Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

De raad van de gemeente Zuidplas;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2015;

gelet op artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid en 7 van de Paspoortwet;

besluit vast te stellen de :

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • -

    jaar: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • -

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • -

    maand: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de

    Laatste dag van de maand februari is;

  • -

    week: een aaneengesloten periode van zeven dagen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam leges worden rechten geheven voor:

    a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

    b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;

    Een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2. Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag, de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • a.

    Diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

  • b.

    diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend;

  • c.

    [vervallen]

  • d.

    Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een afschrift van of van een abonnement op stukken als bedoeld in Titel 1, Hoofdstuk 7 Bestuursstukken, van de bij deze verordening behorende tarieventabel, van vertegenwoordigers van de pers en ten behoeve van de openbare bibliotheken in de gemeente Zuidplas.

  • e.

    [vervallen]

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde.

  • 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zou zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

  • 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Vermindering en teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst, wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

[vervallen]

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

[vervallen]

Artikel 12 Overgangsrecht

De Legesverordening 2015 vastgesteld op 4 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2016 hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2016. De datum van ingang van de heffing is eveneens 1 februari 2016. De bekendmaking van het in onderdeel 2.1.1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel genoemde normblad vindt plaats door terinzagelegging.

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als Legesverordening 2016.

Ondertekening

Bijlage 1 Tarieventabel

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE DIENSTVERLENING

 

 

Paragraaf 1.1 Burgerlijke stand

2023

2024

1.0.1

 

Het tarief voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap of omzetting van een partnerschap in een huwelijk op maandag om 09.00 uur en om 09.30 uur aan de balie van de afdeling Dienstverlening in het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel met uitsluitend de wettelijk maximaal toegestane getuigen bedraagt € 0.

€ 0,00

€ 0,00

1.0.2

 

Als in plaats van de balie van de afdeling Dienstverlening de trouwzaal wordt gebruikt voor het kosteloos voltrekken van een huwelijk of registratie van een partnerschap, wordt voor dat gebruik een vergoeding in rekening gebracht van

€ 89,25

€ 92,00

1.0.3

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om omzetting van een geregistreerd partnerschap (zonder getuigen) in een huwelijk aan de balie van de afdeling Dienstverlening in het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel

€ 60,70

€ 65,55

 

 

Artikel 1.1 Huwelijksvoltrekking of registratie partnerschap

 

 

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap in een door de gemeente daartoe aangewezen locatie op:

1.1.1

 

maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 21.00 uur

€ 363,10

€ 374,35

1.1.2

 

zaterdag tussen 09.00 en 17.00 uur in de trouwzaal van het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan IJssel

€ 849,30

€ 875,60

1.1.3

 

zaterdag tussen 09.00 en 17.00 uur op een andere locatie dan de trouwzaal van het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel

€ 363,10

€ 374,35

 

 

Artikel 1.2 Omzetten geregistreerd partnerschap in huwelijk

 

 

Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk als daarbij gebruik gemaakt wordt van de trouwzaal of een andere door de gemeente hiertoe aangewezen ruimte op:

1.2.1

 

maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 21.00 uur

€ 363,10

€ 374,35

1.2.2

 

zaterdag tussen 09.00 en 17.00 uur in de trouwzaal van het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan IJssel

€ 849,30

€ 875,60

1.2.3

 

zaterdag tussen 09.00 en 17.00 uur op een andere locatie dan de trouwzaal van het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel

€ 363,10

€ 374,35

 

 

Artikel 1.3 Huwelijksvoltrekking of registratie partnerschap in bijzonder huis

1.3.1

 

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap, die niet in de gelegenheden bedoeld in 1.0.3 plaats vindt, anders dan op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, op:

1.3.1.1

 

Maandag t/m zaterdag tussen 09.00 en 21.00 uur

€ 363,10

€ 374,35

1.4

 

Artikel 1.4 Omzetten geregistreerd partnerschap in huwelijk in bijzonder huis

1.4.1

 

Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek:

1.4.1.1

 

Maandag t/m zaterdag tussen 09.00 en 21.00 uur

€ 363,10

€ 374,35

 

 

Artikel 1.5 Aanwijzing buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om bij besluit een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand aan te wijzen voor één dag:

1.5.1

 

als beëdiging bij de rechtbank al heeft plaatsgevonden:

€ 219,65

€ 226,45

1.5.2

 

als beëdiging bij de rechtbank nog niet heeft plaatsgevonden:

€ 219,65

€ 226,45

 

 

Artikel 1.6 Beschikbaar stellen getuige door gemeente

1.6.1

 

Het tarief bedraagt voor het door de gemeente beschikbaar stellen van een getuige voor de huwelijksvoltrekking of de registratie van een partnerschap, per getuige:

€ 31,75

€ 32,70

 

 

Artikel 1.7 Annuleren of wijzigen datum

1.7.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een gereserveerde datum voor de huwelijksvoltrekking, registratie van het partnerschap of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk te annuleren of te wijzigen binnen een periode van 14 dagen voorafgaand aan die gereserveerde datum:

€ 121,40

€ 125,15

1.7.2

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een gereserveerde datum van een kosteloos huwelijksvoltrekking, registratie van het partnerschap of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk te annuleren of te wijzigen binnen een periode van 14 dagen voorafgaand aan die gereserveerde datum:

€ 60,90

€ 62,75

 

 

Artikel 1.8 Trouwboekje of partnerschapsboekje

 

 

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van:

1.8.1

 

een trouwboekje of partnerschapsboekje in een normale uitvoering:

€ 46,20

€ 47,60

1.8.2

 

een trouwboekje of partnerschapsboekje in een luxe uitvoering:

1.8.3

 

een duplicaat trouwboekje of partnerschapsboekje in een normale uitvoering:

€ 54,90

€ 56,66

 

 

Paragraaf 1.2 Reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaart

 

 

Artikel 1.9 Paspoorten of andere reisdocumenten

 

 

Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van:

1.9

 

een nationaal paspoort:

1.9.1.1

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is:

€ 77,85

€ 82,85

1.9.1.2

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt:

€ 58,85

€ 63,40

1.9.2

 

een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort):

1.9.2.1

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is:

€ 77,85

€ 82,85

1.9.2.2

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt:

€ 58,85

€ 63,40

1.9.3

 

een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort):

1.9.3.1

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is:

€ 77,85

€ 82,85

1.9.3.2

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt:

€ 58,85

€ 63,40

1.9.4.1

 

een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen:

€ 58,85

€ 63,40

 

 

Artikel 1.10 Nederlandse identiteitskaart

 

 

Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van:

1.10

 

een Nederlandse identiteitskaart:

1.10.1

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is:

€ 70,35

€ 75,80

1.10.2

 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt:

€ 37,95

€ 40,90

1.10.3

 

een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor een persoon met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon:

€ 34,25

€ 40,90

 

 

Artikel 1.11 Modaliteiten

 

 

Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag:

1.11.1

 

voor de versnelde uitreiking van een in de artikelen 1.9 en 1.10, onder a, genoemd document, zijnde een toeslag op de in die artikelen genoemde bedragen:

€ 53,00;*

1.11.2

 

voor het bezorgen van een in de artikelen 1.9 en 1.10 genoemd document, zijnde een toeslag op de in de artikelen 1.9 en 1.10 en onder a genoemde bedragen:

€ 16,70.*

 

 

* Dit is het maximumtarief vanaf 1 januari 2022.

 

 

Paragraaf 1.3 Rijbewijzen

 

 

Artikel 1.12 Rijbewijzen

1.12.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs het door de Rijksministerraad vastgestelde tarief afgerond op € 0,05 en € 0,10 naar beneden.

44,65 

€ 48,15.*

 

 

Artikel 1.13 Modaliteiten

1.13.1

 

Het tarief genoemd in artikel 1.12 wordt:

1.13.1.1

 

Bij een spoedlevering vermeerderd met het door de Rijksministerraad vastgestelde tarief afgerond op € 0,05 en € 0,10 naar beneden.

€ 82,25**

1.13.1.2

 

bij een aanvraag buiten de reguliere openingstijden van de publieksbalie vermeerderd met:

1.13.1.3

 

bij een afgifte buiten de reguliere openingstijden van de publieksbalie vermeerderd met:

1.13.1.4

 

bij een aanvraag in verband met [beschadiging of] vermissing van een eerder afgegeven rijbewijs vermeerderd met:

1.13.2

 

Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, wordt onder reguliere openingstijden verstaan:

1.13.2.1

 

uren: 09.00 – 14.00 uur op dagen: werkdagen van maandag tot en met vrijdag.

1.13.3.1

 

De verhogingen genoemd in het eerste lid zijn in voorkomend geval cumulatief verschuldigd.

1.14.1

 

Het tarief bedraagt afgeven van een zogeheten eigen verklaring, zoals vastgesteld door het CBR:

1.14.2

 

Aan de balie vermeerderd met de administratiekosten

€ 6,00

€ 6,15

1.14.3

 

Via post of e-mail vermeerderd met de administratiekosten en verzendkosten

€ 7,10

€ 7,25

 

 

* Dit is vanaf 1 juli 2023 het maximumtarief van € 34,95, vermeerderd met het rijkskostendeel van € 13,20.

 

 

** Let op: het rijkskostendeel van de verhoging bedraagt sinds 1 januari 2013 € 34,10.

 

 

Paragraaf 1.4 Verstrekkingen in het kader van de basisregistratie persoonsgegevens

 

 

Artikel 1.14 Definities

1.14.1

 

Voor de toepassing van artikel 1.15 wordt onder één verstrekking verstaan verstrekking van een of meer gegevens over één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd.

1.14.2

 

Voor de toepassing van artikel 1.16 wordt onder één verstrekking verstaan verstrekking van een of meer gegevens over één persoon die niet zijn opgenomen in de basisregistratie personen.

