Regeling vervallen per 01-08-2018

Uitvoeringsregeling Subsidies sociaal Domein 2016

Geldend van 08-06-2016 t/m 31-07-2018

Intitulé

Uitvoeringsregeling Subsidies sociaal Domein 2016

0 Algemeen

Inleiding

Op 26 januari 2016 heeft de raad van Zuidplas de Nota Subsidiebeleid 2016 vastgesteld.

In lijn hiermee heeft de raad op 8 maart 2016 de Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016 (hierna te noemen ASV) vastgesteld. Deze verordening bevat procedurele voorschriften die van toepassing zijn bij de subsidieverlening.

De ASV geeft het college van Zuidplas de mogelijkheid om ter uitwerking van de verordening uitvoeringsregelingen vast te stellen.

In deze uitvoeringsregeling wordt per beleidsterrein ingegaan op de activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie (gelet op maatschappelijke effecten/doelstellingen en doelgroepen), procedurebepalingen, kosten die voor subsidie in aanmerking komen, berekening van de subsidie, verdeling van het subsidieplafond, specifieke weigeringgronden en eventuele aanvullende verplichtingen.

Algemene deel van de beleidsregels

In dit algemene, inleidende hoofdstuk (0) komen algemene zaken aan de orde die voor alle subsidievormen relevant zijn. Het zijn regels die het college hanteert ten aanzien van bijvoorbeeld bevoorschotting en indexering van budgetten.

Vaststelling budgetten en plafonds

Jaarlijks zullen, bij het vaststellen van de gemeentebegroting, de subsidieplafonds worden vastgesteld. In de uitvoeringsregeling zijn de verdeelregels voor de subsidies opgenomen waarbij de plafonds het maximum te verstrekken subsidiebedrag per beleidsterrein en eventueel delen daarvan bepalen.

Evaluatie en aanpassing

De uitvoeringsregeling is zo opgesteld dat er, indien gewenst per beleidsterrein wijzigingen of aanvullingen kunnen worden aangebracht. In 2019 wordt het subsidiebeleid (inclusief de uitvoeringsregeling) geëvalueerd.

Soorten subsidies in relatie tot subsidiebedragen

subsidiebedrag

aanbodgerichte activiteiten

(zie paragrafen 0.1, 1.1 en 2.1)

vraaggestuurde activiteiten

( zie paragrafen 0.2, 1.2 en 2.2)

>€ 50.000

·instellingssubsidies met afspraken op basis van BCF-methode

·instellingssubsidies met eenvoudigere prestatie-afspraken

n.v.t.

€ 5.000 - € 50.000

·instellingssubsidies met eenvoudigere prestatie-afspraken

n.v.t.

€ 0 - € 5.000

·instellingssubsidies met eenvoudigere prestatie-afspraken

·activiteitensubsidies;

·incidentele subsidies (start-, aanjaag- en eenmalige projectsubsidies).

0.0 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. ASV: Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016.

  • b. Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • c. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas.

  • d. raad: de raad van de gemeente Zuidplas.

  • e. BCF: Beleidsgestuurde ContractFinanciering.

  • f. subsidiebeleid: de inhoud van de Nota Subsidiebeleid 2016, vastgesteld door de raad op 26 januari 2016.

  • g. subsidieovereenkomst: een overeenkomst die is afgesloten met een instelling, waarin gemeente en instelling hebben vastgelegd welke producten/activiteiten de instelling zal aanbieden tegen welke prijs, de hoogte van het subsidiebedrag en de wederzijdse verplichtingen.

  • h. vermogensplan: een plan dat bij de (meer)jaarlijkse subsidieaanvraag door een instelling wordt ingediend en waarin staat welke reserves gevormd gaan worden, wat de gewenste maximale omvang per reserve is en wat de verwachte storting in of onttrekking uit de verschillende reserves is.

Artikel 2 Aanspraak op subsidie

Onverminderd het bepaalde in de ASV en de Awb dient de instelling, om voor subsidie in aanmerking te komen, te voldoen aan de onderstaande voorwaarden:

  • a.

    de subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • b.

    de te subsidiëren instelling en haar activiteiten moeten een bijdrage leveren aan het bereiken van de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid op het Sociaal Domein, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de Nota Subsidiebeleid 2016;

  • c.

    de instelling dient naast de aangevraagde gemeentelijke subsidie over eigen (via derden verkregen) middelen te beschikken, die aan de te organiseren activiteit(en) ten goede komen;

  • d.

    de te subsidiëren activiteiten en voorzieningen dienen algemeen toegankelijk te zijn:

    • in fysieke zin (zo goed mogelijk bereikbaar voor mensen met een fysieke beperking);

    • in algemene zin, dat er geen sprake is van uitsluiting van deelnemers voor wat betreft geloof, politieke overtuiging, etniciteit, sekse en/of seksuele geaardheid;

  • e.

    in aanvulling op sub d. geldt dat organisaties slechts voor subsidie in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning in activiteiten en/of voorzieningen die:

    • een openbaar karakter hebben en (ook in de praktijk) niet alleen voor leden zijn;

    • geen politiek en/of religieus karakter of doel(en) hebben.

Artikel 3 Procedurebepalingen

In afwijking van artikel 6, lid 2 van de ASV is het instellingen die werkzaam zijn in meerdere gemeenten toegestaan om de aanvraag voor subsidie in te dienen zonder daarvoor een door het college vastgesteld formulier te gebruiken.

Artikel 4 Subsidie voor leges

Aanvullend op artikel 2 onder b, zijn de legeskosten ten behoeve van evenementen die worden georganiseerd door non-profitinstellingen en vrijwilligers(organisaties) zonder winstoogmerk die publiek toegankelijke activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard organiseren in het belang van de gemeente Zuidplas en waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers, 100% subsidiabel. Het gaat om kosten voor een:

  • a.

    evenementenvergunning;

  • b.

    ontheffing voor het tijdelijk in gebruik houden van een bouwwerk en/of inrichting ten behoeve van een evenement;

  • c.

    stookontheffing;

  • d.

    ontheffing geluidhinder;

  • e.

    tijdelijke ontheffing Drank- en Horecawet, art.35;

  • f.

    ontheffing recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein;

  • g.

    loterijvergunning;

  • h.

    ontheffing Wegenverkeerswet.

Artikel 5 Wijze van uitbetalen

    • 1.

      Voor alle subsidiesoorten (instellingssubsidies, activiteitensubsidies en incidentele subsidies) geldt dat het college voorschotten verleent. De voorschotten bedragen 100% van het verleende subsidiebedrag.

    • 2.

      De uitbetaling van de voorschotten geschiedt volgens de in de subsidiebeschikking genoemde termijnen.

    • 3.

      Subsidies die op basis van artikel 13 van de ASV (binnen de gemeentelijke organisatie) intern worden verrekend met verschuldigde bedragen ter zake van huur of andere verplichtingen, worden niet uitbetaald. Hierbij geldt:

  • a. in de subsidiebeschikking wordt opgenomen welk deel van de subsidie niet wordt uitbetaald maar intern wordt verrekend met verschuldigde huurbedragen of erfpachtcanons of vergoedingen voor grondgebruik;

  • b. in de vergunningsbeschikking wordt opgenomen welk subsidiebedrag op basis van een interne verrekening wordt verleend om de kosten voor de leges één-op-één te compenseren.

Artikel 6 Afbouwregeling

De afbouwregeling houdt in dat organisaties die op grond van deze uitvoeringsregeling in aanmerking komen voor een lager subsidiebedrag dan het subsidiebedrag zoals dat al meerdere jaren achtereen werd vastgesteld, in twee of drie stappen naar het nieuwe subsidiebedrag kunnen toegroeien. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    Indien de verlaging van de subsidie een bedrag tussen de € 500 en € 5.000 betreft, dan kan een organisatie in het eerste jaar (2017) het nieuwe subsidiebedrag plus de helft van het verschil  tussen het oude en het nieuwe subsidiebedrag ontvangen. In het tweede jaar (2018) alleen het nieuwe subsidiebedrag.

  • b.

    Indien de verlaging van de subsidie meer dan € 5.000 bedraagt, dan kan een organisatie in het eerste jaar (2017) het nieuwe subsidiebedrag plus 2/3 van het verschil  tussen het oude en het nieuwe subsidiebedrag en in het tweede jaar (2018) het nieuwe subsidiebedrag plus 1/3 van het verschil  tussen het oude en het nieuwe subsidiebedrag. In het derde jaar (2019) alleen het nieuwe subsidiebedrag.

Artikel 7 Overgangstermijn indirecte subsidies

  • 1. De overgangstermijn voor indirecte subsidies houdt in dat organisaties die tot en met het jaar 2020 -op grond van het vastgestelde vastgoedbeleid- geconfronteerd worden met hogere tarieven voor huur, grondgebruik en/of erfpacht, tot en met uiterlijk 2020 100% van het verschil van de rekening gecompenseerd krijgen door middel van subsidie.

  • 2. Vanaf 2021 kunnen organisaties alleen nog voor subsidie in aanmerking komen als er een bijdrage wordt geleverd aan de maatschappelijke effecten die de gemeente heeft vastgesteld. Hierover worden in 2016 en 2017 per organisatie afspraken gemaakt.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze uitvoeringsregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken. Dit kan voor zover toepassing van deze artikelen leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

0.1 Algemene bepalingen instellingssubsidies

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte

  • 1. Op grond van deze paragraaf 0.1 kan het college subsidie verstrekken aan instellingen die activiteiten verrichten die in het subsidiebeleid zijn benoemd als aanbodgerichte activiteiten en die onderdeel uitmaken van de basis-infrastructuur van de gemeente Zuidplas.

  • 2. Subsidies op basis van deze paragraaf 0.1 betreffen instellingssubsidies zoals bedoeld in artikel 1 onder g. van de ASV.

Artikel 2 Afwijkende indientermijn voor eerste jaar dat deze uitvoeringsregeling in werking is

Deze uitvoeringsregeling treedt in werking op 1 juni 2016. Om deze reden wordt de indientermijn in 2016 voor subsidieaanvragen voor 2017 eenmalig met één maand verlengd tot 1 augustus 2016.

Artikel 3 Aanspraak op subsidie volgens BCF-methodiek

Voor de subsidies boven de € 50.000 wordt de BCF-systematiek gebruikt. Deze methode is in de Nota Subsidiebeleid 2016 uitgebreid beschreven.

De gemeente gaat een overeenkomst aan met partijen die activiteiten organiseren die de gemeente wettelijk en/of op basis van beleid wil aanbieden. Bij de BCF-methode gaat aan de overeenkomst vooraf:

  • a.

    een vraagverkenning (door gemeente en instelling)

  • b.

    een opdrachtformulering (door de gemeente) en

  • c.

    een offerte (van de instelling).

Een andere partij die voor dezelfde activiteit(en) een offerte uitbrengt, kan in aanmerking komen voor subsidie bij aanvang van een nieuwe BCF-cyclus. Indien dit aan de orde is informeert de gemeente de betreffende partij over de termijn die hierbij wordt gehanteerd.

Artikel 4 Aanspraak op subsidie overige instellingssubsidies (niet-BCF)

Als meerdere instellingen een subsidieaanvraag (niet volgens de BCF-methodiek) indienen voor het uitvoeren van activiteiten op hetzelfde beleidsterrein terwijl het subsidieplafond hiervoor niet toereikend is, maakt het college een keuze welke instelling zij zal subsidiëren. Om de keuze te kunnen maken worden achtereenvolgens de volgende criteria afgewogen:

  • a.

    de mate waarin het aanbod bijdraagt aan de doelstellingen per beleidsterrein;

  • b.

    de mate waarin het aanbod gericht is op inwoners uit meerdere dorpen van Zuidplas;

  • c.

    de mate waarin het aanbod ondersteunend werkt aan andere activiteiten op dit beleidsterrein of andere beleidsterreinen;

  • d.

    de prijs-/kwaliteitverhouding van het aanbod.

