Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Zutphen

Geldend van 01-03-2004 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Zutphen

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ZUTPHEN:

overwegende,

gelet op artikel 81o van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 januari 2004, Concernstaf nr. 793;

besluit:

vast te stellen:

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Zutphen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    raad: de raad van de gemeente Zutphen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Zutphen;

  • c.

    commissie: de Rekenkamercommissie van de gemeente Zutphen;

  • d.

    fractie: een fractie als bedoeld in het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Zutphen 2002;

  • e.

    vaste vervanger: een vaste vervanger als bedoeld in de Verordening op de raadscommissies Zutphen 2002;

  • f.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen dan wel het bereiken van zoveel mogelijk resultaat met de ter beschikking gestelde middelen;

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald;

  • h.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raads- en collegebesluiten, plaatsvinden van ontvangsten en bestedingen;

  • i.

    beleid: het streven naar het bereiken van bepaalde, nader omschreven doeleinden met bepaalde middelen en in een bepaalde tijdsvolgorde;

  • j.

    beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het geheel van de gemeentelijke middelen en rechten (vermogenswaarden).

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1. Er is een door de raad ingestelde commissie.

  • 2. De commissie heeft als taak het onderzoeken van en het adviseren aan de raad over de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het college gevoerde beleid en beheer.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, zittingsduur

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en minimaal 4 leden (maximaal 1 lid per fractie).

  • 2. De voorzitter wordt door de raad benoemd. Niet benoembaar tot voorzitter van de commissie is:

    • a.

      een lid van het college;

    • b.

      een lid van de raad dan wel vaste vervanger;

    • c.

      een bestuurder of persoon in dienst van een instelling, zoals bedoeld in artikel 14, vijfde lid.

  • 3. De raad benoemt uit de kring van raadsleden en vaste vervangers het aantal leden als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Elke fractie heeft het recht in beginsel één lid en één plaatsvervangend lid voor de commissie voor te dragen; voor een plaatsvervangend lid gelden dezelfde eisen als voor een lid.

  • 5. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie hebben zitting gedurende de zittingsperiode van de raad.

  • 6. Naar behoefte kan de commissie worden uitgebreid met één of meer door de raad te benoemen externe leden. Op alle externe leden is artikel 81g van de Gemeentewet (aflegging eed) van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De voorzitter wordt bij afwezigheid vervangen door een door de commissie uit haar midden aan te wijzen lid.

  • 8. De (plaatsvervangende) leden van de commissie functioneren zonder last van of ruggespraak met de fracties.

Artikel 4 Vergoeding voor bijwonen vergaderingen

  • 1. De externe voorzitter, de in de commissie zitting hebbende niet-raadsleden en de externe leden ontvangen een vergoeding, gebaseerd op de vigerende regeling inzake het toekennen van geldelijke voorzieningen aan raads- en commissieleden van de gemeente Zutphen, voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie.

  • 2. De vergoeding genoemd in het eerste lid komt ten laste van het budget van de commissie.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

  • 1. De raad ontslaat de leden en plaatsvervangende leden of stelt hen op non-activiteit.

  • 2. Het lidmaatschap van een lid, respectievelijk plaatsvervangend lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      door het verlies van de hoedanigheid van raadslid of vaste vervanger;

    • c.

      indien de raad van oordeel is dat het lid, respectievelijk plaatsvervangend lid niet langer geschikt is zijn functie in de commissie te vervullen.

  • 3. Het lidmaatschap van de voorzitter, respectievelijk extern lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het voorzitterschap dan wel lidmaatschap van de commissie;

    • c.

      wanneer de voorzitter of het externe lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien de voorzitter of het externe lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

  • 4. De voorzitter en de externe leden van de commissie kunnen door de raad worden ontslagen wanneer zij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie in de commissie te vervullen.

Artikel 6 Onderzoeksprogramma

  • 1. De commissie stelt per kalenderjaar, mede aan de hand van de aangedragen onderwerpen, een onderzoeksprogramma vast. Vaststelling van het onderzoeksprogramma geschiedt niet eerder dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld daarover een advies uit te brengen.

  • 2. Van het onderzoeksprogramma maakt in ieder geval vast onderdeel uit het onderzoek naar de concernjaarrekening.

  • 3. De raad kan de commissie, voorafgaand aan de opstelling van het onderzoeksprogramma, gemotiveerd verzoeken een onderwerp in het onderzoeksprogramma op te nemen. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, motiveert zij dat naar behoren.

