Regeling vervallen per 30-12-2021

Bomenverordening gemeente Zutphen 2014

Geldend van 21-07-2016 t/m 29-12-2021

Intitulé

Bomenverordening gemeente Zutphen 2014

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 februari 2014 met nummer 15907;

gelet op artikel 149 Gemeentewet en artikel 1 lid 5 van de Boswet

besluit:

  • 1.

    De Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 vast te stellen;

  • 2.

    de Bomenverordening gemeente Zutphen inwerking te laten treden op 1 mei 2014.

ARTIKEL 1: Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamomtrek van minimaal 55 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 55 cm geldt geen minimale stamomtrek indien het bomen zijn, geplant op grond van de artikelen 10, 11 en bij bomen als bedoeld in de artikelen 13, 14 en 15 van deze verordening.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen, boomvormers, houtwal, hakhout of ander houtig gewas.

  • c.

    Groene Kaart door het college vastgestelde topografische kaart met daarop aangegeven Boomstructuren en Aangewezen aandachtsgebieden.

  • d.

    Boomstructuren: door het college vastgestelde structuren.

  • e.

    Aangewezen aandachtsgebieden: door het college vastgestelde gebieden op gemeentelijk terrein.

  • f.

    beschermde bomen: bomen of gebieden met bomen die zijn vastgelegd op Groene Kaart of Bomenlijst.

  • g.

    Bomenlijst: door het college vastgesteld register met bomen.

  • h.

    vellen:

    • -

      betreft vellen, doen vellen of laten vellen. Dit is rooien, kappen, of verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen;

    • -

      betreft het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • i.

    dunning:een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van na dunning overblijvende bomen.

  • j.

    herplant:

    • -

      het opnieuw (elders) planten van een te verplanten boom;

    • -

      het vervangen van een gevelde boom door nieuwe aanplant.

  • k.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • l.

    compensatieplan: overzicht waarin opgenomen:

    • -

      boomwaarde van alle bomen in het plangebied behorend bij het project van de aanvraag;

    • -

      aantal en soort te plaatsen nieuwe bomen in het plangebied als vervanging van aantal en soort te kappen bomen in hetzelfde plangebied;

    • -

      financiële bijdrage aan het Bomenfonds, zijnde boomwaarde van de bomen die niet binnen het plangebied behorend bij het project van de aanvraag kunnen worden vervangen.

  • m.

    bomeneffectanalyse: een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

  • n.

    Bomenfonds: fonds met daarin gelden die bestemd zijn voor het herplanten van bomen.

  • o.

    bebouwde kom: bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 1 vijfde lid, Boswet.

  • p.

    herstructureringsplan: een binnen een begrensd gebied te realiseren plan, dat voorziet in een aanpassing en/ of gehele dan wel gedeeltelijke vervanging van het zich binnen dat gebied bevindende vastgoed en/ of een gehele dan wel gedeeltelijke herinrichting van de tot dat gebied behorende openbare ruimte, overeenkomstig een daarvoor vastgesteld bestemmingsplan.

  • q.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • r.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • s.

    privaat perceel: perceel of cluster van aaneengesloten percelen in eigendom bij één eigenaar.

ARTIKEL 2: Groene Kaart en Bomenlijst

  • 1. Het college stelt een Groene Kaart vast. De Groene Kaart wordt eens per 5 jaar door het college vastgesteld en bevat een samenhangend geheel van de volgende beschermde houtopstanden:

    • a.

      Boomstructuren

    • b.

      Aangewezen aandachtsgebieden.

  • 2. Het college stelt een Bomenlijst vast. De Bomenlijst kan worden uitgebreid met nieuwe bomen en wordt eens per jaar vastgesteld. De Bomenlijst bevat minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      soort boom of bomen

    • b.

      aantal

    • c.

      straatnaam/locatie

    • d.

      eigendomsgegevens.

  • 3. De zakelijk gerechtigde van een boom kan het college verzoeken zijn boom op de Bomenlijst te plaatsen.