Artikel 5 Subsidieovereenkomst

Met de instellingen die een subsidie ontvangen boven € 5.000 worden (meer)jaarlijkse subsidieafspraken gemaakt. De afspraken worden vastgelegd in een subsidieovereenkomst die gekoppeld wordt aan de (meerjaarlijkse) subsidiebeschikking. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    in de beschikking wordt opgenomen voor welke jaren subsidie wordt verleend;.

  • b.

    voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, zal in de beschikking het voorbehoud gemaakt worden dat voldoende financiële middelen kunnen worden vrijgemaakt;

  • c.

    het voorbehoud vervalt, indien het college niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de gemeentebegroting een beroep daarop heeft gedaan;

  • d.

    in de subsidieovereenkomst staan wederzijdse afspraken over de uit te voeren activiteiten en de daarbij behorende financiële middelen;

  • e.

    in de subsidieovereenkomst staan wederzijdse afspraken over het indienen van rapportages en de momenten waarop er overleg plaats vindt;

  • f.

    in de subsidieovereenkomst staat hoe opdrachtgever en opdrachtnemer omgaan met de situatie van afloop of beëindiging van de overeenkomst.

Artikel 6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de taken die zijn overeengekomen in de afgesloten subsidieovereenkomst met de instelling.

Artikel 7 Indexering

De budgetten die beschikbaar zijn voor de instellingssubsidies per beleidsterrein worden geïndexeerd met dezelfde (geschatte) percentages die in de Perspectiefnota worden gehanteerd voor de gemeentelijke budgetten.

Artikel 8 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Als 'berekening van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen' (zie artikel 18 lid 1 en 2 van de ASV) aan de orde is bij de bepaling van de subsidiabele kosten, worden:

  • a.

    de te hanteren berekeningswijze van uurtarieven en

  • b.

    de te hanteren kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven

bepaald in de subsidieovereenkomsten met betreffende instellingen.

Artikel 9 Vormen van reserves

  • 1. Het is een instelling toegestaan om een positief jaarresultaat te gebruiken om een algemene reserve te vormen.

  • 2. Er geldt een totaal reservepercentage van maximaal 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven. Bestemmingsreserves worden in dit percentage niet meegerekend.

  • 3. Het is een instelling toegestaan om bestemmingsreserves te vormen mits er bij de subsidieaanvraag een vermogensplan is toegevoegd en het college op grond van dit plan van oordeel is dat de reserves noodzakelijk zijn.

Artikel 10 Verantwoording

  • 1. In afwijking van artikel 15, lid 2 van de ASV geldt voor instellingen met een subsidie tussen de € 5.000 en de € 50.000 dat hun aanvraag tot vaststelling naast een inhoudelijk verslag (waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd), tevens een financieel verslag of jaarrekening dient te bevatten.

  • 2. Op basis van artikel 16 lid 3 van de ASV kan het college afzien van de verplichting tot het bijvoegen van een accountantsverklaring bij de 'aanvraag tot subsidievaststelling' van een instelling met een subsidie hoger dan € 50.000. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik door per afzonderlijke instelling in de subsidieovereenkomst vast te leggen of een accountantsverklaring een verplicht onderdeel is van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 11 Beoordelen en afrekenen

  • 1. Voor de meerjaarlijkse subsidies (BCF) ligt de nadruk op tussentijdse communicatie en eventueel bijstelling van de afspraken. In geval van bijstelling betekent dit dat de oorspronkelijke verleningsbeschikking in een uiterst geval wordt ingetrokken en een nieuwe beschikking wordt afgegeven.

  • 2. Voor alle subsidies geldt dat als minder ‘resultaten en inspanningen geleverd zijn dan afgesproken’, de subsidie lager kan worden vastgesteld. In dat geval wordt (een deel van) het bevoorschotte subsidiebedrag teruggevorderd via de vaststellingsbeschikking.

  • 0. 2 Algemene bepalingen activiteitensubsidies

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte

  • 1. Op grond van deze paragraaf 0.2 kan het college subsidie verstrekken aan instellingen die activiteiten verrichten die in het subsidiebeleid zijn benoemd als vraaggestuurde activiteiten. Instellingen en verenigingen organiseren deze activiteiten vanuit de vraag van hun leden, doelgroepen of cliënten en vragen de gemeente -indien nodig- een ondersteunende bijdrage te leveren.

  • 2. Subsidies op basis van deze paragraaf 0.2 betreffen activiteitensubsidies zoals bedoeld in artikel 1 onder h. van de ASV.

Artikel 2 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Awb en artikel 9 van de ASV wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de activiteit behoort tot de reguliere activiteiten van een instelling die alleen voor leden zijn bedoeld;

  • b.

    met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen, voordat de aanvraag is ontvangen en het college een beslissing op deze aanvraag heeft genomen.

Artikel 3 Bepaling van subsidiabele kosten

  • 1. Niet voor subsidie in aanmerking komen: reis- en verblijfkosten, consumptie- en cateringkosten, kosten voor uitgeloofde prijzen en kosten voor entree.

  • 2. De kosten voor materialen met een levensduur van meer dan één jaar worden op afschrijvingsbasis vergoed, waarbij wordt uitgegaan van een afschrijvingstermijn van 3 jaar.

Artikel 4 Berekening subsidiebedragen

  • 1. Voor de berekening van de hoogte van een activiteitensubsidie of een incidentele subsidie wordt een puntensysteem gehanteerd dat de subsidiëring van een activiteit koppelt aan:

  • a. het bereik van de activiteit, gemeten in deelnemer-uren (te weten: aantal deelnemers per keer * duur activiteit per keer * aantal keren dat een activiteit plaatsheeft in een jaar);

  • b. het gegeven of er een (extra kwetsbare) doelgroep wordt bediend met de activiteit;

  • c. de mate waarin de activiteit een 'i nclusieve samenleving' bewerkstelligt/gericht is op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel;

  • d. de mate van samenwerking met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de gemeenteraad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein;

  • e. de noodzaak van het maken van extra kosten die met de aard van de activiteit samenhangen.

  • 2. In totaal kunnen voor deze vijf onderdelen maximaal 100 punten worden behaald. Het maximumaantal punten per onderdeel kan per beleidsonderdeel verschillen. In de paragrafen 1.2, 2.2 en 3.2 worden per beleidsonderdeel de betreffende onderverdelingen genoemd.

  • 3. De hoogte van het subsidiebedrag wordt als volgt berekend: het aantal punten berekend op basis van lid 1 wordt vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde normbedrag van € 50 (daarmee is het maximale bedrag voor een activiteitensubsidie in principe € 5.000).

  • 4. Wanneer het bedrag dat uit de berekening komt hoger is dan het aangegeven of blijkende tekort op de begroting van de instelling, wordt maximaal dit tekort als subsidie verwerkt, waarbij het tekort slechts betrekking heeft op de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het doen slagen van de activiteit.

Artikel 5 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Indien honorering van alle aanvragen die op een deelterrein voor subsidie in aanmerking komen (niet meegerekend de aanvragen die op basis van een weigeringsgrond uit artikel 4:35 van de Awb, artikel 9 ASV of artikel 2 uit deze regeling al afvallen), zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond op dat deelterrein, worden de aanvragen op een prioriteitenlijst gerangschikt.

  • 2. De volgorde op de prioriteitenlijst wordt bepaald door een weging op basis van de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid op het betreffende deelterrein van het Sociaal Domein (1. Zorg&Ondersteuning en Participatie, 2. Ontplooiing of 3. Jeugd).

  • 3. Indien na vaststelling van het Subsidiejaarprogramma Sociaal Domein van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, het subsidieplafond op een bepaald beleidsterrein nog niet is bereikt, worden subsidieaanvragen die zijn binnengekomen na sluitingsdatum (1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar) en die voldoen aan de uitvoeringsregels voor dit beleidsterrein, gehonoreerd in volgorde van binnenkomst, tot het subsidieplafond is bereikt.

  • 4. Voor de toepassing van het derde lid geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag volledig is.

Artikel 6 Steekproefsgewijze controle/inrichting administratie

  • 1. Het college zal bij subsidies die direct bij verlening worden vastgesteld, steekproefsgewijze controleren of de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de subsidieaanvraag en eventuele overige vereisten en voorwaarden zijn gerealiseerd.

  • 2. De gesubsidieerde instelling dient hiertoe een deugdelijke administratie te voeren en deze gedurende een periode van 7 jaar te bewaren.

Artikel 7 Actieve terugbetalingsactie subsidieontvangers

Indien bij een direct vastgestelde subsidie een instelling een gesubsidieerde activiteit niet of niet geheel uitvoert, als gevolg waarvan het verkregen subsidiebedrag niet of niet geheel is aangewend, draagt de instelling er zorg voor dat het niet dan wel deels niet benutte subsidiebedrag onverwijld aan het college wordt geretourneerd.

0.3 Algemene bepalingen incidentele subsidies

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte

  • 1. Op grond van deze paragraaf 0.3 kan het college subsidie verstrekken aan instellingen die activiteiten verrichten die in het subsidiebeleid zijn benoemd als vraaggestuurde activiteiten, onder het kopje ‘Ruimte voor nieuwe initiatieven’.

  • 2. Subsidies op basis van deze paragraaf 0.3 betreffen incidentele subsidies zoals bedoeld in artikel 1 onder i. van de ASV, te weten: startsubsidies, aanjaagsubsidies en subsidies voor eenmalige activiteiten.

Artikel 2 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Awb en artikel 9 van de ASV wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de activiteit behoort tot de reguliere activiteiten van een instelling;

  • b.

    met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen, voordat de aanvraag is ontvangen en het college een beslissing op deze aanvraag heeft genomen.

Artikel 3 Bepaling van subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten die direct aan de betreffende activiteit/product zijn toe te rekenen (onder aftrek van de ingebrachte eigen middelen of middelen van derden), kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. Niet voor subsidie in aanmerking komen: reis- en verblijfkosten, consumptie- en cateringkosten, kosten voor uitgeloofde prijzen en kosten voor entree.

Artikel 4 Berekening subsidiebedragen

  • 1. De subsidie bedraagt, wanneer deze voor de eerste keer wordt verleend, maximaal 50% van de subsidiabele kosten in de totale begroting voor de betreffende activiteit of organisatie.

  • 2. De subsidie bedraagt, wanneer deze voor de tweede keer wordt verleend, maximaal 30% van de subsidiabele kosten in de totale begroting voor de betreffende activiteit of organisatie.

  • 3. De subsidie bedraagt, wanneer deze voor de derde keer wordt verleend, maximaal 20% van de subsidiabele kosten in de totale begroting voor de betreffende activiteit of organisatie.

Artikel 5 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1. De honorering van alle aanvragen die voor incidentele subsidie in aanmerking komen (niet meegerekend de aanvragen die op basis van een weigeringsgrond uit artikel 4:35 van de Awb, artikel 9 ASV of artikel 2 uit deze regeling al afvallen), geschiedt op volgorde van binnenkomst tot het subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag volledig is.

