Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert

Geldend van 11-10-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert

De raad van de gemeente Zundert;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van d.d. 14 augustus 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub a, juncto artikel 7, lid 1, sub a, van de Wet werk en bijstand;

BESLUIT:

de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

1.In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert;

  • b.

    ondersteuning: het geheel van activiteiten, al dan niet onderdeel uitmakend van een volledig traject of plan van aanpak en opgenomen in een door de gemeente opgesteld trajectplan of plan van aanpak, dat bijdraagt aan de bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt dan wel aan het leveren van een tegenprestatie voor de uitkering, met activiteiten wordt in dit verband hetzelfde als instrumenten bedoeld;

  • c.

    tegenprestatie: onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, welke worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

  • d.

    voorliggende voorziening: de voorziening als bedoeld in artikel 5, sub e, WWB;

  • e.

    aanvrager: de personen in de leeftijd van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, genoemd in artikel 10, lid 1 en lid 2, WWB onderscheidenlijk artikel 5, lid 1, Ioaw en artikel 5, lid 1, Ioaz;

  • f.

    niet-uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan 65 jaar, zonder eigen inkomen dan wel met uitsluitend een inkomen uit de Algemene nabestaanden wet (Anw) of alimentatie;

  • g.

    arbeidsovereenkomst: een overeenkomst conform artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek;

  • h.

    startkwalificatie: een afgeronde opleiding op MBO 2-niveau dan wel HAVO- of VWO-niveau;

  • i.

    belanghebbende: een persoon als bedoeld in art 1:2 lid 1 Awb;

  • j.

    de wet: de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

  • k.

    werkloze werknemers alsmede de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

  • l.

    gewezen zelfstandigen;

Artikel 2.

Het toekennen van de ondersteuning geschiedt met inachtneming van de bepalingen van de wet en deze

verordening.

Artikel 3.

  • 1. Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de in artikel 7, lid 1, sub a, WWB genoemde groepen alsmede voor een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen.

  • 2. Het college kan, met inachtneming van de Wet Participatiebudget, voorzieningen aanbieden aan personen die niet tot de doelgroep van deze verordening behoren.

  • 3. Personen aan wie met toepassing van lid 2 een voorziening wordt aangeboden, worden voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met personen behorende tot de doelgroep.

  • 4. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

Artikel 4.

Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 WWB, 13 en 37 IOAW, 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

  • b.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB;

  • c.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

  • d.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

Artikel 5.

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meerdere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor

  • 3. een specifieke voorziening.

Artikel 6.

Bij de re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden gelden de volgende eisen:

  • a.

    de aanvrager dient zich voor minimaal 12 uur per week beschikbaar te stellen voor algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    de noodzaak voor ondersteuning dient aanwezig te zijn en wordt door het college vastgesteld;

  • c.

    de ondersteuning dient te allen tijde gericht te zijn op duurzame arbeid.

  • d.

    de aanvrager is verplicht ingeschreven te staan als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf.

Hoofdstuk 2. De vorm van de ondersteuning

Artikel 7.

  • 1. Het traject of plan van aanpak is afgestemd op de mogelijkheden van de aanvrager genoemd in artikel 1, lid 2, sub e, en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning.

  • 2. Het traject of plan van aanpak moet leiden tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel tot een tegenprestatie in de uitkering.

  • 3. Bij een niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 1 onder f van deze verordening moet het traject of plan van aanpak altijd leiden tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. De vorm van de ondersteuning dient bij te dragen aan deelname aan dan wel terugkeer naar de arbeidsmarkt en gericht te zijn op uitstroom, dan wel bijdragen aan een tegenprestatie in de uitkering en kan bestaan uit alle beschikbare activiteiten die hierop zijn gericht.

  • 5. Uitkeringsgerechtigden waarvan is vastgesteld, dat zij door medische, sociale of psychische belemmeringen geen dan wel voorlopig geen realistisch perspectief hebben om arbeid in welke vorm dan ook te verrichten, dienen naar vermogen een tegenprestatie te leveren.