 

 

Artikel 1.15 Verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen

1.15.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens:

1.15.1.1

 

per verstrekking aan de balie

€ 13,40

€ 13,80

1.15.1.2

 

per verstrekking digitaal via DigiD aangevraagd

€ 9,10

€ 9,35

1.15.1.3

 

per verstrekking via post of e-mail

€ 16,45

€ 16,95

1.15.2

 

tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar:

1.15.2.1

 

voor 25 verstrekkingen

€ 155,30

€ 160,10

1.15.2.2

 

voor 50 verstrekkingen

€ 309,55

€ 319,10

1.15.2.3

 

voor 75 verstrekkingen

€ 463,75

€ 478,10

1.15.2.4

 

voor 100 of meer verstrekkingen

€ 619,20

€ 638,35

1.15.2.5

 

voor 10.000 verstrekkingen:

1.15.3.1

 

tot het afsluiten van een abonnement op het [wekelijks] verstrekken van een opgave van verhuizingen binnen de gemeente, vertrekken uit de gemeente en vestigingen in de gemeente:

1.15.4.1

 

tot het verstrekken van een meertalig modelformulier woon- en/of verblijfplaats als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening nr. 1024/2012 (PbEU 2016, L 200):

 

 

Artikel 1.16 Verstrekking van aangehaakte gegevens

1.16

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.16.1

 

tot het verstrekken van gegevens: per verstrekking

1.16.2

 

tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar:

1.16.2.1

 

voor 100 verstrekkingen:

1.16.2.2

 

voor 500 verstrekkingen:

1.16.2.3

 

voor 1.000 verstrekkingen:

1.16.2.4

 

voor 5.000 verstrekkingen:

1.16.2.5

 

voor 10.000 verstrekkingen:

 

 

Artikel 1.17 Schriftelijke verstrekking

1.17

 

In afwijking van de artikelen 1.15 en 1.16 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen:

7,50*

 

 

Artikel 1.18 Op aanvraag doornemen basisregistratie personen

1.18.1

 

Het tarief bedraagt voor het op aanvraag doornemen van de basisregistratie personen, voor ieder daaraan te besteden kwartier:

€ 35,00

€ 36,05

1.18.2

 

Het op grond van het eerste lid verschuldigde bedrag wordt voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeeld. De aanvraag wordt dan in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop het verschuldigde bedrag aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

* Dit is het maximumtarief.

 

 

Paragraaf 1.5 Bestuursstukken

 

 

Artikel 1.19 Afschriften van bestuursstukken

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

1.19.1

 

een afschrift van de gemeentebegroting:

1.19.2

 

een afschrift van de gemeenterekening:

1.19.3

 

een afschrift van het burgerjaarverslag:

1.19.4

 

een afschrift van het verslag van een raadsvergadering, per pagina:

1.19.5

 

een afschrift van de stukken behorende bij een raadsvergadering, per pagina:

1.19.6

 

een afschrift van het verslag van een vergadering van een raadscommissie, per pagina:

1.19.7

 

een afschrift van de stukken behorende bij een vergadering van een raadscommissie, per pagina:

1.19.8

 

het gemeenteblad, per pagina:

1.19.9

 

een afschrift van de [naam verordening]:

1.19.10

 

[enz.]

 

 

Artikel 1.20 Abonnement op bestuursstukken

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar op:

1.20.1

 

de verslagen van de raadsvergaderingen:

1.20.2

 

de stukken behorende bij de raadsvergaderingen:

€ 179,80

€ 185,35

1.20.3

 

de verslagen van de vergaderingen van een raadscommissie:

1.20.4

 

de stukken behorende bij de vergaderingen van een raadscommissie:

€ 167,95

€ 173,15

1.20.5

 

het gemeenteblad:

 

 

Paragraaf 1.6 Vastgoedinformatie

 

 

Artikel 1.21 Plan- of kaartinformatie

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een kopie van een ruimtelijk plan of deel daarvan, zoals omgevingsvisie, omgevingsplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in artikel 1.22, onderdeel b:

1.21.1

 

in formaat A4 of kleiner, per bladzijde:

€ 0,10

€ 0,10

1.21.2

 

in formaat A3, per bladzijde:

1.21.3

 

in formaat A2 of groter, per bladzijde:

1.21.4

 

in digitale vorm:

 

 

Artikel 1.22 Informatie uit registers

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of een uittreksel uit:

1.22.1

 

de gemeentelijke basisregistratie adressen of de gemeentelijke basisregistratie gebouwen, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, per adres of object:

€ 14,60

€ 15,05

1.22.2

 

de legger bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet:

€ 14,60

€ 15,05

1.22.3

 

een inschrijving in het rijksmonumentenregister die aan de gemeente verzonden is, als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet:

€ 14,60

€ 15,05

1.22.4

 

het gemeentelijk erfgoedregister, bedoeld in artikel 3.16 van de Erfgoedwet, per aangewezen cultureel erfgoed:

€ 14,60

€ 15,05

 

 

Artikel 1.23 Informatie uit adressenbestanden

1.23

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kopieën van:

1.23.1

 

het gemeentelijke adressenbestand of delen daarvan, per adres:

€ 14,60

€ 15,05

1.23.2

 

het gemeentelijke relatiebestand adres-kadastraal perceel of delen daarvan, per gelegde relatie:

€ 14,60

€ 15,05

1.23.3

 

het gemeentelijke adrescoördinatenbestand of delen daarvan, per adrescoördinaat:

€ 14,60

€ 15,05

 

 

Paragraaf 1.7 Overige publiekszaken

 

 

Artikel 1.24 Gemeentegarantie

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.24.1

a.

tot het verstrekken van een gemeentegarantie:

1.24.2

b.

tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening:

 

 

Artikel 1.25 Overige publiekszaken

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.25.1

a.

tot het verstrekken van een verklaring omtrent het gedrag:

€ 14,25

€ 14,60

1.25.2

b.

tot het legaliseren van een handtekening:

€ 13,30

€ 13,44

 

 

* Dit is het maximumtarief vanaf 1 maart 2016.

 

 

Paragraaf 1.8 Gemeentearchief

 

 

Artikel 1.26 Naspeuringen in gemeentearchief

1.26.1

 

Het tarief bedraagt voor het op aanvraag doen van naspeuringen in de in het gemeentearchief berustende stukken, voor ieder daaraan te besteden kwartier:

€ 21,20

€ 21,85

1.26.2

 

Het op grond van het eerste lid verschuldigde bedrag wordt voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeeld. De aanvraag wordt dan in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop het verschuldigde bedrag aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

Artikel 1.27 Afschrift of uittreksel uit gemeentearchief

1.27.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit een in het gemeentearchief berustend stuk: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

1.27.2

 

Als een begroting als bedoeld in het eerste lid is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

Artikel 1.28 Uitlenen archiefbescheiden

1.28.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het uitlenen van archiefbescheiden:

 

 

Paragraaf 1.9 Bijzondere wetten

 

 

Artikel 1.29 Huisvestingswet 2014

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

1.29.1

 

een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014:

€ 33,45

€ 34,45

1.29.2

 

indeling in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014:

€ 50,00

€ 51,55

1.29.3

Bij honorering van de aanvraag tot het verstrekken van een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 en hoofdstuk 3 van de Huisvestingsverordening Gemeente Zuidplas 2023 vindt restitutie van dit tarief plaats aan de aanvrager van urgentie’’.

 

 

Artikel 1.30 Leegstandwet

1.30

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

1.30.1

 

een vergunning tot tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandwet:

€ 124,60

€ 128,45

1.30.2

 

verlenging van een vergunning tot tijdelijke verhuur van woonruimte als bedoeld in artikel 15, negende lid, van de Leegstandwet:

€ 63,30

€ 65,25

1.30.2

 

Als aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, gelijktijdig worden ingediend en woonruimten in hetzelfde gebouw, zoals een flat, een school of een kantoor betreffen, worden de in die onderdelen bedoelde leges slechts eenmaal geheven. [Dit geldt ook als het gaat om een geheel van huurwoningen bestemd voor sloop of renovatie waarvoor gelijktijdig aanvragen worden ingediend.]

 

 

Artikel 1.31 Wet op de kansspelen

1.31.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen:

1.31.1.1

 

voor een periode van twaalf maanden voor één kansspelautomaat:

€ 56,50;*

1.31.1.2

 

voor een periode van twaalf maanden voor twee of meer kansspelautomaten, voor de eerste kansspelautomaat:

€ 56,50;*

1.31.1.3

 

en voor iedere volgende kansspelautomaat:

€ 34,00;*

1.31.1.4

 

voor één kansspelautomaat, welke vergunning geldt voor een periode van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd:

€ 226,50;*

1.31.1.5

 

voor twee of meer kansspelautomaten, welke vergunning geldt voor een periode van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd, voor de eerste kansspelautomaat:

€ 226,50;*

1.31.1.6

 

en voor iedere volgende kansspelautomaat:

€ 136,00.*

1.31.2

 

Het eerste lid, onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing als de vergunning geldt voor een tijdvak korter dan twaalf maanden of langer dan twaalf maanden maar ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat de daar genoemde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van de vergunning verlaagd respectievelijk verhoogd worden.

1.31.3

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de kansspelen (loterijvergunning):

€ 108,75

€ 112,10

1.31.4

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning tot het exploiteren of doen exploiteren van een speelgelegenheid als bedoeld in [artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening]:

 

 

* Dit is het maximumtarief.

