Regeling vervallen per 07-02-2019

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn 2017

Geldend van 01-07-2017 t/m 06-02-2019

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn;

Gelet op de artikelen van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn 2017 stelt het college vast:

Nadere regels in verband met diverse vormen van ondersteuning

Artikel 1 Algemene voorziening

  • 1. Het college kan maatwerkvoorzieningen ook als algemene voorziening aanbieden.

Artikel 2 Individuele begeleiding

Een cliënt kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding als:

  • a.

    bij de cliënt sprake is van een complexe ondersteuningsvraag, blijkend uit de noodzaak tot inzet van individuele begeleiding, of

  • b.

    er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor zichzelf of diens omgeving, of

  • c.

    toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.

Artikel 3 Dagbesteding (algemeen/individueel)

  • 1. Het college kan met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers zorgdragen voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen voor dagactiviteiten met beperkte ondersteuning.

  • 2. Een cliënt kan in aanmerking komen voor gespecialiseerde dagbesteding met intensieve ondersteuning als:

    • a.

      de cliënt als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van netwerk te organiseren; en

    • b.

      er sprake is van een dermate complexe beperking dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

Artikel 4 Kortdurend verblijf

  • 1. Een cliënt kan gedurende maximaal 3 etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en

    • b.

      de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te raken.

Artikel 5 Voorziening Hulp bij het huishouden

  • 1. Ten einde de cliënt in staat te stellen een huishouding te voeren, kan een individuele voorziening worden verstrekt indien hij aantoonbare belemmeringen ondervindt bij het uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken.

  • 2. In afwijking van artikel 10 lid 2 sub a kan deze individuele voorziening ook worden verstrekt als deze kortdurend noodzakelijk is.

  • 3. De voorziening kan bestaan uit:

    • 1.

      hulp bij het huishouden basis, die ingezet kan worden voor de volgende werkzaamheden:

      i. boodschappen doen;

      ii. licht en/of zwaar huishoudelijke werk (inclusief ramen wassen binnen);

      iii. de was doen

    • 2.

      hulp bij huishouden intensief, die ingezet kan worden voor de volgende werkzaamheden:

      i. ondersteuning bij de verzorging van kinderen;

      ii. dagelijkse organisatie van het huishouden;

      iii. broodmaaltijd of warme maaltijd bereiden;

      iv. advies, instructie en voorlichting over huishoudelijke taken;

      v. Hulp bij het huishouden basis-werkzaamheden, mits in combinatie met een of meerdere werkzaamheden als genoemd onder b.

  • 4. De voorziening kan worden verstrekt in de vorm van:

    • a.

      in natura; of

    • b.

      een persoonsgebonden budget voor informele en formele zorg.

  • 5. Geen voorziening wordt verstrekt als tot de leefeenheid waar de cliënt deel van uitmaakt, één of meer meerderjarige huisgenoten behoren die in staat worden geacht de huishoudelijke taken uit te voeren.

  • 6. Lid 5 is niet van toepassing indien deze huisgenoten regelmatig langere perioden niet aanwezig zijn, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 7. De omvang van de voorziening wordt uitgedrukt in uren en minuten per week.

Artikel 6 Nacht-en crisisopvang en passantenhotel

  • 1. Het college draagt binnen het kader van de opvang voor dak –en thuislozen zonder verblijfsalternatief zorg, al dan niet via de centrumgemeente, voor de mogelijkheid van kortdurend onderdak, in elk geval met een slaapplaats indien noodzakelijk, en verder al dan niet inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of faciliteiten gedurende de nacht en de dag.

  • 2. Het college draagt, al dan niet via de centrumgemeente, zorg voor kortdurend voltijdverblijf naar aanleiding van een crisissituatie, op voor specifiek dat doel bestemde plekken, voor opvang gedurende maximaal 3 aaneengesloten dagen, en in geval van huiselijk geweld maximaal gedurende 10 dagen.

Artikel 7 Woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon met een beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte.