Artikel 7 Probleemstelling, onderzoeksopzet

  • 1. Probleemstelling en onderzoeksopzet zijn een eigen verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 2. Een vastgestelde onderzoeksopzet brengt de commissie zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en het college.

Artikel 8 Budget

  • 1. De commissie is bevoegd, binnen het middels begrotingsvaststelling toegekende budget, uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het eerste lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de voorzitter, de niet-raadslid zijnde vaste vervangers en de externe leden;

    • b.

      externe deskundigen die eventueel door de commissie worden ingeschakeld;

    • c.

      de personeelskosten van de commissie-griffier;

    • d.

      eventuele andere uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1. De commissie vergadert tenminste twee maal per jaar, over enerzijds het vaststellen van het onderzoeksprogramma en anderzijds de bevindingen van de concernjaarrekening/accountants-verklaring. Verder vergadert de commissie zo dikwijls als zij nodig acht.

  • 2. Door of namens de voorzitter worden de leden schriftelijk ter vergadering opgeroepen. De oproeping wordt aan de leden toegezonden, onder vermelding van de tijdens de vergadering te behandelen agenda en zo mogelijk onder bijvoeging van de bij de agenda behorende stukken.

  • 3. Een vergadering wordt niet gehouden indien behalve de voorzitter, niet ten minste de helft van het aantal leden c.q. hun plaatsvervangers aanwezig is.

  • 4. Een stemming is alleen geldig indien meer dan de helft van het aantal aanwezige leden daaraan heeft deelgenomen.

  • 5. Voor het tot stand komen van besluiten van de commissie wordt de meerderheid vereist van de uitgebrachte stemmen.

  • 6. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 10 Beslotenheid, openbaarheid, verslag

  • 1. De commissie vergadert in beginsel in beslotenheid; haar rapporten zijn openbaar. Op grond van belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan, als geheim aanmerken.

  • 2. Voor bepaalde activiteiten van de commissie, zoals beraadslagingen over het onderzoeksprogramma, kan tot openbaarheid van de vergaderingen worden besloten.

  • 3. De commissie stelt elk jaar vóór 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

Artikel 11 Commissie-griffier

  • 1. De raad benoemt een commissie-griffier.

  • 2. De commissie-griffier staat de commissie bij de uitoefening van haar taken terzijde. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaar van de gemeentelijke organisatie.

  • 3. De commissie-griffier legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 4. De commissie-griffier draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

  • 5. Ter ondersteuning van het secretariaat kunnen specifieke werkzaamheden in handen gegeven worden van door de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaren. Deze ambtenaren verrichten hun taken op aanwijzing van de commissie-griffier.

Artikel 12 Ondertekening stukken

De van de commissie uitgaande stukken worden ondertekend door de voorzitter en de commissie-griffier.

Artikel 13 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming aan de raad.

Artikel 14 Werkwijze

  • 1. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken, voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 2. Het college en de onder zijn verantwoordelijkheid ressorterende ambtenaren verstrekken desgevraagd en binnen de door de commissie gestelde (redelijke) termijn alle inlichtingen die de commissie ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 4. Het college verstrekt aan de commissie de planning en de resultaten van onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerde doelmatigheid-, doeltreffendheid- en rechtmatigheid-onderzoeken.

  • 5. De commissie is bevoegd, indien en voor zover de gemeente uit anderen hoofde over deze bevoegdheid beschikt, ten aanzien van de volgende instellingen onderzoek te doen instellen bij:

    • a.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

    • b.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • c.

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van tenminste 50% van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

    De commissie is bevoegd mondeling en schriftelijk informatie in te winnen bij de onder a, b en c genoemde organisaties. Bij het uitoefenen van haar taak kan de commissie gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheid tot eigen onderzoek.

  • 6. De accountant als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet verstrekt desgevraagd aan de commissie controleprogramma’s en licht haar volledig in omtrent de resultaten daarvan door overlegging van rapporten of op andere door de commissie aan te geven wijze.

Artikel 15 Verstrekken inlichtingen en/of bijwonen vergaderingen

De commissie is bevoegd collegeleden, raadsleden, ambtenaren, externe deskundigen en bestuurders en medewerkers van instellingen als bedoeld in artikel 14, vijfde lid uit te nodigen tot het verstrekken van inlichtingen of het bijwonen van een vergadering.

