Regeling vervallen per 01-07-2015

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 18-04-2013 t/m 30-06-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

De raad van de gemeente Zuidhorn;

Overwegende dat de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand aanpassing behoeft;

Gezien het advies Burgemeester en Wethouders van 5 maart 2013;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 van de Wet werk en bijstand (WWB); de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

BESLUIT:

Vast te stellen de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • aa.

      De wet: de Wet werk en bijstand;

    • bb.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn;

    • cc.

      De raad: de gemeenteraad van Zuidhorn.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2.1 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB, ondersteuning bij arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 2.2 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening, wanneer de toekomstige Participatiewet bekend is gemaakt, een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Het college zendt periodiek aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • 3. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid alsmede het verslag als bedoeld in het tweede lid bevat het advies van de WWB/Wmo-adviesraad.

Artikel 2.3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 2:2 genoemde beleidsplan.

Artikel 2.4 Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1. Een belanghebbende aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. Een belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, deze verordening alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien de belanghebbende die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 4. Indien een belanghebbende niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 2.5 Budget- en subsidieplafonds

Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie-of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan zoals bedoeld in artikel 2:2 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarvoor in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • aa.

      Indien de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikelen 9 en 17 WWB, 13 en 37 IOAW en 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

    • bb.

      Indien de belanghebbende die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • cc.

      Indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • dd.

      Indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;Indien de belanghebbende niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

  • 4. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3:2 tot en met 3:9 met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • aa.

      De voorwaarden waaronder de voorziening wordt aangeboden;

    • bb.

      De weigeringgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • cc.

      Het vragen van een eigen bijdrage;

    • dd.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 3.2 Werkstages

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering, niet-uitkeringsgerechtigdedan wel belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB, die geen inkomsten uit arbeid hebben verworven, een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden.

  • 2. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Een werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 4. Het college plaatst een belanghebbende alleen indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 3.3 Sociale activering

  • 1. Het college kan aan belanghebbenden met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering, niet uitkeringsgerechtigden dan wel belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk ter voorbereiding op een traject gericht op de arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van een sociaal isolement.

  • 3. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende.

Artikel 3.4 Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een kwetsbare, uiterst kwetsbare of gehandicapte werknemer een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2. De loonkostensubsidie bedraagt ten hoogste 100% van het bruto minimumloon inclusief vakantietoeslag gedurende maximaal 6 maanden respectievelijk 12 maanden ten behoeve van de kwetsbare en de uiterst kwetsbare werknemer. Voor de gehandicapte werknemer bedraagt deze ten hoogste 100% van het bruto minimumloon inclusief vakantietoeslag gedurende de gehele arbeidsperiode.

  • 3. Onder kwetsbare werknemer wordt verstaan de belanghebbende die:

    • aa.

      Voorafgaand aan de indienstneming gedurende 6 maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden;

    • bb.

      Geen startkwalificatie bezit;

    • cc.

      Ouder dan 50 jaar is; of

    • dd.

      Alleenstaande ouder is.

  • 4. Onder uiterst kwetsbare werknemer wordt verstaan de belanghebbende die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding 24 maanden of langer werkloos is geweest.

  • 5. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 6. De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt indien de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

Artikel 3.5 Scholing

  • 1. Het college kan scholing aanbieden gericht op het behalen van een startkwalificatie of arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 3.6 Participatieplaats

  • 1. Het college kan aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden zoals bedoeld in artikel 10a WWB.

  • 2. Het doel van een participatieplaats is personen die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn middels het aanbieden van additioneel werk een stap richting arbeidsinschakeling te laten zetten.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid dient een belanghebbende onder verantwoordelijkheid van de gemeente additionele werkzaamheden te verrichten.

  • 4. Het college draagt er zorg voor dat de participatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die zowel door (een vertegenwoordiger van) het college, de werkgever als de belanghebbende wordt getekend.

  • 5. Er kan door het college na een periode van 3 maanden een vergoeding in rekening worden gebracht.

Artikel 3.7 Inkomstenvrijlating

  • 1. Personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering, niet uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB, die arbeid in deeltijd hebben of aanvaarden, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor hen geldende bijstandsnorm en dat naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling, kunnen in aanmerking komen voor vrijlating van inkomsten zoals bedoeld in 31 lid 2 sub n WWB.

  • 2. Alleenstaande ouders die in aanmerking zijn gebracht voor de vrijlating van inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 sub n WWB, kunnen mogelijk ook in aanmerking komen voor de vrijlating van inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 sub r WWB.

Artikel 3.8 Uitstroompremie

  • 1. Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering, niet uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB eenmalig een uitstroompremie toekennen.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt indien een langdurig werkloze duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. De premie kan worden aangevraagd vanaf de 7e maand na de indiensttreding.

Artikel 3.9 Nazorg

  • 1. Het college kan aan ondernemingen waarbij personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering, niet uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB algemeen geaccepteerde arbeid hebben aanvaard, welke geen voorziening inhoudt, gedurende maximaal 12 maanden nazorg bieden.

  • 2. De nazorg is gericht op het bestendig maken van de arbeidsrelatie van de belanghebbende en de onderneming.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt inwerking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 4.3 Vervallen

De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand (2005) wordt hierbij ingetrokken en komt te vervallen.

Artikel 4.4 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Wet werk en bijstand.

Ondertekening

Als dus vastgesteld door de raad van de gemeente Zuidhorn in de openbare vergadering van 8 april 2013
De voorzitter,
De griffier,