Regeling vervallen per 11-10-2012

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert

Geldend van 01-10-2004 t/m 10-10-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert

De Raad van de gemeente Zundert,

gezien het advies van de Commissie Inwonerszaken,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zundert d.d. 25 mei 2004,

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

overwegende dat het noodzakelijk is het aanbieden van reïntegratievoorzieningen bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende:

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de Ioaw of de Ioaz;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij de Centrale organisatie werk en inkomen;

  • c.

    nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

  • d.

    ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 57,5 jaar;

  • e.

    arbeidsgehandicapten: uitkeringsgerechtigden die behoren tot de doelgroep van de Wet Rea;

  • f.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en nuggers niet ouder dan 22 jaar;

  • g.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en deze verordening;

  • h.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert;

  • j.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Zundert;

  • k.

    Rea: Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten;

  • l.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • m.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • n.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die niet in strijd is met de wet of met iemand persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep;

  • o.

    uitvoeringsbesluit: een besluit van het college, waarin nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van een bepaalde voorziening of regeling.

  • p.

    opstapbaan: een arbeidsplaats van maximaal twaalf maanden als een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 14 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend.

  • q.

    Wiw: Wet inschakeling werkzoekenden;

  • r.

    ID-besluit: Besluit In- en Doorstroombanen.

HOOFDSTUK 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening in artikel 1, onder a tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3. Beleidsplan

  • 1. De raad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten.

  • 3. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien er sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.

Artikel 5. Verplichtingen van de klant

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Naast de verplichting als genoemd in het eerste lid kan het college verplichtingen opleggen die strekken tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. Naast de verplichting, genoemd in artikel 9, eerste lid, van de wet, kan het college bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen inzake deze verplichting.

  • 5. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en artikel 20 Ioaz.

  • 6. Het niet of onjuist verstrekken van relevante informatie van personen leidt tot het weigeren, intrekken of beëindigen van de in lid 1 en 2 bedoelde voorzieningen.

  • 7. Indien de persoon, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met vierde lid, als gevolg waarvan het reïntegratietraject wordt beëindigd, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6. Criteria tijdelijke ontheffing

  • 1. Het college kan in individuele gevallen tijdelijk geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van sollicitatieverplichtingen:

    • a.

      indien is komen vast te staan, dat de persoon zorgtaken niet (volledig) kan combineren met arbeid. Aard en omvang van zorgtaken worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit;

    • b.

      aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn;

    • c.

      aan personen van 57½ jaar en ouder, indien is komen vast te staan dat voor deze personen geen arbeidsperspectief aanwezig is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt;

    • d.

      gedurende maximaal 10 dagen per kalenderjaar in verband met de noodzakelijke verzorging van een ziek kind, een zieke partner of ouder.

  • 2. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode.

  • 3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 7. Sluitende Aanpak jongeren

  • 1. Elke jongere krijgt binnen zes maanden na inschrijving bij de Centrale organisatie werk en inkomen een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 8. Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

HOOFDSTUK 3. Voorzieningen

Artikel 9. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening of uitvoeringsbesluit geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 18 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 10. Direct Werk

  • 1. Het college kan besluiten aan nader te bepalen doelgroepen werk aan te bieden volgens het zogenaamde Direct Werk-model;

  • 2. Nadere uitvoeringsregels over het gestelde in het eerste lid worden met inachtneming van de hiervoor geldende wet- en regelgeving vastgesteld.

Artikel 11. Scholing

  • 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 12. Werkstages

  • 1. Het college kan aan personen, bedoeld in artikel 1, onder a, een werkstage aanbieden, als onderdeel van een reïntegratietraject, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit ten aanzien hiervan nadere regels stellen.

Artikel 13. Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

  • 1. Het college kan aan een persoon bedoeld in artikel 1, onder a en b, een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit ten aanzien hiervan nadere regels stellen.

Artikel 14. Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1, onder a en b, een arbeidsovereenkomst sluiten ten behoeve van de in artikel 1, onder p, genoemde opstapbaan.

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. Het niet meewerken door de werkgever aan het behalen van de in het trajectplan opgenomen doelstellingen en de uitvoering van de daaraan gekoppelde activiteiten, kan leiden tot het weigeren, intrekken of beëindigen van beschikbaar gestelde loonkostensubsidie of premie.

