Regeling vervallen per 01-01-2020

Levensloop- en spaarloonregeling

Geldend van 12-08-2010 t/m 31-12-2019

Intitulé

Levensloop- en spaarloonregeling

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

CAR/UWO : de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Zuidplas, zoalsvastgelegd en gewijzigd in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en UitwerkingsovereenkomstBezoldiging : de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR/UWOLevensloop : het deel van de bezoldiging dat wordt gespaard om in de toekomst een periode van (onbetaald) verlof te financieren. Meer informatie staat vermeld in hoofdstuk 6a van de CAR/UWOMedewerker : de ambtenaar in de zin van de artikelen 1:1, 1:2 en 1:2:1 van de CAR/UWOSpaarloon : het deel van de bezoldiging dat wordt gespaard voor geld 

Hoofdstuk 2 Spaarloon

Artikel 2 Spaarloon

  • 1 De medewerker kan vanuit de bezoldiging belastingvrij geld sparen.

  • 2 Deelname aan de spaarloonregeling is uitsluitend mogelijk als de medewerker op 1 januari van het desbetreffende jaar in dienst is en de werkgever de loonheffingskorting sinds 1 januari van dat jaar toepast.

  • 3 Het is niet mogelijk om in hetzelfde kalenderjaar zowel deel te nemen aan de spaarloon- als de levensloopregeling.

  • 4 De maximale inleg is wettelijk vastgelegd en wordt kenbaar gemaakt via de belastingdienst.

  • 5 De medewerker kan, gelet op het vorige lid, zelf de hoogte bepalen van zijn inleg. Dit totaalbedrag kan in maandelijkse of jaarlijkse termijnen worden ingehouden op de bezoldiging.

  • 6 De werkgever heeft met Centraal Beheer Achmea een raamovereenkomst afgesloten.

  • 7 De medewerker kan zelf kiezen bij welke van de in december 2009 gecontracteerde spaarloonaanbieders hij het spaarloon wil onderbrengen. Hij hoeft zich dus niet te beperken tot Centraal Beheer Achmea. Hij dient wel rekening te houden met het feit dat de werkgever met de twee andere spaarlooninstellingen geen collectieve afspraken maakt.

  • 8 De inleg van het spaarloon wordt gestort op een spaarloonrekening van de gekozen spaarloonaanbieder dat op naam van de medewerker is geopend of rechtstreeks overgemaakt naar de lijfrente die de medewerker heeft afgesloten. De inleg kan jaarlijks worden gewijzigd.

  • 9 De medewerker mag gedurende de wettelijk afgesproken spaartermijn niet over het spaargeld beschikken. Dit is anders als het geld wordt opgenomen voor een beperkt aantal toegestane bestedingsdoeleinden. Deze bestedingsdoeleinden zijn wettelijk vastgelegd en worden kenbaar gemaakt door de belastingdienst.

  • 10 Voor het opnemen van spaarloon dat korter dan de wettelijke spaartermijn heeft uitgestaan, is goedkeuring van de werkgever vereist.

  • 11 Wanneer het spaarloon wordt opgenomen binnen de wettelijke spaartermijn en niet wordt opgenomen voor een toegestaan bestedingsdoel, moet over het spaarloon loonbelasting worden betaald.

  • 12 Het spaarloonreglement van de spaarloonaanbieder is van toepassing. Voor Centraal Beheer is dit het “Reglement voor de Centraal Beheer Achmea spaarloonregeling”.

  • 13 Deelname aan de spaarloonregeling wordt beëindigd op schriftelijk verzoek van de medewerker, bij voorwaarden zoals gesteld in het vorige lid wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Levensloop

Artikel 3 Levensloop

  • 1 De medewerker kan vanuit de bezoldiging sparen om in de toekomst een periode van (onbetaald) verlof te financieren.

  • 2 De maximale inleg is wettelijk vastgelegd en wordt kenbaar gemaakt via de belastingdienst.

  • 3 Het is niet mogelijk om in hetzelfde kalenderjaar zowel deel te nemen aan de spaarloon- als de levensloopregeling.

  • 4 De medewerker kan, gelet op het 2e lid, zelf de hoogte bepalen van zijn inleg. Dit bedrag wordt in maandelijkse termijnen ingehouden op de bezoldiging.

  • 5 De werkgever heeft met Centraal Beheer Achmea en Loyalis een raamovereenkomst afgesloten.

  • 6 De medewerker kan zelf kiezen bij welke aanbieder hij de levensloop wil onderbrengen. Hij hoeft zich dus niet te beperken tot Centraal Beheer Achmea of Loyalis.

  • 7 De inleg van de levensloop wordt gestort op de levenslooprekening van de gekozen levensloopaanbieder dat op naam van de medewerker is geopend.

  • 8 Voor het opnemen van levensloop, is goedkeuring van de werkgever vereist

  • 9 Het reglement van de levensloopaanbieder is van toepassing. Voor Centraal Beheer en Loyalis zijn dit het “Reglement van het Levensloop Totaalpakket van Centraal Beheer Achmea” respectievelijk ”Reglement van Loyalis Levensloop”.

  • 10 Deelname aan de levensloopregeling wordt beëindigd op schriftelijk verzoek van de medewerker, bij beëindiging van het dienstverband tussen werkgever en medewerker of wanneer niet meer aan de voorwaarden zoals gesteld in het vorige lid wordt voldaan.

  • 11 Voor medewerkers met FLO-overgangsrecht bestaat een aparte levensloopregeling: de gemeentelijke levensloopregeling FLO-overgangsrecht. Dit is opgenomen in hoofdstuk 9b van de CAR/UWO.

  • 12 Op grond van artikel 6a:7 van de CAR/UWO heeft de medewerker, ongeacht of hij deelneemt aan de levensloopregeling, recht op een (levensloop)bijdrage. Deze bijdrage behoort tot het pensioengevend inkomen, maar er wordt geen vakantietoeslag, eindejaarsuitkering of andere toelagen over betaald.

  • 13 Op grond van artikel 6a:7 van de CAR/UWO komen medewerkers die vallen onder het overgangsrecht FPU niet voor een levensloopbijdrage in aanmerking.

  • 14 Op grond van artikel 6a:4 lid 2 van de CAR/UWO verklaart de medewerker bij indiensttreding schriftelijk aan het college als hij bij een vorige werkgever een levenslooptegoed heeft opgebouwd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 5 Slotbepalingen

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010 en kan worden aangehaald als Levensloop- en spaarloonregeling .