 

 

Artikel 1.32 Telecommunicatiewet

1.32.1

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet:

€ 307,20

€ 316,70

1.32.1.1

 

als het betreft werkzaamheden in tegel-, klinker- en sierbestratingen, alsmede gesloten verhardingen, voor zover de werkzaamheden plaatsvinden in of op openbare gemeentegrond, per strekkende meter sleuf verhoogd met:

€ 2,05

€ 2,10

1.32.1.2

 

als het betreft werkzaamheden in bermen, groenstroken en dergelijke, voor zover de werkzaamheden plaatsvinden in of op openbare gemeentegrond, per strekkende meter sleuf verhoogd met:

€ 2,05

€ 2,10

1.32.1.3

 

als met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, verhoogd met:

€ 102,40

€ 105,55

1.32.1.4

 

als de melder verzoekt om een inhoudelijke afstemming bij de beoordeling van aanvragen als bedoeld in artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet, verhoogd met:

€ 102,40

€ 105,55

1.32.1.5

 

als met betrekking tot een melding onderzoek naar de status van de kabel plaatsvindt, verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de melding aan de melder meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

1.32.2

 

Als een begroting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, is uitgebracht, wordt een melding in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de melder ter kennis is gebracht, tenzij de melding voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

1.32.3

 

Het tarief bedraagt voor het op aanvraag houden van vooroverleg, eventueel gecombineerd met de afhandeling van een verzoek tot bezichtiging, om een indicatie te krijgen van de mogelijkheden voor medegebruik van publieke infrastructuur van de gemeente voor de plaatsing van small cells als bedoeld in artikel 5c.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet:

%

%

 

 

van de leges zoals deze bij een daadwerkelijke verzoek tot medegebruik overeenkomstig het vierde lid zouden worden vastgesteld.

1.32.4

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot medegebruik van publieke infrastructuur van de gemeente voor de plaatsing van small cells als bedoeld in artikel 5c.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet:

1.32.4.1

 

voor medegebruik van 1 tot en met 20 gemeentelijke objecten:

1.32.4.2

 

voor medegebruik van 21 tot en met 40 gemeentelijke objecten:

1.32.4.3

 

voor medegebruik van 41 tot en met 60 gemeentelijke objecten:

1.32.4.4

 

voor medegebruik van 61 tot en met 80 gemeentelijke objecten:

1.32.4.5

 

voor medegebruik van 81 tot en met 100 gemeentelijke objecten:

1.32.4.6

 

voor medegebruik van 101 tot en met 120 gemeentelijke objecten:

1.32.4.7

 

voor medegebruik van 121 tot en met 140 gemeentelijke objecten:

1.32.4.8

 

voor medegebruik van 141 tot en met 160 gemeentelijke objecten:

1.32.4.9

 

voor medegebruik van 161 tot en met 180 gemeentelijke objecten:

1.32.4.10

 

voor medegebruik van 181 of meer gemeentelijke objecten:

1.32.5

 

Als het verzoek bedoeld in het vierde lid is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg als bedoeld in het derde lid, bestaat aanspraak op teruggaaf van

%

%

 

 

van de voor het vooroverleg geheven leges als het verzoek:

1.32.5.1.1

 

hetzelfde medegebruik betreft als waarop het vooroverleg betrekking had;

1.32.5.1.2

 

in overeenstemming is met de uitkomsten van het vooroverleg; en

1.32.5.1.3

 

is gedaan binnen [twaalf] weken na het laatste vooroverleg.

 

 

Artikel 1.33 Wegenverkeerswetgeving

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

1.33.1.1

 

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990:

€ 40,45

€ 41,70

1.33.1.2

 

een ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 van de Regeling voertuigen:

€ 40,45

€ 41,70

1.33.1.3

 

verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW):

€ 45,00

€ 46,35

 

 

Paragraaf 1.10 Diversen

 

 

Artikel 1.34 Gewaarmerkte afschriften, kopieën, stukken of uittreksels

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

1.34.1.1

 

gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina:

€ 0,15

€ 0,15

1.34.1.2

 

een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

1.34.1.3

 

stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina:

1.34.1.4

 

kopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

1.34.1.4.1

 

in formaat A4 of kleiner, per bladzijde:

€ 0,15

€ 0,15

1.34.1.4.2

 

per pagina op papier van A4-formaat, in kleur

€ 0,35

€ 0,35

1.34.1.4.3

 

in formaat A3, per bladzijde:

€ 0,25

€ 0,25

1.34.1.4.4

 

per pagina op papier van A3-formaat, in kleur

€ 0,65

€ 0,65

1.34.1.4.3

 

in formaat A0, per bladzijde:

€ 1,95

€ 2,00

1.34.1.4.4

 

per pagina op papier van A0-formaat, in kleur

€ 5,65

€ 5,80

1.34.1.4.5

 

in formaat A2 of groter, per bladzijde:

1.34.1.4.6

 

in digitale vorm:

 

 

Artikel 1.35 Exploitatie kindercentrum en bieden gastouderopvang

1.35.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.45, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

€ 1.469,45

€ 1.515,00

1.35.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor exploitatie gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.45, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

€ 691,20

€ 250,00

 

 

HOOFDSTUK 2 DIENSTVERLENING EN BESLUITEN IN HET KADER VAN DE OMGEVINGSWET

 

 

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 2.1 Definities

2.1.1

1.

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet, in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling en in de bijlagen bij het gemeentelijke omgevingsplan, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in de legesverordening of deze tarieventabel anders is bepaald.

2.1.2

2.

In dit hoofdstuk voorkomende begrippen die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander dan een in het eerste lid bedoeld wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld, tenzij in de legesverordening of deze tarieventabel anders is bepaald.

 

3.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

2.1.3.1

 

binnenplanse omgevingsplanactiviteit: een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan;

2.1.3.2

 

binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht: een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, maar die niet in strijd is met regels voor de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het voldoen aan een uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet;

 

 

Milieu quickscan eenvoudig: advies op omgevingsaspecten bij een voorgenomen ontwikkeling in de fysieke leefomgeving, waarvoor alleen wettelijke eisen gelden;

 

 

Milieu quickscan uitgebreid: advies op omgevingsaspecten bij een voorgenomen ontwikkeling in de fysieke leefomgeving, zowel waarvoor wettelijke eisen gelden als waarvoor geen wettelijke eisen gelden (zoals duurzaamheidsambities en klimaatadaptatie)

 

4.

In aanvulling op de in bijlage I bij de Omgevingsregeling opgenomen omschrijving van het begrip ‘bouwkosten’ betreffen de in die omschrijving:

2.1.4.1

 

  • -

    onder a genoemde Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 de voorwaarden die bekendgemaakt zijn in Staatscourant 2012, 1567;

2.1.4.2

 

  • -

    onder b bedoelde bouwkosten de kosten voor de fysieke realisatie (het bouwen) van het bouwwerk;

2.1.4.3

 

  • -

    onder c bedoelde prijs de prijs exclusief omzetbelasting.

2.1.5.

5.

In afwijking van bijlage I bij de Omgevingsregeling wordt onder bouwkosten verstaan de normbouwkosten voor de bouwactiviteit, als daarin is voorzien in de bij deze tarieventabel behorende [citeertitel gemeentelijke of regionale normbouwkostenregeling] en de bij de aanvraag opgegeven bouwkosten meer dan [10]% afwijken van deze normbouwkosten.]

 

 

Artikel 2.2 Dienstverlening en besluiten waarvoor leges worden geheven

 

 

Leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

2.2.1

a.

omgevingsoverleg;

2.2.2

b.

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 of artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit;

2.2.3

c.

een of meer maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet;

2.2.4

d.

toestemming voor het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet;

2.2.5

e.

een wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning;

2.2.6

f.

intrekking van een omgevingsvergunning;

2.2.7

g.

wijziging van een besluit als bedoeld in de onderdelen b, c en d;

2.2.8

h.

een besluit in het kader van de Omgevingswet, anders dan bedoeld in de onderdelen b tot en met g.

 

 

Artikel 2.3 Bepalen tarief

2.3.1

1.

De in artikel 2.2 bedoelde leges worden geheven naar de tarieven zoals opgenomen in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk.

2.3.2

2.

Als een aanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten, is het tarief opgebouwd uit de som van de verschuldigde leges behorend bij die activiteiten.

2.3.3

3.

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt in voorkomend geval verhoogd met het tarief voor een of meer modaliteiten bedoeld in paragraaf 2.12.

2.3.4

4.

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt in voorkomend geval verminderd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.13.

2.3.5

5.

Het tarief behorend bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift of bij een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen is niet van toepassing als het onderwerp waarop het maatwerkvoorschrift betrekking heeft of de gelijkwaardige maatregel onderdeel is van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

2.3.6

6.

In afwijking van het tweede en derde lid kan ook per activiteit of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

 

 

Paragraaf 2.2 Voorfase

 

 

Artikel 2.4 beoordeling conceptverzoek

2.4.1

 

Voor het in behandeling nemen van een conceptverzoek:

 

 

-       Beoordeling via de intaketafel (toets wenselijkheid initiatief)

 

 

-       De omgevingstafel in (maximaal) drie fases ten aanzien van de haalbaarheid van een initiatief (verkennend, ontwikkelend en definitief ontwerp)

 

 

-       Beoordeling eenvoudig conceptverzoek zonder intake/omgevingstafel

2.4.2

 

Als het conceptverzoek betrekking heeft op een complex initiatief die mogelijke gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

a.

Behandeling intaketafel

nvt

€ 300,00

 

b.

Behandeling 1e omgevingstafel

nvt

€ 1.500,00

 

c.

Behandeling 2e omgevingstafel

nvt

€ 500,00

 

d.