  • 3. Aanvragen voor incidentele subsidies die voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar zijn ingediend worden opgenomen in het Subsidiejaarprogramma Sociaal Domein van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 6 Steekproefsgewijze controle/inrichting administratie

  • 1. Het college zal bij subsidies die direct bij verlening worden vastgesteld, steekproefsgewijs controleren of de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de subsidieaanvraag en eventuele overige vereisten en voorwaarden zijn gerealiseerd.

  • 2. De gesubsidieerde instelling dient hiertoe een deugdelijke administratie te voeren en deze gedurende een periode van 7 jaar te bewaren.

Artikel 7 Actieve terugbetalingsactie subsidieontvangers

Indien bij een direct vastgestelde subsidie een instelling een gesubsidieerde activiteit niet of niet geheel uitvoert, als gevolg waarvan het verkregen subsidiebedrag niet of niet geheel is aangewend, draagt de instelling er zorg voor dat het niet dan wel deels niet benutte subsidiebedrag onverwijld aan het college wordt geretourneerd.

1.Zorg & Ondersteuning en Participatie

Vastgestelde maatschappelijke effecten voor Zorg & Ondersteuning en Participatie

Inwoners voelen zich gezond en fysiek en mentaal in balans.

De gemeente Zuidplas wil hieraan bijdragen door -samen met de inwoners zelf- te zorgen voor:

  • a.

    (een zo groot mogelijke) deelname van inwoners in de samenleving ('inclusieve samenleving'), door: werk/dagbesteding, recreatieve/vrijetijdsbesteding en bevorderen toegankelijkheid/ mobiliteit;

  • b.

    aanpak eenzaamheid en sociaal isolement: het ondersteunen van mensen bij het (weer leren) aangaan van zingevende verbindingen met elkaar en het ondersteunen van gemeenschapszin in dorpen/buurten;

  • c.

    preventie ten behoeve van een zo hoog mogelijk (fysiek en psychosociaal) gezondheidsniveau van haar inwoners, mede door het bevorderen van bewegen en van een veilige en prettige leefomgeving;

  • d.

    ondersteuning ter bevordering van zelfredzaamheid, gebruik eigen netwerk en ondersteuning van mantelzorg(ers).

doelgroepen

  • ·

    De kwetsbaarste groepen: mensen met (een) beperking(en), ontvangen ondersteuning. Dit kunnen inwoners zijn van alle leeftijden.

  • ·

    Van de niet- of minder kwetsbare inwoners gaat de ondersteuning specifiek uit naar - ouderen (doel: preventie zorgbehoevendheid/behoud eigen kracht; - jeugd (doel: ondersteunen in hun ontwikkeling naar volwassenheid), zie verder onder 'c. Jeugd'.

  • ·

    Mensen met een achterstand als gevolg van hun niet-Nederlandse achtergrond

1.1 Instellingssubsidies Zorg & Ondersteuning en Participatie

Wettelijk

  • 1.1.1

    Onafhankelijke cliëntondersteuning (Wmo 2015)

  • 1.1.2

    Mantelzorgondersteuning en -waardering (Wmo 2015)

  • 1.1.3

    Vrijwilligersondersteuning en -waardering (Wmo 2015)

Vanuit beleidsmatig oogpunt

  • 1.1.4

    Ouderenadvies

  • 1.1.5

    Preventie-activiteiten huiselijk geweld, los van Veilig Thuis (dat is namelijk op basis van Wmo 2015 al regionaal geregeld)

  • 1.1.6

    Integratiebevorderende activiteiten voor mensen met een achterstand als gevolg van hun niet-Nederlandse achtergrond

  • 1.1.7

    Buurtbemiddeling

  • 1.1.8

    Eenzaamheidsbestrijding

    1.1.1Bepalingen voor onafhankelijke cliëntondersteuning (Wmo 2015)

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Cliëntondersteuning is beschikbaar in de gemeente Zuidplas, zoals bepaald in artikel 2.2.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (= artikel 1.1.1. lid 1 van de Wmo 2015).

    • b.

      ZIN = zorg in natura.

    • c.

      PGB = persoonsgebonden budget.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Voor subsidie komen in aanmerking activiteiten voor cliëntondersteuning:

    • a.

      die gaan om: informatie, advies en algemene ondersteuning;

    • b.

      die beschikbaar zijn voor alle burgers;

    • c.

      die gericht zijn op de cliënt (ZIN of PGB) en/of op de mantelzorger (met het oog op de verlichting van mantelzorgers);

    • d.

      die gratis zijn voor cliënten;

    • e.

      die onafhankelijk zijn;

    • f.

      die laagdrempelig zijn;

    • g.

      die het belang van cliënten als uitgangspunt nemen;

    • h.

      die worden aangeboden door professionele organisaties (formele cliëntondersteuning);

    • i.

      waarbij de aanbiedende organisatie samenwerkt met de overige aanbieders van onafhankelijke cliëntondersteuning in de gemeente, zoals vastgelegd in de Nota Onafhankelijke Cliëntondersteuning 2015-2016 (vastgesteld door de raad 16 juni 2015).

    Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor cliëntondersteuning. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.2Bepalingen voor mantelzorgondersteuning en -waardering (Wmo 2015)

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Mantelzorgers in de gemeente Zuidplas worden ondersteund en ontlast. Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      mantelzorg: langdurige zorg (voor 8 uur per week of meer en gedurende 3 maanden of meer) die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en waarbij de zorg -qua duur en intensiteit- de gebruikelijke zorg overstijgt.

    • b.

      steunpunt Mantelzorg: een steunpunt, dat fysiek, telefonisch en via e-mail/internet te bereiken is voor inwoners voor het verkrijgen van informatie, advies en hulp door een mantelzorgconsulent. Het steunpunt biedt zowel directe ondersteuning als indirecte ondersteuning,

      • directe ondersteuning: luisterend oor en/of lotgenotencontact, onafhankelijke cliëntondersteuning specifiek voor mantelzorgers, hulp bij sociale netwerkvorming;

      • indirecte ondersteuning: doorverwijzing naar andere instellingen, voor (vrijwillige) respijtzorg, ondersteuning bij administratieve zaken en/of belangenbehartiging van degene die de mantelzorger verzorgt.

    • c.

      Vrijwillige respijtzorg: de (door vrijwilligers georganiseerde coördinatie van) inzet van vrijwilligers die zorg en hulp bieden aan mensen met een (chronische) ziekte en/of beperking opdat de mantelzorger tijdelijk is vrijgesteld van het bieden van de benodigde hulp of zorg.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      exploitatie van een Steunpunt Mantelzorg;

    • b.

      organisatie Dag van de Mantelzorg (jaarlijks op of rond 10 november);

    • c.

      het leveren van beleidsinformatie over mantelzorg aan de gemeente Zuidplas;

    • d.

      het verzorgen van vrijwillige respijtzorg;

    • e.

      het (in aanvulling op de door de Steunpunt Mantelzorg georganiseerde bijeenkomsten) organiseren van voorlichting en lotgenotencontact voor (specifieke groepen) mantelzorgers.

    Artikel 4 Bepaling subsidiebedrag

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor mantelzorgondersteuning en -waardering. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.3Bepalingen voor vrijwilligersondersteuning en -waardering (Wmo 2015)

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Vrijwilligers in de gemeente Zuidplas worden in staat gesteld om hun taken uit te voeren.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      vrijwilligers: mensen die in enig organisatorisch verband onverplicht en onbetaald werkzaamheden verrichten ten behoeve van anderen en/of de samenleving waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend.

    • b.

      vrijwilligersinformatiepunt: een steunpunt, dat fysiek, telefonisch en via e-mail/internet te bereiken is voor inwoners voor het verkrijgen van informatie, advies en hulp aan organisaties die zelf (grotendeels) met vrijwilligers werken of van plan zijn dat te doen. Het werven, matchen en ondersteunen van vrijwilligers staat centraal.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      exploitatie van een Vrijwilligers Informatie Punt (VIP);

    • b.

      vrijwilligerswaarderingsactiviteiten;

    • c.

      het leveren van beleidsinformatie over vrijwilligerswerk aan de gemeente Zuidplas.

    Artikel 4 Bepaling subsidiebedrag

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor vrijwilligersondersteuning en -waardering. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.4Bepalingen voor ouderenadvisering

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: In de gemeente Zuidplas wordt professionele ouderenadvisering geleverd.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    a.Ouderenadvisering: het met raad en daad bijstaan van oudere (75+) inwoners van de gemeente Zuidplas die moeite krijgen -of al langer hebben- met het voortzetten van een zelfstandige bestaanswijze. Het woord ‘raad’ verwijst naar informatie en advies; het woord ‘daad’ naar bemiddeling en begeleiding, een en ander (met name) op het gebied van wonen, welzijn, zorg en maatschappelijke participatie.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      cliëntgebonden activiteiten: activiteiten die direct te maken hebben met de zorg-, hulp- en dienstverlening aan de cliënt en waarbij er dus veelal contact met de cliënt en hun eventuele mantelzorgers bestaat;

    • b.

      organisatiegebonden activiteiten: activiteiten, die te maken hebben met het functioneren in de organisatie en het functioneren van de organisatie, waar de ouderenadviseur werkzaam is, zoals:

      • meedenken over het beleid, vooral daar waar de ouderenadvisering gerelateerd is aan het beleid ten aanzien van overige (welzijns)taken van de betreffende organisatie;

      • werven, aansturen/instrueren en (laten) opleiden van vrijwilligers die de professionele ouderenadviseur ondersteunen bij cliëntgebonden activiteiten.

    • c.

      professiegebonden taken: kerntaken die te maken hebben met de ontwikkeling van de ouderenadviseur in zijn beroep, zoals deskundigheidsbevordering, en met de ontwikkeling van het beroep;

    • d.

      het leveren van beleidsinformatie over oudere inwoners aan de gemeente Zuidplas.

    Artikel 4 Bepaling subsidiebedrag

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor ouderenadvisering. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.5Bepalingen voor preventie-activiteiten huiselijk geweld

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Huiselijk geweld in Zuidplas wordt voorkomen of duurzaam doorbroken.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    a.Huiselijk geweld: geweld dat door iemand uit de huiselijke, relationele en/of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis).

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen zijn gebaseerd op wetenschappelijk bewijs voor effectiviteit en vormen een aanvulling op het aanbod van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMHK-'Veilig Thuis', zoals beschreven in hoofdstuk 4 van de Wmo 2015) en:

    • a.

      zijn erop gericht huiselijk geweld te voorkomen of duurzaam te doorbreken en/of;

    • b.

      zijn erop gericht intergenerationele overdracht van geweld te doorbreken.

    Artikel 4 Bepaling subsidiebedrag

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor preventie-activiteiten huiselijk geweld. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.6Bepalingen voor integratiebevorderende activiteiten voor mensen met een achterstand als gevolg van hun niet-Nederlandse achtergrond

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Mensen met een achterstand als gevolg van hun niet-Nederlandse achtergrond zijn geïntegreerd in de samenleving (van Zuidplas).

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      integratie: een persoon of groep is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving wanneer er sprake is van gelijke juridische positie, gelijkwaardige deelname op sociaal-economisch terrein, kennis van de Nederlandse taal en samenleving en wanneer gangbare waarden, normen en gedragspatronen worden gerespecteerd.

