Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005

Geldend van 09-06-2005 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005

Het college van Zutphen,

overwegende, dat ter uitvoering van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 enige nadere regels moeten worden gesteld omtrent stoken in de open lucht,

gelet op de artikelen 10.2, 10.23, 10.24 en 10.25 van de Wet milieubeheer en

gelet op de artikelen 3 en 33 van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005,

b e s l u i t e n:

vast te stellen het Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005, dat luidt:

Artikel 1 Stoken van afvalstoffen in de open lucht

Als regels voor het zich ontdoen van afvalstoffen door deze in de open lucht te verbranden, als bedoeld in artikel 33, derde lid, Afvalstoffenverordening Zutphen 2005, zijn de volgende bepalingen vastgesteld:

 

  • 1.

    Ontheffing van het verbod op het verbranden van afvalstoffen (art. 10.2 Wet milieubeheer) kan worden verleend voor maatschappelijk gewenste of noodzakelijke vuren:

    • a.

      verbranden van snoeihout;

    • b.

      paasvuren;

    • c.

      kerstboomverbranding;

    • d.

      kampvuur.

  • 2.

    Indien ontheffing is verleend voor het het verbranden van snoeihout, mag alleen snoeihout, afkomstig van landschappelijk onderhoud of het bestrijden van bomen met besmettelijke ziekten worden verbrand. Het mee verbranden van andere (afval)stoffen is nadrukkelijk niet toegestaan.

  • 3.

    Indien ontheffing is verleend voor het het verbranden van kerstbomen, mogen alleen kerstbomen worden verbrand. Het mee verbranden van andere (afval)stoffen is nadrukkelijk niet toegestaan. 

  • 4.

    Het te verbranden snoeihout dient uitwendig droog te zijn.

  • 5.

    De aanvrager draagt er zorg voor dat er geen verontreiniging van bodem of oppervlaktewater optreedt en dus artikel 13 van de Wet bodembescherming (zorgplicht) of artikel 3 en 4 van het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid Wet verontreiniging oppervlaktewateren niet wordt overtreden. Voor het aanmaken van het vuur mag derhalve geen gebruik worden gemaakt van vloeibare brandstoffen.

  • 6.

    De verbrandingsresten worden binnen 72 uur na de verbranding verwijderd en afgevoerd op een verantwoorde wijze.

  • 7.

    Voorkomen dient te worden dat regelmatig op dezelfde plaats wordt gebrand.

  • 8.

    De weersomstandigheden moeten voldoen aan de volgende drie eisen:

    • -

      Het moet droog weer zijn, dus bij regen of mist mag er geen verbranding plaatsvinden;

    • -

      De windkracht mag maximaal 5 Beaufort zijn (max. 10,7 m/s);

    • -

      Het mag niet te lang achtereen droog geweest zijn (code ‘droog’ van de Brandweer).

  • 9.

    Er mag geen overlast voor de omgeving optreden, zowel voor buurtbewoners als het verkeer. Er dient daarvoor een afstand van 100 meter tot een woning van derden te worden aangehouden. Bovendien moet een afstand van minimaal 5 meter tot een watergang worden aangehouden.

  • 10.

    Er moet onafgebroken toezicht zijn op het vuur door een meerderjarige. Dit om het overslaan van vuur en ongelukken te voorkomen.

  • 11.

    Verbranding mag slechts plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang, met uitzondering van verbranding bij kerstboomverbrandingen, paas- en kampvuren. 

  • 12.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden op zon- en feestdagen, met uitzondering van verbranding bij kerstboomverbrandingen, paas- en kampvuren.

  • 13.

    De geldigheidsduur van de ontheffing bedraagt maximaal 3 maanden na aangevraagde datum.

  • 14.

    Tijdstip van de verbranding dient minimaal een uur van tevoren aan de meldkamer van de  Brandweer Apeldoorn (telefoon 055-5053322) te worden gemeld. Wanneer “code droog” van kracht is, zal de Brandweer dat melden en is dan dus geen toestemming verleend voor de verbranding op dat moment.

Artikel 2 Stoken van andere stoffen in de open lucht

Als regels voor het verbranden van andere stoffen dan afvalstoffen in de open lucht, als bedoeld in artikel 33, vierde lid, Afvalstoffenverordening Zutphen 2005, zijn de volgende bepalingen vastgesteld:

  • 1.

    De aanvrager van de ontheffing dient alle omwonenden op de hoogte te brengen van het houden en het aanleggen van het kampvuur.

  • 2.

    De aanvrager van de ontheffing dient op de datum van het kampvuur, minimaal een uur voorafgaand aan het stoken, contact op te nemen met de meldkamer van de Brandweer Apeldoorn (055-5053322) om te informeren of open vuur mag worden gestookt; indien de zogenaamde "code droog" van toepassing is, kan het kampvuur geen doorgang vinden.

  • 3.

    De omvang van het vuur mag niet meer dan 1 m² zijn.

  • 4.

    Het vuur dient op voldoende afstand (minimaal 10 meter) van gebouwen, goederen, beplanting, sloten en andere oppervlaktewateren te worden gestookt in verband met de brandveiligheid.

  • 5.

    Uitsluitend schone brandstoffen mogen worden verbrand; dus geen geverfd of anderszins behandeld hout of materialen die andere giftige stoffen bevatten.

  • 6.

    Er mag alleen gestookt worden onder voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon.

  • 7.

    In de nabijheid van het vuur moet voldoende deugdelijk blusmiddel voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn.

  • 8.

    Omwonenden mogen geen overlast ondervinden en rookontwikkeling moet zoveel mogelijk beperkt worden.

  • 9.

    Bij windkracht 5 Bf en hoger mag niet worden gestookt.

  • 10.

    De aanvrager van de ontheffing moet aanwijzingen van de politie en de brandweer opvolgen.

  • 11.

    Na afloop dienen de nog smeulende resten van het vuur met water te worden geblust of met een laag zand te worden bedekt.

  • 12.

    De aanvrager van de ontheffing dient na afloop van het kampvuur de verbrandingsresten en resten niet verbrand materiaal zo spoedig mogelijk te verwijderen.

  • 13.

    De aanvrager van de ontheffing dient zodanige maatregelen te treffen dat de kans op ongelukken tot het uiterste wordt beperkt.

  • 14.

    De aanvrager van de ontheffing is verplicht maatregelen te treffen om te voorkomen dat de gemeente schade lijdt of anderen schade lijden als gevolg van het gebruik maken van de ontheffing van het verbod op het verbranden van stoffen in de open lucht.

  • 15.

    De aanvrager van de ontheffing blijft, ook met de ontheffing van het verbod op het verbranden van stoffen in de open lucht, wettelijke aansprakelijkheid voor ongevallen en voor de naleving van wettelijke voorschriften.

Ondertekening

Het college van Zutphen,
de burgemeester, de secretaris,