Behandeling 3e omgevingstafel

nvt

€ 500,00

2.4.3

 

Als het conceptverzoek niet naar de intake- en/of omgevingstafel hoeft ter beoordeling, bedraagt het tarief:

nvt

€ 200,00

2.4.4

 

 

Welstandtoets

nvt

€ 100,00

tot het laten plaatsvinden van conceptverzoek welstandstoets in verband met het verstrekken van een indicatie of een voorgenomen project op gronden van welstand aanvaardbaar is

2.4.5

 

 

Milieu quickscan

voor het opstellen van een quickscan voor een globale beoordeling van de betrokken milieuaspecten, archeologie en de mogelijkheden voor maatregelen op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid, per verzoek, met uitzondering van verzoeken op grond van onderdeel, bedraagt het tarief:

 

a.

Voor een eenvoudige quickscan

nvt

€ 400,00

 

b

Voor een uitgebreide quickscan

nvt

€ 1.300,00

 

 

Paragraaf 2.3 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

 

Artikel 2.5 Bouwactiviteit (bouwtechnische deel)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.5.1

a.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 0 tot € 25.000:

0.34%

0.34%

2.5.2

 

van de bouwkosten, met een minimum van:

€ 47,55

€ 49,00

2.5.3

 

over het deel van de bouwkosten vanaf € 25.000 tot € 1.250.000:

0.34%

0.34%

 

 

van de bouwkosten, met een minimum van:

2.5.4

 

over het deel van de bouwkosten vanaf € 1.250.000:

€ 2.378,30

€ 2.455,00

2.5.5

b.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 25.000 tot € 50.000:

 

 

van de bouwkosten;

0.34%

0.34%

2.5.6

c.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 50.000 tot € 200.000:

 

 

van de bouwkosten;

0.34%

0.34%

2.5.7

d.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 200.000 tot € 2.500.000:

 

 

van de bouwkosten;

0.34%

0.34%

2.5.8

e.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 2.500.000:

2.5.8.1

 

van de bouwkosten, met een maximum van:

0.34%

0.34%

 

 

Artikel 2.6 Omgevingsplanactiviteit: bouwactiviteit, in stand houden of gebruiken bouwwerk (ruimtelijke deel)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit, het in stand houden of gebruiken van het te bouwen bouwwerk, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.6.1

a.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 0 tot € 200.000:

1,36% 

1,36% 

 

 

van de bouwkosten, met een minimum van:

€ 348,45

 

b.

over het deel van de bouwkosten vanaf € 200.000 tot € 2.500.000:

1,36% 

1,36% 

 

 

van de bouwkosten

 

c.

over het deel van de bouwkosten vanaf €2.500.000:

1,36% 

1,36% 

2.6.2

 

als moet worden beoordeeld of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, als bedoeld in de gemeentelijke beleidsregels bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet en hiervoor geen advies van de gemeentelijke adviescommissie bedoeld in artikel 2.50, eerste lid, aanhef en onder b legesverordening, nodig is, verhoogd met:

€ 100,00

2.6.3

 

als de bouwactiviteit plaatsvindt op een bodemgevoelige locatie en de toelaatbare kwaliteit van de bodem moet worden beoordeeld, verhoogd met:

2.6.4

 

als moet worden beoordeeld of de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan respectievelijk het in voorbereiding zijnde omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- en dorpsgezicht, verhoogd met:

€ 150,00

2.6.5

 

als sprake is van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht, onverminderd het bepaalde in de aanhef en de overige leden van dit artikel:

 

a.

voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit:

€ 250,00

 

b

voor een uitwerkingsplicht

€ 500,00

 

 

als er sprake is van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, onverminderd het bepaalde in de aanhef en de overige leden van dit artikel

 

a.

a)    voor een bouwactiviteit, waarvoor geen vergunning voor een bouwtechnische activiteit nodig is (klein). 

€ 325,00

 

b

b)    voor een bouwactiviteit waarvoor een vergunning voor de bouwtechnische activiteit benodigd is (groot)

€ 825,00

 

c.

c)    voor overige activiteiten

€ 325,00

 

 

Artikel 2.7 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een sloopactiviteit, niet zijnde een sloopactiviteit met betrekking tot een monument of beschermd stads- en dorpsgezicht, als bedoeld in paragraaf 2.4, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.7.1

a.

€ 0,00 - < € 10.000,00

€ 59,40

 

b.

≥ € 10.000,00 - < € 25.000,00:

€ 59,40

 

 

vermeerderd met

6,21%

 

 

Van de sloopkosten > € 10.000,00

 

c.

≥ € 25.000,00 - < € 100.000,00:

€ 152,65

 

 

vermeerderd met

2,02%

 

 

van de sloopkosten > € 25.000,00

 

d.

≥ € 100.000,00 - < € 300.000,00:

€ 304,60

 

 

vermeerderd met

1,07%

 

 

van de sloopkosten > € 100.000,00

 

e.

≥ € 300.000,00:

€ 518,95

 

 

vermeerderd met

0,23%

 

 

van de sloopkosten > € 300.000,00

 

 

Paragraaf 2.4 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed

 

 

Artikel 2.8 Omgevingsplanactiviteit: monumenten

2.4.8.1

1.

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, met betrekking tot een gemeentelijk monument, provinciaal monument, voorbeschermd gemeentelijk monument of voorbeschermd provinciaal monument, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

a.

indien de bouwkosten < € 20.000,00 bedragen

€ 325,00

 

b.

indien de bouwkosten ≥ € 20.000,00 bedragen

€ 650,10

2.4.8.2

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beeldbepalend pand of structuur dan wel het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beeldbepalend pand of structuur op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, bedoeld in artikel 3.4 van de Verordening Fysieke Leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

a.

indien de bouwkosten < € 20.000,00 bedragen

€ 325,00

 

b

indien de bouwkosten ≥ € 20.000,00 bedragen

€ 650,10

 

 

Artikel 2.9 Rijksmonumentenactiviteit

2.9.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een rijksmonumentenactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, met uitzondering van een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

a.

voor het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een monument of voorbeschermd monument evenals het herstellen of gebruiken van een monument of voorbeschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht:

 

 

indien de bouwkosten < € 20.000,00 bedragen

€ 325,00

 

 

indien de bouwkosten ≥ € 20.000,00 bedragen

€ 650,10

 

 

Artikel 2.10 Omgevingsplanactiviteit: sloopactiviteit in beschermd stads- of dorpsgezicht

2.10.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een sloopactiviteit in een rijksbeschermd, provinciaal beschermd of gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

a.

voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit of bij toepassing van artikel [20] van de [citeertitel gemeentelijke erfgoedverordening] in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit:

€ 266,20

2.10.2

 

Het eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing op een sloopactiviteit die wordt verricht op een locatie waarvoor een op grond van artikel 4.35, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet als instructie geldende aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet van kracht is, zolang in het omgevingsplan aan die locatie nog niet de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is gegeven.

 

 

Artikel 2.11 Omgevingsplanactiviteit: overig cultureel erfgoed en werelderfgoed

2.11

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een andere activiteit dan die genoemd in de artikelen 2.8, 2.9 en 2.10 en cultureel erfgoed of werelderfgoed betreft, waarvoor in het omgevingsplan met het oog op het behoud van cultureel erfgoed of van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed een verbod is opgenomen om zonder omgevingsvergunning deze activiteit te verrichten, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

 

Paragraaf 2.5 Milieubelastende activiteiten

 

 

Artikel 2.12 Omgevingsplanactiviteit: milieubelastende activiteit

2.12

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een milieubelastende activiteit als bedoeld in [artikel [] van het omgevingsplan of] paragraaf 22.3.26 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan zoals opgenomen in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

 

Variant voor tariefstelling (in plaats van één tarief een tariefdifferentiatie naar in het tijdelijke deel van het omgevingsplan genoemde omgevingsvergunningplichtige activiteiten)

2.12.1

a.

voor de activiteit verwerken polyesterhars:

€ 3.300,00

 

b.

voor de activiteit installeren gesloten bodemenergiesysteem:

€ 3.300,00

 

c.

voor de activiteit kweken maden van vliegende insecten:

€ 3.300,00

 

d.

voor de activiteit opslaan propaan of propeen:

€ 3.300,00

 

e.

voor de activiteit tanken met LPG:

€ 3.300,00

 

f.

voor de activiteit antihagelkanonnen:

€ 3.300,00

 

g.

voor de activiteit biologische agens:

€ 3.300,00

 

h.

voor de activiteit genetisch gemodificeerde organismen:

€ 3.300,00

 

i.

voor de activiteit opslaan dierlijke meststoffen:

€ 3.300,00

 

j.

voor de activiteit lozen in de bodem (vangnetvergunning):

€ 3.300,00

2.12.11

k.

voor de activiteit lozen in schoonwaterriool (vangnetvergunning):

€ 3.300,00

2.12.12

l.

voor een andere activiteit dan genoemd in de onderdelen a tot en met k:

€ 3.300,00

 

 

Artikel 2.13 Activiteiten die bedrijfstakken overstijgen (afdeling 3.2 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten die bedrijfstakken overstijgen als bedoeld in de paragrafen 3.2.1, 3.2.3 tot en met 3.2.15, 3.2.17 tot en met 3.2.19 en 3.2.24 van afdeling 3.2 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.13.1

a.

voor één milieubelastende activiteit:

€ 3.300,00

2.13.2

b.

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 2.310,00

2.13.3

c.

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 1.980,00

 

 

Artikel 2.14 Nutssector en industrie (afdeling 3.4 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de categorie nutssector en industrie als bedoeld in de paragrafen 3.4.2, 3.4.4 tot en met 3.4.9 en 3.4.11 van afdeling 3.4 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.14.1

a.

voor één milieubelastende activiteit:

€ 3.300,00

2.14.2

b.

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 2.310,00

2.14.3

c.

