Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelen- en handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen 2013 gemeente Zundert

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Maatregelen- en handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen 2013 gemeente Zundert”.

De raad van de gemeente Zundert;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 januari 2013

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdelen b, h en i, artikel 8a, artikel 9a, twaalfde lid, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b t/m d van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b t/m d van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

B E S L U I T :

Vast te stellen:

de “Maatregelen- en handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen 2013 gemeente Zundert”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begrippen.

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids-ongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Zundert.

    • c.

      Wwb: de Wet werk en bijstand.

    • d.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

    • e.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • f.

      benadelingsbedrag als bedoeld in artikel 10 van deze verordening: de netto bijstand waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

    • g.

      maatregel: de in artikel 8, eerste lid, onderdelen b en h, artikel 9a, twaalfde lid, en artikel 18, tweede lid, van de Wwb bedoelde verlaging van de bijstand dan wel het verlagen van de uitkering op grond van artikel 20 van de Ioaw / Ioaz.

    • h.

      Maatregelenverordening: de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert, dan wel de Afstemmings- en handhavingsverordening Ioaw en Ioaz gemeente Zundert.

    • i.

      beslagvrije voet: de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

    • j.

      recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wwb.

    • k.

      verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wwb.

    • l.

      grondslag; de grondslag als bedoeld in artikel 5 Ioaw en Ioaz

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel.

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan,als bedoeld in artikel 18 van de Wwb, dan wel de uit de Wwb, Ioaw of Ioaz voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand of uitkering Ioaw/z zijn opgenomen, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. Onder de uit de Wwb, Ioaw of Ioaz voortvloeiende verplichtingen wordt niet verstaan de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17,lid1, van de Wwb, artikel 13, lid 1, van de Ioaw / Ioaz dan wel artikel 30c, lid 2 en lid 3, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 3. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

Artikel 3. Ingangsdatum en tijdvak van de maatregel.

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm of grondslag. Als de opgelegde maatregel lager is dan of gelijk is aan 100% van de bijstandsnorm of grondslag , wordt de maatregel toegepast gedurende één maand, te rekenen vanaf de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Als de opgelegde maatregel hoger is dan 100% van de bijstandsnorm of grondslag, wordt de maatregel toegepast gedurende meerdere maanden, te rekenen vanaf de dag volgende op de datum waarop het besluit tot opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt de maatregel over de eerste maand vastgesteld op 100% van de bijstandsnorm of grondslag en wordt het restant van de maatregel in de daarop volgende maand of maanden zoveel mogelijk vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm of grondslag .

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden toegepast als de bijstandsnorm of grondslag over een periode in het verleden nog niet is uitbetaald, dan wel het opleggen van een maatregel in de toekomst niet of niet geheel mogelijk is wegens beëindiging van de bijstand of uitkering Ioaw/z.

  • 3. Een opgelegde maatregel die niet of niet geheel kan worden uitgevoerd omdat de bijstand of de uitkering Ioaw/z van belanghebbende is beëindigd of ingetrokken, herleeft indien belanghebbende binnen een jaar, te rekenen vanaf de datum met ingang van welke de bijstand of uitkering Ioaw/z is beëindigd of ingetrokken, opnieuw een opnieuw een aanvraag indient om toekenning van algemene bijstand of uitkering Ioaw/z. Bij hervatting binnen de in dit artikellid genoemde periode besluit het college of de (restant)maatregel alsnog wordt geëffectueerd. Van een (gedeeltelijk) afzien wordt mededeling gedaan onder vermelding van de reden.

Artikel 4. Verlaging algemene en bijzondere bijstand, uitkering Ioaw/z en aanpassing hoogte maatregelen.

  • 1. Een maatregel vindt plaats door verlaging van de algemene bijstand of de grondslag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een maatregel ook plaatsvinden door verlaging van de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de Wwb

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5. Het besluit tot opleggen van een maatregel.

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, het tijdvak waarover de maatregel wordt toegepast, het bedrag waarmee de bijstand of grondslag wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel.

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      meer dan een jaar is verstreken nadat de constatering van de gedraging door het college heeft plaatsgevonden, en het college geen besluit heeft genomen over het al dan niet opleggen van een maatregel.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt een belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 7. Samenloop van gedragingen.

  • 1. Als een belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, van deze verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de maatregel uitgegaan van cumulatie van de genoemde bedragen.

  • 2. Als de in het eerste lid bedoelde cumulatie een maatregel oplevert die lager is dan of gelijk is aan 100% van de bijstandsnorm of de grondslag, wordt de maatregel toegepast gedurende één maand, te rekenen vanaf de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 3. Als de in het eerste lid van dit artikel bedoelde cumulatie een maatregel oplevert die hoger is dan 100% van de bijstandsnorm of de grondslag, wordt de maatregel toegepast gedurende meerdere maanden, te rekenen vanaf de dag volgende op de datum waarop het besluit tot opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt de maatregel over de eerste maand vastgesteld op 100 % van de bijstandsnorm of de grondslag en wordt het restant van de maatregel in de daarop volgende maand of maanden zoveel mogelijk vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm of de grondslag.