  • 4. Het college stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van een beschermde boom in privaat eigendom.

ARTIKEL 3: Kapverbod Groene Kaart en Bomenlijst

  • 1. Het is verboden bomen die zijn opgenomen op de Groene kaart of Bomenlijst te vellen, te doen vellen of te laten vellen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod volgens de criteria genoemd in artikel 4.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      bomen die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;

    • e.

      dunning van de bomen;

    • f.

      bomen binnen een vastgesteld bestemmingsplan in relatie tot een herstructureringsplan, indien de uitvoering geschiedt conform dat bestemmingsplan.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen behorend tot houtopstand als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet zoals:

    • a.

      wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      • -

        ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      • -

        ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

  • 5. Het bevoegd gezag kan, indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekendgemaakt.

ARTIKEL 4: Criteria ontheffing

  • 1. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen om bomen van de Groene Kaart of Bomenlijst te vellen, te doen vellen of te laten vellen, dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. De ontheffing voor het vellen van een beschermde boom kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts worden verleend indien:

    • a.

      een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang, van niet-tijdelijke aard opweegt tegen duurzaam behoud van de boom of;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

ARTIKEL 5: Kapverbod overig

  • 1. Het is verboden, onverminderd het gestelde in artikel 3, eerste lid, zonder vergunning van het bevoegd gezag, bomen die staan op een privaat perceel groter dan 2500m2 te vellen, te doen vellen of te laten vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      bomen die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;

    • e.

      dunning van de bomen.

    • f.

      Bomen, opgenomen op de Bomenlijst.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen behorend tot houtopstand als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet zoals:

    • a.

      wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      • -

        ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      • -

        ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

  • 4. Het bevoegd gezag kan, indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekendgemaakt.

ARTIKEL 6: Criteria vergunning

  • 1. Het bevoegd gezag kan vergunning om te vellen te doen vellen of te laten vellen als bedoeld in artikel 5 weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. De vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 5 wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      de ecologische waarde van de boom;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de boom;

    • c.

      de waarde van de boom voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de boom;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de boom;

    • f.

      de recreatieve functie van de boom.

ARTIKEL 7: Aanvraag

  • 1. De ontheffing of vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd middels het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier worden aangevraagd, door, namens of met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

  • 2. In geval van een bouwwerk of technische ingrepen in het terrein binnen de invloedssfeer van de boom dienen bovendien een bomeneffectanalyse dan wel een advies van een gemeentelijk boomdeskundige, een compensatieplan en een taxatierapport met boomwaarde van alle bomen staande binnen de invloedssfeer van de te vellen boom te worden overlegd.

ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is verleend is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De ontheffing of vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een ontheffing of vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen bomen slechts drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of meer bomen al geveld zijn.

ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan behoren het voorschrift dat binnen drie jaar en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk Bomenfonds.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bijdrage geldt uitsluitend voor bomen in eigendom van de gemeente Zutphen.

  • 4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing of vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk Bomenfonds.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bijdrage geldt uitsluitend voor bomen in eigendom van de gemeente Zutphen.

  • 4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomeneffectanalyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 6. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 12: Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing of vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 13: Afstand tot de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen, op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en op nihil voor bomen, heesters en heggen in gemeentelijk eigendom.

ARTIKEL 14: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrij­ving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstanden direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtopstanden of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoe­ren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die eigendom van de gemeente Zutphen zijn, te beschadigen, te bekladden, te vellen of te beplakken, daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of namens ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een houtopstand in eigendom van de gemeente Zutphen aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing van het college.

  • 3. Het is verboden binnen de kroonprojectie van gemeentelijke houtopstanden behoudens ontheffing:

    • a.

      te graven;

    • b.

      grond op te hogen of weg te nemen;

    • c.

      in de invloedssfeer van de houtopstand water te onttrekken.

  • 4. Het gestelde in lid 3 geldt niet voor werken die volgens de uniforme Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de Uniformiteit Netbeheerders Oost-Gelderland (UNOG) worden uitgevoerd.