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 1.980,00

 

 

Artikel 2.15 Afvalbeheer (afdeling 3.5 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de sector afvalbeheer als bedoeld in de paragrafen 3.5.1, 3.5.4, 3.5.7, 3.5.8 en 3.5.11 van afdeling 3.5 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.15.1

a.

voor één milieubelastende activiteit:

€ 3.300,00

2.15.2

b.

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 2.310,00

2.15.3

c.

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 1.980,00

 

 

Artikel 2.16 Agrarische sector (afdeling 3.6 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de agrarische sector als bedoeld in de paragrafen 3.6.1, 3.6.7 en 3.6.8 van afdeling 3.6 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.16.1

a.

voor één milieubelastende activiteit:

€ 3.300,00

 

b.

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 2.310,00

 

c.

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten per milieubelastende activiteit:

€ 1.980,00

 

 

Artikel 2.17 Dienstverlening, onderwijs en zorg (afdeling 3.7 Besluit activiteiten leefomgeving)

2.17

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een activiteit in de sector dienstverlening, onderwijs en zorg als bedoeld in de paragrafen 3.7.6 en 3.7.10 van afdeling 3.7 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief per milieubelastende activiteit, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 3.300,00

 

 

Artikel 2.18 Transport, logistiek en ondersteuning daarvan (afdeling 3.8 Besluit actitiviteiten leefomgeving)

2.18.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de sector transport, logistiek en ondersteuning daarvan als bedoeld in de paragrafen 3.8.2, 3.8.3, 3.8.5, 3.8.6, 3.8.8 tot en met 3.8.11 van afdeling 3.8 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

a.

voor één milieubelastende activiteit:

€ 3.300,00

 

b.

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, in afwijking van artikel 2.3, tweede lid OF per milieubelastende activiteit]:

€ 2.310,00

 

c.

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, in afwijking van artikel 2.3, tweede lid OF per milieubelastende activiteit]:

€ 1.980,00

 

 

Artikel 2.19 Sport en recreatie (afdeling 3.9 Besluit activiteiten leefomgeving)

2.19

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een activiteit in de sector sport en recreatie als bedoeld in paragraaf 3.9.1 van afdeling 3.9 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief per milieubelastende activiteit, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 3.300,00

 

 

Artikel 2.20 Samenloop van milieubelastende activiteiten

2.20.1

 

Als bij de toepassing van de artikelen 2.13 tot en met 2.19 dezelfde milieubelastende activiteit onder meer dan een artikel valt, wordt die milieubelastende activiteit slechts eenmaal in de heffing betrokken, waarbij het voor de belastingplichtige meest gunstige van toepassing zijnde tarief wordt toegepast.

2.20.2

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een kernactiviteit in een bedrijfstak gecombineerd met functioneel ondersteunende activiteiten uit andere bedrijfstakken, dan is, in afwijking van het bepaalde in deze paragraaf, op al deze activiteiten het artikel van toepassing waaronder de bedrijfstak die bepalend is voor de kernactiviteit valt.

 

 

Paragraaf 2.6 Lozingsactiviteiten

 

 

Artikel 2.21 Lozingsactiviteit niet afkomstig van milieubelastende activiteit

2.21

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij de gemeente, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de Omgevingswet, en het gaat niet om het lozen van water of stoffen afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 3.300,00

 

 

Artikel 2.22 Lozingsactiviteit afkomstig van milieubelastende activiteit

2.22

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktelichaam in beheer bij de gemeente, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de Omgevingswet, bestaande uit het lozen van afvalwater, koelwater of stoffen afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 3.300,00

 

 

Paragraaf 2.7 Aanlegactiviteiten

 

 

Artikel 2.23 Omgevingsplanactiviteit: opbreken en graven

2.23.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het opbreken van de verharding in openbaar gebied of het graven in openbaar gebied, anders dan voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding, als bedoeld in het omgevingsplan bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

170,60  

2.23.2

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding in openbaar gebied, als bedoeld in het omgevingsplan, niet zijnde kabels als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

170,60  

2.23.3

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet bestaande uit het graven in het gebied met [normwaarde archeologische verwachtingswaarde OF archeologische verwachtingen], als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

170,60  

2.23.4

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het graven in het beperkingengebied leidingen, als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

170,60  

2.23.5

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het graven in een bijzonder landschapselement of gebied met aardkundige waarde. als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

170,60  

2.23.6

 

De in het eerste tot en met vijfde lid genoemde tarieven zijn van toepassing als de aanvraag een binnenplanse omgevingsplanactiviteit betreft. Deze zijn van overeenkomstige toepassing als de aanvraag een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft en worden in dat geval verhoogd met:

170,60  

 

 

Artikel 2.24 Omgevingsplanactiviteit: overige activiteiten beperkingengebied leidingen, landschapselement en aardkundige waarde

2.24.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, in het beperkingengebied leidingen, in een bijzonder landschapselement of in een gebied met aardkundige waarde, bestaande uit het:

 

a.

aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting,

 

b.

indrijven van voorwerpen,

 

c.

ophogen van de grond, of

 

d.

verharden van de grond,

2.24.2

 

bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

a.

voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel [] van het omgevingsplan:

 

b.

voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

 

 

Artikel 2.25 Omgevingsplanactiviteit: geluid weg

2.25

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen of wijzigen van een weg als op grond van het omgevingsplan of bij omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit een geluidgevoelig gebouw is toegelaten binnen het aandachtsgebied van die weg, als bedoeld in artikel 22.272 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan zoals opgenomen in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.25.1

a.

voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit:

2.25.2

b.

voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

 

 

Artikel 2.26 Omgevingsplanactiviteit: aanleggen of veranderen weg

2.26.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg, bedoeld in artikel [2:11] van de Algemene plaatselijke verordening in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 399,20

€ 377,70

 

 

Artikel 2.27 Omgevingsplanactiviteit: uitweg/uitrit

2.27.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg, bedoeld artikel [2:12] van de Algemene plaatselijke verordening in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 310,50

€ 293,70

 

 

Paragraaf 2.8 Overige activiteiten

 

 

Artikel 2.30 Omgevingsplanactiviteit: kappen van bomen of vellen van houtopstanden

2.30

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het vellen van een houtopstand, bedoeld in artikel 3.25 van de Verordening Fysieke Leefomgeving in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 177,45

€ 177,45

 

 

Artikel 2.31 Omgevingsplanactiviteit: reclame

2.31.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, als bedoeld in artikel [] van de Algemene plaatselijke verordening in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, en als niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

a.

als de activiteit bestaat uit het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van die handelsreclame:

€ 47,55

€ 49,00

 

b.

als de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat die handelsreclame op of aan die onroerende zaak wordt gemaakt of gevoerd:

€ 49,00

 

 

Artikel 2.32 Omgevingsplanactiviteit: [opslag van roerende zaken OF objecten plaatsen op de weg]

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit de opslag van roerende zaken in een aangewezen gedeelte van de gemeente, bedoeld in artikel [2:10] van de Algemene plaatselijke verordening in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.32.1

a.

als de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken,:

€ 221,80

 

b.

als de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen:

€ 213,25

 

 

Artikel 2.33 Omgevingsplanactiviteit: standplaatsen

2.33.1

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het innemen of hebben van een standplaats, bedoeld in artikel [5:18] van de Algemene plaatselijke verordening in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 177,35

 

 

Artikel 2.34 Andere activiteiten

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit dan in deze paragraaf en voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit:

2.34.1

a.

betreft een bij of krachtens artikel 5.1 van de Omgevingswet aangewezen vergunningplichtige activiteit, uitgezonderd de activiteit bedoeld in onderdeel b, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 170,60

€ 125,00

 

b.

betreft een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

2.34.2

1

voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit:

€ 177,45

€ 125,00

 

2

voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

€ 177,45

€ 450,00

 

3

voor een in een gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit aangewezen vergunningplichtige activiteit:

€ 0,00

€ 125,00

 

 

Paragraaf 2.9 Maatwerkvoorschriften

 

 

Artikel 2.35 Maatwerkvoorschriften bij bouwactiviteiten

2.35

 

Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften betrekking heeft op een bouw- of sloopactiviteit, bedraagt het tarief:

2.35.1

a.

voor een maatwerkvoorschrift dat betrekking heeft op:

€ 500,00

 

1.

het in stand houden van een bestaand bouwwerk, bedoeld in artikel 3.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

 

2.

bouwactiviteiten die het bouwen van nieuwe bouwwerken betreffen als bedoeld in artikel 4.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

 

3.

het gebruik van een bouwwerk, bedoeld in artikel 6.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving; of

 

4.

het verrichten van bouw- of sloopwerkzaamheden als bedoeld in artikel 7.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

 

 

per maatwerkvoorschrift:

2.35.1

b.

in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel a, per maatwerkvoorschrift:

€ 500,00

 

 

Artikel 2.36 Maatwerkvoorschriften bij milieubelastende activiteiten

2.36.1

1.

Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving betrekking heeft op:

 

a.

één milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

€ 2.200,00

 

b.

twee tot vijf milieubelastende activiteiten als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, [in afwijking van artikel 2.3, tweede lid OF per milieubelastende activiteit]:

€ 1.540,00

 

c.

vijf of meer milieubelastende activiteiten als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, [in afwijking van artikel 2.3, tweede lid OF per milieubelastende activiteit]:

€ 1.320,00

2.36.2

2.

Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften betrekking heeft op een andere milieubelastende activiteit dan bedoeld in het eerste lid, bedraagt het tarief per maatwerkvoorschrift:

€ 2.200,00

 

 

Artikel 2.37 Maatwerkvoorschriften bij overige activiteiten

2.37

 

Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften betrekking heeft op een andere activiteit dan genoemd in de artikelen 2.35 en 2.36, bedraagt het tarief per maatwerkvoorschrift:

€ 250,00

 

 

Paragraaf 2.10 Gelijkwaardigheid

 

 

Artikel 2.38 Gelijkwaardige maatregel

2.38.1

1.