Artikel 16 Uitvoering onderzoek

  • 1. Elk onderzoeksrapport van de commissie bevat een verantwoording over de wijze waarop de commissie het onderzoek heeft verricht en waarop zij van haar bevoegdheden gebruik heeft gemaakt.

  • 2. Bij de uitvoering van haar onderzoek draagt de commissie zorg voor de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor over de feitelijke bevindingen ten aanzien van de organisatieonderdelen, instellingen en de daarbij werkzame personen die onderwerp van onderzoek zijn.

Artikel 17 Onderzoeksrapport

  • 1. De commissie legt de resultaten van haar onderzoek vast in een conceptonderzoeksrapport.

  • 2. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld om binnen een door de commissie te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, aan de commissie kenbaar te maken of en zo ja, welke feitelijke onjuistheden in het conceptonderzoeksrapport staan vermeld. Betrokkenen zijn zij van wie de taakuitoefening (mede) voorwerp van onderzoek is geweest. De commissie bepaalt verder wie nog meer als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 3. Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de nota van conclusies en aanbevelingen, alsmede de eventuele aanmerkingen op het rapport van betrokkenen zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

Artikel 18 Aansprakelijkheid

Vergoeding van schade, door een lid van de Rekenkamercommissie in de uitoefening van zijn/haar betrekking aan derden toegebracht, komt geheel voor rekening van de gemeente.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de rekenkamercommissie Zutphen”.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 maart 2004 en vervangt de “Verordening op de Gemeentelijke Rekenkamer”, vastgesteld op 31 januari 2000.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 23 februari 2004.
De raad voornoemd,
de voorzitter, de griffier,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. De omschrijving van de begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid zijn gebaseerd op de inhoud van artikel 182 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

In tegenstelling tot het gestelde in artikel 81o van de Gemeentewet, waar gesproken wordt over een rekenkamerfunctie, is in deze verordening gekozen voor een rekenkamercommissie, die door uw raad wordt ingesteld.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, zittingsduur

In dit artikel wordt ingegaan op de samenstelling van de commissie; er wordt onderscheid gemaakt tussen de functies van voorzitter, lid en extern lid. Wij stellen u voor de voorzitter van de Rekenkamer-commissie een onafhankelijk persoon te laten zijn, die door uw raad wordt benoemd. In verband met het proces rond de gemeentelijke herindeling stellen wij u tevens voor om de daadwerkelijke invulling hiervan op te schorten tot een eventuele herindeling een feit is. Tot lid c.q. plaatsvervangend lid kunnen worden benoemd raadsleden en vaste vervangers.

Zowel in lid 1 als in lid 4 wordt bepaald dat de Rekenkamercommissie bestaat uit maximaal het aantal leden en plaatsvervangende leden als er fracties zijn. Elke fractie kan een lid en een plaatsvervangend lid voordragen. In de huidige situatie betekent dit dat er maximaal 7 leden en plaatsvervangende leden in de Rekenkamercommissie benoemd kunnen worden; een plaatsvervangend lid kan overigens alleen het lid vervangen dat deel uitmaakt van dezelfde fractie als waartoe het plaatsvervangend lid behoort. In lid 6 is geregeld dat de commissie zo mogelijk kan worden uitgebreid met, door uw raad te benoemen, één of meerdere externe leden. Voor alle leden inclusief de voorzitter geldt dat de zittingsperiode is gekoppeld aan die van uw raad.

Artikel 4 Vergoeding

Met uitzondering van de in de commissie zittinghebbende raadsleden ontvangen alle leden een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie; aan de voorzitter (niet zijnde raadslid)wordt daarnaast een toelage verstrekt voor alle werkzaamheden inzake het functioneren van en het doen van onderzoek(en) door de commissie.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

Dit artikel handelt over het ontslag van de voorzitter en de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Artikel 6 Onderzoeksprogramma

De Rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De onderzoekskeuzes worden vastgelegd in een jaarlijks vast te stellen onderzoeksprogramma.Eén onderzoek maakt in ieder geval deel uit van het onderzoeksprogramma, namelijk het onderzoek naar de jaarrekening.

Uw raad kan het onderzoek door de commissie enige richting geven door onderwerpen aan te dragen die mogelijk onderzocht zouden kunnen worden, bijvoorbeeld onderwerpen van groot financieel of maatschappelijk belang. Ook kan uw raad de commissie - op grond van artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet - gemotiveerd verzoeken een bepaald onderwerp te onderzoeken. De commissie is echter niet verplicht dat verzoek van uw raad in te willigen.