  • 4. Bij het beschikbaar stellen van gesubsidieerde arbeid zal door spreiding van gesubsidieerde werknemers over diverse bedrijven of organisaties worden voorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat. Hiermee worden de uitgangspunten van EC verordening 2204/2002 nageleefd overeenkomstig de beleidsaanbeveling Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werk zoekenden.

Artikel 15. Sociale activering

  • 1. Het college kan aan personen bedoeld in artikel 1, onder a en b, als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 16. Premie voor werkgevers bij doorstroom naar regulier werk

  • 1. Het college kan aan een werkgever een premie geven als een werknemer reguliere arbeid heeft aanvaard bij dezelfde werkgever.

  • 2. De premie wordt alleen verstrekt indien:

    • a.

      de werkgever voor de loonkosten van de werknemer een subsidie ontvangt of heeft ontvangen op grond van deze verordening;

    • b.

      de in het eerste lid bedoelde werkaanvaarding heeft plaatsgevonden binnen de duur waarvoor de loonkostensubsidie geldt;

    • c.

      de werknemer bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst bijstand ontving;

    • d.

      de werknemer aansluitend op het gesubsidieerde dienstverband voor zijn nieuwe baan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten;

    • e.

      de werknemer na zes maanden na de datum met ingang waarvan het gesubsidieerde arbeidsverband is beëindigd nog arbeid in loondienst verricht.

  • 3. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de doelgroepen en de hoogte van de premies.

  • 4. Op het verstrekken van premies is artikel 14, lid 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Premies

  • 1. Het college kan aan personen een activeringspremie toekennen;

  • 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de doelgroep en hoogte van de premies.

Artikel 18. Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan aan personen een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling en voor zover geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn;

  • 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van doelgroep, de noodzaak en de hoogte van de vergoedingen.

HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19. Overgangsbepalingen

  • 1. De subsidie voor personen die op 31 december 2003 een dienstbetrekking hadden voor onbepaalde tijd op grond van artikel 4 van de Wiw zoals die gold op 31 december 2003, wordt gehandhaafd tot aan het einde van het dienstverband;

  • 2. Bestaande tijdelijke dienstverbanden op grond van artikel 4 van de Wiw zoals die gold op 31 december 2003 worden niet verlengd. De subsidie eindigt vanaf het moment dat het bestaande dienstverband afloopt.

  • 3. Voor werkgevers die op of vanaf 1 januari 2004 personen in dienst hebben op grond van het ID-besluit bedraagt de subsidie overeenkomstig de systematiek en de voorwaarden zoals neergelegd in het door het college vastgestelde Beleidskader Gesubsidieerde Arbeid.

  • 4. Met ingang van 1 januari 2009 vervallen de subsidies voor de in het derde lid genoemde werkgevers.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.

Artikel 21. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 22. Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert”.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 juli 2004,
De griffier,
A. van der Veen
De plv. voorzitter,
A.M.M. van der Kloot

Algemene toelichting

 

1. Inleiding

 

1.1. Opdracht gemeenteraad

Volgens de WWB krijgt het college de opdracht voor reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak op burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld. De basis voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand.

 

Artikel 8.  Opdracht gemeenteraad

  • 1.

    De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:

  • a.

    het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;

  • b.

    het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid; het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30.

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor verschillende doelgroepen daarbinnen, en op de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

 

In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7 van de wet:

Artikel 7.  Opdracht college

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor:

  • a.

    het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.

 

1.2. Kadernota

In de kadernota Over werk en bijstand zijn de uitgangspunten opgenomen voor het reïntegratiebeleid:

  • a.

    In de reïntegratieverordening het beleid op hoofdlijnen vastleggen en uitwerking van onderdelen aan het college overlaten;

  • b.

    Inzet van het reïntegratiebeleid is de kortste weg naar werk waarbij wel rekening moet worden gehouden met een duurzame uitstroom richting arbeidsmarkt;

  • c.

    De inzet van voorzieningen, op basis van “de werkladder”, is eveneens gebaseerd op dit uitgangspunt;

  • d.

    Bij het al dan niet toekennen van een tijdelijke ontheffing uitgaan van de individuele omstandigheden van de klant maar daarbij wel in een aantal situaties rekening houden met de geformuleerde uitgangspunten ten aanzien van medische beperkingen, alleenstaande ouders, inburgeraars en ouderen;

  • e.

