Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016

De raad van de gemeente Zuidplas;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2015;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de :

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van deze Verordening onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    [vervallen.]

  • 4.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

    b. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen merendeels ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

    c. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

    d. volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

    e. woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

    f. particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

    g. particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

  • 2. Voor particulier verhuurde woningen en voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 4 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3. Bij de forfaitaire berekening voor particulier verhuurde woningen wordt per woning het aantal overnachtende personen gesteld op het aantal slaapplaatsen.

  • 4. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen wordt per standplaats het aantal overnachtende personen gesteld op:

    - twee personen indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt;

    - drie personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt.

    - het aantal nachten wordt daarbij gesteld op vijftig

  • 5. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op volgtijdige standplaatsen wordt per standplaats het aantal personen dat heeft overnacht bepaalt op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal drie personen, vermenigvuldigd met twee en het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van meer dan drie personen vermenigvuldigd met drie, waarbij het aantal nachten wordt gesteld op driehonderdvijfenzestig.

Artikel 6 Belastingtarief

 Tarief 2023

Tarief 2024

Per overnachting bedraagt het tarief

€2,55

€ 3,35

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 13 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, als bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 14 Overgangsrecht

De Verordening toeristenbelasting 2015 vastgesteld op 4 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2016 hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. De datum van ingang van de heffing is eveneens 1 januari 2016.

Artikel 16 Citeerartikeltitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening toeristenbelasting 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 3 november 2015.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
P. van Vugt K.J.G. Kats

Toelichting

A Algemeen

De verordening toeristenbelasting is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet zoals die luidt sinds 6 januari 2014.

B Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Belastbaar feit

Ingevolge artikel 224 van de Gemeentewet kan alleen toeristenbelasting worden geheven als voldaan is aan de volgende eisen:

  • 1.

    a. er moet binnen de gemeente verblijf worden gehouden;

  • 2.

    b. door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Het begrip 'verblijf houden' is ruim. Het kan ieder soort verblijf betreffen, zoals het verblijven in een ontspanningscentrum, in een museum, op het strand, in een hotel en een pension of op een kampeerterrein.

Om praktische redenen is het belastbare feit beperkt tot het 'houden van verblijf met overnachten'.

Ook zijn de woorden 'tegen betaling van een vergoeding' opgenomen om te voorkomen dat ook het logeren bij bijvoorbeeld familie of bekenden belast is. Het belasten van overnachtingen bij familie of kennissen zou tegen de geest van de wet ingaan. De woorden 'in welke vorm dan ook' zijn opgenomen om ook die gevallen in de belastingheffing te betrekken, waarin de vergoeding in natura wordt voldaan of een woningruil met gesloten beurzen overeen is gekomen. Zo kunnen bijvoorbeeld leden van een naturistenvereniging via de contributie voor hun verblijf betalen (Hoge Raad 7 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD3600, Belastingblad 2002, blz. 889 (Hengelo -Gld-).

Door de woorden ‘tegen betaling van een vergoeding in welke vorm dan ook’ is er geen toeristenbelasting verschuldigd als in het geheel geen vergoeding hoeft te worden betaald. Zo mocht een gemeente geen toeristenbelasting heffen voor het verblijf van kinderen onder de zes jaar, omdat dat verblijf van deze kinderen op de camping gratis was en de camping ook geen gezinstarief kende.

In de verordening is ervan afgezien om uitsluitend de overnachtingen door toeristen belastbaar te stellen. Het is immers praktisch ondoenlijk om de toeristen te scheiden van hen die om andere redenen binnen de gemeente tegen vergoeding overnachten. Het begrip 'verblijf houden' veronderstelt een verblijf van enige duur.

De beperking dat de belasting alleen geheven kan worden indien verblijf wordt gehouden door personen die volgens de basisregistratie personen niet met een adres in de gemeente zijn ingeschreven, maakt de toepassing van de toeristenbelasting in andere gevallen dan die waarin sprake is van het houden van nachtverblijf niet eenvoudig. Het is namelijk praktisch nauwelijks uitvoerbaar om van bijvoorbeeld de bezoekers van een ontspanningscentrum, te verlangen dat zij aantonen dat zij in het persoonsregister van de gemeente staan ingeschreven. Om die reden is er in deze verordening van afgezien om ook andere verblijfsmogelijkheden in de belastingheffing te betrekken. Hoewel ook heffing van een dagtoeristenbelasting mogelijk is, is in de verordening de heffing van toeristenbelasting gekoppeld aan het houden van verblijf met overnachten.

De toeristenbelasting is aangemerkt als directe belasting. Deze aanwijzing is noodzakelijk om toepassing van de artikelen 31 e.v. van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) betreffende de richtige heffing, mogelijk te maken.