Als de aanvraag om toestemming voor een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet betrekking heeft op:

 

a.

een bouwactiviteit, bedraagt het tarief, per uur:

€ 110,00

 

b.

een activiteit met betrekking tot cultureel erfgoed, bedraagt het tarief, per uur:

€ 110,00

 

c.

een milieubelastende activiteit, bedraagt het tarief, per uur:

€ 110,00

 

d.

een andere activiteit dan bedoeld in de onderdelen a, b of c, bedraagt het tarief, per uur:

€ 110,00

2.38.2

2.

Het op grond van het eerste lid verschuldigde bedrag wordt voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeeld. De aanvraag wordt dan in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop het verschuldigde bedrag aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

Paragraaf 2.11 Overige tarieven

 

 

Artikel 2.39 Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit

2.39

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om verlenging van de in een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit gestelde termijn, bedoeld in artikel 10.23, tweede lid, van het Omgevingsbesluit:

€ 250,00

 

 

Artikel 2.40 Wijzigen omgevingsvergunning

2.40

 

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van een omgevingsvergunning is hetzelfde tarief verschuldigd als op grond van dit hoofdstuk verschuldigd is voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit of activiteiten waarop de aanvraag tot wijziging betrekking heeft.

€ 221,85

 

 

Artikel 2.41 Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning

2.41

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning:

€ 221,85

€ 221,85

 

 

Artikel 2.42 Intrekken omgevingsvergunning

2.42

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning, tenzij artikel 2.58 van toepassing is:

€ 177,45

€ 177,45

 

 

Artikel 2.43 Beoordeling aanvullende gegevens

2.43

 

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van aanvullende gegevens die worden ingediend nadat de aanvraag om een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel b,

85].

 

 

in behandeling is genomen:

 

 

Artikel 2.44 Beoordeling onderzoeksrapporten

2.44

 

De in artikel 2.49 opgenomen tarieven zijn van overeenkomstige toepassing op het in behandeling nemen van een aanvraag tot het beoordelen van een onderzoeksrapport, zonder dat sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ander besluit.

 

 

Artikel 2.45 Wijzigen van het omgevingsplan

2.45

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van het omgevingsplan:

0,6%

 

 

Van de bouwkosten met een minimum van

€ 1.870,00

€ 2.500,00

 

 

En een maximum van € 29.990,00.

€ 0,00

€ 29.990,00

 

 

Artikel 2.46 Niet genoemd besluit op aanvraag

2.46

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een ander, in dit hoofdstuk niet benoemd besluit op grond van de Omgevingswet, de op die wet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur of het omgevingsplan:

€ 177,45

€ 185.00

 

 

Paragraaf 2.12 Modaliteiten

 

 

Artikel 2.47 Achteraf ingediende aanvraag

2.47

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de activiteit, worden de op grond van de paragrafen 2.3 tot en met 2.8 verschuldigde leges verhoogd met:

€ 1,50

10%

2.47.1

 

met een maximum van:

€ 10.000,00

 

 

Artikel 2.48 Uitgebreide voorbereidingsprocedure

 

 

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van het besluit:

€ 12.000 

 

 

Artikel 2.49 Beoordeling onderzoeksrapporten

 

 

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als krachtens wettelijk voorschrift voor de betreffende aanvraag een rapport moet worden beoordeeld:

2.49.1

a.

voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport:

€ 551,70

 

b.

voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport:

€ 441,36

 

c.

voor de beoordeling van een geluidrapport betreffende de geluidbelasting:

€ 551,70

 

d.

voor de beoordeling van een luchtrapport betreffende de luchtbelasting:

€ 220,68

 

e.

voor de beoordeling van een akoestisch rapport betreffende de interne en externe geluidwering of nagalm van een bouwwerk:

€ 500,00

 

f.

voor de beoordeling van een ecologisch onderzoeksrapport:

€ 551,70

 

g.

Voor de beoordeling van externe veiligheid

€ 662,04

 

h

Voor de beoordeling van een ROM aanvraag

€ 1.213,40

 

i

voor de beoordeling van een milieueffectrapportage (MER):

€ 2.500,00

 

j

voor de beoordeling van een niet in de voorgaande onderdelen genoemd rapport:

€ 750,00

 

 

Artikel 2.50 Advies

2.50.1

1.

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een daartoe aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet:

 

a.

voor een advies van de gemeenteraad:

€ 150,00

 

b.

voor een advies van de gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in de [Verordening op de gemeentelijke adviescommissie] dat uitsluitend betrekking heeft op redelijke eisen van welstand, als bedoeld in de gemeentelijke beleidsregels bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet:

2.50.2

1

1)    bouwkosten tot €50.000

€ 100,00

 

 

per aanvraag, max 3 behandelingen

 

2

2)    bouwkosten van €50.000 tot €2.000.000

0,2%

 

 

per aanvraag, max 3 behandelingen

 

3

3)    bouwkosten van €2.000.000 tot €6.000.000

(bouwkosten / €2.000.000) x 0,05% + €4.000

 

 

per aanvraag, max 3 behandelingen

 

4

4)    bouwkosten boven €6.000.000

€ 6.000,00

 

5

5)    vanaf 4e behandeling aanvraag omgevingsvergunning

25% van het legestarief voor de beoordeling door de gemeentelijke advies commissie

 

c.

voor een advies van de gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel b:

€ 250,00

 

e.

voor een advies in andere gevallen dan bedoeld in de onderdelen a tot en met c: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

2.50.3

 

Als een begroting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

Artikel 2.51 Instemming

2.51.1

1.

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet betrekking heeft op een activiteit waarvoor de beslissing op de aanvraag op grond van artikel 16.16 van de Omgevingswet instemming behoeft van een bestuursorgaan:

2.51.1.1

 

het bedrag dat dit bestuursorgaan aan rechten zou heffen als het voor de activiteit waarvoor instemming wordt verzocht zelf bevoegd gezag zou zijn.

€ 316,20

€ 326,00

2.51.2

2.

Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeeld. De aanvraag wordt dan in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop het verschuldigde bedrag aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

Paragraaf 2.13 Vermindering

 

 

Artikel 2.52 Vermindering na omgevingsoverleg

2.52.1

1.

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel b, en zoals nader omschreven in de paragrafen 2.3 tot en met 2.8, is voorafgegaan door een aanvraag om omgevingsoverleg als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel a, en zoals nader omschreven in paragraaf 2.2, waarop de aanvraag om de omgevingsvergunning betrekking heeft, bestaat onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden aanspraak op vermindering van de voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning verschuldigde leges. De vermindering bedraagt:

 50%

 

 

van de voor het omgevingsoverleg geheven leges.

2.52.2

2.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt de aanvraag om een omgevingsvergunning gedaan:

 

a.

a.     voor dezelfde activiteit of activiteiten als waarop het omgevingsoverleg betrekking had;

 

b.

b.     in overeenstemming met de uitkomsten van het omgevingsoverleg; en

 

c.

c.     binnen [] maanden na het laatste omgevingsoverleg of, als het omgevingsoverleg volgens afspraak leidt tot een kennisgeving aan de aanvrager, na de dagtekening van de kennisgeving.

2.52.3

3.

Bij de toepassing van het eerste lid blijft voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning in ieder geval verschuldigd:

€ 50,00

 

 

Artikel 2.53 Vermindering bij meervoudige aanvraag

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op vijf of meer activiteiten, bestaat aanspraak op vermindering van leges, met uitzondering van leges voor de milieubelastende activiteiten als bedoeld in paragraaf 2.5 en het legesdeel dat betrekking heeft op de modaliteiten genoemd in paragraaf 2.12. De vermindering bedraagt:

2.53.1

a.

bij 5 tot 10 activiteiten:

2%

2%

 

 

van de voor die activiteiten verschuldigde leges;

2.53.2

b.

bij 10 tot 15 activiteiten:

3%

3%

 

 

van de voor die activiteiten verschuldigde leges;

2.53.3

c.

bij 15 of meer activiteiten:

5%

5%

 

 

van de voor die activiteiten verschuldigde leges.]

 

 

Paragraaf 2.14 Teruggaaf

 

 

Artikel 2.54 Teruggaaf bij aanvraag en oordeel geen omgevingsvergunning nodig

2.54

 

Als het college van burgemeester en wethouders op grond van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning oordeelt dat voor de voorgenomen activiteit geen omgevingsvergunning is vereist, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

85%.

 

 

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is gedaan verschuldigde leges.

 

 

Artikel 2.55 Teruggaaf als de aanvraag omgevingsvergunning op verzoek van het bevoegd gezag wordt omgezet in een beoordeling conceptverzoek

2.55

 

Als het college van burgemeester en wethouders op grond van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning oordeelt dat de aanvraag omgevingsvergunning kan worden omgezet in een beoordeling conceptverzoek, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

€ 1,00

 

 

Artikel 2.56 Teruggaaf als aanvraag verder buiten behandeling wordt gelaten

 

 

Als na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht een aanvraag buiten behandeling wordt gelaten, bestaat aanspraak op teruggaaf. De teruggaaf bedraagt:

85%.

 

 

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is gedaan verschuldigde leges, met een maximum van:

€ 1.950,00

 

 

Artikel 2.57 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift bij reguliere procedure

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning of aanvraag om een maatwerkvoorschrift op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is geheel of gedeeltelijk intrekt terwijl het college van burgemeester en wethouders daarover nog geen besluit heeft genomen, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

2.56.1

a.

bij gehele of gedeeltelijke intrekking binnen [vier] weken na de indiening van de aanvraag:

€ 0,75

€ 0,75

 

a.