    Voor jongeren tot 23 jaar hanteren we een sluitende aanpak waarbij we nagaan hoe we de afstemming en samenwerking op het gebied van onderwijs, jeugdbeleid en welzijn kunnen verbeteren en intensiveren;

  • f.

    Scholing moet zo kort mogelijk zijn maar in principe wel een startkwalificatie opleveren voor de arbeidsmarkt, scholing voor zelfstandig ondernemerschap past over het algemeen niet in dit uitgangspunt;

  • g.

    De bestaande afspraken over het gebruik van gesubsidieerde arbeid voortzetten met inachtneming van het Beleidskader Gesubsidieerde Arbeid;

  • h.

    Gebruik maken van nieuwe vormen van voorzieningen;

  • i.

    De mogelijkheid tot vrijlating van inkomsten ruimhartig interpreteren;

  • j.

    Gebruik maken van de mogelijkheid tot het verlenen van premies.

 

Een aantal van deze uitgangspunten zijn verwerkt in de verordening, andere doelstellingen worden verder uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit en/of beleidsregels.

 

 

2. De verordening

De WWB vraagt aan de raad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Op het eerste gezicht lijkt dit vreemd: beleid leg je neer in een beleidsplan. Desondanks kan de gemeenteraad van oordeel zijn, dat zij belangrijke uitgangspunten en voorwaarden die bij bepaalde voorzieningen moeten gelden, wél in de verordening vast wil leggen. Het beleid kan op een aantal niveaus worden geregeld. Overeenkomstig het bepaalde in de kadernota hebben wij gekozen voor een “procedurele” verordening. Dit betekent dat in de verordening met name wordt vastgelegd op welke wijze in de gemeente het beleid bepaald wordt, hoe de verhouding tussen raad en college moet zijn alsmede enkele algemene uitgangspunten over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige wordt vastgelegd in een beleidsplan, beleidsregels en/of in uitvoeringsbesluiten van het college.

Dit heeft geleid tot de volgende opbouw van de verordening:

De artikelen 1 tot en met 8 vormen de basis van de verordening. Hierin zijn de opdracht aan het college, de aanspraak, verplichtingen van de cliënt verwerkt alsmede artikelen over sluitende aanpak en financiën. De artikelen 9 tot en met 18 gaan over specifieke voorzieningen. In artikel 9 zijn algemene bepalingen over voorzieningen opgenomen. De bepalingen in dit artikel zijn van toepassing indien er niets ten aanzien van een specifieke voorziening is bepaald. Tenslotte komen in de artikel 19 tot en met 24 de overgangs- en slotbepalingen aan bod.

 

 

3. Doelgroepenbeleid

 

  • 3.1

    Jongeren

De doelgroep jongeren neemt een bijzondere plaats in het reïntegratiebeleid. Ook wij onderkennen het gevaar van langdurige werkloosheid als jongeren niet snel een reïntegratietraject aangeboden krijgen. Daarom hebben wij in artikel 7 van de verordening expliciet aangegeven dat jongeren binnen een sluitende aanpak vallen.

  • 3.2

    Ouderen

Ten aanzien van oudere werklozen kan de vraag gesteld worden hoeveel moeite de gemeente zich moet getroosten om deze doelgroep weer aan het werk te krijgen, mede gezien de krapte op de arbeidsmarkt. Het Rijk stelt zich op het standpunt dat wanneer tijdens de eerste beoordeling blijkt dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te overbruggen, de gemeente de bevoegdheid heeft om te volstaan met een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor de resterende periode dat de oudere bijstand ontvangt. Vrijwilligerswerk is dan vaak een goed alternatief. Wij hebben in de kadernota aangegeven bij dit standpunt aan te sluiten. Daarnaast willen wij de arbeidsinspanningen van ouderen stimuleren door het verstrekken van een premie wanneer er geen aanspraak meer kan worden gemaakt op inkomstenvrijlating. 

