Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2013

Geldend van 29-11-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2013

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2012 met nummer BV/A&R 97627;

gelet op gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:  

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van: 

  • 1.

    het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond door de gemeente Zutphen of door haar diensten;

  • 2.

    het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, welke daar krachtens wettelijk voorschrift kosteloos of tegen een bij of krachtens dat voorschrift bepaalde vergoeding moeten worden gedoogd;

  • 3.

    voor het hebben van voorwerpen, onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wanneer dat krachtens overeenkomst of concessie, kosteloos of tegen een bepaalde vergoeding is of wordt toegestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen […] dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3. De Algemene termijnenwet  is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend. 

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting. 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening precariobelasting 2012” van 21 november 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening precariobelasting 2013”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 19 november 2012
De voorzitter, de griffier,

Tarieventabel behorende bij de 'Verordening precariobelasting 2012' 

Nummer

Omschrijving voorwerp

Tarief per dag

Tarief per week

Tarief per maand

Tarief per jaar

Hoofdstuk 1 Standplaatsen op openbare gemeentegrond

1.1

Het tarief bedraagt:

1.1.1

Voor een standplaats voor de verkoop van waren, anders dan op markten gedurende de aangewezen marktdagen per m2

€ 0,65

€ 3,30

€ 39,50

1.1.2

Het innemen van een standplaats door een circusbedrijf, het houden van een tentoonstelling e.d.,

€ 193,00

Hoofdstuk 2 Bouwmaterialen en dergelijke

2.1

Het tarief bedraagt voor bouwmaterialen, zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling, een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken, andere dan die genoemd onder 2.2 en 2.3,

2.1.1

per m2

 €  1,30

 €  3,15

 €  12,20

2.2

Het tarief bedraagt voor een afschutting, per m1:

 €  1,30

 €  3,15

 € 12,20

2.3

Het tarief bedraagt voor een stut, schoor of paal, per voorwerp:

 €  1,30

 €  3,15

 €  12,20

Hoofdstuk 3 Leidingen, kabels en buizen

3.1

Het tarief bedraagt voor leidingen, kabels en buizen:

3.1.1

per m1,

€  2,10

Hoofdstuk 4 Installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen, olie, lucht of water

4.1

Het tarief bedraagt:

4.1.1

aftappunten voor levering van benzine, ruwe olie, motorolie, persgas en dergelijke met inbegrip van daarbij behorende leidingen:

€ 209,00

4.1.2

Elke in een aftappunt als bedoeld in 4.1.1 aangebrachte extra gelegenheid tot levering van benzine, ruwe olie, motorolie, persgas en dergelijke

€  104,00

4.1.3

Water- of luchtaftappunten per stuk

€ 36,75

4.1.4

Perrons of voetstukken per m2

€ 20,40

4.1.5

Benzine- olie of gastanks per stuk

€ 364,00

4.1.6

Vulputten per stuk

€ 46,95

4.1.7

Lichtmasten per stuk

€ 26,00

4.1.8

Overkappingen boven een benzine- olie of persgasaftappunt

per stuk

€ 209,00

Hoofdstuk 5 Aankondigingsborden

5.1

voor het hebben van reclameobjecten, zoals driehoeksborden, sandwichborden en enkel-

voudige borden welke zijn geplaatst aan of rond bomen, lichtmasten, straatnaampalen en dergelijke,

5.1.1

per reclameobject:

€ 1,20 

Hoofdstuk 6 Automaten

6.1

Het tarief bedraagt voor een automatisch weeg- of verkooptoestel, een automatische verrekijker of ander dergelijk toestel, over de frontoppervlakte

6.1.1

per m2:

€  41,85

Hoofdstuk 7 Terrassen

7.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras,

7.1.1

per m2

€ 29,05

Hoofdstuk 8 Overige voorwerpen

8.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen waarvoor in dit hoofdstuk en de voorgaande hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

8.1.1

Per m2:

€ 1,30

€ 3,15

€ 12,20

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 19 november 2012

De griffier,