Regeling vervallen per 01-01-2020

regeling ouderschapsverlof

Geldend van 12-01-2011 t/m 31-12-2019

Intitulé

regeling ouderschapsverlof

Artikel 1

1. Inleiding

Bij ouderschapsverlof wordt tijdelijk het aantal arbeidsuren verminderd in de vorm van verlof. Het is bedoeld voor de medewerker om naast een betaalde baan, tijd en aandacht te kunnen besteden aan ouderschapstaken. Het is niet toegestaan om tijdens de ouderschapsverlofuren betaalde arbeid te ver-richten.

Voor betaald ouderschapsverlof kan maximaal 13 x de arbeidsduur worden opgenomen. Tijdens dit ouder-schapsverlof wordt een percentage over de verlofuren doorbetaald. Daarnaast kan er sinds 1 januari 2009 nogmaals maximaal 13 x de arbeidsduur worden opgenomen voor onbetaald ouderschapsverlof.

2. Wettelijke basis

In de Wet Arbeid en Zorg is het recht op ouderschapsverlof geregeld in hoofdstuk 6. In de CAR-UWO is het ouderschapsverlof nader uitgewerkt in artikel 6:5 t/m 6:5a:1.De actuele wetgeving van de Belastingdienst is van toepassing.

3. Voorwaarden

De medewerker heeft recht op ouderschapsverlof als hij:• Ouder is van of verantwoordelijk is voor een inwonend kind in de leeftijd tot 8 jaar;• Niet eerder voor dit kind ouderschapsverlof heeft genoten;• Tenminste één jaar in dienst is bij de gemeente;• Bij een twee- of meerling blijft het maximum aan betaald ouderschapsverlof gelijk aan één kind. Voor de andere kinderen bestaat wel recht op onbetaald ouderschapsverlof.

4. Duur, omvang en invulling

Er kan maximaal 26 x de arbeidsduur per week aan ouderschapsverlof worden opgenomen. Deze 26 weken kunnen worden verdeeld in maximaal 13 weken betaald ouderschapsverlof en 13 weken onbetaald ouder-schapsverlof.

Het ouderschapsverlof wordt per week opgenomen. In overleg met het afdelingshoofd wordt het gewenste aantal uren per week afgestemd. Hoe minder uren er per week worden opgenomen, hoe langer de periode van verlof. Het verlof kan ook in delen worden opgenomen. Dat is bij betaald ouderschapsverlof ten hoogste drie perioden waarbij iedere periode ten minste één maand bedraagt. Het is niet verplicht om bij de aanvraag van de 1e periode meteen aan te geven of en wanneer de resterende uren worden opgenomen. Bij onbe-taald ouderschapsverlof kan op dezelfde manier wederom ten hoogste drie perioden worden aangevraagd. 5. Aanstelling en bezoldiging

De aanstelling wijzigt niet. De pensioenpremie wordt berekend over de volledige bezoldiging alsof er geen ouderschapsverlof wordt opgenomen. Er wordt gedurende de verlofperiode volledig pensioen opgebouwd. Over de uren ouderschapsverlof wordt een vastgesteld percentage doorbetaald;Schaal 1 : 90% van de bezoldigingSchaal 2: 85% van de bezoldigingSchaal 3: 80% van de bezoldigingSchaal 4: 70% van de bezoldigingSchaal 5: 60% van de bezoldigingSchaal 6 en hoger: 50% van de bezoldiging

In artikel 6:5a CAR-UWO is een overgangsregeling opgenomen voor de medewerker die op 31 december 2005 langer dan één jaar in dienst is en op dat moment een kind heeft onder de 8 jaar. Hiervoor geldt een aangepast percentage.

Voorts vindt er een inhouding plaats voor de zgn. “ouderschapsverlofkorting” ter hoogte van het door de Belastingdienst vastgestelde bedrag. Op peildatum 1 januari 2010 bedraagt dit € 4,07 per ouderschapsverlofuur. Jaarlijks wordt dit bedrag door de Belastingdienst aangepast.

6. Verminderde vakantietoelage en verlofopbouw

De medewerker bouwt gedurende het ouderschapsverlof alleen vakantieverlof op over de gewerkte uren. Daarnaast vindt de opbouw van de vakantietoelage alleen plaats over de uitbetaalde bezoldiging.

7. Vergoeding woon/werkverkeer

Als tijdens het ouderschapsverlof het aantal werkdagen vermindert, wordt op de vergoeding voor woon/werkverkeer een korting toegepast evenredig aan de duur en omvang van het ouderschapsverlof.

8. Ziek

Als de medewerker tijdens zijn ouderschapsverlof ziek wordt, loopt de periode van het ouderschapsverlof gewoon door. Gedurende de eerste 14 aaneengesloten kalenderdagen dat de medewerker ziek is, blijft ook de korting op de bezoldiging bestaan. Is de medewerker na deze 14 kalenderdagen nog steeds ziek, dan wordt de bezoldiging vanaf de 15e dag weer volledig betaald. Het zelfde geldt voor de korting op de verlof-opbouw, vanaf de 15e ziektedag wordt er weer volledig verlof opgebouwd.

9. TerugbetalingsregelingAls de medewerker binnen zes maanden na het einde van het betaald ouderschapsverlof ontslag neemt of disciplinair wordt ontslagen moet hij de bezoldiging die gedurende het verlof is doorbetaald, terugbetalen. Deze verplichting geldt niet wanneer de medewerker een baan accepteert bij een andere gemeente. Ook geldt deze verplichting niet als de medewerker aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloos-heidswet. De uitkering moet dan wel zijn toegekend vanwege werkloosheid die is ontstaan doordat de me-dewerker ontslag heeft gekregen om zijn partner te volgen die buiten zijn toedoen van standplaats moet wijzigen.Als de medewerker binnen drie maanden na het einde van het betaald ouderschapsverlof op eigen verzoek minder gaat werken dan moet hij over de uren die hij minder gaat werken, de tijdens het betaald ouder-schapsverlof doorbetaalde bezoldiging terugbetalen. 10. Aanvulling m.b.t. het onbetaalde ouderschapsverlofIndien de periode van onbetaald ouderschapsverlof langer is dan 3 maanden, dan gaat de medewerker te-vens, vanaf de 1e dag, het werkgeversdeel van de premies betalen betreffende pensioen, VUT/FPU en AOP. 11. Aanvraag indienen of stopzettenHet ouderschapsverlof wordt minimaal 3 maanden van te voren aangevraagd middels het aanvraagformu-lier. Als het ouderschapsverlof wordt stopgezet of onderbroken, vervalt het recht op de rest van het verlof. Dit geldt niet wanneer het ouderschapsverlof wordt stopgezet vanwege zwangerschap, bevalling of adoptie.