Doordat de mogelijkheid van het door uw raad indienen van een verzoek uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er aan zo’n verzoek een bepaald gewicht toegekend. Indien de commissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van uw raad zal zij daar goede gronden voor moeten aanvoeren.

Artikel 7 Probleemstelling, onderzoeksopzet

Ondanks de eigen verantwoordelijkheid van de commissie met betrekking tot de wijze waarop tot een onderzoek wordt gekomen dient er voor alle betrokkenen helderheid te zijn over de probleemstelling en de wijze waarop het onderzoek zal worden opgezet; zowel de raad, het college als een eventuele derde partij, zoals bedoeld in artikel 14, lid 5 worden hiervan onverwijld op de hoogte gesteld.

Artikel 8 Budget

De commissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak; ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

Artikel 9 Vergaderingen

Dit artikel geeft richtlijnen voor het aantal te houden vergaderingen en de wijze waarop deze bijeen geroepen worden; daarnaast worden in de leden 4 tot en met 6 nadere regels gegeven voor de wijze waarop de besluitvorming in de commissie dient te geschieden.

Artikel 10 Beslotenheid, openbaarheid, verslag

Voor een zorgvuldig verloop van de door de commissie te verrichten onderzoeken is het van belang om deze in beslotenheid te laten plaatsvinden; de uitkomsten van het onderzoek dienen daarentegen openbaar te worden gemaakt, tenzij belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur, vereisen geheel dan wel ten dele geheimhouding te betrachten. Tevens zal jaarlijks binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar door de commissie verantwoording worden afgelegd voor de verrichte activiteiten in het voorgaande jaar door middel van het uitbrengen van een jaarverslag.

Artikel 11 Commissie-griffier

De commissie wordt bijgestaan door een door uw raad te benoemen commissie-griffier. De commissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordings-relatie van de commissie-griffier ten opzichte van de commissie; bij verhindering van langdurige aard is in lid 2 de mogelijkheid gecreëerd om een vervanger aan te wijzen uit de ambtelijke organisatie van de gemeente.

Artikel 12 Ondertekening stukken

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13 Reglement van orde

Op de commissie wordt artikel 81i van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In het reglement van orde moeten/kunnen zaken als de vergoeding, verhouding voorzitter – commissie-griffier, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten, etc. worden geregeld.

Artikel 14 Werkwijze

Om te waarborgen dat de commissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren. Tevens dienen alle documenten, die de commissie voor haar onderzoek nodig acht, ter beschikking te worden gesteld. Aangezien het onderzoek zich ook kan uitstrekken naar openbare lichamen, organisaties en instellingen, waarin de gemeente deelneemt dan wel een belang heeft van meer dan 50% is deze informatieplicht (zowel mondeling als schriftelijk) ook hier van toepassing. Met betrekking tot de door de accountant uitgevoerde opdracht(en) is de commissie bevoegd de controleprogramma’s en de resultaten daarvan op te vragen.

Artikel 15 Verstrekken inlichtingen en/of bijwonen vergaderingen

Door de commissie kunnen onder andere collegeleden, raadsleden en ambtenaren worden uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen dan wel tot het bijwonen van een vergadering.

Artikel 16 Uitvoering onderzoek

Het openbaar maken van de onderzoeksrapporten dwingt de commissie tot zorgvuldigheid; overige eisen die aan de onderzoeksrapporten gesteld kunnen worden zijn bijvoorbeeld objectiviteit, onderbouwing, consistentie, onafhankelijkheid en controleerbaarheid.

Artikel 17 Onderzoeksrapport

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren en werknemers van vennootschappen en instellingen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden er uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijk wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen. Met inachtneming van deze opmerkingen/correcties brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 18 Aansprakelijkheid

Dit artikel is ingevoegd bij raadsbesluit van 3 juli 2006, nr. 06.18.

Artikel 19 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 20 Inwerkingtreding

De onderliggende verordening bevat geen algemeen verbindende voorschriften. De verordening kan derhalve op een door de raad te bepalen datum, in dit geval met ingang van 1 maart 2004, in werking treden en is niet referendabel ingevolge de Tijdelijke referendumwet.