Regeling vervallen per 20-03-2014

Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2009

Geldend van 05-02-2009 t/m 19-03-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2009 gemeente Zutphen

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2008 met nummer 2008.14594;

besluit:

de Verordening rechtspositie wethouders, raadleden, vaste vervangers en commissieleden 2009 gemeente Zutphen vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Vaste vervanger van een raadsfractie: een vaste vervanger als bedoeld in artikel 1:4 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Forum en raad van de gemeente Zutphen 2006;

  • c.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • d.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • e.

    Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212;

  • f.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • g.

    Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;

  • h.

    raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • i.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • j.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 10 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 10, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 10, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

  • 3. De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden maandelijks uitbetaald, zonder vaststellingsbeschikking.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1. De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium die/dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 Computer

  • 1. Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een computer met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid ontvangt het raadslid ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt.

  • 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor

    • a.

      aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of

    • b.

      gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt.

  • 4. Het raadslid ondertekent vóór de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 5. Het college kan het model van de bruikleenovereenkomst vaststellen.

Artikel 9 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.

  • 2. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 9a Fietsregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 10 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 10, vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 11 Reiskosten woon-werkverkeer

De wethouder ontvangt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten. De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 12 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 11, vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 11 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente. De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

  • c.

    Een vergoeding van de noodzakelijke en in redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten.

Artikel 12a Betaling zonder vaststellingsbeschikking

De vergoedingen zoals bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 worden maandelijks uitgekeerd, zonder voorafgaande vaststellingsbeschikking.

Artikel 13 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij de benoeming nog niet over een woonruimte in de gemeente beschikt, heeft ten laste van de gemeente aanspraak op een vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 14 Verblijfskosten

(vervallen)

Artikel 15 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk algemeen belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 16 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium die/dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 17 Fax, computer of laptop

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software ter beschikking gesteld.

  • 2. Aan de wethouder kan voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een faxapparaat met bijbehoren in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer of laptop, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste en tweede lid ontvangt de wethouder ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer of laptop, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan wethouders in bruikleen ter beschikking stelt.

  • 4. Indien geen computer of laptop, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college de wethouders op aanvraag voor de uitoefening van het ambt voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor

    • a.

      aanschaf van een computer of laptop, bijbehorende apparatuur en software, of

    • b.

      gebruik van een eigen computer of laptop, bijbehorende apparatuur en software.

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer of laptop, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan de wethouders in bruikleen ter beschikking stelt.

  • 5. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 6. Het college kan het model van de bruikleenovereenkomst vaststellen.

Artikel 18 Mobiele telefoon/Smartphone (alleen voor zakelijk gebruik

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor uitsluitend de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon of smartphone in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college kan het model van een bruikleenovereenkomst vaststellen.

Artikel 19 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1. De wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.

  • 2. De wethouder kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 19A Fietsregeling

  • 1. De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor vaste vervangers

Artikel 20 Definitie begrip vaste vervanger

Onder vaste vervangers worden verstaan de personen die op basis van artikel 1:4 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Zutphen als zodanig door de raad zijn benoemd.

Artikel 21 Vergoeding voor de werkzaamheden

  • 1. De vaste vervanger ontvangt een vergoeding voor de werkzaamheden die gelijk is aan 20% van het bedrag van de vergoeding voor raadsleden, zoals bedoeld in artikel 2.

  • 2. De vaste vervanger ontvangt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van zijn functie verbonden kosten die gelijk is aan 20% van het bedrag van de onkostenvergoeding voor raadsleden , zoals bedoeld in artikel 3 lid 1.

  • 3. De vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden maandelijks uitbetaald, zonder vaststellingsbeschikking. Op de vergoedingen worden geen loonheffing en premie ZVW ingehouden.

Artikel 22 Computer

  • 1. Aan de vaste vervanger wordt voor de uitoefening van deze functie op aanvraag een computer met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid ontvangt de vaste vervanger ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan vaste vervangers in bruikleen ter beschikking stelt.

  • 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college een vaste vervanger op aanvraag voor de uitoefening van deze functie voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor

    • a.

      aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of

    • b.

      gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan vaste vervangers in bruikleen ter beschikking stelt.

  • 4. De vaste vervanger ondertekent vóór de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 5. Het college kan het model van de bruikleenovereenkomst vaststellen.

Hoofdstuk 5 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 23 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

  • 2. Het eerste lid heeft betrekking op de leden van de

    • -

      Rekenkamercommissie,

    • -

      Ombudscommissie,

    • -

      Monumentencommissie,

    • -

      Adviescommissie Monumentale kunst,

    • -

      Commissie ongewenste omgangsvormen,

    • -

      Adviescommissie ontwikkelingssamenwerking.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet ontvangt.