    • b.

      achterstand als gevolg van hun niet-Nederlandse achtergrond:

      • een nog niet optimale integratie veroorzaakt door een te geringe kennis van de Nederlandse taal, samenleving, gangbare waarden, normen en gedragspatronen;

      • een belemmering in de maatschappelijke participatie als gevolg van het naleven van gangbare waarden, normen en gedragspatronen vanuit de oorspronkelijke cultuur vanuit het land van herkomst (van ouders/(over)grootouders), die niet (geheel) overeenkomen met de in de Nederlandse gangbare waarden, normen en gedragspatronen;

      • een belemmering in de maatschappelijke participatie als gevolg van vooroordelen die bestaan over mensen die (of: wiens voorouders) niet afkomstig zijn uit (de) Nederland(se cultuur).

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Subsidie op grond van de uitvoeringsregels in dit hoofdstuk kan worden verstrekt voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de integratie (inburgering, emancipatie of participatie) van personen van de betreffende bevolkingsgroep in de gemeente Zuidplas.

    Deze activiteiten dienen los te staan van de activiteiten die worden uitgevoerd door BDZet, het officiële discriminatie-meldpunt voor de inwoners van de gebieden Hollands Midden en Haaglanden - op basis van de 'Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen' van de gemeente Zuidplas.

    Artikel 4 Bepaling subsidiebedrag

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor integratiebevorderende activiteiten voor mensen met een achterstand als gevolg van hun niet-Nederlandse achtergrond. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.7Bepalingen voor buurtbemiddeling

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: In Zuidplas is buurtbemiddeling beschikbaar om:

    • a.

      preventieve ondersteuning te leveren aan de leefbaarheid en sociale cohesie in straten en buurten;

    • b.

      escalaties te voorkomen in conflicten tussen buren of buurtgenoten;

    • c.

      de communicatie tussen buren of buurtgenoten te herstellen of te verbeteren;

    • d.

      buren of buurtgenoten de gelegenheid te bieden hun ruzie op te lossen door middel van gesprekken;

    • e.

      de zelfredzaamheid en het oplossend vermogen van burgers te bevorderen;

    • f.

      wederzijds begrip tussen buren of buurtgenoten te stimuleren en te verbeteren.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    a.Buurtbemiddeling: een methode, die wordt gehanteerd om de leefbaarheid in de buurt te vergroten en te voorkomen dat problemen tussen buren escaleren. Hierbij worden geschoolde vrijwilligers ingeschakeld. Buurtbemiddeling wordt niet toegepast als er lichamelijk geweld is gebruikt of wanneer een partij niet aanspreekbaar is.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Het aanbieden van een pakket van diensten op het gebied van Buurtbemiddeling voor de inwoners van de gemeente Zuidplas, bestaande uit:

    • a.

      beschikbaarheid van de expertise en het dienstenpakket van Buurtbemiddeling door inzet van een team getrainde vrijwillige buurtbemiddelaars, een professionele projectcoördinator en facilitaire voorwaarden;

    • b.

      het leveren van buurtbemiddelingsdiensten aan conflicterende buren of buurtgenoten door de projectcoördinator en buurtbemiddelaars op onregelmatige tijdstippen;

    • c.

      goede bereikbaarheid tijdens kantoortijden voor verwijzende instanties;

    • d.

      samenwerkingsafspraken met lokale of regionale organisaties die een functie vervullen in situaties van burenoverlast.

    Artikel 4 Bepaling subsidiebedrag

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor buurtbemiddeling. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    1.1.8Bepalingen voor eenzaamheidsbestrijding

    Eenzaamheid staat nu als 1 van de 10 punten op de Transformatie-agenda.

    Dit kan pas worden ingevuld als er op dit punt meer duidelijkheid is.

1.2 Activiteitensubsidies Zorg & Ondersteuning en Participatie

1.2.0 Algemeen

1.2.1 Deelnamebevorderende activiteiten doelgroepen

1.2.2 Algemene belangenbehartiging voor de doelgroepen 'ouderen' en 'mensen met een beperking'

1.2.3 Voorlichting doelgroepen

1.2.4 Gezondheidsbevorderende activiteiten doelgroepen

1.2.5 EHBO

1.2.6 Maaltijdvoorziening

1.2.0Algemene bepalingen

In paragraaf 0.2, artikel 4 werd aangegeven dat:

  • ·

    voor de berekening van de hoogte van een activiteitensubsidie een puntensysteem wordt gehanteerd (lid 1)

  • ·

    dat voor vijf onderdelen maximaal 100 punten kunnen worden behaald (lid 2);

  • ·

    het maximumaantal punten per onderdeel, per beleidsonderdeel kan verschillen;

  • ·

    de hoogte van het subsidiebedrag als volgt wordt berekend: het aantal punten berekend op basis van lid 1 wordt vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde normbedrag van € 50,- (daarmee is het maximale bedrag voor een activiteitensubsidie in principe € 5.000).

Hieronder wordt de puntenverdeling voor Zorg&Ondersteuning en Participatie' genoemd:

te scoren onderdeel

maximaal

aantal

te scoren

punten

beoordeling

a.het bereik van de activiteit, gemeten in deelnemer-uren (te weten: aantal deelnemers per keer * duur activiteit per keer * aantal keren dat een activiteit plaatsheeft in een jaar)

30

aantal

deelnemer-

uren

aantal

punten

0 t/m 500

501 t/m 1.000

1.001 t/m 1.500

1.501 t/m 3.000

≥ 3001

5

10

15

20

30

b.het gegeven of er een (extra kwetsbare) doelgroep wordt bediend met de activiteit

10

In het onderdeel 'Zorg&Ondersteuning en Participatie' gaat het in principe altijd om doelgroepen. Activiteiten die zich richten op de (extra kwetsbare) doelgroep 'mensen met een beperking' kunnen een 'extra' score krijgen van 10 punten.

c.de mate waarin de activiteit een 'inclusieve samenleving' bewerkstelligt/gericht is op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel

10

Activiteiten die zich richten op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel kunnen een score krijgen van 10 punten.

d.de mate van samenwerking met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de gemeenteraad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein.

10

Activiteiten waarbij instellingen samenhang of samenwerking bewerkstelligen met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de raad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein kunnen een score krijgen van 10 punten.

e.de noodzaak van het maken van extra kosten die met de aard van de activiteit samenhangen.

40

Activiteiten waarbij instellingen voor het slagen van de activiteit extra/bijzondere kosten moeten maken, kunnen extra punten krijgen.

Voorbeelden:

·de extra kosten voor noodzakelijke begeleiders (bijvoorbeeld bij uitjes met mensen met een beperking);

·kosten voor instructie bij gezondheidsbevorderende activiteiten voor doelgroepen;

·extra verwarmd zwembadwater (voor doelgroepzwemmen).

TOTAAL

100

€ 50 per punt = maximaal € 5.000

1.2.1 Bepalingen voor deelnamebevorderende activiteiten doelgroepen

Artikel 1 Doelstellingen

Doelstelling: Mensen met een beperking en ouderen participeren (zoveel mogelijk samen met niet-doelgroepen) aan de samenleving.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. mensen met een beperking: mensen die door een handicap, chronische ziekte, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem beperkingen ondervinden in hun dagelijks leven en hun maatschappelijke deelname;

  • b. ouderen: mensen in de leeftijdcategorie van boven de 65 jaar.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie op grond van de uitvoeringsregels in deze paragraaf kan worden verstrekt voor sociaal-recreatieve activiteiten die de maatschappelijke deelname van ouderen en/of mensen met een beperking bevorderen.

1.2.2 Bepalingen voor algemene belangenbehartiging voor de doelgroepen 'ouderen' en 'mensen met een beperking'

Artikel 1 Doelstellingen

Mensen met een beperking en ouderen participeren (zoveel mogelijk samen met niet-doelgroepen) aan de samenleving.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. mensen met een beperking: mensen die door een handicap, chronische ziekte, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem beperkingen ondervinden in hun dagelijks leven en hun maatschappelijke deelname;

  • b. ouderen: mensen in de leeftijdcategorie van boven de 65 jaar;

  • c. belangenbehartiging: het opkomen voor de individuele en collectieve belangen en rechten van ouderen en mensen met een beperking, alsmede het bevorderen van hun materiële, sociale en culturele ontwikkeling.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie op grond van de uitvoeringsregels in deze paragraaf kan worden verstrekt voor het uitoefenen van belangenbehartiging, door:

  • a.

    het vertegenwoordigen van de doelgroep op alle terreinen van de samenleving en binnen alle organisaties en instellingen waar belangenbehartiging van de doelgroep gewenst is;

  • b.

    het voeren van overleg met en het beïnvloeden van de besluitvorming binnen gemeentelijke en particuliere instellingen en organisaties;

  • c.

    het bieden van of het bemiddelen bij het verkrijgen van gerichte informatie, scholing, vorming en training of het bevorderen van deskundigheid;

  • d.

    indien nodig, het bemiddelen bij sportieve, recreatieve, creatieve, culturele, dienstverlenende en maatschappelijke activiteiten;

  • e.

    het onderhouden van contact met de achterban en met andere organisaties op het gebied van ouderen en mensen met een beperking;

  • f.

    deelname aan de Adviesraad.

Artikel 4 Bijzondere bepalingen

In aanvulling op paragraaf 1.2.0: omdat bij een orgaan voor belangenbehartiging meestal geen sprake is van reguliere activiteiten waar inwoners aan deel kunnen nemen, is het begrip 'deelnemer-uur' bij deze categorie niet aan de orde. Ook hebben deze instellingen geen leden die contributie of een eigen bijdrage betalen.

Daarom wordt bij deze categorie instellingen -bij het puntensysteem waarmee het subsidiebedrag wordt bepaald- een basisaantal van 20 punten toegekend bij 'bereik van de activiteit'.

1.2.3 Bepalingen voor voorlichting doelgroepen

Artikel 1 Doelstellingen

Doelstelling: Mensen met een beperking en hun mantelzorgers worden ondersteund en ontlast en kunnen daardoor meer en beter participeren aan de samenleving.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. mensen met een beperking: mensen die door een handicap, chronische ziekte, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem beperkingen ondervinden in hun dagelijks leven en hun maatschappelijke deelname;

  • b. mantelzorger: iemand die -niet in het kader van een hulpverlenend beroep- langdurige zorg (voor 8 uur per week of meer en gedurende 3 maanden of meer) biedt aan (een) hulpbehoevend(e) perso(o)n(en) uit hun directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie, waarbij de zorg -qua duur en intensiteit- de gebruikelijke zorg overstijgt.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten en/of lotgenotencontact voor (specifieke groepen) mensen met een beperking en/of hun mantelzorgers.

1.2.4 Bepalingen voor gezondheidsbevorderende activiteiten doelgroepen

Artikel 1 Doelstellingen

Mensen met een beperking en ouderen kunnen deelnemen aan speciaal op hen toegesneden bewegingsactiviteiten die hun algehele conditie bevorderen.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. Mensen met een beperking: mensen die door een handicap, chronische ziekte, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem beperkingen ondervinden in hun dagelijks leven en hun maatschappelijke deelname;

  • b. Ouderen: mensen in de leeftijdcategorie van boven de 65 jaar.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie kan worden verstrekt voor bewegingsactiviteiten die speciaal zijn toegesneden op ouderen en mensen met een beperking.

Artikel 4 Bijzondere bepalingen

In aanvulling op paragraaf 1.2.0: voor bewegingsactiviteiten waarvoor extra verwarmd zwembadwater en/of speciale instructie nodig is, kan een extra bedrag aan subsidie worden toegekend, bovenop het bedrag waarop een instelling volgens het puntensysteem recht heeft.

Daarbij kan het totale subsidiebedrag nooit hoger zijn dan het aangegeven of blijkende tekort op de totale begroting van de instelling, waarbij het tekort slechts betrekking heeft op de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het doen slagen van de activiteit.