ARTIKEL 16: Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met artikel 14 of 15, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Bij de eis tot strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 17: Toezicht en opsporing

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van bevoegd gezag aangewezen personen.

  • 2. Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

ARTIKEL 18: Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

ARTIKEL 19: Overgangsbepaling

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening een aanvraag om een vergunning op grond van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 is ingediend en voor de inwerkingtreding van deze Bomenverordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden de bepalingen overeenkomstig de Bomenverordening gemeente Zutphen toegepast. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een vergunning waarvan de aanvraag is ingediend ten tijde van de geldigheid van de Bomenverordening gemeente Zutphen, wordt beslist conform die verordening.

ARTIKEL 20: Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: "Bomenverordening gemeente Zutphen 2014".

  • 2. De Bomenverordening gemeente Zutphen wordt ingetrokken.

  • 3. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
10 maart 2014
De griffier, de voorzitter,

Bijlage Groene Kaart

Groene Kaart BVO 2014

Bijlage Bomenlijst 2016

Bomenlijst 2016

TOELICHTING Bomenverordening gemeente Zutphen 2014

ARTIKELSGEWIJS

Bomenverordening 2014

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

a. boom

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar ervoor zorgt dat een gezonde boom doodgaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Door de minimale omtrek en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn.

 

b. houtopstand

Een begrip van deze verordening, dat vooral van belang is om aan te geven dat bestrijding van boomziekten en bescherming van gemeenteboom tegen vandalisme, betrekking heeft op meer houtige gewassen dan alleen bomen met een stamomtrek van meer dan 55 cm.

 

h. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van bomen ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. De eerste keer kandelaberen of knotten is ontheffing- of vergunningplichtig. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffing- of vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in bomen eveneens ontheffing of vergunningplichtig.

i. dunning

Dunning is een vorm van vellen die slechts zo ver mag gaan dat hiermee de conditie van de overblijvende delen van de houtopstand zullen verbeteren.

m. bomeneffectanalyse (BEA)

Waardevolle bomen worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomeneffectanalyse (BEA) is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

ARTIKEL 3: Kapverbod Groene kaart en Bomenlijst

Lid 2. Er is bewust gekozen voor een ontheffingstelsel voor toestemmingverlening tot vellen van beschermde bomen. Dit in plaats van een vergunningstelsel, om aan te geven dat in beginsel toestemming slechts bij zeer hoge uitzondering wordt verleend.

Lid 5. Indien een boom direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

ARTIKEL 5: Kapverbod overig

Lid 4. Indien een boom direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

 

ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften

De voorschriften betreffende herplant moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

 

ARTIKEL 11: Herplant‑/instandhoudingsplicht

Herplantvoorschriften, ook bij illegale kap, zijn concreet en eenduidig en moeten zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. De wijze waarop deze zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt ook op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.

Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid, indien sprake is van een herstel,- of instandhoudingssanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom bij het besluit tot herplantverplichting, tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

ARTIKEL 13: Afstand tot de erfgrenslijn

Om te voorkomen dat van bomen die eigendom van de gemeente zijn, de verwijdering op grond van artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek kan worden gevorderd, is de afstand van de standplaats van deze bomen, heesters en heggen tot de erfgrens, op nihil gesteld. De reden hiervoor is dat deze bomen een groot algemeen belang dienen en dat hun standplaats gerechtvaardigd is.

ARTIKEL 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

Dit artikel is onder andere bedoeld om te voorkomen dat gemeentelijke houtopstand beschadigd raken door voorwerpen zoals verlichtingsdraden die lange tijd in houtopstanden blijven hangen hetgeen overlast veroorzaakt, houtopstand afknelt en snoeiwerk onmogelijk maakt.

Lid 4. Dit lid zondert werkzaamheden uit die worden uitgevoerd volgens de uniforme Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de Uniformiteit Netbeheerders Oost-Gelderland (NUOG). Hierin is o.a. geregeld hoe te handelen bij werkzaamheden voor kabels en leidingen in de nabijheid van bomen.