  • 6. Indien naar het oordeel van het college recht op ondersteuning bestaat, verbindt het college hieraan nadere verplichtingen.

Artikel 8.

  • 1. Bij de ondersteuning als bedoeld in artikel 7 kan het college de volgende instrumenten inzetten:

    • a.

      Begeleiding en bemiddeling;

    • b.

      Workshops en training;

    • c.

      Work-first;

    • d.

      Detachering en verloning;

    • e.

      Participatieplaats zoals bedoeld in artikel 10a WWB;

    • f.

      Proefplaatsing en stages;

    • g.

      Sociale activering en vrijwilligerswerk;

    • h.

      Scholing;

    • i.

      Loonkostensubsidie

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen ten aanzien van de inzet van de onder lid 1 genoemde instrumenten.

Artikel 9.

  • 1. Aan personen die in aanmerking komen voor ondersteuning en buiten de gemeente moeten reizen, kan een reiskostenvergoeding worden verstrekt.

  • 2. In de overige kosten kan een vergoeding worden verstrekt gedurende de looptijd van het traject of plan van aanpak, voor zover die direct gerelateerd zijn aan het gebruik maken van de voorzieningen en voor zover er geen aanspraak is op een voorliggende voorziening.

  • 3. Het college kan ten aanzien van het onder lid 1 en 2 gestelde bij uitvoeringsbesluit nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk 3. Subsidies

Artikel 10.

  • 1. Als onderdeel van een traject of plan van aanpak als bedoeld in artikel 7 van deze verordening kan aan de werkgever een loonkostensubsidie worden verstrekt, indien de belanghebbende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden.

  • 2. De loonkostensubsidie kan alleen worden verstrekt indien de concurrentie verhoudingen niet worden aangetast, er geen verdringing van arbeid plaatsvindt en er geen onderscheid wordt gemaakt naar sector of onderneming.

  • 3. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit de voorwaarden voor het recht op loonkostensubsidie alsmede de hoogte hiervan vast.

Hoofdstuk 4. Terugvordering

Artikel 11.

Indien blijkt dat de aanvrager als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub f, de ondersteuning onderscheidenlijk het traject of plan van aanpak verwijtbaar voortijdig doet beëindigen, kunnen de ondersteuningskosten geheel of gedeeltelijk van hem worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 5. Premies participatieplaats

Artikel 12.

  • 1. De premie als bedoeld in artikel 10a, lid 6, van de Wet werk en bijstand bedraagt € 500,- bij een arbeidsduur van 36 uur per week

  • 2. Het college kan beleidsregels vaststellen ten aanzien van de eisen die aan een participatieplaats worden gesteld.

Hoofdstuk 6. Staatssteunbepaling

Artikel 13.

  • 1.

    Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, geschiedt de verstrekking op grond van:

    • a.

      de Verordening nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op deminimissteun, zoals gepubliceerd op 28 december 2006 in het Publicatieblad van de Europese Unie L 379; of

    • b.

      de artikelen 39, 40, 41 of 42 van de Verordening nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, zoals gepubliceerd op 9 augustus 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie L 214.

  • 2.

    Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wordt de voorziening verstrekt onder de voorwaarde dat de begunstigde onderneming een dossier bijhoudt aan de hand waarvan kan worden geverifieerd

of

de verleende steun voldoet aan de voorwaarden van in lid 1 genoemde toegepaste verordening.

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

Artikel 14. Innovatie

  • 1. Het college kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om de toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid te vergroten, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste twee jaar en bedraagt maximaal 10% van het Participatiebudget.

Artikel 15.

Door of namens burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon genoemd in artikel 1, onder e, worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16.

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17.

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert”.

Artikel 18.

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de 'Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert'. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op gedragingen die plaatsvinden na de dag van publicatie.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 27 september 2012
De raad voornoemd.
De griffier,
B.A.M. Rijsbergen
De voorzitter
L.C. Poppe-de Looff