  • 4. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid, vaste vervanger of wethouder;

    • b.

      uit hoofde dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke hoedanigheid, dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate een gemeentelijk belang dient.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid ontvangen de leden van

    • -

      De Cliëntenraad,

    • -

      De Wijkraad De Hoven,

    • -

      De Marktcommissie,

    • -

      De Sportraad,

    • -

      De WMO-raad,

    een vergoeding ten bedrage van 30% van het bedrag, vermeld in de bij de AmvB behorende tabel IV, zoals dat bedrag ieder jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken is of wordt vastgesteld voor een gemeente in klasse 3.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid ontvangen de leden van de Kamer Algemene Zaken en de Kamer Sociale Zaken van de Commissie Bezwaarschriften een vergoeding ten bedrage van 250% en de voorzitter een vergoeding van 300% van het bedrag, vermeld in de bij de AmvB behorende tabel IV, zoals dat bedrag ieder jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken is of wordt vastgesteld voor een gemeente in klasse 3, wegens bijzondere beroepsmatige deskundigheid en de zwaarte en omvang van hun taak als bedoeld in artikel 15 van de AmvB.

  • 7. In afwijking van het bepaald in het eerste lid ontvangen de leden van de Kamer Personeel van de Commissie Bezwaarschriften een vergoeding ten bedrage van 350% van het bedrag, vermeld in de bij de AmvB behorende tabel IV, zoals dat bedrag ieder jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken is of wordt vastgesteld voor een gemeente in klasse 3, wegens bijzondere beroepsmatige deskundigheid en de zwaarte en omvang van hun taak als bedoeld in artikel 15 van de AmvB.

Artikel 24 Reis- en verblijfskosten

  • 1. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid, vaste vervanger of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd, worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijke gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 25 Buitenlandse reis of excursie

  • 1. De raad kan een commissie uit de raad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De raad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 6 De procedure van de declaratie

Artikel 26 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen, of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente, of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

Artikel 27 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 12,13, 15 en 24 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college kan worden vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en als regel binnen 2 maanden

    • -

      indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en

    • -

      indien het een raadslid betreft bij de griffier,

    of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

  • 3. Betaling van gedeclareerde vooruit betaalde kosten vindt plaats zonder voorafgaande vaststellingsbeschikking en binnen vier weken na ontvangst van het formulier.

Artikel 28 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 12, 13, 15 en 16 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. Het begeleidingsformulier en de factuur worden als regel binnen 2 maanden ingediend

    • -

      indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en

    • -

      indien het een raadslid betreft bij de griffier,

    of een door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 29 Gebruik creditcard

  • 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 15 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 2. Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteldvoor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 4. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 6. Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 7 Slotartikelen

Artikel 30 Intrekking verordening

De Verordening voorzieningen voor wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2009.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 12 januari 2009
De voorzitter, de griffier,

Toelichting op de Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2009

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de algemene rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

Raads- en commissieleden

In de gemeentelijke verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtpositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtpositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor de raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist. De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Onze gemeente kende tot vóór de nieuwe werkwijze vier raadscommissies (artikel 82 Gemeentewet) en een groter aantal ‘andere commissies’ (artikel 84 Gemeentewet).

Vaste vervangers van de fracties

Sinds de ingang van de nieuwe werkwijze van de raad is er geen sprake meer van raadscommissies, en dus ook niet meer van ‘commissieleden, geen raadslid zijnde’. Het nieuwe Reglement van Orde introduceert in artikel 1:4 ‘vaste vervangers van de fracties’. Dit zijn personen die door de raad als zodanig zijn benoemd. Zij moeten op de kieslijst van de afgelopen verkiezingen hebben gestaan. Het aantal vaste vervangers per fractie is gelimiteerd. Vaste vervangers ondersteunen hun fractie in alle opzichten, waaronder ook door het bijwonen van Forumvergaderingen. Zij zijn echter nadrukkelijk geen commissielid, omdat we geen commissies meer kennen. De vergoedingsregeling die de Gemeentewet voor commissieleden voorschrijft is op hen dan ook niet van toepassing. Vaste vervangers moeten worden gezien als fractie-ondersteuners die daarvoor een vaste vergoeding krijgen.

Noch de Gemeentewet noch de daarop gebaseerde AMvB kent het begrip of de functie ‘vaste vervanger’. Door de andere werkwijzen die veel gemeenteraden kiezen – varianten op de politieke markt – is er sprake van een lacune in de wetgeving. Vaste vervangers zijn geen raadslid of ‘bestuurder’ van de gemeente, maar hebben een ondersteunende functie, vergelijkbaar met die van fractieassistent. Daarom heeft de raad besloten voor vaste vervangers een eigen vergoedingsregime in te stellen.

