijk verzoek dient in te dienen.

Verlenging

Voor de inschrijving op de wachtlijst geldt dat de aanvrager jaarlijks voor 1 januari bericht moet geven of hij een verlenging van de inschrijving wenst. Om de ingeschrevene te attenderen op de noodzakelijke verlenging van de inschrijving zal hij omstreeks november van het huidige jaar een brief van de gemeente Zuidhorn ontvangen.

 

Doorhalen

In de volgende situaties wordt de inschrijving op de wachtlijst doorgehaald:

 

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een standplaats is verleend (behalve wanneer een voorkeur voor een andere plaats is aangegeven).

 

a. Geen verlenging van de inschrijving

Indien de ingeschrevene geen verlenging heeft doorgegeven, mag worden aangenomen dat hij geen interesse meer heeft voor het innemen van een standplaats in de gemeente Zuidhorn. Hij zal daarom van de wachtlijst worden gehaald, zodat de volgorde van geïnteresseerden op de wachtlijst weer correct is.

 

b. Verzoek van de ingeschrevene

Het is mogelijk dat de ingeschrevene geen verlening meer wenst (bijvoorbeeld in verband met het beëindigen van het bedrijf). Dit dient hij schriftelijke door te geven, zodat hij van de wachtlijst kan worden verwijderd.

 

c. Overlijden van de ingeschrevene

Het stelsel van standplaatsvergunningen is persoonsgebonden. Slechts in uitzonderlijke situaties (zie hoofdstuk 6, overschrijven van de vergunning) is het mogelijk om de vergunning en daarmee ook de inschrijving op de wachtlijst over te schrijven. Het overlijden van de ingeschrevene zal daardoor in de meeste situaties ertoe leiden dat de aanvraag niet wordt overgeschreven. De plaats op de wachtlijst zal door het overlijden van de ingeschrevene veelal vervallen.

 

d. Vergunning is verleendIndien de vergunning is verleend, wordt de ingeschrevene van de wachtlijst gehaald. Door het verlenen van de vergunning wordt tegemoet gekomen aan het verzoek van de ingeschrevene en is een inschrijving op de wachtlijst niet meer nodig. Een uitzondering geldt voor de situatie waarbij de aanvrager heeft aangegeven dat hij graag een andere locatie wenst in te nemen.

Hoofdstuk 6 Beeindiging

Intrekken vergunning

De vergunning moet worden ingetrokken:

  • a.

    op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij de vergunning wordt overgeschreven;

  • c.

    als de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • d.

    als de vergunninghouder zich niet houdt aan de voorwaarden voor gebruik van standplaats;

  • e.

    als vergunninghouder gedurende langer dan zes weken geen gebruik van de vergunning maakt of heeft gemaakt.

 

a. Schriftelijk verzoek

De vergunninghouder kan zelf beslissen dat hij geen standplaats meer wil innemen. Dit dient hij schriftelijk door te geven aan het college.

 

b. Overlijden

Bij het overlijden van de vergunninghouder zal de vergunning worden ingetrokken, tenzij er sprake is van het overschrijven van de vergunning. Het overschrijven van de vergunning wordt hierna besproken.

 

c. Wangedrag of bedrog

Indien de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag dan wel bedrog, kan het college de vergunning intrekken. Van deze intrekkingsgrond kan onder andere sprake zijn indien blijkt dat de vergunninghouder onjuiste documenten heeft aangeleverd met betrekking tot de aanvraag.

 

d. Voorwaarden voor gebruik van de standplaats

Bij het afgeven van de vergunning wordt de vergunninghouder gewezen op de van toepassing zijnde voorwaarden. Zodra de vergunninghouder zich niet aan deze voorwaarden houdt, is deze intrekkingsgrond van toepassing.

 

e. Geen gebruik van de vergunning

Zodra de vergunninghouder geen gebruik maakt van zijn vergunning door langer dan zes weken zijn standplaats niet in te nemen, kan de vergunning worden ingetrokken. Mocht de vergunninghouder een gegronde reden hebben waardoor het tijdelijk niet mogelijk is om gebruik te maken van de vergunning (bijvoorbeeld in verband met vakantie dan wel ziekte), dan dient hij dit tijdig aan het college door te geven. Verzuimt de vergunninghouder om de omstandigheden door te geven, terwijl dit redelijkerwijs wel mogelijk was, dan kan het college toch overgaan tot het intrekken van de vergunning.

 

Overschrijven van de vergunning

In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de standplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde. Wel moet aangetoond worden dat er een duurzame relatie van tenminste 2 jaar is geweest.

 

Het is ook mogelijk om de vergunning over te schrijven op naam van een kind van de vergunninghouder. Voorwaarde hierbij is dat het kind tenminste drie jaar in loondienst van de vergunninghouder (in zijn bedrijf) heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.

 

Een aanvraag tot overschrijving moet binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld worden ingediend.

Bijlage 1 Wettelijk kaderBijlage 1 Wettelijk kader

Bijlage 2 GebiedskaartenBijlage 2 Gebiedskaarten

Bijlage 3 AanvraagformulierBijlage 3 Aanvraagformulier