 

  • 3.3

    Alleenstaande ouders met jonge kinderen tot 12 jaar

In tegenstelling tot de Abw geldt de arbeidsverplichting uit de WWB ook voor alleenstaande ouders met jonge kinderen. Wel moet de gemeente nadrukkelijk een afweging maken over de zorg voor de kinderen tot 12 jaar gecombineerd kan worden met de verplichting om arbeid te aanvaarden. Wij hebben in de kadernota aangegeven dat wij met de zorgtaak van de ouders rekening zullen houden door het verlenen van een tijdelijke ontheffing. Daarnaast willen wij deze groep zoveel mogelijk stimuleren om activiteiten gericht op arbeidsinschakeling te ontplooien, bijvoorbeeld door het toekennen van een premie.

 

  • 3.4

    Nuggers en Anw-ers

De WWB vraagt aan de gemeenten evenwichtige aandacht te besteden aan diverse doelgroepen. Dit betekent echter niet dat er ook een verplichting bestaat om alle doelgroepen dezelfde soort voorzieningen en onder dezelfde voorwaarden aan te bieden. De gemeente kan accenten aanbrengen inzake de bekostiging en de aard van de voorziening. Het college heeft vorig jaar al besloten om beleidsregels vast te stellen voor nuggers en Anw-ers. In deze beleidsregels zijn enkele beperkingen opgenomen voor het aanspraak kunnen maken op bepaalde voorzieningen. In de kadernota is aangegeven dat deze beperkingen verder worden aangescherpt.

 

 

4. Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie. De reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. In de verordening cliëntenparticipatie moet worden aangegeven welke zaken in ieder geval aan cliëntenparticipatie worden onderworpen. Wij kiezen er daarom voor om in de reïntegratieverordening daarover geen bepalingen op te nemen. 

 

 Artikelsgewijze toelichting

 

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Er is voor gekozen om zoveel mogelijk begrippen die al zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd.

 

Onderdeel n

De definities in artikel 1 behoeven geen nadere toelichting met uitzondering van algemeen geaccepteerde arbeid. Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat deze werk verricht dat in strijd is met de wet (criminele activiteiten), of dat werk in strijd is met zijn persoonlijke integriteit, bijvoorbeeld prostitutie, seksindustrie of defensie.

 

 

HOOFDSTUK 2. Beleid en financiën

 

Artikel 2 Opdracht college

 

Eerste lid

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe. De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de klantmanagers. Zij plaatsen personen uit de doelgroep op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

In de WWB is in artikel 10, derde lid, aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid, van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht van het college te koppelen, geeft de gemeente aan voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

 

Tweede lid

Dit lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het uitvoeringsbesluit wordt dit verder uitgewerkt.

 

Derde lid

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

 

Artikel 3 Beleidsplan

 

Eerste lid

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. In de algemene toelichting hebben wij al aangegeven dat gekozen wordt voor een systematiek waarbij we de verordening meer procedureel houden en voor verdere uitwerking gebruik maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten. Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad jaarlijks een beleidsplan vaststelt. In de kadernota hebben wij voorgesteld om met dit instrument te blijven werken.

 

Tweede lid

Dit lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en definitief Verslag over de uitvoering (Vodu) naar het Rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan met een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Bij de vormgeving van het beleidsverslag zal worden aangesloten bij de inhoud van het Vodu aan het Rijk.

 

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

 

Eerste lid

Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. Het college bepaalt in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen.

 

Tweede lid

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënten en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.

 

Derde lid

De in dit lid genoemde voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het CWI of reïntegratieactiviteiten die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) worden aangeboden.

 

Artikel 5 Verplichtingen van de klant

 

Eerste en tweede lid

Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan.

 

Derde lid

Het college kan daarnaast andere verplichtingen opleggen. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.

 

Vierde lid

Ten aanzien van dit lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet. Uitgangspunt is de weg naar werk zo kort mogelijk dient te zijn en dit iedere vorm van arbeid aanvaard dient te worden, ook wanneer het gaat om arbeid van tijdelijke aard. Het betreft werk dat maatschappelijk aanvaard is (zie ook toelichting bij artikel 1, onder n), daarnaast moet er getoetst worden op de persoonlijke omstandigheden van de klant en zijn of haar mogelijkheden in verband met gezondheid en belastbaarheid. Het werkloosheidsrisico van belanghebbende speelt eveneens een rol. Naarmate de kans op terugval in de bijstand of arbeidsongeschiktheid groter is, kan de gemeente ervoor kiezen eerst dit risico door bijvoorbeeld een scholingstraject te verlagen, voor de belanghebbende te verplichten arbeid te accepteren. Er moet immers ook rekening gehouden worden met duurzame uitstroom naar arbeid.