Er had voor gekozen kunnen worden om de vergoeding voor de vaste vervangers als ‘fractievergoeding’ aan de fracties uit te betalen, die daarmee op hun beurt hun ondersteuners kunnen betalen. Omdat daardoor de fracties waarschijnlijk echter als werkgever zullen worden aangemerkt – met alle administratieve complicaties van dien – is ervoor gekozen , om de vergoedingen rechtstreeks uit te betalen. Aangezien de Gemeentewet op dit punt niets regelt, en omdat fractievergoedingen ten behoeve van ondersteuners zijn toegestaan, is er geen wettelijke belemmering.

Inhoud van de verordening

Deze verordening bevat bepalingen over:

  • -

    Voorzieningen voor raadsleden (artikelen 2 t/m 9a), te weten vergoeding voor de werkzaamheden, onkostenvergoeding, reis- en verblijfkosten, vergoedingen voor cursussen en dergelijke, beschikbaarstelling van een computer, deelname aan de spaarloonregeling/levensloopregeling en fietsregeling;

  • -

    Voorzieningen voor wethouders (artikelen 10 t/m19a), te weten onkostenvergoeding, reiskosten woon- werkverkeer en zakelijk, reis- en pensionkosten, reis-, pension- en verhuiskosten, vergoeding van dienstreizen, cursussen en dergelijke en beschikbaarstelling van apparatuur, zoals computer en telefoon. Ook deelname aan de spaarloonregeling/ levensloopregeling en fietsregeling is geregeld.

    Daarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen over hun bezoldiging, omdat die uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • -

    Voorzieningen voor vaste vervangers (artikelen 20 t/m 22), te weten de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding en de beschikbaarstelling van een computer.

  • -

    Voorzieningen voor commissieleden (artikelen 23 t/m25) te weten vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen, reis- en verblijfkosten en kosten van buitenlandse reizen en excursies.

  • -

    De procedure van declareren (artikelen 26 t/m 29)

Verder is er een artikel ‘begripsomschrijvingen’ (artikel 1) en zijn er enkele slotartikelen (artikelen 30 t/m 32).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Wethouders en raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in de wet (Appa), in de genoemde rechtspositiebesluiten en in onderhavige verordening.Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is, vallen wethouders en raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

De loon- en inkomstenbelasting

'Opting-in-regeling'

Wethouders en raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. De wethouder en het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de 'opting-in-regeling' genoemd.

De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en de wethouder c.q. het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting.

Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. De wethouder of het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend, waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting-in’ als een bruto bedrag wordt verstrekt.

Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling en de fietsregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor de wethouder en het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het ‘winstsysteem’ van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over het lager bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling en de fietsregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden door middel van een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de 'opting-in-regeling' gebruik maken). Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of de wethouder of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op de artikelen 3 en 10, 6, 7 en 16, 11en 12, 15 en 25).

Eénmalige keuze per zittingsperiode

Wat betreft de vaste vervangers geldt, dat deze niet de keuze hebben om voor loonbelasting te opteren. Zij vallen als ontvangers van de vergoeding onder het hiervoor beschreven ‘winstsysteem’.Op hun inkomstenbelastingformulier geven zij de vergoeding aan in Box 1 als ‘overige inkomsten’.

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor de wethouder en het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingsystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zonodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien is geopteerd voor de loonbelasting);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende:

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur,

  • -

    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maarworden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 10 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek, maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden, en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen ofvoorzieningen door gemeentebestuurders.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk 6 is in verband hiermee een aantal procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld, waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging of daling van het inwonertal.

Artikelen 3 en 10 Vaste onkostenvergoeding voor raadsleden en wethouders

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7 t/m 8 en 16 t/m 18 en 22). De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op wethouders en raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 10 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt.

Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

Artikel 5 Reiskosten raadsleden

In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor raadsleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de

kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

Artikel 6 Verblijfkosten raadsleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 en 16 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden en wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8, 17 Fax, computer of laptop

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, het zijn van vaste vervanger van een raadscommissie en het ambt van wethouder kan om niet een computer met bijbehorende apparatuur en een fax in bruikleen beschikbaar worden gesteld. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid en de wethouder met de gemeente sluit. Het gaat hier om een voordeel in de zin van de artikelen 44, derde lid, en 99, tweede lid, van de Gemeentewet waarvan de regeling bij gemeentelijke verordening de goedkeuring van de gedeputeerde staten behoeft. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. De verstrekking van een computer heeft reeds plaatsgevonden op basis van de door de raad vastgestelde Verordening op de bruikleenovereenkomst computerapparatuur gemeente Zutphen.