1.2.5 Bepalingen voor EHBO-verenigingen

Artikel 1 Doelstellingen

De kennis en vaardigheid van EHBO is en blijft in Zuidplas op een zo hoog mogelijk niveau zodat de kans dat op benodigde momenten hulp kan worden geboden, zo groot mogelijk is.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

a.EHBO-vereniging: een vereniging met als hoofddoel de Eerste Hulp bij Ongelukken te bevorderen. De leden worden in staat gesteld een diploma eerstehulpverlener te behalen, dit te vernieuwen of zich te bekwamen in diverse extra modules.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie op grond van de uitvoeringsregels in dit hoofdstuk kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het organiseren van cursussen;

  • b.

    deskundigheidsbevordering/bijscholing;

  • c.

    het bieden van ondersteuning bij evenementen, sporttoernooien, etc..

    1.2.6Bepalingen voor maaltijdvoorziening

Maaltijdvoorziening staat nu als 1 van de 10 punten op de Transformatie-agenda.

Het gaat daarbij om het 'gat' tussen Zvw en Wmo. Mensen die fysiek nog wel in staat zijn een maaltijd te nuttigen en deze op te warmen, maar dit niet toch niet doen omdat ze hier psychisch niet toe in staat zijn (niet meer huishouden kunnen organiseren, niet meer verband leggen tussen koude maaltijd, deze opwarmen en nuttigen), komen niet in aanmerking voor hulp bij 'maaltijd toedienen'.

Qua subsidie van de maaltijd(bezorging): Alleen in Zevenhuizen bestaat in 2016 nog een subsidie (van € 4.730) voor de maaltijdbezorging. Er moet worden afgewogen of de gemeente dit op deze manier wil, of dat er bijvoorbeeld -bij keus vóór subsidie- (in alle dorpen) een subsidie wordt gegeven voor vrijwilligers die helpen met maaltijd opwarmen en toedienen.

2.Ontplooiing

Vastgestelde maatschappelijke effecten voor Ontplooiing:

Sport (en Accommodaties)Inwoners kunnen zich ontplooien en voelen zich in goede conditie.

De gemeente Zuidplas wil hieraan bijdragen door -samen met de inwoners zelf- te zorgen voor:

  • a.

    bevordering van een gezonde leefstijl waarin het stimuleren van bewegen een speerpunt is;

  • b.

    bevordering van sociale binding/cohesie in relatie tot vitale dorpen;

  • c.

    bieden van een aantrekkelijke gemeente om te wonen en te recreëren.

Bij het bevorderen van een gezonde leefstijl is extra aandacht voor doelgroepen, te weten kinderen/jongeren (zie c. Jeugd) , ouderen en mensen met een beperking.

Cultuur (& Accommodaties)

Inwoners kunnen zich ontwikkelen en ontplooien.

De gemeente Zuidplas wil hieraan bijdragen door -samen met de inwoners zelf- te zorgen voorbevordering van kunst en erfgoed aangezien dit bijdraagt aan:

  • a.

    bevordering van de vrije expressie en onafhankelijke meningsvorming;

  • b.

    bevordering cognitieve ontwikkeling;

  • c.

    bevordering van sociale binding/cohesie in relatie tot vitale dorpen;

  • d.

    bieden van een aantrekkelijke gemeente om te wonen en te recreëren.

Bij het bevorderen van de cognitieve ontwikkeling is extra aandacht voor doelgroepen, te weten kinderen/jongeren (zie c. Jeugd) en ouderen.

2.1 Instellingssubsidies Ontplooiing

Wettelijk

2.1.1Lokale omroep (Mediawet)

Vanuit beleidsmatig oogpunt

Verder is er een aantal taken die de gemeente vanuit beleidsmatig oogpunt wenst aan te bieden:

Culturele infrastructuur

  • 2.1.2

    Muziekonderwijs

  • 2.1.3

    Bibliotheekwerk

  • 2.1.4

    Cultuureducatie en -participatie

  • 2.1.5

    Multifunctionele accommodaties/dorpshuizen

  • 2.1.6

    Historische verenigingen

Sportieve infrastructuur:

  • 2.1.7

    Binnensport(accommodaties)

  • 2.1.8

    Buitensport(accommodaties)

Overig

2.1.9Evenementenorganisaties

2.1.92.1.1 Bepalingen voor een lokale omroep

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: De lokale omroep is er voor alle inwoners van Zuidplas die zich willen laten informeren over gebeurtenissen in de directe omgeving.

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    lokale omroep: een instelling die zich krachtens haar doelstellingen bezighoudt met de verzorging van de publieke mediadiensten in de gemeente Zuidplas;

  • b.

    zorgplicht: de gemeente draagt, volgens artikel 2.170a van de Mediawet, zorg voor de bekostiging van het functioneren van de lokale publieke media-instelling in de gemeente, indien de gemeenteraad het Commissariaat voor de Media positief heeft geadviseerd over de representatieve samenstelling van het programmabeleidbepalende orgaan van die lokale media-instelling.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Op grond van artikel 2.170a, lid 2 van de Mediawet betreft de bekostiging de vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden met het verzorgen van de lokale publieke omroepdienst, voor zover die kosten niet op andere wijze zijn gedekt, op zodanige wijze dat op lokaal niveau in een toereikend media-aanbod kan worden voorzien en continuïteit van de bekostiging is gewaarborgd.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Het Commissariaat voor de Media geeft, op advies van de gemeente, een zendmachtiging af aan één instelling die de verzorging van publieke mediadiensten in een bepaalde gemeente (of regio) mag uitvoeren. Als richtsnoer om aan de zorgplicht te kunnen voldoen is een bedrag van € 1,30 per woonruimte vastgesteld.

2.1.92.1.2 Bepalingen voor muziekonderwijs

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: Het muziekonderwijs is er voor alle inwoners van Zuidplas die zich muzikaal willen ontwikkelen.

2.1.9Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

2.1.9Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    activiteiten muziekonderwijs: eenmalige of jaarlijks terugkerende activiteiten zoals algemene activiteiten (zoals jaarcursussen en korte cursussen) overige activiteiten (zoals voorspeelavonden, concerten en projecten) en samenwerkingsactiviteiten (o.a. met scholen);

  • b.

    voorziening voor muziekonderwijs: een instelling die zich krachtens haar doelstellingen bezighoudt met het bieden van individuele en groepslessen op het gebied van Algemene Muzikale Vorming, klassieke muziek, popmuziek, musical en dans.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    exploitatie van vestigingen;

  • b.

    activiteiten muziekonderwijs.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor muziekonderwijs. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

2.1.92.1.3Bepalingen voor bibliotheekwerk

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: De bibliotheek is er voor alle inwoners van Zuidplas voor informatie, educatie, leesplezier, cultuur en ontmoeting.

2.1.9Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

2.1.9Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    activiteiten bibliotheekwerk: eenmalige of jaarlijks terugkerende activiteiten zoals algemene activiteiten (toegang tot informatie, boekstart- en leesbevorderingsactiviteiten, ontmoeting en debat, deelname landelijk bibliotheeknetwerk), overige activiteiten (zoals activiteiten die gericht zijn op specifieke doelgroepen) en samenwerkingsactiviteiten (o.a. met scholen);

  • b.

    bibliotheekvoorziening: een instelling die voor alle inwoners en instellingen van de gemeente Zuidplas een laagdrempelige toegangspoort is tot informatie en media, een betrouwbare partner in educatie en leesbevordering, een aantrekkelijk podium voor cultuurparticipatie en een ontmoetingsplaats voor jong en oud.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    exploitatie van vestigingen;

  • b.

    activiteiten bibliotheekwerk.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor bibliotheekwerk. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

2.1.92.1.4 Bepalingen voor cultuureducatie en -participatie

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: Het cultureel netwerk is er om culturele uitingen in de dorpen te inventariseren, stimuleren en te coördineren en om cultuureducatieve activiteiten mogelijk te maken.

2.1.9Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de subsidie-overeenkomst die wordt afgesloten met de van toepassing zijnde instelling.

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    culturele uitingen: eenmalige of jaarlijks terugkerende activiteiten die ‘kleur geven’ aan de samenleving en die aansluiten bij de uitgangspunten van de vastgestelde cultuurvisie;

  • b.

    cultuur educatieve activiteiten: activiteiten waarmee beoogd wordt om leerlingen van basisscholen of voortgezet onderwijs in contact te brengen met culturele uitingen.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    coördinerende activiteiten m.b.t. cultuur in de gemeente Zuidplas;

  • b.

    cultuur educatieve activiteiten.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor cultuureducatie en -participatie. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst.

2.1.92.1.5Bepalingen voor multifunctionele accommodaties/dorpshuizen

2.1.9Artikel.1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: De dorpshuizen bieden aan alle inwoners van Zuidplas letterlijk de ruimte voor sportieve, sociale en/of culturele ontwikkeling.

2.1.9Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

2.1.9Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    dorpshuizen: openbare ontmoetingsplaatsen voor de (dorps)bewoners waarin ook onderdak wordt geboden aan het verenigingsleven tegen vergoedingen die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn;

  • b.

    beheer: de organisatie van (en het toezicht op) het gebruik en het gebruikgeschikt houden van de accommodatie voor de gebruikers. Beheer omvat werkzaamheden op de gebieden huisvesting, diensten en middelen;

  • c.

    exploitatie: verantwoordelijkheid voor het dragen van kosten, het genereren van inkomsten en het dragen van risico;

  • d.

    sociale/binding cohesie: Mate waarin inwoners verbondenheid ervaren en zich mede verantwoordelijk voelen voor het algemeen welzijn.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    exploitatie van multifunctionele accommodaties/dorpshuizen;

  • b.

    activiteiten die bijdragen aan sociale binding/cohesie.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor dorpshuizen.

2.1.9Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

2.1.92.1.6 Bepalingen voor cultuurhistorische activiteiten

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: Historische verenigingen en stichtingen zijn er voor alle inwoners van Zuidplas om kennis over te dragen over de geschiedenis van (een van de dorpen binnen) de gemeente. Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de overeenkomst die wordt afgesloten met de van toepassing zijnde instelling.

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    cultuurhistorische activiteiten: eenmalige of jaarlijks terugkerende activiteiten zoals lezingen, tentoonstellingen, publicaties en dia-avonden of andere activiteiten die worden genoemd in de gemeentelijke cultuurvisie;

  • b.

    historische vereniging/stichting: een vereniging of stichting die zich krachtens haar doelstellingen bezighoudt met het bewaren en uitdragen van de geschiedenis van een dorp of stad.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    professioneel collectiebeheer;

  • b.

    lokale cultuurhistorische activiteiten.

2.1.9Artikel 4 Wijze van berekening van het subsidiebedrag

2.1.9Verenigingen/stichtingen komen in aanmerking voor:

  • a.

    een standaardbedrag als basisbedrag per jaar en

  • b.

    een bedrag per jaar per inwoner van het betreffende dorp en

  • c.

    eventueel een aanvullend bedrag als er in overleg met gemeente (en andere relevante partners) aanleiding is voor een uitgebreider programma.

2.1.92.1.7Bepalingen voor binnensport(accommodaties)

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: De zwembaden, sporthallen en gymzalen zijn er voor alle inwoners van Zuidplas die zich sportief willen ontwikkelen en/of voor recreatief gebruik.

