Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016

De raad van de gemeente Zuidplas;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2015

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • -

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • -

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die

voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten.

  • 2. Met betrekking tot de heffing wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie Kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1. Geen belasting wordt geheven van percelen, die naar de aard en inrichting dienen tot opslag of stalling van goederen en voertuigen, van waaraf enkel hemelwater direct of indirect wordt geloosd op de gemeentelijke riolering, en het perceel een horizontaal geprojecteerd dakoppervlak van maximaal vierentwintig (24) vierkante meter heeft.

  • 2. Het eerste lid blijft buiten toepassing indien het perceel deel uitmaakt van een samenstel van onroerende zaken.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 7 Belastingtarief

Tarief 2023

Tarief 2024

De belasting bedraagt per belastingjaar, per perceel:

€ 196,76

€ 196,76

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen kunnen worden betaald in 10 gelijke termijnen. De voorwaarden waaronder zijn beschreven in het "Reglement voor automatische incasso gemeentebelastingen 2016". Dit reglement is op 22 september 2015 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

[vervallen.]

Artikel 14 Overgangsrecht

De Verordening rioolheffing 2015, vastgesteld op 4 november 2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2016 hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. De datum van ingang van de heffing is eveneens 1 januari 2016.

Artikel 16 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rioolheffing 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 3 november 2015.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
P.van Vugt K.J.G. Kats

Toelichting

A. ALGEMEEN

1. Wettelijke basis

De verordening rioolheffing is gebaseerd op de tekst van artikel 228a van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 2008.

2.Zorgplichten

In artikel 228a van de Gemeentewet worden de verschillende zorgplichten van de gemeente op het terrein van water opgesomd. Het betreft de zorgplicht voor afvalwater en de zorgplicht voor hemel- en grondwater. Het resultaat en de doelmatigheid van de maatregelen staat voorop, niet meer de wijze waarop de gemeente haar zorgplicht nakomt.

De opbrengsten van de rioolheffing dienen te worden aangewend voor de nakoming van deze zorgplichten. De reikwijdte van de verschillende zorgplichten is in de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken vastgelegd. Dat de gemeente de zorgplichten heeft, betekent niet dat de gemeente steeds aan zet is om alle problemen op te lossen. De afvalwaterzorgplicht kent een mogelijkheid tot het vragen van ontheffing bij de provincie als maatregelen niet doelmatig zijn. De zorgplicht voor hemel- en grondwater kent een voorkeursvolgorde. In eerste instantie is de particulier verantwoordelijk op eigen terrein. Pas indien het redelijkerwijs niet van de particulier kan worden verwacht dat hij zelf maatregelen neemt kan het water ter nadere verwerking worden aangeboden bij de gemeente. De gemeente kan in een verordening vastleggen aan welke voorwaarden de particulier moet voldoen voordat het water aan de gemeente kan worden aangeboden. De gemeente Zuidplas heeft dit niet gedaan

Centraal staat bij de uitvoering van de zorgplichten dat een doelmatige oplossing dient te worden gekozen. Gemeenten zijn dus vrij in de keuze welke maatregelen worden getroffen als het beoogde doel maar wordt bereikt. Als een IBA* het beoogde milieurendement oplevert, is het een goede oplossing. Normen waarbinnen verplicht riolering dient te worden opgelegd zijn niet meer van toepassing. Voor de bestrijding van water dat in de huizen stroomt bij hevige regenval kan vanzelfsprekend een regenwaterriool worden aangelegd. De gemeente mag er echter ook voor kiezen om de stoepranden langs de straat te verhogen. Zodoende blijft het water op straat staan en loopt het niet meer de huizen in.

* IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater) is een systeem dat het huishoudelijk afvalwater van één huisgezin zuivert. In de Wet gemeentelijke watertaken zijn IBA’s in beginsel gelijkgesteld aan riolering.

4. Begrip aansluiting

In de verordening is het belastbare feit het hebben van een directe of indirecte aansluiting op de riolering.

Nu de zorgplichten zijn verruimd naar het hemel- en grondwater zal de aard van de gemeentelijke voorzieningen ook wijzigen. De voorzieningen zullen meer op het publieke domein komen te liggen. Als de gemeente de grondwaterstand wil reguleren kan het drainageriool worden aangelegd op openbaar terrein. Alle omliggende percelen profiteren van drainageriool, omdat het grondwater van hun perceel afvloeit richting het drainageriool. In de zin van de verordening hebben deze percelen een aansluiting op de gemeentelijke riolering omdat ze hun grondwater ter nadere verwerking aanbieden bij de gemeente en de gemeente een voorziening heeft waar dat water daadwerkelijk wordt verwerkt. Een aansluiting in de zin van een buis is dus geen voorwaarde. Dat er vanaf het perceel water ter nadere verwerking wordt aangeboden en dat de gemeente daar ook wat mee doet is voldoende voor het hebben van een aansluiting.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Aanhef

De aanhef van de verordening rioolheffing geeft aan dat de rioolheffing is gebaseerd op artikel 228a van de Gemeentewet, zowel voor de heffing wegens het hebben van een aansluiting op de gemeentelijke riolering als voor de heffing wegens het afvoeren van water.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In de verordening is een artikel opgenomen dat begripsomschrijvingen op alfabetische volgorde bevat.