 

Vijfde lid

Dit lid biedt de verbinding met de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage, weergegeven in een bedrag.

 

Zesde lid

Dit lid schept de mogelijkheid dat naast het opleggen van een maatregel op grond van de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert eveneens het beëindigen van een voorziening als sanctie kan worden gehanteerd.

 

Zevende lid

Voor personen zonder uitkering of een Anw-uitkering en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vijfde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Overigens is deze mogelijkheid ook van toepassing op uitkeringsgerechtigden.

 

Artikel 6 Criteria tijdelijke ontheffing

 

Eerste lid

De categoriale ontheffing, zoals die onder de Abw nog mogelijk was, kan onder de WWB niet meer worden gehanteerd. Elke vorm van ontheffing moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Hetgeen genoemd staat onder a tot en met d wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop ontheffing van toepassing is.

Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het CWI, het volgen van een traject sociale activering of scholing.

De in het eerste lid onder d genoemde vrijstelling is gebaseerd op het kortdurend zorgverlof, zoals genoemd in de Wet Zorg en Arbeid. De toekenning en registratie van kortdurend zorgverlof wordt (in de toekomst) opgenomen in de inkoopovereenkomsten met reïntegratiebedrijven.

 

Tweede lid

In de wet is bepaald dat een ontheffing slechts tijdelijk wordt verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan.

 

Derde lid

In dit lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn.

 

Artikel 7 Sluitende Aanpak jongeren

 

Eerste lid

De in het eerste lid genoemde voorzieningen behelzen de voorzieningen zoals beschreven in deze verordening. Met een Sluitende Aanpak binnen de periode van zes maanden wordt aangesloten bij de algemene toelichting op de wet en het Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

 

Tweede en derde lid

Van de Sluitende Aanpak voor jongeren kan slechts worden afgeweken in uitzonderlijke gevallen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een baangarantie of andere bron van inkomsten op zeer korte termijn.

 

Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds

 

Eerste en tweede lid

De gemeente kan, om financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het in artikel 3 genoemde beleidsplan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

 

 

HOOFDSTUK 3. Voorzieningen

 

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

 

Eerste lid

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

 

Tweede lid

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een klant gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt.

 

Derde lid

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzondere aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

 

Vierde lid

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage, genoemd onder f, heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.

 

Artikel 10 Direct Werk

 

Eerste lid

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden een Direct Werk-project op te starten. Het doel van Direct Werk (bekender onder de Engelstalige term “Work First”) is om personen van een bepaalde doelgroep zo snel mogelijk na de bijstandsaanvraag voor een bepaalde periode en voor een bepaald aantal uren per week werk aan te bieden. Ondertussen blijft de persoon op zoek naar regulier werk. Daarnaast bekijkt de gemeente samen met de klant wat de beste manier is om verdere ondersteuning te bieden. Dat kan variëren van sollicitatietraining tot het volgen van scholing. Overigens gelden voor het uitbesteden van een dergelijk traject de regels voor aanbesteding. Een dergelijk instrument zou –zoals wij ook in de kadernota hebben aangegeven- goed kunnen worden ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid.

 

Tweede lid

Bij het vaststellen van een dergelijk project moet worden gekozen op welke wijze het werk gefinancierd zal worden. In de toelichting bij artikel 10 van de WWB wordt gesteld dat werken met behoud van uitkering tot de mogelijkheid behoort. De positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling staat hierbij centraal. Overigens kan een dergelijk project nooit louter dienen als een budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voor handen is. Hieruit volgt dat de verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering alleen mag worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar regulier werk. Tenslotte dient uiteraard rekening gehouden te worden met de grenzen van het arbeidsrecht.

 

Artikel 11 Scholing

 

Eerste lid

In het kader van trajecten richting arbeidsmarkt kan scholing noodzakelijk zijn. Daar het aanbod van scholing bijzonder divers is en daarbij ook de duur en kosten erg variabel zijn, is het noodzakelijk om voor het aanbod hiervan nadere randvoorwaarden vast te stellen.

 

Tweede lid

Het tweede lid maakt het mogelijk om nadere regels te stellen omtrent het scholingsbeleid. Deze regels worden opgenomen in het uitvoeringsbesluit.