2.1.9Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

2.1.9Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    binnensport (accommodatie): een instelling die zich krachtens haar doelstellingen bezighoudt met het exploiteren en beheren van sporthallen, gymzalen en zwembaden;

  • b.

    beheer: de organisatie van (en het toezicht op) het gebruik en het gebruikgeschikt houden van de accommodatie voor de gebruikers. Beheer omvat werkzaamheden op de gebieden huisvesting, diensten en middelen;

  • c.

    exploitatie: verantwoordelijkheid voor het dragen van kosten, het genereren van inkomsten en het dragen van risico;

  • d.

    gezonde leefstijl: gedragingen die een positieve invloed hebben op de gezondheid;

  • e.

    sociale/binding cohesie: mate waarin inwoners verbondenheid ervaren en zich mede verantwoordelijk voelen voor het algemeen welzijn.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    exploitatie van binnensport(accommodaties);

  • b.

    sportactiviteiten die een gezonde leefstijl bevorderen en bijdragen aan sociale binding/cohesie.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor binnensport(accommodaties). Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

2.1.92.1.8 Bepalingen voor buitensport(accommodaties)

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: De buitensport(accommodaties) zijn er voor alle inwoners in Zuidplas die zich sportief willen ontwikkelen en/of voor recreatief gebruik.

2.1.9Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

2.1.9Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    buitensport(accommodatie): een instelling of vereniging die zich krachtens haar doelstellingen bezighoudt met het faciliteren van een aanbod op het gebied van sport in een veilige accommodatie.

  • b.

    gezonde leefstijl: gedragingen die een positieve invloed hebben op de gezondheid;

  • c.

    sociale/binding cohesie: mate waarin inwoners verbondenheid ervaren en zich mede verantwoordelijk voelen voor het algemeen welzijn.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    exploitatie van buitensport(accommodaties);

  • b.

    sportactiviteiten die een gezonde leefstijl bevorderen en bijdragen aan sociale binding/cohesie.

2.1.9Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

2.1.9Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor de buitensport(accommodaties).

2.1.9Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (al dan niet op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

2.1.9NB: Voor deze categorie is een specifieke overgangstermijn opgenomen in paragraaf 0.0, artikel 6.

2.1.92.1.9 Bepalingen voor evenementen en herdenkingen

2.1.9Artikel 1 Doelstellingen

2.1.9Doelstelling: Evenementen en herdenkingen in verband met koningsdag, dodenherdenking, Bevrijdingsdag en sinterklaas(intocht) bieden de inwoners van Zuidplas dragen bij aan de sociale cohesie en leefbaarheid binnen de lokale gemeenschap.

2.1.9Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a.

    evenement: een evenement is een bijzondere en unieke gebeurtenis, van beperkte duur, die tegen betaling of gratis voor iedereen toegankelijk is, met een eenmalig of terugkerend karakter, gericht op een relatief groot publiek;

  • b.

    lokale middenstand: sociale groep van kleine winkeliers en ondernemers van kleine bedrijven in de dorpen van de gemeente Zuidplas.

2.1.9Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

2.1.9Activiteiten in verband met Koningsdag, Dodenherdenking, Bevrijdingsdag en Sinterklaas(intocht) en afgestemd met de gemeente en de lokale middenstand komen voor subsidie in aanmerking.

2.1.9Artikel 4 Wijze van berekening van het subsidiebedrag

2.1.9Verenigingen/stichtingen komen in aanmerking voor:

  • a.

    een standaardbedrag per evenement of herdenking als basisbedrag per jaar en

  • b.

    een bedrag per inwoner van het dorp waar het evenement of de herdenking plaatsvindt en

  • c.

    eventueel een aanvullend bedrag als er in overleg met gemeente (en lokale middenstand) aanleiding is voor een uitgebreider programma.

2.2 Activiteitensubsidies Ontplooiing

  • 2.2.0

    Algemeen

  • 2.2.1

    Culturele verenigingen/organisaties

  • 2.2.2

    Wijk- en buurtverenigingen

  • 2.2.3

    Evenementenorganisaties

  • 2.2.0

    Algemene bepalingen

In paragraaf 0.2, artikel 4 werd aangegeven dat:

  • ·

    voor de berekening van de hoogte van een activiteitensubsidie een puntensysteem wordt gehanteerd (lid 1)

  • ·

    dat voor vijf onderdelen maximaal 100 punten kunnen worden behaald (lid 2);

  • ·

    het maximum aantal punten per onderdeel per beleidsonderdeel kan verschillen;

  • ·

    de hoogte van het subsidiebedrag wordt als volgt wordt berekend: het aantal punten berekend op basis van lid 1 wordt vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde normbedrag van € 50 (daarmee is het maximale bedrag voor een activiteitensubsidie in principe € 5.000).

Hieronder wordt de puntenverdeling voor ‘Ontplooiing' genoemd:

te scoren onderdeel

maximaal

aantal

te scoren

punten

beoordeling

a.het bereik van de activiteit, gemeten in deelnemer-uren (te weten: aantal deelnemers per keer * duur activiteit per keer * aantal keren dat een activiteit plaatsheeft in een jaar)

30

aantal

deelnemer-

uren

aantal

punten

0 t/m 1.000

1.000 t/m 2.000

≥ 2.001

10

20

30

b.het gegeven of er een (extra kwetsbare) doelgroep wordt bediend met de activiteit

20

In het onderdeel 'Ontplooiing’ kunnen activiteiten die zich richten op speciale doelgroepen een 'extra' score krijgen van 20 punten.

c.de mate waarin de activiteit een 'inclusieve samenleving' bewerkstelligt/gericht is op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel

10

Activiteiten die zich richten op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel kunnen een score krijgen van 10 punten.

Deze activiteiten bevorderen de sociale cohesie

d.de mate van samenwerking met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de gemeenteraad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein.

10

Activiteiten waarbij instellingen samenhang of samenwerking bewerkstelligen met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de raad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein kunnen een score krijgen van 10 punten.

e.de noodzaak van het maken van extra kosten die met de aard van de activiteit samenhangen.

30

Activiteiten waarbij instellingen voor het slagen van de activiteit extra/bijzondere kosten moeten maken, kunnen extra punten krijgen.

Voorbeelden:

·de extra kosten voor inhuur van professionals

·de extra kosten voor de huur van repetitieruimte

TOTAAL

100

€ 50 per punt = maximaal € 5.000

2.2.1 Bepalingen voor culturele verenigingen/organisaties

Artikel 1 Doelstellingen

Doelstelling: Inwoners van Zuidplas worden in staat gesteld om zich op cultureel gebied te ontwikkelen (actief en passief).

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. culturele activiteiten: eenmalige of jaarlijks terugkerende activiteiten die gericht zijn op aandachtsvelden of -groepen die worden genoemd in de gemeentelijke cultuurvisie;

  • b. cultuur: alles wat de mens maakt en gemaakt heeft, in de ruimste zin van het woord;

  • c. instelling: een vereniging of stichting die krachtens haar doelstellingen werkzaam is in het belang van de cultuur (zowel actieve als passieve deelname) van inwoners van de gemeente Zuidplas.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Culturele activiteiten, die bijdragen aan de maatschappelijke effecten uit de Nota Subsidiebeleid, komen voor subsidie in aanmerking.

2.2.2 Bepalingen voor wijk- en buurtverenigingen

Artikel 1 Doelstellingen

Doelstelling: Sociaal recreatieve activiteiten in de wijk of buurt dragen bij aan het versterken van de woon- en leefomgeving.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. buurtgebonden activiteiten: eenmalige of jaarlijks terugkerende sociaal recreatieve activiteiten die tegen betaling of gratis toegankelijk zijn, maar die in ieder geval bijdragen aan het doel om de leefbaarheid van de woon- en leefomgeving te versterken;

  • b. wijk/buurtvereniging: een vereniging die buurt- of wijkgebonden karakter activiteiten organiseert.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Buurtgebonden activiteiten komen voor subsidie in aanmerking.

2.2.3 Bepalingen voor evenementenorganisaties

Artikel 1 Doelstellingen

Doelstelling: Evenementen en volksfeesten dragen bij de aan de versterking van de woon- en leefomgeving en bevorderen de sociale cohesie binnen de dorpen van Zuidplas.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • a. evenement/volksfeest: een evenement of volksfeest is een bijzondere en unieke gebeurtenis, van beperkte duur, die tegen betaling of gratis voor iedereen toegankelijk is, met een eenmalig of terugkerend karakter, gericht op een relatief groot publiek;

  • b. instelling: een vereniging of stichting die publieksgerichte activiteiten organiseert in het belang van de inwoners van de gemeente Zuidplas.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Publieksgerichte activiteiten die als evenement of volksfeest kunnen worden beschouwd komen voor subsidie in aanmerking.

3.Jeugd

Vastgestelde maatschappelijke effecten voor Jeugd:

Kinderen/jongeren tot 23 jaar kunnen gezond en veilig opgroeien tot zelfstandige volwassenen en nemen naar vermogen actief deel aan het sociale, economische, culturele, educatieve en sportieve leven.

De gemeente Zuidplas wil hieraan bijdragen door -samen met de inwoners zelf- te zorgen voor:

  • a.

    integrale jeugdhulp, waarbij in ieder geval veiligheid, (passend) onderwijs, Wmo en participatie van belang zijn.

  • b.

    een eenduidige structuur voor vragen om maatschappelijke ondersteuning, waaronder opgroei- en opvoedvragen door lokale inzet op de versterking van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen, het jongerenwerk en CJG

  • c.

    jongeren de positieve aandacht te geven die zij verdienen en niet óver hen te praten, maar mèt hen.

3.1 Instellingssubsidies Jeugd

Wettelijk

3.1.1Voorschoolse voorzieningen en voorschoolse educatie (op basis van de Wet Primair Onderwijs).

Vanuit beleidsmatig oogpunt

  • 3.1.2

    Algemeen (preventief) jeugd- en jongerenwerk

  • 3.1.3

    Opvoedingsondersteuning

  • 3.1.4

    Activiteiten specifiek gericht op kwetsbare jeugd/jongeren.

    3.1.1 Bepalingen voor voorschoolse voorzieningen en voorschoolse educatie

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Voorschoolse voorzieningen zijn er in alle dorpen van Zuidplas zodat peuters, vanaf de leeftijd van 2 jaar tot de leeftijd waarop men kan deelnemen aan het basisonderwijs, zich sociaal kunnen ontwikkelen en zich kunnen voorbereiden op het basisonderwijs. Van de gesubsidieerde instelling(en) wordt verwacht dat ze voorschoolse educatie kunnen bieden op de groepen.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      Voorschoolse voorziening:Een organisatie die zich krachtens haar doelstellingen (o.a.) bezighoudt met het exploiteren van groepen waarin peuters zich sociaal kunnen ontwikkelen en zich kunnen voorbereiden op het basisonderwijs;

    • b.

      voorschoolse educatie: uitvoering van een programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling. Daarbij voldoet de voorschoolse voorziening aan alle overige (wettelijke) bepalingen ten aanzien van voorschoolse educatie.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      exploitatie groepen (volgens het vastgestelde gemeentelijke beleid);

    • b.

      activiteiten in het kader van voorschoolse educatie.

    Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor voorschoolse voorzieningen.

    Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    3.1.2 Bepalingen voor algemeen (preventief) jeugd- en jongerenwerk

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Het algemeen (preventief) jeugd en jongerenwerk is er voor alle jongeren in Zuidplas en geeft hen de mogelijkheid om zich te ontplooien op allerlei gebied.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      activiteiten jeugd en jongerenwerk: eenmalige of jaarlijks terugkerende activiteiten zoals accommodatiegebonden activiteiten en ambulant jongerenwerk;

    • b.

      voorziening voor jeugd en jongerenwerk:een instelling die zich krachtens haar doelstellingen bezighoudt met de exploitatie van een jongerencentrum en haar activiteiten richt op jongeren tot 23 jaar die woonachtig zijn in Zuidplas.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      accommodatiegebonden jeugdwerk;

    • b.

      ambulant werk;

    • c.

      sportbuurtwerk;

    • d.

      jongereninformatie;

    • e.

      samenwerkingsactiviteiten (met o.a. de scholen).

    Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor jeugd en jongerenwerk.

    Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    3.1.3 Bepalingen voor Opvoedingsondersteuning

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Opvoedingondersteuning is beschikbaar voor alle ouders in Zuidplas die behoefte hebben aan preventieve begeleiding bij de opvoeding van hun kinderen.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in de (BCF-)overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      activiteiten opvoedondersteuning: eenmalige of jaarlijks terugkerende preventieve activiteiten zoals opvoedspreekuren en opvoedcursussen;

    • b.

      laagdrempelige hulp: er wordt gewerkt vanuit de vraag van de ouders, kortdurend en zonder wachtlijsten, een verwijzing is niet nodig.

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Preventieve activiteiten die de eigen kracht van ouders versterken en het probleemoplossend vermogen van ouders vergroten, komen voor subsidie in aanmerking.

    Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor opvoedondersteuning.

    Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst (op basis van BCF indien het bepaalde subsidiebedrag hoger ligt dan € 50.000).

    3.1.4 Bepalingen voor activiteiten specifiek gericht op kwetsbare jeugd/jongeren

    Artikel 1 Doelstellingen

    Doelstelling: Er is preventieve hulp beschikbaar voor jongeren die al dan niet in aanraking zijn geweest met de politie. Interventies zijn er op gericht om het gedrag van de jongere bij te stellen om te voorkomen dat de jongere afglijdt richting criminaliteit.

    Deze doelstelling wordt nader geconcretiseerd in een overeenkomst die wordt afgesloten met van toepassing zijnde instellingen.

    Bij de concretisering worden -indien beschikbaar- gegevens meegenomen uit de Monitor Maatschappelijk Resultaat (MRR).

    Artikel 2 Begripsomschrijvingen

    • a.

      instelling: een vereniging of stichting die krachtens haar doelstellingen werkzaam is in het belang van de jeugd die woonachtig is in de gemeente Zuidplas;

    • b.

      jeugd: iedereen die kind is en dus nog niet volwassen. De leeftijdsgrenzen hierbij zijn veranderlijk. Juridisch wordt een kind volwassen op 18 jaar. Voor het jeugdbeleid geldt dat een kind volwassen is als het sociaal en economisch zelfstandig is. Het Centrum voor Jeugd en Gezin gaat uit van jeugd tot 23 jaar. Dit laatste heeft de gemeente ook als uitgangspunt (zie kader: 'vastgestelde maatschappelijke effecten voor Jeugd').

    Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

    Subsidie op grond van de uitvoeringsregels in dit hoofdstuk kan worden verstrekt voor de activiteiten:

    • a.

      directe ondersteuning, door bijvoorbeeld hulpverleningstrajecten en preventieprojecten;

    • b.

      indirecte ondersteuning, door advisering en voorlichting en door het realiseren van een betere afstemming tussen verschillende hulpverleners.

    Artikel 4 Wijze van bepaling van het subsidiebudget

    Vanuit de opdrachtformulering aan betreffende instelling(en) en de daarop ingediende subsidieaanvraag, wordt het budget bepaald dat beschikbaar is voor activiteiten die gericht zijn op kwetsbare jongeren. Het bepaalde budget wordt vervolgens vastgelegd in een subsidie-overeenkomst.

3.2Activiteitensubsidies Jeugd

  • 1.2.0

    Algemeen

  • 1.2.1

    Recreatieve/deelnamebevorderende activiteiten voor jeugd/jongeren

3.2.0 Algemene bepalingen

In paragraaf 0.2, artikel 4 werd aangegeven dat:

  • ·

    voor de berekening van de hoogte van een activiteitensubsidie een puntensysteem wordt gehanteerd (lid 1)

  • ·

    dat voor vijf onderdelen maximaal 100 punten kunnen worden behaald (lid 2);

  • ·

    het maximum aantal punten per onderdeel per beleidsonderdeel kan verschillen;

  • ·

    de hoogte van het subsidiebedrag wordt als volgt wordt berekend: het aantal punten berekend op basis van lid 1 wordt vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde normbedrag van € 50 (daarmee is het maximale bedrag voor een activiteitensubsidie in principe € 5.000).

Hieronder wordt de puntenverdeling voor 'Jeugd' genoemd:

te scoren onderdeel

maximaal

aantal

te scoren

punten

beoordeling

a.het bereik van de activiteit, gemeten in deelnemer-uren (te weten: aantal deelnemers per keer * duur activiteit per keer * aantal keren dat een activiteit plaatsheeft in een jaar)

30

aantal

deelnemer-

uren

aantal

punten

0 t/m 1.000

1.000 t/m 2.000

≥ 2.001

10

20

30

b.het gegeven of er een (extra kwetsbare) doelgroep wordt bediend met de activiteit

20

In het onderdeel 'Jeugd’ gaat het altijd om de doelgroep jeugd. Activiteiten die zich richten op de (extra kwetsbare) doelgroep ‘kinderen of jongeren met een beperking’ kunnen een extra score krijgen van 20 punten.

c.de mate waarin de activiteit een 'inclusieve samenleving' bewerkstelligt/gericht is op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel

10

Activiteiten die zich richten op integratie van doelgroepen van inwoners in de lokale samenleving als geheel kunnen een score krijgen van 10 punten.

Deze activiteiten bevorderen de sociale cohesie

d.de mate van samenwerking met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de gemeenteraad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein.

10

Activiteiten waarbij instellingen samenhang of samenwerking bewerkstelligen met andere instellingen die zich inzetten voor het bereiken van door de raad bepaalde maatschappelijke effecten voor het Sociaal Domein kunnen een score krijgen van 10 punten.

e.de noodzaak van het maken van extra kosten die met de aard van de activiteit samenhangen.

30

Activiteiten waarbij instellingen voor het slagen van de activiteit extra/bijzondere kosten moeten maken, kunnen extra punten krijgen.

Voorbeeld:

·de extra kosten voor noodzakelijke begeleiding

TOTAAL

100

€ 50 per punt = maximaal € 5.000

3.2.1 Bepalingen voor recreatieve/deelnamebevorderende activiteiten voor jeugd/jongeren

Artikel 1 Doelstellingen

Doelstelling: Er worden activiteiten georganiseerd die aansluiten op de wensen van kinderen en jongeren en die een meerwaarde leveren op het reeds aanwezige voorzieningenniveau in de dorpen.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • 1. Jeugd: iedereen die kind is en dus nog niet volwassen. De leeftijdsgrenzen hierbij zijn veranderlijk. Juridisch wordt een kind volwassen op 18 jaar. Voor het jeugdbeleid geldt dat een kind volwassen is als het sociaal en economisch zelfstandig is. Het Centrum voor Jeugd en Gezin gaat uit van jeugd tot en met 22 jaar.

  • 2. Instelling: een vereniging of stichting die krachtens haar doelstellingen werkzaam is in het belang van de jeugd die woonachtig is in de gemeente Zuidplas.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Algemene jeugdactiviteiten, die bijdragen aan de maatschappelijke effecten uit de Nota Subsidiebeleid, komen voor subsidie in aanmerking.

4.Slotbepalingen

Artikel 1 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Uitvoeringsregeling Subsidies Sociaal Domein 2016’.

  • 2.

    De Uitvoeringsregels Subsidies Basisvoorzieningen, de Uitvoeringsregels Subsidies Cultuur en Sport en de Uitvoeringsregels Subsidies Sociale Voorzieningen, Maatschappelijke Dienstverlening en Volksgezondheid, vastgesteld op 12 november 2013, worden per 1 juni 2016 ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling treedt in werking op 1 juni 2016.

Aldus vastgesteld op 31 mei 2016

Het college van burgemeester en wethouders

C.E. Bos K.J.G. Kats

Gemeentesecretaris burgemeester

TOELICHTING

0 Algemeen

0.0 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Aanspraak op subsidie

Behoeft geen toelichting.

Artikel 3 Procedurebepalingen

Met dit artikel kunnen regionaal werkende instellingen zelf kiezen of ze wel of niet gebruik willen maken van het door het college vastgestelde aanvraagformulier. Het idee hierachter is dat het voor instellingen niet handig is als ze bij iedere gemeente met een ander subsidieformulier moeten werken. Het college gaat er vanuit dat de betreffende instellingen wel alle gegevens aanleveren die nodig zijn om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. Als dat niet het geval is dan dient de instelling deze gegevens alsnog zo spoedig mogelijk aan te leveren.

Artikel 4 Subsidie voor leges

Met dit artikel is het mogelijk om op een eenvoudige manier subsidie te ontvangen voor de legeskosten die optreden in verband met het organiseren van een evenement. In de aanvraagformulieren voor de evenementenvergunning kan een instelling aangeven of men in aanmerking wil komen voor subsidie voor de legeskosten.

Artikel 5 Wijze van uitbetalen

Dit artikel gaat over de bevoorschotting. Voor de subsidies die bij verlening direct worden vastgesteld, geldt dat er niet echt sprake is van een bevoorschotting. Hier wordt de subsidie na verlening en vaststelling immers direct uitbetaald. Voor de subsidies die bij verlening niet direct worden vastgesteld, maar waarbij de vaststelling plaatsvindt nadat de activiteiten zijn verricht, geldt dat er in de beschikking wordt opgenomen volgens welke termijnen de bevoorschotting plaatsvindt.

Voor het intern verrekenen van subsidies is een apart lid opgenomen. Zoals ook in de Awb (artikel 4:93) en in de ASV (artikel 13) is opgenomen gaat het hierbij om vorderingen die worden verrekend met een publiekrechtelijke schuld (subsidie) waarbij een nauw verband is tussen de twee bedragen.

Artikel 6 Afbouwregeling

Dit artikel is met name bedoeld voor organisaties die te maken hebben met vaste kosten die door het wegvallen van de subsidie niet direct kunnen worden opgebracht. Als een instelling een beroep doet op de afbouwregeling zal zij de noodzaak om hiervan gebruik te maken moeten aantonen.

Artikel 7 Overgangstermijn indirecte subsidies

In dit artikel staat de overgangstermijn voor de indirecte subsidies opgenomen. Deze overgangstermijn houdt in dat hogere vorderingen (voor bijvoorbeeld huur) tot en met 2020 automatisch door middel van een subsidie worden gecompenseerd.

Vanaf 2021 geldt dat subsidie nog steeds mogelijk is als een organisatie een bijdrage levert aan de maatschappelijke effecten die de gemeente heeft vastgesteld. Het college neemt initiatief om met de organisaties die nu nog een indirecte subsidie ontvangen, afspraken te maken over de maatschappelijke bijdrage die geleverd kan worden.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Behoeft geen toelichting.

0.1 Algemene bepalingen instellingssubsidies

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Afwijkende indientermijn voor eerste jaar dat deze uitvoeringsregeling in werking is

Het college heeft gekozen voor deze afwijkende indientermijn om de instellingen na inwerkingtreding van de uitvoeringsregeling op 1 juni 2016 een maand langer de tijd te geven om hun subsidieaanvraag (voor 2017) in te dienen. Het gaat hierbij om de instellingen die in de volgende jaren vóór 1 juli hun subsidieaanvragen moeten indienen.