Artikel 9 en 19 Spaarloon/levensloop

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan. Evenmin is het mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het levensloopsaldo kan niet worden omgezet in verlof, omdat raadsleden noch wethouders in hun politiek functie verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling.

Artikel 9a en 19a Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikel 11 en 12 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 kilometer is in artikel 11 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld die aansluit bij die voor het rijkspersoneel.

Voor wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Ingevolge artikel 12 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een (trein)taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het rijkspersoneel.

Artikelen 15 en 25 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang, kunnen de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Ook commissies kunnen wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland maken. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van raadscommissies.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 18 Mobiele telefoon/ Smartphone

Als onderdeel van de bedrijfsvoering wordt de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik belastingvrij een mobiele telefoon/ smartphone als 2e telefoon om niet ter beschikking gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit.

Artikel 20 Definitie ‘vaste vervanger’

Vaste vervangers hebben in onze gemeente een officiële status op basis van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Zutphen. In artikel 20 wordt bepaald, dat de financiële vergoeding op grond van deze verordening uitsluitend wordt verstrekt aan de door de raad als zodanig benoemde personen.

Artikel 21 Vergoeding voor de werkzaamheden

Vaste vervangers ontvangen een financiële vergoeding voor hun werkzaamheden, alsmede een vaste onkostenvergoeding. De hoogte daarvan is afgeleid van de vergelijkbare vergoedingen voor een raadslid. Aangezien deze laatste vergoedingen wettelijk vastliggen en jaarlijks door de minister worden vastgesteld (zie toelichting op artikel 2), hoeft hierover geen jaarlijkse besluitvorming van de raad plaats te vinden.

Artikel 22 Computer

Al op grond van de oude verordening hadden vaste vervangers recht op een om niet beschikbaar gestelde computer met toebehoren. Dit recht was, bij een aanpassing van de verordening, opgenomen als toevoeging aan het recht van raadsleden, vastgelegd in artikel 8. In deze verordening is het recht op een computer apart opgenomen in artikel 22.

Artikel 23 Vergoeding voor bet bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in een commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d., tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden hetmaximale bedrag aangeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Voor twee categorieën commissieleden bij verordening worden bepaald dat de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag genoemd in het rechtspositiebesluit, namelijk voor:

  • a.

    leden van een commissie die op grond van bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden zijn aangetrokken, en

  • b.

    leden van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van hun taak en de omvang van de door hen te verrichten arbeid.

De leden van de Rekenkamercommissie, Ombudscommissie, Monumentencommissie, Adviescommissie monumentale kunst en de commissie ongewenste omgangsvormen ontvangen een vergoeding van 100%.

De leden van een aantal andere commissies, zoals cliëntenraden, wijkraden, marktcommissie, ontvangen een vergoeding van 30% van de norm.

De leden van de Commissie Bezwaarschriften ontvangen sedert de instelling van de commissie een vergoeding die zelfs hoger is dan het bedrag genoemd in het rechtspositiebesluit, op grond van bijzondere beroepsmatige deskundigheid en de zwaarte van hun taak. Hierbij geldt dat onderscheid wordt gemaakt tussen de vergoeding die de leden van de Kamer Algemene Zaken en de Kamer Sociale Zaken ontvangen en de Kamer Personeel. De leden van de Kamer Personeel ontvangen altijd al een hogere vergoeding dan de leden van de overige kamers, gelet op hun nog specifiekere deskundigheid en de zwaarte van hun taak.

Overzicht commissievergoedingen:

Commissie

Hoogte presentiegeld

(2008)

Percentage

1.

Rekenkamercommissie

€ 85,-

100

2.

Ombudscommissie

€ 67,38

100

3.

Monumentencommissie

€ 67,38

100

4.

Adviescommissie monumentale kunst

€ 67,38

100

5.

Cliëntenraad

€ 20,21

30

6.

Platvorm Integratie

€ 20,21

30

7.

Adviescommissie ontwikkelingssamenwerking

€ 67,38

100

8.

Wijkraad De Hoven

€ 20,21

30

9.

Marktcommissie

€ 20,21

30

10.

Commissie ongewenste omgangsvormen

€ 67,38

100

11.

Commissie ontwikkelingssamenwerking

€ 67,38

100

12.

WMO-Raad

€ 20,21

30

Het onderscheid tussen de vergoedingen van leden van de verschillende commissies blijkt uit de verordening.

Artikelen 26 t/m 29 De procedure van declaratie

In artikel 26 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 27 en 29 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    reis- en verblijfkosten van raadsleden;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • -

    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Gebruik creditcard

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten

laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

  • -

    zakelijke reis- en verblijfskosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfskosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

Artikel 32

Er wordt voor gekozen om deze verordening in werking te laten treden per 1 januari 2009.