Verordening op het burgerinitiatief van de gemeente Zuidplas 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening op het burgerinitiatief van de gemeente Zuidplas 2013

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen;

b. initiatiefgerechtigde: degene die op dag van het indienen van het voorstel kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van de raad alsmede ingezetenen van de gemeente Zuidplas van tien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de raad.

 

Artikel 2

De griffie plaatst een burgerinitiatief op de agenda van het opiniërende deel van de vergadering van de raad, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend. 

Artikel 3

  • 1 Een burgerinitiatief wordt door ten minste 50 initiatiefgerechtigden ondersteund.

  • 2 Een burgerinitiatief houdt niet in:

    a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    b. een vraag over het gemeentelijk beleid;

    c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

    d. een voorstel over een besluit van één van de bestuursorganen van de gemeente waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat of heeft opengestaan of een zienswijzenprocedure als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;

    e. een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

     

  • 3 Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het college, zal alleen geagendeerd worden voor het opiniërend deel van de vergadering van de raad als het college het voorstel afwijst. De raad zal na de beraadslagingen, wanneer hij het initiatief overneemt, het college verzoeken het voorstel in behandeling te nemen en uit te voeren en de raad hierover te informeren.

Artikel 4

  • 1 Het burgerinitiatief wordt schriftelijk ingediend bij de griffie. Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen - na invulling - weer bij de griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de procedure adviseren en begeleiden. 

  • 2  Het burgerinitiatief bevat:

    a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    b. een toelichting op het burgerinitiatief;

    c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de initiatiefnemer en zijn plaatsvervanger;

    d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het burgerinitiatief ondersteunen.

     

Artikel 5

  • 1 Indien het burgerinitiatief aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voldoet, draagt de griffie zorg voor de plaatsing op de agenda van het opiniërende deel van de vergadering van de raad. Tussen het tijdstip van indiening en de vergadering zitten ten minste twaalf werkdagen. In de daaropvolgende besluitvormende deel van de vergadering van de raad, beslist de raad.

  • 2 De voorzitter nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor het opiniërende deel van de vergadering van de raad waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

     

  • 3 De voorzitter nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor het opiniërende deel van de vergadering van de raad waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 4 Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 5 Binnen één week nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt van het besluit mededeling gedaan aan initiatiefnemer.

  • 6 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de raad beslissen dat het burgerinitiatief eerst in een informatiebijeenkomst wordt toegelicht, dan wel in een programmacommissie ter besluitvorming wordt voorbereid. De initiatiefnemer, zijn plaatsvervanger dan wel zijn adviseur krijgen de gelegenheid het burgerinitiatief nader toe te lichten of met de programmacommissie in gesprek te gaan.

Artikel 6

De burgemeester brengt in de jaarrekening over elk jaar verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 7

  • 1 De Verordening burgerinitiatief 2010, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 juni 2010, wordt ingetrokken.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Toelichting 1

Bij het opstellen van de voorliggende verordening is de modelverordening van de VNG als uitgangspunt genomen. Op diverse aspecten is hiervan echter afgeweken. Voorbeelden daarvan zijn de invoering van het opiniërende deel van de raad of de informatiebijeenkomst. Ook de ondergrens van tien jaar voor het indienen van een burgerinitiatief is een keuze van de gemeenteraad van Zuidplas.

Hieronder volgt een toelichting op de artikelen van deze verordening.

Artikel 1

Het begrip “burgerinitiatiefvoorstel” is ruim ingevuld. Het kan zowel het agenderen van een onderwerp betreffen, zonder dat er een concreet voorstel is bijgevoegd, als het agenderen van een concreet voorstel. Bij het agenderen van een onderwerp kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het agenderen van een bepaalde problematiek in een dorp.

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Er kan voor gekozen worden om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen. In mei 2010 heeft een discussie plaatsgevonden welke leeftijd voor het indienen van een burgerinitiatief gehanteerd moest worden. Het presidium adviseerde destijds om een leeftijd te hanteren van 12 jaar en ouder. Dit om ook jongeren de kans te geven om initiatieven te nemen. Ook jongeren hebben vaak goede ideeën. Wel wordt daarbij de restrictie gemaakt dat de initiatiegerechtigden inwoners van de gemeente zijn. Dit is door de formulering in artikel 1, sub b, gewaarborgd. De commissie BFB van 19 mei 2010 heeft in meerderheid geopteerd in de leeftijd van 10 jaar en ouder, zodat ook de hoogste groepen van het basisonderwijs de mogelijkheid krijgen om een initiatief in te dienen. Aandachtspunt hierbij is overigens wel het verwachtingenmanagement (door de griffie richting de indieners).

Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn, wordt geregeld in artikel 4.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van het  opiniërend deel van de vergadering van de raad moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich dan dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatief.

Artikel 3

In artikel 3 wordt beschreven wanneer er van een geldig verzoek sprake is. Het verzoek moet door ten minste 50 initiatiefgerechtigden worden ondersteund. Er is gekozen voor een minimumdrempel van 50 personen, om de barrière voor de burger niet te groot te maken. Anderzijds is de omvang van deze drempel toch van dien aard, dat zij een zekere garantie biedt dat het betreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Wie initiatiefgerechtigd zijn, beschrijft overigens artikel 1.

Voor de geldigheid van het burgerinitiatief is verder van belang, dat het onderwerp van het burgerinitiatief niet mag vallen onder de beperkingen die beschreven zijn in het tweede lid.

Deze beperkingen vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt, dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in het opiniërend deel van de raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden, dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan de raad bepalen dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht. Het presidium, en in navolging van het presidium, ook de commissie BFB en raad vonden in mei 2010 de periode van twee jaar een redelijke termijn om een besluit/onderwerp weer ter discussie te stellen. Twee jaar moet voldoende zijn om goed zicht te krijgen op de uitwerking van een eerder genomen besluit.

Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, worden in de regel eerst doorgestuurd naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college bevoegd is. Ook kan het zijn, dat een voorstel al aan het college is voorgelegd. Wijst het college een voorstel af, of heeft het college het afgewezen, dan voorziet het derde lid in een procedure.

Artikel 4

Om de drempel voor burgers niet te hoog te laten zijn, wordt voorgesteld om het burgerinitiatiefvoorstel bij de griffie te laten indienen. De griffie kan de burger dan tijdig behulpzaam zijn, indien er niet aan de nodige vereisten is voldaan. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen, zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid, raadzaam de indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden, die het verzoek ondersteunen, zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen. kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Het betreffende formulier is opgenomen in de bijlage.

Artikel 5

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Met het tweede, vierde en vijfde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het vijfde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling, dat het verzoek wordt afgewezen, of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan, indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de plenaire raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel kan uiteraard ook in een programmacommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek nodig is.

Het zesde lid maakt mogelijk dat een burgerinitiatief eerst in een informatiebijeenkomst wordt toegelicht en besproken. In dat geval is het voorstelbaar dat de indieners van het burgerinitiatief een presentatie verzorgen. Een onderwerp kan echter ook dusdanig zijn, dat een route via de programmacommissie handig lijkt. Het zesde lid van dit artikel maakt die routes mogelijk. De bedoeling ervan is de opinievorming en besluitvorming zo goed mogelijk te laten verlopen.

Artikel 6

Dit artikel regelt dat de burgemeester in de jaarrekening verslag doet over het burgerinitiatief. Voor dat verslag valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.

Artikel 7

Dit artikel behoeft geen toelichting.