Artikel 3 Aanspraak op subsidie volgens BCF-methodiek

In dit artikel wordt in het kort aangegeven hoe de BCF-methodiek werkt. Er wordt verwezen naar de Nota Subsidiebeleid voor meer informatie. Belangrijk bij de BCF-methodiek is dat er, op basis van dialoog, voor een bepaald aantal jaar (een cyclus duurt 4 jaar) een overeenkomst wordt aangegaan tussen instelling en gemeente. In de uitvoeringsregeling wordt de mogelijkheid open gehouden om in een volgende periode met nieuwe aanbieders in gesprek te gaan.

Over de termijn die wordt gehanteerd, kunnen we zeggen dat dit minimaal een jaar voor afloop van de overeenkomst moet zijn. Dus: als de overeenkomst afloopt op 31 december 2020, dan moet uiterlijk voor 31 december 2019 bekend zijn met wie de gemeente de nieuwe cyclus gaat voorbereiden. De gesprekken hierover moeten dan tussen september en november 2019 al worden gevoerd met zowel de huidige als de nieuwe partij.

Artikel 4 Aanspraak op subsidie overige instellingssubsidies

In dit artikel zijn criteria opgenomen om een keuze te maken welke instelling(en) subsidie kan/kunnen ontvangen en welke niet. Dit artikel wordt toegepast als er meerdere subsidieaanvragers zijn voor een bepaalde werksoort. De criteria zijn gerangschikt op prioriteit. Scoort de ene instelling beter op criterium 1 dan de andere instelling dan hoeven de andere criteria niet meer te worden afgewogen.

Artikel 5 Subsidieovereenkomst

In dit artikel wordt aangegeven dat een subsidieovereenkomst altijd gekoppeld wordt aan een subsidiebeschikking. Het is mogelijk om ieder jaar een beschikking af te geven bij een overeenkomst die voor meerdere jaren is afgesloten. In beginsel is het ook mogelijk om een meerjaarlijkse subsidiebeschikking af te geven maar daarbij wordt altijd een begrotingsvoorbehoud gemaakt.

Voor alle instellingssubsidies geldt dat er sprake is van maatwerk en dat er in de gesprekken over de subsidie kan worden bepaald voor hoeveel jaar er een overeenkomst wordt afgegeven en wat voor soort beschikking daar het beste bij past.

Artikel 6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Behoeft geen toelichting.

Artikel 7 Indexering

De indexering wordt opgenomen in de subsidieovereenkomst. Het jaar 2017 geldt dus als eerste jaar en de indexering geldt voor de volgende jaren.

Artikel 8 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippe

n

Binnen de BCF-methodiek is aandacht voor het berekenen van uurtarieven en kostenbegrippen. Er is sprake van een groeiproces waarbij instellingen en gemeente in gesprek gaan over de definities van de activiteiten in producten of diensten en waarbij de instellingen zich verder gaan richten op:

  • ·

    het maken van een berekening van het integrale uurtarief en de integrale kostprijs per product/dienst;

  • ·

    het ombouwen van exploitatiebegroting naar productbegroting;

  • ·

    het ontwerpen van een wijze van registreren om planning en realisatie van de productie te kunnen sturen, te monitoren en te verantwoorden.

Artikel 9 Vormen van reserves

In dit artikel is opgenomen in hoeverre het vormen van reserves is toegestaan voor alle organisaties die een instellingssubsidie ontvangen.

Artikel 10 Verantwoording

In het eerste lid staat dat instellingen met een subsidie tussen de € 5.000 en € 50.000 wel een financieel verslag of jaarrekening bij hun aanvraag tot vaststelling dienen te voegen. Hoewel het college een inhoudelijk verslag van groter belang vindt dan een financieel verslag, vraagt zij toch om de financiële gegevens te mogen ontvangen. Het college wil graag een volledig beeld van de activiteiten, ook met het oog op de subsidieverlening in een volgend jaar.

In het tweede lid is opgenomen dat per instelling afspraken worden gemaakt over of de goedgekeurde accountantsverklaring moet worden overlegd bij de aanvraag tot vaststelling. Als een instelling aan kan tonen dat de financiën goed gecontroleerd worden (bijvoorbeeld aan de hand van een uitgebreid verslag van een kascontrolecommissie) dan kan zij vrijgesteld worden van de verplichting om een accountantsverklaring te overleggen.

Artikel 11 Beoordelen en afrekenen

In het eerste lid wordt de dialoog tussen de gemeente en de instelling nogmaals benadrukt. Het college heeft er voor gekozen om in de uitvoeringsregels het uiterste geval van bijstelling van de afspraken op te nemen. Alleen als er sprake is van dusdanige wijzigingen in de afspraken dat dit echt noodzakelijk is, kan er voor worden gekozen om de oorspronkelijke verleningsbeschikking in te trekken en een nieuwe beschikking af te geven.

Het tweede lid gaat in op de mogelijkheid om subsidie terug te vorderen. Dit artikel sluit aan op artikel 4:57 van de Awb waarin bepaald is dat onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kunnen worden teruggevorderd. Het subsidiebeleid gaat er vanuit dat verantwoording vooral moet gebeuren in termen van bereikte inhoudelijke resultaten, maar wanneer er duidelijk minder producten zijn geleverd dan afgesproken dan kan de subsidie (deels) worden teruggevorderd.

0.2 Algemene bepalingen activiteitensubsidies

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Weigeringsgronden

Als extra weigeringsgrond (ten opzichte van de ASV) is opgenomen dat een instelling niet voor subsidie in aanmerking kan komen als de activiteit behoort tot de reguliere activiteiten van een instelling die alleen voor leden zijn bedoeld. Het idee hierachter is dat intern gerichte activiteiten door de leden zelf bekostigd kunnen worden en dat de gemeente met subsidiëring alleen wil bijdragen aan activiteiten die in principe ook voor niet-leden toegankelijk zijn, omdat dit de sociale samenhang binnen de dorpen bevordert en de participatie van de individuele burgers stimuleert.

Als tweede extra weigeringsgrond (ten opzichte van de ASV) is opgenomen dat de activiteit nog niet mag lopen op het moment van aanvragen. Het college moet bovendien al een beslissing hebben genomen voordat de activiteit begint. Formeel staat daar 13 weken voor, daarom is de indientermijn ook op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar vastgesteld.

Voor nakomende aanvragen (benoemd in artikel 5 lid 3) geldt dat er, net als bij de incidentele subsidies, rekening kan worden gehouden met indientermijn van 6 weken voor de betreffende activiteit.

Artikel 3 Bepaling van subsidiabele kosten

In dit artikel staat welke kosten wel en niet subsidiabel zijn. Iedere aanvraag wordt hierop getoetst.

Artikel 4 Berekening subsidiebedragen

In de Nota Subsidiebeleid 2016 staat in paragraaf 7.3 (voorstellen systematiek activiteitensubsidies) over het gelijkheidsbeginsel:

"Een subsidieaanvraag voor vraaggestuurde activiteiten toetsen we aan normen die we opnemen in de uitvoeringsregels. Met de normen in de uitvoeringsregels willen we voorkomen dat willekeur ontstaat. Daartoe stelt het College in de Uitvoeringsregels bijvoorbeeld normbedragen per deelnemer of bezoeker, normbedragen per aanvraag (in veel gevallen een organisatie) en/ of normbedragen per activiteit vast. Tegelijk beseffen we dat initiatieven vanuit de samenleving zelden exact hetzelfde zijn. De normen die we hanteren mogen goede maatschappelijk initiatieven niet in de weg staan. Daarom kunnen we beargumenteerd afwijken van de normen in de uitvoeringsregels. Heel concreet betekent dit dat aan vergelijkbare initiatieven toch een verschillend subsidiebedrag kan worden toegekend."

Om aan deze uitgangspunten uit de Nota Subsidiebeleid 2016 te voldoen, is er een systematiek ontwikkeld met een puntensysteem waarbij instellingen per aanvraag maximaal 100 punten kunnen krijgen, door te 'scoren' op een vijftal onderdelen.

Artikel 5 Verdeling van het subsidieplafond

Behoeft geen toelichting.

Artikel 6 Steekproefsgewijze controle-inrichting administratie

Indien het college gebruik wil maken van de mogelijkheid om een steekproefsgewijze controle-inrichting administratie te doen dan zal zij dit in haar beschikkingen moeten aankondigen.

Artikel 7 Actieve terugbetalingsactie subsidieontvangers

Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid voor het terugbetalen van subsidie die niet is aangewend voor het doel waarvoor deze was bestemd, bij de instellingen gelegd.

In de beschikkingen wordt een meldplicht opgenomen.

0.3 Algemene bepalingen incidentele subsidies

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Weigeringsgronden

Net als bij de activiteitensubsidies is als extra weigeringsgrond (ten opzichte van de ASV) opgenomen dat een instelling niet voor subsidie in aanmerking kan komen als de activiteit behoort tot de reguliere activiteiten van een instelling die alleen voor leden zijn bedoeld.

Ook is tweede extra weigeringsgrond (ten opzichte van de ASV) is opgenomen dat de activiteit nog niet mag lopen op het moment van aanvragen. Het college moet bovendien al een beslissing hebben genomen voordat de activiteit begint. Formeel staat daar 13 weken voor, daarom is de indientermijn ook op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar vastgesteld. Voor de nakomende aanvragen geldt dat er rekening kan worden gehouden met de indientermijn van 6 weken voor de betreffende activiteit (op grond van artikel 7 lid 3 van de ASV).

Artikel 3 Bepaling van subsidiabele kosten

In dit artikel staat welke kosten wel en niet subsidiabel zijn. Iedere aanvraag wordt hierop getoetst.

Artikel 4 Berekening van subsidiebedragen

Met de incidentele subsidies wordt beoogd om binnen de subsidiesystematiek ruimte te creëren voor nieuwe initiatieven. Door middel van startsubsidies, aanjaagsubsidies en subsidies voor eenmalige activiteiten wil het college organisaties die met iets nieuws komen en daarbij een steuntje in de rug nodig hebben tegemoetkomen.

Net als bij de activiteitensubsidies zijn de subsidies voor de incidentele subsidies gemaximeerd op € 5.000 (zie blz. 3 van de Uitvoeringsregeling).

Bij incidentele subsidies geldt verder dat maximaal 50% van de subsidiabele kosten ook daadwerkelijk gesubsidieerd wordt. Als er een volgend jaar weer subsidie wordt gevraagd voor dezelfde activiteit dan is de maximale subsidie lager.

Artikel 5 Verdeling van het subsidieplafond

Behoeft geen toelichting.

Artikel 6 Steekproefsgewijze controle-inrichting administratie

Indien het college gebruik wil maken van de mogelijkheid om een steekproefsgewijze controle-inrichting administratie te doen dan zal zij dit in haar beschikkingen moeten aankondigen.

Artikel 7 Actieve terugbetalingsactie subsidieontvangers

Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid voor het terugbetalen van subsidie die niet is aangewend voor het doel waarvoor deze was bestemd, bij de instellingen gelegd.

In de beschikkingen wordt een meldplicht opgenomen.

Hoofdstukken 1 t/m 3

Voor alle werksoorten is een apart hoofdstuk opgenomen waarin de doelstellingen, begripsomschrijvingen en activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen en de bepaling van het subsidiebedrag zijn opgenomen. Dit is gedaan om een helder kader neer te leggen waarbinnen de subsidiëring plaats kan vinden.

4. Slotbepalingen

In dit hoofdstuk wordt een drietal slotbepalingen genoemd. Er is gebruik gemaakt van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.