 

Artikel 12 Werkstages

Werkstages zijn een instrument voor gemeenten om langdurige werklozen te reïntegreren. Voor de term “werkstage”  is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. De werkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte of middellange termijn perspectief op betaald werk hebben.

 

Eerste lid

Dit lid geeft de algemene bepaling aan voor het aanbieden van een werkstage.

 

Tweede lid

Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan dat het college nadere regels kan stellen. In het uitvoeringsbesluit wordt verder aangegeven welke voorwaarden aan deze voorziening zijn verbonden. Deze voorwaarden zijn belangrijk omdat anders het gevaar bestaat dat de werkstage beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 13 Detacheringsbanen

 

Eerste lid

Bij de dienstbetrekkingen uit de Wiw was de gemeente de wettelijke, formele werkgever. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument detacheringsbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, worden uitbesteed aan een reïntegratiebedrijf.

 

Tweede lid

Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan dat het college nadere regels kan stellen. In het uitvoeringsbesluit wordt verder aangegeven welke voorwaarden aan deze voorziening zijn verbonden. Deze voorwaarden zijn belangrijk omdat anders het gevaar bestaat de detachering beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 14 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

Eerste lid

Het instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wiw en het ID-besluit. Echter onder de WWB is de wijze van subsidiëring geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (bijvoorbeeld het bieden van scholing en begeleiding). In het eerste lid geven we de basis aan voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening in de vorm van een opstapbaan. Tevens is hier bepaald dat alleen de doelgroepen uitkeringsgerechtigden en Anw-ers voor deze loonkostensubsidie in aanmerking komen.

 

Tweede lid

Regels voor de subsidiëring zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit. In het besluit worden regels opgenomen over de hoogte van de subsidie, de termijn, de praktische uitvoering, enz.

Derde lid

Dit artikel spreekt voor zich. 

 

Vierde lid

Dit lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Nadrukkelijk wordt hierbij verwezen naar de beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de subsidiëring van arbeidsplaatsen in het kader van de reïntegratie van werkzoekenden (opgenomen in de Verzamelbrief van april 2004, kenmerk Intercom/2004/24233). Uitvoering van de beleidsaanbeveling ontlast gemeenten van administratieve verplichtingen welke voortvloeien uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap omdat loonkostensubsidies in sommige gevallen als staatssteun gekwalificeerd zouden kunnen worden. De gemeente dient daartoe in de reïntegratieverordening deze beleidsaanbeveling te verwerken en een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling op te nemen.

 

Artikel 15 Sociale activering

 

Eerste lid

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie maar participatie voorop. In deze verordening leggen wij de nadruk op het reïntegratieaspect. Dit strookt ook het meest met de wijze waarop wij de beschikbare financiële middelen voor reïntegratie willen inzetten. In de kadernota hebben wij daarover vermeld dat we instrumenten in het kader van sociale activering inzetten voor zover deze geen of een gering beslag leggen op de financiële middelen en het instrument voor een klant daadwerkelijk bijdraagt aan zijn reïntegratie.

 

Tweede lid

In dit lid is een omschrijving gegeven van het begrip “sociale activering”. In het kader van de reïntegratieverordening hebben wij de omschrijving bewust beperkt tot een eerste opstap richting arbeidsmarkt. Dit betekent dat het participeren van de persoon in de maatschappij -hoe wenselijk ook- in het kader van reïntegratie niet de hoogste prioriteit heeft.

 

Artikel 16 Premie voor werkgevers bij doorstroom naar regulier werk

 

Eerste tot en met vierde lid

Gesubsidieerde arbeid is een tijdelijke voorziening, bedoeld als opstap naar regulier werk. Om te voorkomen dat de inspanningen stoppen zodra een persoon in gesubsidieerde arbeid is ingestroomd wordt de werkgever met deze regeling beloond voor zijn inspanningen om personen te laten uitstromen uit gesubsidieerde arbeid naar reguliere betaalde arbeid.

 

Artikel 17 Premies

 

Eerste lid

Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, uitsluitend bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De aanspraken op een premie zijn ten opzichte van het verleden sterkt ingeperkt. Wij zijn van mening dat er op iedere uitkeringsgerechtigde de plicht rust om mee te werken aan reïntegratie en dit niet meteen beloond hoeft te worden. In een aantal situaties is het echter wenselijk dat uitkeringsgerechtigden die een kleine kans tot uitstroom hebben, toch gestimuleerd worden om betaalde arbeid te verrichten. Wij denken dan aan ouderen, arbeidsgehandicapten en alleenstaande ouders met kinderen tot twaalf jaar.