Hoofdstuk 2 Niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de Wwb

Artikel 8. Gedragingen.

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden en derhalve sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Wwb, en gedragingen waardoor een verplichting op grond van artikel 9 van de Wwb of artikel 9a van de Wwb niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het indienen van een aanvraag voor algemene bijstand gedurende de termijn, genoemd in artikel 41, vierde lid, van de Wwb.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet verschijnen op een oproep of het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • d.

      het onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de Wwb en artikel 10, eerste lid, van de Wwb;

    • e.

      het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel c van de Wwb;

    • f.

      de alleenstaande ouder die uit houding en gedrag ondubbelzinnig laat blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 eerste lid onderdeel b, van de Wwb niet te willen nakomen, als gevolg waarvan de op grond van artikel 9a, eerste lid, van de Wwb verleende ontheffing van de arbeidsplicht is ingetrokken;

    • g.

      het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de Wwb, indien van toepassing;

    • h.

      het niet naar vermogen trachten om gedurende de termijn, genoemd in artikel 41, vierde lid, van de Wwb, de mogelijkheden te onderzoeken naar uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar;

    • i.

      het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wwb, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Wwb.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder tevens wordt begrepen het niet meewerken aan bemiddeling naar een concrete dienstbetrekking;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het niet gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel b van de Wwb en artikel 10, eerste lid, van de Wwb.

Artikel 9. Hoogte en duur van de maatregel.

  • 1. De maatregel bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening vastgesteld op:

    • a.

      € 100,00 bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      € 200,00 bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      het bedrag van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. Indien sprake is van een gedraging van de eerste categorie als bedoeld in artikel 8 van deze verordening kan - in afwijking van het eerste lid van dit artikel - worden afgezien van het opleggen van een maatregel en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 10. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Een maatregel wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Wwb, anders dan het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b van deze verordening, wordt afgestemd op het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging wordt vastgesteld op:

    • a.

      € 100,00 bij een benadelingsbedrag tot € 1000,00;

    • b.

      € 200,00 bij een benadelingsbedrag vanaf € 1000,00 tot € 2000,00;

    • c.

      € 400,00 bij een benadelingsbedrag vanaf € 2000,00 tot € 4000,00;

    • d.

      het bedrag van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm bij een benadelingsbedrag van € 4000,00 of meer.

  • 3. Een maatregel wegens het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt opgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, derde lid, onder b, en artikel 9 van deze verordening.

  • 4. Indien belanghebbende geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht wordt een maatregel opgelegd van 100% van de bijstandsnorm gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de ingangsdatum van de uitkering Wwb.

Artikel 11. Nadere verplichtingen.

Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Wwb zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd van € 200,00.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de Ioaw en Ioaz

Artikel 12. Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbende in het kader van re-integratie, waardoor een verplichting op grond van hoofdstuk III van de Ioaw of Ioaz niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

  • ·

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet verschijnen op een oproep of het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • d.

      het onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de Ioaw / Ioaz;

    • e.

      het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, sub f, van de Ioaw / Ioaz;

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 37, lid 1, sub e van de Wet IOAW / IOAZ waaronder het niet tijdig verschijnen op een aangeven plaats en tijd, voor zover het geen participatiebaan in de zin van artikel 38a van de Wet IOAW / IOAZ betreft alsmede andere vormen van sociale activering;

    • b.

      intrekking van de ontheffing van de sollicitatieplicht bij een alleenstaande ouder aan wie toepassing van artikel 38, lid 1, van de Wet IOAW / IOAZ is gegeven en waarbij uit houding en gedrag ondubbelzinnig blijkt, dat de opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 37, lid 1, sub e, van de Wet IOAW / IOAZ niet worden nagekomen.

    • c.

      beëindiging van een dienstbetrekking waaraan een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en belanghebbende ter zake een verwijt kan worden gemaakt;

    • d.

      beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van belanghebbende zonder dat aan de voorzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voorzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd;

    • e.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen gesubsidieerde arbeid;

    • f.

      het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 13. Hoogte en duur van de maatregel.

  • 1. De maatregel bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 12 van deze verordening wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening vastgesteld op:

    • a.

      € 100,00 bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      € 200,00 bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      het bedrag van de gehele van toepassing zijnde uitkering bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. Indien sprake is van een gedraging van de eerste categorie als bedoeld in artikel 13 van deze verordening kan - in afwijking van het eerste lid van dit artikel - worden afgezien van het opleggen van een maatregel en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3. De maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden toegepast op de netto uitkering.

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen Wwb, Ioaw en Ioaz

Artikel 14. Zeer ernstige misdragingen.

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren en medewerkers, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de bepalingen , als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Wwb, dan wel artikel 20, tweede lid van de Ioaw en/of artikel 20, eerste lid van de Ioaz, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd ten bedrage van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm of grondslag.

Hoofdstuk 5 Recidive en herhaalde recidive

Artikel 15. Recidive en herhaalde recidive bij niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling .

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen een jaar nadat met toepassing van:

    • a.

      het bepaalde in artikel 8, 9,12 en 13 van deze verordening,

    • b.

      het bepaalde in artikel 8 en 9 van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert en artikel 9 en10 van de Afstemmings- en handhavingsverordening Ioaw en Ioaz gemeente Zundert, een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in artikel 8, 9, 12 en 13 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van de artikelen 8, 9, 12 en 13 van deze verordening moet worden opgelegd voor de nieuwe verwijtbare gedraging.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in de artikelen 8, 9, 12 en 13 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van de artikelen 8, 9, 13 en 14 van deze verordening moet worden opgelegd voor de nieuwe verwijtbare gedraging.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm of de grondslag, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm of de grondslag.

  • 4. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om:

    • a.

      van het opleggen van een maatregel wegens niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, in artikel 6, tweede lid, van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert en artikel 6, lid 3 van de Afstemmings- en handhavingsverordening Ioaw en Ioaz gemeente Zundert.

    • b.

      een waarschuwing op te leggen wegens het niet nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 9 of 9a van de Wwb en de artikel 37 Ioaw en Ioaz.

  • 5. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Artikel 16. Recidive en herhaalde recidive bij zeer ernstige misdragingen.

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 14 van deze verordening, artikel 14 van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert. en artikel 14 van de Afstemmings- en handhavingsverordening Ioaw en Ioaz gemeente Zundert een maatregel is opgelegd opnieuw zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 14 van deze verordening wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm of de grondslag. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel is verdubbeld opnieuw zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 14 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van artikel 14 van deze verordening moet worden opgelegd voor de nieuwe ernstige misdraging.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm of de grondslag, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm of de grondslag.

Artikel 17. Recidive en herhaalde recidive bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18 Wwb.

  • 1. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening, of artikel 13 van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert een maatregel is opgelegd opnieuw tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe betoonde tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe betoonde tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van deze verordening.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm of de gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 4. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om van het opleggen van een maatregel wegens het betonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, in artikel 6, tweede lid, van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Artikel 18. Recidive en herhaalde recidive bij onvoldoende nakomen nadere verplich-tingen als bedoeld in artikel 55 Wwb.

  • 1. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 11 van deze verordening of artikel 15 van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert een maatregel is opgelegd opnieuw de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Wwb onvoldoende nakomt wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van artikel 11 van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe onvoldoende nakomen van de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Wwb.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Wwb onvoldoende nakomt, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van artikel 11 van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe onvoldoende nakomen van de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Wwb.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 4. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om van het opleggen van een maatregel wegens het onvoldoende nakomen van de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Wwb af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, of in artikel 6, tweede lid, van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Artikel 19. Handhavingsbeleid.

Gelet op het bepaalde in artikel 8a van de Wwb en artikel 35 van de Ioaw en Ioaz biedt het college periodiek aan de raad een handhavingsplan aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en de te verwachten resultaten.

Hoofdstuk 7 Verrekening van boete bij recidive

Artikel 20. Verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet

Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

Artikel 21. Verrekening als is aangetoond dat het saldo van alle bankrekeningen minder is dan drie maal de toepasselijke bijstandsnorm

In afwijking van het bepaalde in artikel 20 van deze verordening kan het college, op schriftelijk verzoek van de belanghebbende, besluiten de recidiveboete te verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet. Bij het schriftelijk verzoek dient de belanghebbende met bewijsstukken aan te tonen dat het saldo van alle bankrekeningen van belanghebbende op de eerste dag van de maand waarin het boetebesluit is bekendgemaakt, minder bedraagt dan drie maal de toepasselijke bijstandsnorm. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast gedurende een periode van drie maanden.

Artikel 22. Verrekening bij huisuitzetting of dringende redenen

In afwijking van het bepaalde in artikel 20 van deze verordening kan het college, op schriftelijk verzoek van de belanghebbende, besluiten de recidiveboete te verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet. Bij het schriftelijk verzoek dient de belanghebbende:

  • a

    aannemelijk te maken dat verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 20, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b

    aannemelijk te maken dat anderszins sprake is van dringende redenen.

Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast gedurende een periode van drie maanden.

Artikel 23. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes.

De artikelen 20, 21 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, WWB, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 24. Nadere regels.

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 25. Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt op 1 april 2013 in werking.

  • 2. De verordeningen Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Zundert en de Afstemmings- en handhavingsverordening Ioaw en Ioaz gemeente Zundert worden gelijktijdig ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening maar blijven van toepassing op gedragingen, zijnde schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wwb of artikel 13, eerste lid, van de Ioaw en Ioaz, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013, en na 1 januari 2013 voortduren, en niet vóór 31 januari 2013 zijn opgehouden of geconstateerd, waarbij de maatregel wordt berekend over het benadelingsbedrag over de periode tot uiterlijk 1 januari 2013.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als : “de Maatregelen- en handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen 2013 gemeente Zundert”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Zundert d.d. 14 maart 2013
de griffier,
J.J. Rochat
de voorzitter,
L.C. Poppe-de Looff

Algemene toelichting Maatregelen- en handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen 2013 gemeente Zundert