  • 2. Een woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van de woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • 3. Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:

    • a.

      verhuis-en inrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

    • c.

      roerende woonvoorzieningen;

    • d.

      overige woonvoorzieningen.

  • 4. Het bezoekbaar maken van één woonruimte waarbij de persoon met een beperking in ieder geval de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken wordt beschouwd als een bouwkundige of woontechnische aanpassing wanneer de persoon met een beperking woonachtig is in een instelling voor langdurige zorg.

  • 5. Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.

  • 6. De woonvoorziening verhuizen of woningsanering wordt verstrekt in natura of als PGB, tenzij een persoon met een beperking kiest voor een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten.

  • 7. De in lid 6 genoemde woonvoorziening verhuizen wordt alleen verstrekt als de nieuwe woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals gesteld in de beschikking.

  • 8. Het recht op de genoemde voorzieningen in lid 6 vervalt in beginsel 2 jaar nadat de beschikking daarvoor is afgegeven, tenzij er bijzondere omstandigheden te benoemen zijn.

Artikel 8 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen dat heeft geleid tot waardestijging van de woning, dient bij de verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig een vastgelegde afschrijving.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in lid 1 wordt uitgegaan van de kostprijs van de woningaanpassing minus de reeds betaalde eigen bijdrage.

Artikel 9 Vervoersvoorzieningen

  • 1. Een persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dat openbaar vervoer niet mogelijk is.

  • 2. De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot het verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij er sprake is van bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden en waarbij het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      deelname aan collectief vervoer;

    • b.

      een door spierkracht bewogen vervoersmiddel;

    • c.

      een scootmobiel;

    • d.

      een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten voor het gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of bruikleenauto;

    • e.

      een autoaanpassing niet zijnde een auto of rolstoelbus. De autoaanpassing wordt alleen verstrekt als de waarde van de auto/rolstoelbus in alle redelijkheid staat tot de ouderdom van de auto/rolstoelbus, het aantal verreden kilometers en de algehele staat van de auto/rolstoelbus

  • 4. Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening. Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:

    • a.

      medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is;

    • b.

      de persoon met een beperking mag iemand meennemen tegen hetzelfde tarief als sprake is van huisgenoten (huisgenotenregistratie);

    • c.

      er maximaal 30 kilometers, gerekend van het woonadres, gereisd kan worden, waarbij in ieder geval ook het ziekenhuis en/of revalidatiecentrum bereikt kan worden. Boven de 30 kilometer geldt het tarief van de vervoerder.

  • 5. Een door spierkracht bewogen vervoersmiddel kan bestaan uit:

    • a.

      een aanpassing aan een fiets;

    • b.

      een niet algemeen gebruikelijke fiets (bijv. driewielfiets);

    • c.

      een rolstoelfiets of handbike.

  • 6. Een persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in lid 6 indien:

    • a.

      zijn beperking het gebruik van een gewone of aankoppelfiets onmogelijk maakt; en

    • b.

      hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoersmiddel kan invullen.

  • 7. Voor een kind met beperkingen kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of een fietsaanhanger als een standaard (algemeen gebruikelijke) voorziening niet mogelijk is.

Artikel 10 Rolstoelvoorzieningen

  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning.

  • 2. De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;

    • b.

      een elektrische rolstoel;

    • c.

      een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden;

    • d.

      individuele aanpassingen aan de rolstoel;

    • e.

      rolstoelaccessoires.

  • 3. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de aannemelijke (meer)kosten van een sportrolstoel of vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening niet mogelijk is.

  • 4. Het college kan op aanvraag een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor een vastframe handbike of sportrolstoel verstrekken, waarbij rekening wordt gehouden met de aanschafkosten en de kosten voor onderhoud en verzekering.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. Een persoon met een beperking heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een persoonsgebonden budget als daartegen overwegende bezwaren bestaan.Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de voorziening deelname aan het collectief vervoer is;

    • b.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon met een beperking zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en deze hulp niet via een echtgenoot, wettelijk vertegenwoordiger, bewindvoerder of curator beschikbaar is;

    • c.

      de persoon met een beperking zich in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag niet heeft gehouden aan – bij een eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget – opgelegde verplichtingen;

    • d.

      de persoon met een beperking in een financieel hulpverleningstraject zit of daarvoor in aanmerking zou komen;

    • e.

      de persoon met een beperking het eerder verstrekte persoonsgebonden budget niet naar genoegen van het college heeft kunnen verantwoorden.