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges;

2.56.2

b.

bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf [vier] weken tot [zes] weken na de indiening van de aanvraag:

€ 0,50

€ 0,50

 

b.

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges;

2.56.3

c.

bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf [zes] weken na de indiening van de aanvraag:

€ 0,25

€ 0,25

 

c.

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges.

 

 

Artikel 2.58 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift bij uitgebreide voorbereidingsprocedure

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning of aanvraag om een maatwerkvoorschrift op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is geheel of gedeeltelijk intrekt terwijl het college van burgemeester en wethouders daarover nog geen besluit heeft genomen, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

2.57.1

a.

bij gehele of gedeeltelijke intrekking binnen 6 maanden na de indiening van de aanvraag:

75%

 

 

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges;

2.57.2

a.

bij gehele of gedeeltelijke intrekking binnen 6 weken na de indiening van de aanvraag:

50%

 

 

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges;

2.57.4

c.

bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf achttien weken na de indiening van de aanvraag:

25%

 

 

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges.

 

 

Artikel 2.59 Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw- of milieubelastende activiteiten

2.58

 

Als het college van burgemeester en wethouders een verleende omgevingsvergunning voor een bouw- of milieubelastende activiteit intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 12 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:

25%

25%

 

 

van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges.

nvt

 

 

Artikel 2.60 Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw- of milieubelastende activiteiten

2.59.1

a.

Als het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor een bouw- of milieubelastende activiteit weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

25%

25%

 

a.

van de voor de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is geweigerd verschuldigde leges.

 

b.

Onder een weigering bedoeld in onderdeel a wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak.

 

 

Artikel 2.60 Geen teruggaaf legesdeel modaliteiten

2.60

 

In afwijking van de voorgaande artikelen van deze paragraaf wordt geen teruggaaf verleend van het legesdeel dat betrekking heeft op de modaliteiten genoemd in paragraaf 2.12.

 

 

Artikel 2.61 Minimumbedrag voor teruggaaf

2.61

 

Een bedrag minder dan € 116,00 wordt niet teruggegeven.

€ 112,55

€ 116,00

 

 

HOOFDSTUK 3 DIENSTVERLENING VALLEND ONDER DE DIENSTENRICHTLIJN EN NIET VALLEND ONDER HOOFDSTUK 2

 

 

Paragraaf 3.1 Horeca

 

 

Artikel 3.1 Exploitatie openbare inrichting

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van:

3.1.1

 

een aanvraag om een vergunning tot het exploiteren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening:

€ 332,40

€ 342,70

3.1.2

 

een aanvraag om een ontheffing van de sluitingstijd voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:29, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening:

€ 110,95

€ 114,35

 

 

Artikel 3.2 Uitoefenen horeca- of slijtersbedrijf

3.2

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van:

3.2.1

 

een aanvraag om een vergunning op grond van artikel 3 van de Alcoholwet:

€ 332,80

€ 343,10

3.2.2

 

een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Alcoholwet:

€ 332,80

€ 343,10

3.2.3

 

een melding als bedoeld in artikel 30 van de Alcoholwet:

€ 110,95

€ 114,35

3.2.4

 

een aanvraag om wijziging van het aanhangsel als bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de Alcoholwet:

€ 110,95

€ 114,35

3.2.5

 

een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Alcoholwet:

€ 110,95

€ 114,35

 

 

Paragraaf 3.2 Seksbedrijven

2.6.1

 

Artikel 3.3 Vergunning seksbedrijf

3.3

a.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning of om de verlenging van een vergunning als bedoeld in artikel [3:3] van de Algemene plaatselijke verordening:

3.3.1

b.

voor een escortbedrijf:

€ 1.823,40

€ 1.879,90

3.3.1.1

 

voor andere prostitutiebedrijven dan bedoeld in onderdeel a:

€ 1.824,40

€ 1.880,90

3.3.1.2

 

voor andere seksbedrijven dan bedoeld in de onderdelen a en b:

3.3.2

 

Het bedrag dat op grond van het eerste lid verschuldigd is wordt:

3.3.2.1

 

voor iedere beheerder die zal worden aangesteld bij het seksbedrijf vermeerderd met

3.3.2.2

 

als de aanvraag tot het verlenen van de vergunning mede ziet op een seksinrichting vermeerderd met:

3.3.3

 

Als meerdere aanvragen als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig worden ingediend en betrekking hebben op hetzelfde seksbedrijf en dezelfde exploitant, worden de op grond van dat lid verschuldigde leges voor iedere tweede en volgende van die aanvragen verminderd met:

3.3.4

 

Als een vergunning als bedoeld in de het eerste lid, onderdelen a of b, is verleend onder de voorwaarde dat er ten hoogste één prostituee voor of bij het prostitutiebedrijf mag werken, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

 

 

van de op grond van die onderdelen voor het betreffende prostitutiebedrijf verschuldigde leges.]

 

 

Artikel 3.4 Wijzigen vergunning seksbedrijf

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van een in artikel 3.3 bedoelde vergunning in verband met een wijziging van:

3.4.1

a.

de exploitant aan wie de vergunning is verleend:

3.4.2

b.

de op de vergunning vermelde of te vermelden beheerder of beheerders:

3.4.3

c.

de activiteit waarvoor de vergunning is verleend:

3.4.4

d.

het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt:

3.4.5

e.

het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend:

3.4.6

f.

het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend:

3.4.7

[g.

het aantal prostituees dat ten hoogste voor of bij het seksbedrijf mag werken:

 

 

Paragraaf 3.3 Winkeltijdenwet

2.6.1

 

Artikel 3.5 Ontheffing winkeltijden

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

3.3.5.1

a.

een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet:

€ 199,70

€ 205,85

3.3.5.2

b.

wijziging van een in onderdeel a bedoelde ontheffing:

 

 

Paragraaf 3.4 Organiseren evenement of markt

2.6.1

 

Artikel 3.6 Organiseren evenement

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het organiseren van een evenement als bedoeld in artikel [2.25, eerste lid,] van de Algemene plaatselijke verordening (evenementenvergunning), als het betreft:

3.4.6.1

a.

een grootschalig evenement of een evenement met verhoogd risicoprofiel:

€ 199,70

€ 205,85

3.4.6.2

b.

een herdenkingsplechtigheid:

3.4.6.3

c.

een braderie:

3.4.6.4

d.

een optocht, niet zijnde een betoging, op de weg:

3.4.6.5

e.

een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg:

3.4.6.6

f.

een klein evenement dat niet voldoet aan de eis bedoeld in artikel [2:25, derde lid,] van de Algemene plaatselijke verordening:

2.6.1

 

Artikel 3.7 Organiseren markt

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning:

3.4.7.1

a.

voor het organiseren van een snuffelmarkt als bedoeld in artikel [5:23] van de Algemene plaatselijke verordening:

3.4.7.2

b.

voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 4 van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016:

 

 

Paragraaf 3.5 Standplaatsen

 

 

Artikel 3.8 Marktstandplaatsvergunningen en andere vergunningen op markt

3.8.1

1.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

3.8.1.1

a.

een vaste-standplaatsvergunning als bedoeld in artikel 14, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 :

€ 177,35

€ 182,80

3.8.1.2

b.

een dagplaatsvergunning als bedoeld in artikel 19, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 , die leidt tot vergunningverlening:

3.8.1.3

c.

een standwerkvergunning als bedoeld in artikel 20, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 , die leidt tot vergunningverlening:

3.8.1.4

d.

een bedienvergunning als bedoeld in artikel 21, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 :

3.8.2

2.

Als een aanvraag om een vaste-standplaatsvergunning, te verlenen via het selectiestelsel, niet leidt tot vergunningverlening, bestaat aanspraak op teruggaaf van 50 % van de op grond van het eerste lid, onderdeel a, verschuldigde leges.

3.8.3

3.

Als een aanvraag om een vaste-standplaatsvergunning, te verlenen via loting, niet leidt tot vergunningverlening, bestaat aanspraak op teruggaaf van [… (bijvoorbeeld 75)] % van de op grond van het eerste lid, onderdeel a, verschuldigde leges.

 

 

Artikel 3.9 Overige administratieve dienstverlening markt

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

3.9.1

a.

overschrijving van een vaste-standplaatsvergunning op naam van een ander als bedoeld in artikel 15 van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 :

3.9.2

b.

toestemming met vervanging van de vergunninghouder artikel 17, tweede lid, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 :

3.9.3

c.

toekenning van een andere vaste standplaats als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 :

3.9.4

d.

ontheffing van de verplichting om de standplaats in te nemen tot de sluitingstijd van de markt artikel 23, tweede lid, van de verordening op de heffing en invordering van marktgeld 2016 :

2.6.1

 

Artikel 3.10 Losse standplaatsen

3.10.