 

Tweede lid

Overeenkomstig de structuur van de verordening hebben wij hier slechts de hoofdregel neergelegd. In het uitvoeringsbesluit geven wij aan welke groepen in welke situatie in aanmerking komen voor een premie en wat de hoogte van de premie is.

 

Artikel 18 Overige vergoedingen

 

Eerste lid

Ter stimulering van de arbeidsinschakeling vergoedt de gemeente diverse kosten voor activiteiten die daaraan bijdragen. Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om reiskosten, kosten voor kinderopvang en kosten voor een vervangende voorziening van mantelzorg. Wel dienen de kosten altijd beoordeeld te worden op noodzaak en redelijkheid en op de mogelijkheden voor voorliggende voorzieningen. Te denken valt hierbij aan vergoedingen door de werkgever of fiscale regelingen .

 

Tweede lid

In deze verordening worden slechts de hoofdregels neergelegd. In het uitvoeringsbesluit geven wij aan welke kosten in aanmerking komen voor vergoeding en wat de hoogte van de vergoeding is. In het uitvoeringsbesluit wordt dit verder uitgewerkt.

 

 

HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 19 Overgangsbepalingen

Dit artikel betreft regelingen voor personen die bij de inwerkingtreding van de WWB reeds een gesubsidieerde arbeidsovereenkomst hadden als gevolg van de Wiw of de ID-regeling. In de kadernota hebben wij aangegeven dat gesubsidieerde arbeid een geschikte voorziening kan zijn maar dat –vanwege de kostbaarheid- de huidige voorzieningen op een andere manier vorm moeten krijgen. Verwezen wordt naar de artikelen 13 en 14. Voor de bestaande dienstverbanden hebben wij overgangsbepalingen in het leven geroepen.

 

Eerste lid

Ten aanzien de Wiw handhaven wij de bestaande dienstverbanden. Het betreft vrijwel allemaal oudere personen waarvoor het moeilijk is om nog op een andere wijze actief te worden op de arbeidsmarkt.

 

Tweede lid

In het door het college vastgestelde Beleidskader Gesubsidieerde Arbeid hebben wij aangegeven dat na afloop van het tijdelijk Wiw-dienstverband bekeken moet worden of er eventueel andere instrumenten ingezet moeten worden. 

 

Derde en vierde lid

In het Beleidskader Gesubsidieerde Arbeid is aangegeven hoe de gemeente Zundert voortaan met de subsidievoorwaarden in het kader van de ID-banen wil omgaan. Dit beleid wordt vanaf de inwerkingtreding van de verordening voortgezet voor de dan bestaande banen tot uiterlijk 1 januari 2009. Voor dit tijdstip is gekozen omdat tot deze datum in het Werkdeel rekening wordt gehouden met de bekostiging van ID-banen voor werknemers die niet in de gemeente Zundert woonachtig zijn (de zogenaamde “buitensteedse ID-ers”). Eenzijdig aan dit feit voorbijgaan lijkt ons niet gepast omdat er ook inwoners van onze gemeente buiten Zundert in een ID-dienstbetrekking werkzaam zijn. De juridische grondslag om loonkosten voor niet in de gemeente woonachtige werknemers te subsidiëren is vastgelegd in de Invoeringsregeling WWB. Vanaf de inwerkingtreding van de verordening kunnen nieuwe gesubsidieerde banen alleen in de vorm van opstapbanen gecreëerd worden (zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 14).

 

Artikel 20 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 21 Uitvoering

Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.

 

Artikel 22 Nadere regels

Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

 

Artikel 23 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 24 Inwerkingtreding

In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan pas “te gelde” worden gemaakt als de verordening is ingegaan. Van belang is hierbij ook de Tijdelijke referendumwet. Op grond van artikel 22, tweede lid, van deze wet kan de inwerkingtreding van de verordening niet worden vastgesteld op een datum eerder dan zes weken na bekendmaking. Tenslotte is in het Uitvoeringsbesluit WWB bepaald dat de reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan. Wij hebben gekozen voor 1 oktober 2004.