  • 2. Het hoogte van een PGB:

    • a.

      is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld (zorg)plan over onder andere hoe het PGB besteed gaat worden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

  • 3. Als uit het gesprek en het plan blijkt dat het door het college vastgestelde tarief niet toereikend is, kan hiervan worden afgeweken tot ten hoogste van de kostprijs van de in desbetreffende situatie goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. Het PGB voor informele hulp kan beperkt worden tot die gevallen waarin de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend en structureel, zwaar, van een behoorlijke omvang is en in een hoge mate een verplichting kent.

  • 5. De persoon met een beperking dient zelf de meerkosten van de aanbieder of de voorziening te betalen wanneer het tarief van de gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

  • 6. Tussenpersonen of belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het PGB betaald worden.

  • 7. Bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar de geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

  • 8. De budgethouder dient een schriftelijke zorgovereenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde dienst- en/of zorgverlener.

  • 9. De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In het geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of een elektrische rolstoel is de budgethouder verplicht een all risk verzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

  • 10. Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder in beginsel verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan het college te vergoeden.

  • 11. In beginsel wordt een voorziening (lees begeleiding) bekostigd vanuit PGB alleen geleverd in de buurt van de verblijfsplaats van de belanghebbende; binnen het Westerkwartier dan wel de provincie Groningen, kop van Drenthe en/of Friesland.

  • 12. Levering van een PGB in het buitenland vindt in beginsel niet plaats, tenzij het college hiertoe schriftelijke toestemming geeft.

  • 13. De budgethouder is verplicht zijn verblijf langer dan 4 weken in het buitenland te melden bij het college.

  • 14. Een PGB kan niet worden ingezet bij spoedeisende zorg en/of crisis.

  • 15. Een PGB voor informele zorg wordt alleen verstrekt als de benodigde zorg de gebruikelijke zorg te boven gaat.

Artikel 12 Formele hulp en informele hulp

  • 1. Formele hulp is door de cliënt met een pgb ingekochte professionele ondersteuning en heeft betrekking op ondersteuning c.q. zorg die door derden wordt verleend op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst en bij natuurlijke personen bovendien in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • 2. Een hulpverlenend beroep wordt aangenomen als de hulpverlener staat ingeschreven bij het handelsregister en een BIG-registratie heeft en/of is aangesloten bij één van de brancheorganisaties. Naar een VOG kan worden gevraagd.

  • 3. Van aanbieders wordt verwacht dat zij personeel inzetten dat aantoonbaar geschikt is voor het uitvoeren van opgegeven taak die is vastgelegd in de vereiste overeenkomst.

  • 4. Een toets of het personeel geschikt is kan blijken uit de basiscompentieprofielen die zijn opgesteld door de branchevereniging.

  • 5. Ook ingehuurd personeel en ZZp-ers moeten kunnen voldoen aan deze basiscompentieprofielen.

  • 6. De formele hulp moet voldoen aan alle kwaliteitseisen op basis van de wet, gemeentelijke regelgeving en de geldende professionele standaard.

  • 7. Informele hulp is niet-professionele hulp verleend door iemand vanuit het sociale netwerk of iemand die door de cliënt zelf is gezocht en gevonden. Er hoeft tussen de cliënt en de hulpverlener geen bestaande relatie te zijn en de ondersteuning wordt niet verleend vanuit een hulpverlenend beroep.

Artikel 13 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1. Het college kan op aanvraag dan wel ambtshalve aan een persoon met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een tegemoetkoming verstrekken voor aannemelijke meerkosten.