In onderdeel c is aangegeven dat onder perceel wordt verstaan een roerende of een onroerende zaak. In de verordening rioolrechten wordt hiervoor de term eigendom gebruikt. Met de wijziging naar de term perceel is geen inhoudelijke wijziging beoogd. De reden voor de keuze van de term perceel is gelegen in het feit dat deze term ook wordt gebruikt in de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken.

In de meerderheid van de gevallen zal onder het begrip perceel een onroerende zaak vallen. De modelverordening beoogt echter ook roerende percelen die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten in de heffing te betrekken. Bij roerende percelen die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan caravans en niet-onroerende zomerhuisjes.

Dat ook een zelfstandig gedeelte van een onroerende of roerende zaak een perceel is hangt samen met het bepaalde in artikel 4. Door een zelfstandig gedeelte ook te omschrijven als een zelfstandig perceel vindt het belastbaar feit plaats per zelfstandig gedeelte.

In onderdeel a is aangegeven dat onder gemeentelijke riolering in feite alle voorzieningen vallen die worden getroffen ter nakoming van de zorgplichten. De mogelijke voorzieningen zijn legio en bevatten een veel ruimer scala dan het klassieke rioleringsbegrip. Dat toch voor de term gemeentelijke riolering is gekozen hangt samen met de naamgeving die de formele wetgever heeft gekozen voor de heffing: rioolheffing.

Onderdeel e van dit artikel bepaalt dat onder het begrip water alle verschillende soorten water vallen. In de zorgplichten van artikel 228a worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer en behoeven in de verordening rioolheffing geen nadere toelichting.

Artikel 2 Aard van de belasting

Dit artikel is opgenomen om er geen misverstand over te laten bestaan dat de heffing bedoeld is om de kosten van de zorgplichten te verhalen die zijn opgesomd in artikel 228a van de Gemeentewet.

Tevens blijkt uit dit artikel dat het gaat om de totale kosten van de beide zorgplichten.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

Eerste lid

In het eerste lid gaat het om de belasting die wordt geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel wegens het hebben van een aansluiting. In dit onderdeel gaat het om een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De toevoeging direct of indirect is opgenomen omwille van de duidelijkheid.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

Gekozen is voor het heffen van een vast bedrag per perceel.

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel dat een aansluiting heeft op de riolering.

Hierbij wordt geen rekening gehouden met het aantal aansluitingen op de riolering. Voor het eigenarendeel wordt er van uitgegaan dat de hogere gebruikswaarde van het eigendom wordt veroorzaakt door het aangesloten zijn op de gemeentelijke riolering (HR 1 februari 1984, nr. 22.243, BNB 1984/129, Belastingblad 1984, blz. 176 (Vinkeveen en Waverveen).

Artikel 9 Wijze van heffing

In de verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld

Op grond van dit artikel is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar. Aangezien de materiële belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingjaar, zijn tariefverhogingen in de loop van het belastingjaar niet mogelijk.

Blijkens artikel 3, lid 1, wordt de rioolheffing geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De toestand aan het begin van het belastingjaar is dus bepalend. Indien het perceel van eigenaar verwisselt in de loop van het belastingjaar behoeft geen ontheffing te worden verleend. Een nieuw belastbaar feit doet zich immers niet voor. Wel is gebruikelijk dat de notaris bij overdracht van het perceel het recht aanmerkt als zakelijke last en naar tijdsgelang verrekent.

Artikel 11 Termijnen van betaling

Artikel 9 van de Invorderingswet 1990 geeft een wettelijke regeling over de betaaltermijnen. Op grond van artikel 250 van de Gemeentewet is hiervan in de verordening afgeweken.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Met betrekking tot de rioolheffing heeft het college van burgemeester en wethouders geen nadere als bedoeld in dit artikel vastgesteld.

Beleidsregels

Met betrekking tot de rioolheffing heeft het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht de volgende beleidsregels vastgesteld.

Beleidsregel: | Vastgesteld op:

Beleidsregel voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie 2016 | 22 september 2015

Reglement Automatische Incasso 2016 | 22 september 2015

Artikel 14 Overgangsrecht

Als een verordening wordt gewijzigd of een vervangende verordening wordt vastgesteld, verdient het aanbeveling eerbiedigende werking aan de oude verordening te geven. Dit houdt in dat de verordening die wordt ingetrokken, van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór de datum van ingang van de heffing van de nieuwe verordening hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken

Artikel 15 Inwerkingtreding

Het inwerkingtredingartikel in de gemeentelijke belastingverordeningen bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel regelt de inwerkingtreding, het tweede onderdeel bepaalt de datum van ingang van de heffing.

Artikel 16 Citeertitel

Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.