Artikel 2 Belastingplicht

Eerste lid

De belasting wordt geheven van ieder die gelegenheid tot overnachting biedt en dit doet tegen de ontvangst van een vergoeding.

In het vervolg van de verordening wordt deze persoon steeds aangeduid als 'de belastingplichtige'.

De belastingplichtige kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. Onder de laatstgenoemde categorie valt ook de gemeente zelf voor de door haar geëxploiteerde ondernemingen. Degene die tegen vergoeding gelegenheid tot overnachten biedt, maar die zijn gasten elders onderbrengt omdat zijn eigen bedrijf volgeboekt is en hiervoor een vergoeding ontvangt, wordt eveneens als belastingplichtige aangemerkt. Uit de tekst blijkt dat iemand die verschillende verblijfsaccommodaties beheert voor het totaal aantal overnachtingen belastingplichtig is.

Onder 'hem ter beschikking staande ruimten of terreinen' vallen ook ruimten of terreinen bij derden waarover hij op afroep beschikking kan krijgen. Ook deze staan hem ter beschikking.

Wij zijn van mening dat zich bij het aanwijzen van de belastingplichtige geen keuzesituatie kan voordoen, zodat het stellen van beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige niet nodig is.

Tweede lid

Ingevolge artikel 224, tweede lid, van de Gemeentewet mag de belastingplichtige de belasting als zodanig doorberekenen aan zijn gasten en wel als een extra bedrag dat boven de normale verblijfskosten in rekening wordt gebracht.

Derde lid

Het derde lid bepaalt dat degene die verblijf houdt zelf belastingplichtig is, indien er geen belastingplichtige is aan te wijzen als bedoeld in artikel 3, derde lid. Primair is echter degene die gelegenheid biedt tot verblijf belastingplichtig.

Artikel 3 Vrijstellingen

Algemeen

Eerste lid

De in het eerste lid, onderdeel a, vermelde vrijstelling is nagenoeg gelijk aan de vrijstelling in artikel 223 van de Gemeentewet bij de forensenbelasting.

Tweede lid

De vrijstelling in het tweede lid heeft tot doel verblijf van asielzoekers onbelast te laten als zij niet als ingezetenen met een adres in de gemeente zijn ingeschreven in de basisregistratie personen. Hoewel blijkens de uitspraak van het Hof Leeuwarden van 26 november 1993, nr. 1135/92, Belastingblad 1994, blz. 205 (Sleen) heffing mogelijk is ter zake van het verblijf van asielzoekers, achtte de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken een terughoudend beleid van gemeenten gewenst.

Derde lid

De vrijstelling in het derde lid voorkomt cumulatie van forensenbelasting en toeristenbelasting. Deze cumulatie doet zich in de specifieke situatie voor dat een gemeubileerde woonruimte voor meer dan 90 dagen wordt gehuurd tegen een vergoeding in welke vorm ook. Door deze vrijstelling wordt voor het verblijf van de huurder wel forensenbelasting betaald, maar geen toeristenbelasting.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

Door de aard van de toeristenbelasting als verblijfsbelasting, ligt het voor de hand dat de te betalen toeristenbelasting zich richt naar de duur van het verblijf en het aantal personen dat verblijf houdt (zie ook Hoge Raad 21 juli 1987, nr. 24.516, BNB 1987/272, Belastingblad 1987, blz. 629). Dit is in de artikelen 4 en 5 van de verordening het geval.

De maatstaf van heffing gaat uit van de formule:

aantal overnachtende personen x het aantal nachten dat zij verblijf hielden = het aantal overnachtingen.

Uitgangspunt daarbij is het werkelijke aantal personen en het werkelijke aantal nachten. Alleen in situaties waarbij deze aantallen op basis van administraties niet zijn vast te stellen geldt een forfait.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

Algemeen

Soms is het moeilijk en arbeidsintensief het aantal overnachtingen exact vast te stellen. Gedacht kan worden aan caravans op vaste standplaatsen waarvan door een wisselend aantal personen regelmatig gebruik wordt gemaakt. Ter vermijding van dit soort moeilijkheden en om de administratie te ontlasten van degenen die anders dan in een hotel, pension of soortgelijke inrichting - waarvan de aard meebrengt dat een behoorlijke administratie wordt bijgehouden - gelegenheid tot overnachten bieden, is in artikel 5 een forfaitaire regeling opgenomen.

Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat de toeristenbelasting naar haar aard een verblijfsbelasting is waaraan als eis moet worden gesteld dat zij het bedrag van de belasting afhankelijk stelt van feiten en omstandigheden die verband houden met de duur van het verblijf en het aantal personen dat verblijf houdt. Ook is uitgesproken dat de gemeentelijke wetgever met betrekking tot deze feiten en omstandigheden een forfaitaire regeling mag vaststellen.

Eerste lid

Het eerste lid geeft een beschrijving van de gebruikte begrippen.

Tweede lid

Het tweede lid regelt dat de forfaitaire regeling kan worden toegepast op verzoek. Door deze bepaling wordt benadrukt dat de hoofdregel in artikel 4 in beginsel altijd wordt toegepast. Alleen bij enkele beschreven verblijfsvormen is toepassing van het forfait mogelijk. Het betreft verblijfsvormen waarbij het aantal overnachtingen op basis van administraties die voor andere doeleinden moeten worden aangehouden, niet aanwezig zijn.

Derde lid

De forfaitaire regeling in het derde lid ziet op verhuur door particulieren. Daarbij wordt het aantal overnachtende personen gesteld op het aantal slaapplaatsen dat beschikbaar is. Dit aantal wordt vermenigvuldigd met een forfaitair aantal overnachtingen. Het forfaitaire aantal overnachtingen moet zodanig worden bepaald dat het aansluit bij een realistisch aantal werkelijke overnachtingen.

Vierde lid

Het vierde lid regelt de forfaitaire berekening van het aantal overnachtingen bij kampeermiddelen op vaste standplaatsen. Het zal hier meestal gaan om stacaravans en chalets. Bij deze onderkomens bestaat doorgaans geen zicht op het aantal personen dat in het kampeermiddel verblijft. Omdat het om staanplaatsen gaat die langere tijd worden verhuurd zullen veel gebruikers zich niet melden bij de beheerder.

Hier wordt het aantal overnachtende personen forfaitair voorgeschreven. Het forfait moet realistisch zijn en aansluiten bij het gemiddelde aantal personen dat daadwerkelijk in een kampeermiddel verblijft. Tellingen of ervaringscijfers uit voorgaande jaren kunnen daarbij informatie geven voor het vaststellen van het forfait. Ook het forfaitaire aantal overnachtingen moet zodanig worden bepaald dat het aansluit bij een realistisch aantal werkelijke overnachtingen.

Vijfde lid

De forfaitaire regeling voor kampeermiddelen op volgtijdige standplaatsen gaat uit van een gemiddeld aantal personen per dag per standplaats. Dit aantal wordt vervolgens vermenigvuldigd met het aantal dagen per jaar, waarbij geen rekening wordt gehouden met schrikkeljaren. Het gemiddeld aantal personen per standplaats wordt gebaseerd op 6 tellingen gelijkelijk verspreid over het jaar.

Artikel 6 Belastingtarief

De toeristenbelasting kan worden gezien als een algemene belasting waarvan de opbrengst ten goede komt aan de algemene middelen, uit welke middelen mede voorzieningen in het belang van het toerisme kunnen worden bekostigd. Voor de hoogte van de tarieven gelden geen beperkingen.

Artikel 7 Belastingjaar

In de verordening is gekozen voor een belastingjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

In de verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.

Artikel 9 Aanslaggrens

Ten einde de administratie zo eenvoudig mogelijk en de perceptiekosten zo laag mogelijk te houden, is bepaald dat er geen aanslag wordt opgelegd als er sprake is van minder dan tien overnachtingen. Degene die dus een hoogst enkele keer, bijvoorbeeld als op zogenaamde piekdagen door de VVV een beroep op hem wordt gedaan, gelegenheid tot overnachten verschaft, is geen belasting verschuldigd.

Artikel 10 Termijnen van betaling

Artikel 9 van de Invorderingswet 1990 geeft en wettelijke regeling over de betaaltermijnen. Op grond van artikel 250 van de Gemeentewet is hiervan in de verordening afgeweken.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Met betrekking tot de forensenbelasting heeft het college van burgemeester en wethouders op basis van dit artikel op 30 september 2014 nadere regels vastgesteld met betrekking tot een nachtverblijf- register, aangifte en ambtshalve aanslag.

Artikel 12 Overgangsrecht

Als een verordening wordt gewijzigd of een vervangende verordening wordt vastgesteld, verdient het aanbeveling eerbiedigende werking aan de oude verordening te geven. Dit houdt in dat de verordening die wordt ingetrokken, van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór de datum van ingang van de heffing van de nieuwe verordening hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken

Artikel 13 Inwerkingtreding

Het inwerkingtredingartikel in de gemeentelijke belastingverordeningen bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel regelt de inwerkingtreding, het tweede lid bepaalt de datum van ingang van de heffing.

Artikel 14 Citeertitel

Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.