  • 2. De tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn.

  • 3. Het college kan bepalen dat voor bepaalde forfaitaire tegemoetkomingen aannemelijke meerkosten geen eigen bijdrage wordt opgelegd.

  • 4. Het college kan een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten verstrekken aan de eigenaar van een woning, niet zijnde de aanvrager, voor het bezoekbaar maken van de woning.

  • 5. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de eigenaar betaald.

  • 6. Bij het bepalen van de hoogte van de aannemelijke meerkosten voor woningsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van de te vervangen spullen.

  • 7. Indien verhuizing naar een andere adequate woning noodzakelijk is gebleken, kan een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten worden verstrekt.

  • 8. Wanneer bij een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor vervoer de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt, wordt ten hoogste één keer de tegemoetkoming van één persoon toegekend. Valt de vervoersbehoefte van de (echt)paren niet samen, dan wordt ten hoogste anderhalf keer de tegemoetkoming voor één persoon toegekend.

Artikel 14 Eigen bijdrage bij opvang en beschermd wonen

  • 1. Een cliënt is voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een bijdrage verschuldigd.

  • 2. De bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor verblijf in een opvang of beschermd wonen minus zak –en kleedgeld.

  • 3. De cliënt mag bij opvang niet minder over houden dan de zak-en kleedgeldnorm, als bedoeld in artikel 23 lid 1 van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig artikel 1 lid 1 sub g van de Wet op de zorgtoeslag.

  • 4. Indien de instelling bij voltijdsopvang of crisisopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, dan dient de instelling de cliënt een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan dat het NIBUD jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag.

  • 5. Afwezigheid van de cliënt uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging voor de opvang of beschermd wonen, wordt de verschuldigdheid van de bijdrage buiten beschouwing gelaten.

  • 6. Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij een vergoeding voor huisvesting betaalt aan een instelling.

  • 7. Voor dagopvang, nachtopvang en noodopvang voor personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld is voor maximaal drie dagen geen bijdrage verschuldigd.

  • 8. Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij tijdens zijn verblijf woonkosten is verschuldigd, wanneer hij als hoofdbewoner voor de woning die hij verlaten heeft in verband met risico’s voor de veiligheid in verband met huiselijk geweld.

  • 9. De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage te innen van de cliënten in die gevallen wanneer de bijdrage niet kan worden ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de cliënt.

  • 10. Het college stelt de bijdrage voor de opvang vast.

Artikel 15 Eigen bijdrage algemene voorziening

  • 1. De hoogte van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening bedraagt niet meer dan de kostprijs van de voorziening. De kostprijs van een algemene voorziening wordt op dezelfde wijze vastgesteld als voor maatwerkvoorzieningen.

  • 2. Het college kan algemene voorzieningen aanwijzen.

  • 3. Het college kan een korting op eigen bijdrage van een algemene voorziening vaststellen.

Artikel 16 Eenmalige uitkering bij faillissement/overlijden

  • 1. Indien de budgethouder komt te overlijden of failliet gaat eindigt de zorgovereenkomst met de hulpverlener van rechtswege. De hulpverlener kan dan in aanmerking komen voor eenmalige uitkering ter hoogte van maximaal 4 weken van het laatst verdiende ontvangen PGB.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor een eenmalige uitkering moet er:

    • a.

      toestemming zijn verleend door het college; en

    • b.

      een schriftelijk verzoek worden ingediend bij de SVB door de budgethouder of de nabestaanden; en

    • c.

      een geldig zorgovereenkomst zijn afgesloten; en

    • d.

      nog voldoende budget beschikbaar zijn.

Artikel 17 Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2017.

  • 3. Met ingang van de dag waarop de nadere regels maatschappelijke ondersteuning Zuidhorn 2017 in werking treedt, worden de eerder vastgestelde gewijzigde nadere regels maatschappelijke ondersteuning Zuidhorn 2015 ingetrokken en komt deze te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 18 april 2017
de burgemeester, L.K. Swart
de secretaris, H.J. Koning