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het innemen of hebben van een standplaats, bedoeld in artikel [5:18] van de Algemene plaatselijke verordening:

 

 

Paragraaf 3.6 Huisvestingswet 2014 [en Wet goed verhuurderschap]

 

 

Artikel 3.11 Vergunning [of ontheffing] onttrekken woonruimte

3.11

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning [of ontheffing van het verbod] om woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, [respectievelijk tweede lid,] van de Huisvestingswet 2014:

€ 108,75

€ 112,10

 

 

Artikel 3.12 Vergunning [of ontheffing] samenvoegen woonruimte

3.12

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning [of ontheffing van het verbod] om woonruimte met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b, [respectievelijk tweede lid,] van de Huisvestingswet 2014:

€ 108,75

€ 112,10

 

 

Artikel 3.13 Vergunning [of ontheffing] omzetten zelfstandige in onzelfstandige woonruimte

3.13

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning [of ontheffing van het verbod] om zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, [respectievelijk tweede lid,] van de Huisvestingswet 2014:

€ 108,75

€ 112,10

 

 

Artikel 3.14 Vergunning [of ontheffing] verbouwen woonruimte tot meer woonruimten

3.14

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning [of ontheffing van het verbod] om woonruimte tot twee of meer woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder d, [respectievelijk tweede lid,] van de Huisvestingswet 2014:

 

 

Artikel 3.15 Splitsingsvergunning [of -ontheffing]

3.15

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning [of ontheffing van het verbod] om een recht op een gebouw te splitsen in appartementsrechten, als bedoeld in artikel 22, eerste[, respectievelijk tweede lid,] van de Huisvestingswet 2014:

€ 108,75

€ 112,10

 

 

[Artikel 3.16 Vergunning of ontheffing toeristische verhuur

3.16

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning of ontheffing van het verbod om woonruimte voor toeristische verhuur in gebruik te geven als bedoeld in artikel 23c, eerste, respectievelijk tweede lid, van de Huisvestingswet 2014:

2.6.1

 

[Artikel 3.17 Verhuurvergunning opkoopbescherming

3.17

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning om een woonruimte in gebruik te geven binnen een periode van vier jaar na de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van die woonruimte aan de nieuwe eigenaar, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014:

 

 

[Artikel 3.18 Verhuurvergunning woon- of verblijfsruimte

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet goed verhuurderschap:

3.18.1

a.

voor een verhuurvergunning woonruimte:

3.18.2

b.

voor een verhuurvergunning verblijfsruimte:

 

 

Paragraaf 3.7 In dit hoofdstuk niet benoemd besluit

 

 

Artikel 3.19 Niet benoemd besluit op aanvraag

3.19

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in dit hoofdstuk niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking:

€ 177,45

€ 182,95

Behoort bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2023.

De secretaris van de gemeente Zuidplas,

A.de Graaf

Toelichting

A Algemeen

1 Wettelijke basis

De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. De legesheffing voor reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart berust niet op artikel 229 van de Gemeentewet, maar op artikel 7 van de Paspoortwet, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van die wet (wijziging Paspoortwet per 9 maart 2014).

Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges. In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

In verband met artikel 10 van de verordening leges (overdracht van bevoegdheden) is in de aanhef eveneens artikel 156, eerste en tweede lid, onder h, van de Gemeentewet genoemd.

2 Opzet

De verordening leges bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.

4 Het begrip ‘dienst’

Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie komen wij tot het oordeel dat voor de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.

Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.

Opgemerkt wordt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.

B Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de tarieventabel voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

Artikel 2 Belastbaar feit

De omschrijving van het belastbaar feit valt in tweeën uiteen. Enerzijds betreft het belastbaar feit het genot van verleende diensten, anderzijds betreft het belastbaar feit het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart.

Deze laatste omschrijving houdt verband met de wijziging van de Paspoortwet per 9 maart 2014 en daarvóór met HR 9 september 2011, nr. 10/04967 , LJN: BQ4105 en de Wet van 13 oktober 2011, Stb. 440, die een zelfstandige grondslag biedt voor de legesheffing nu het hierbij niet gaat om dienstverlening als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet.

De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Daarom is naast de in artikel 2 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit in de tarieventabel opgenomen. Dat is dan ook de reden dat in artikel 2 wordt gesproken van ‘een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel’. Omdat artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat het voorwerp van de belasting en het tarief moeten zijn vermeld in de belastingverordening, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening. Vandaar dat de woorden ‘daarbij behorende’ zijn gebruikt. In de tarieventabel en in de bij de verordening en de tarieventabel behorende bijlagen wordt dit eveneens uitdrukkelijk aangegeven.

De omschrijving van het belastbare feit is van belang voor de vraag of de materiële belastingschuld ontstaat en het tijdstip waarop die belastingschuld ontstaat.

Artikel 3 Belastingplicht

De belastingverordening moet vermelden wie de belastingplichtige is (artikel 217 van de Gemeentewet). Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.

Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht, leges worden geheven.

Vanuit de systematiek van de verordening ligt het voor de hand in eerste instantie de aanvrager in de heffing te betrekken. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, dan kan degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht als belastingplichtige aangemerkt worden. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat, zoals al eerder is geconstateerd, de aanvrager per definitie een belang heeft bij de dienstverlening of de handelingen.

Bij het aanwijzen van de belastingplichtige kan zich geen keuzesituatie voordoen. In verband hiermee is het stellen van beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige niet nodig.

Artikel 4 Vrijstellingen

Onderdeel a

In onderdeel a hebben wij een (verplichte) vrijstelling opgenomen voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 (grondexploitatie) van de Wet ruimtelijke ordening zijn of worden verhaald. Deze vrijstelling houdt verband met de zogenaamde Grondexploitatiewet (Stb. 2007, 271) die op 1 juli 2008 in werking is getreden en onderdeel uitmaakt van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (afdeling 6.4).

Onderdeel b

Onderdeel b heeft betrekking op het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een (milieu-)inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiervoor kunnen geen leges worden geheven op grond van artikel 2.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat luidt:

‘1. Voor zover aanvragen tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning betrekking hebben op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, worden geen rechten geheven.’

Dit is dus ook een wettelijke vrijstelling, die voor een goed begrip is opgenomen in de legesverordening.

Onderdeel c

De vrijstelling onder c heeft betrekking op de zogenaamde ‘omgevingsvergunning beperkte milieutoets’ (OBM). Dit is een toestemming van het bevoegd gezag die bedrijven sinds 1 januari 2011 voor een aantal activiteiten uit het Activiteitenbesluit (officiële naam: 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer') nodig hebben om met deze activiteiten op een specifieke locatie te kunnen starten. De OBM is van toepassing op twee typen activiteiten:

1. activiteiten waarvoor een m.e.r- beoordeling verplicht is; en

2. activiteiten waarvoor het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit ingepast kan worden in de lokale situatie.

De OBM is gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wabo in samenhang met artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht. De OBM bestaat uit een toestemming of een weigering. Het bevoegd gezag kan geen voorschriften aan de OBM verbinden (artikel 5.13a Besluit omgevingsrecht).

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

Voor de maatstaven van heffing en tarieven wordt in dit artikel verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel die, zoals in de toelichting op artikel 2 reeds is opgemerkt, deel uitmaakt van de verordening.

Artikel 6 Wijze van heffing

In de verordening is in beginsel gekozen voor de heffing op andere wijze, omdat deze wijze van heffing wordt gekenmerkt door een grote mate van vormvrijheid, wat goed aansluit bij het karakter van de heffing van leges.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Bij wijzigingen in rijksregelgeving die gevolgen hebben voor de leges, kan de besluitvormingsprocedure voor belastingverordeningen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit) belemmerend werken. Ook kan het gewenst zijn een redactionele wijziging op korte termijn door te voeren. Om de gewenste flexibiliteit en de te betrachten spoed te bereiken, kan de raad de bevoegdheid tot vaststelling van de legesverordening aan het college overdragen (delegeren). Artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet maakt dit mogelijk. Artikel 10 van de verordening voorziet in een beperkte overdracht van die vaststellingsbevoegdheid aan het college. In verband met dit artikel is artikel 156 van de Gemeentewet in de aanhef van de verordening genoemd. De bevoegdheidsoverdracht is om twee redenen beperkt, namelijk:

• 1 De verordenende bevoegdheid van de raad is in dualistische verhoudingen belangrijk om een evenwicht tussen de raad en het college te waarborgen (Kamerstukken II 2000/01, 27751, nr. 3, pag. 27, Wet dualisering gemeentebestuur).

• 2 De raad raakt bij overdracht van zijn bevoegdheid zelf die bevoegdheid kwijt, tenzij hij het delegatiebesluit weer intrekt.

Op grond van artikel 10 is het college bevoegd tot wijziging van de legesverordening:

• als sprake is van een zuiver redactionele wijziging (tekstuele wijzigingen die geen materiële gevolgen hebben);

• bij wijziging in rijksregelgeving:

• waarvan de implementatieperiode na bekendmaking in het Staatsblad of de Staatscourant korter is dan drie maanden; en

• die tariefbepalingen betreft waarbij een rijkskostendeel onderdeel uitmaakt van het tarief, of waarvoor bij of krachtens een wet een (maximum)tarief is gesteld;

• en bovendien de raad niet zelf al met deze wijzigingen rekening heeft gehouden.

De implementatieperiode van drie maanden is de termijn die gemeenten doorgaans nodig hebben om een belastingverordening te wijzigen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit). De implementatieperiode van drie maanden is ook opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in de zogenaamde Code Interbestuurlijke Verhoudingen (een afspraak tussen het kabinet, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over hoe overheden met elkaar willen samenwerken, januari 2005). Voor wijzigingen in rijksregelgeving die meer dan drie maanden voor de inwerkingtreding officieel worden bekendgemaakt, blijft de raad te allen tijde bevoegd.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Met betrekking tot de leges heeft het college van burgmeester en wethouders geen nadere regels als bedoeld in dit artikel vastgesteld.

Artikel 12 Overgangsrecht

Als een verordening wordt gewijzigd of een vervangende verordening wordt vastgesteld, verdient het aanbeveling eerbiedigende werking aan de oude verordening te geven. Dit houdt in date verordening die wordt ingetrokken, van toepassing blijft op belastbare feiten die zich vóór de datum van ingang van de heffing van de nieuwe verordening hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk basis van oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Het inwerkingtredingartikel in de gemeentelijke belastingverordening bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel regelt de inwerkintreding, het tweede onderdeel bepaalt de datum van ingang van de heffing.

Artikel 14 Citeertitel

Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.