Beheerverordening gedenkparken gemeente Zutphen 2016

Geldend van 20-10-2016 t/m heden

Intitulé

Beheerverordening gedenkparken gemeente Zutphen 2016

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 juni 2016 met nummer 71445;

overwegende, dat het gewenst is regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke gedenkparken;

gelet op artikel(en) 35 van de Wet op de lijkbezorging en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Beheerverordening gedenkparken gemeente Zutphen 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    aanvrager: de natuurlijke of rechtspersoon die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartondernemer - opdracht geeft voor een begrafenis, bijzetting, herdenkingsplechtigheid of asverstrooiing of om de uitgifte van een graf, urnenplaats of gedenkplaats verzoekt én hiervoor de betalingsplichtige is;

  • b.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    algemene gedenkplaats: een plaats waar nabestaanden een gedenkplaatje kunnen plaatsen op een door de gemeente opgericht monument;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van de as van een overledene;

  • e.

    beheerder: degene die in opdracht van het college belast is met de dagelijkse leiding van het gedenkpark;

  • f.

    belanghebbende: contactpersoon (voor de gedenkparkenadministratie), niet zijnde een rechthebbende;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    eigenaar: de natuurlijke of rechtspersoon die de grafbedekking op een graf in eigendom heeft;

  • i.

    familiehofje: meerdere particuliere graven die naast elkaar worden uitgegeven en die het recht hebben op een eigen afscherming;

  • j.

    gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een urnennis is verleend;

  • k.

    gedenkpark(en): de gemeentelijke gedenkpark(en):

    • -

      Gedenkpark De Ooster, voorheen Oosterbegraafplaats Zutphen, gelegen aan de Voorsterallee;

    • -

      Gedenkpark Warnsveld, voorheen Begraafplaats Warnsveld, gelegen aan de Vordenseweg;

    • -

      Gedenkpark De oude begraafplaats, voorheen Oude begraafplaats Zutphen, gelegen aan de Warnsveldseweg;

  • l.

    gedenkteken: voorwerp op het graf of op een speciale gedenkplek of ter afsluiting van een urnennis voor het aanbrengen van opschriften of figuren, daaronder begrepen kettingen en hekwerken;

  • m.

    grafakte: beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening een grafrecht wordt verleend;

  • n.

    grafbedekking: gedenkteken en/ of grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • o.

    grafrecht: het uitsluitend recht op het begraven en begraven houden in een particulier graf, particulier kindergraf of recht tot het doen bijzetten en bijgezet houden in een particulier urnengraf (met of zonder urnenkelder) of het recht tot het oprichten van een particuliere gedenkplek;

  • p.

    kindergraf: een particulier graf waarin alleen lijken worden begraven van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar;

  • q.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het plaatsen van een gedenkteken of monument om overledenen te gedenken (zonder begrafenis of asbestemming);

  • r.

    particuliere grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meer lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet;

  • s.

    particulier graf: een graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      het daarin doen verstrooien van as van overledenen;

  • t.

    particulier urnengraf: een (kelder)graf waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van asbussen in een urnengraf of een urnenkelder;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen, in een bovengrondse voorziening;

    • -

      het daarin doen verstrooien van as van overledenen;

  • u.

    rechthebbende: natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf, een particuliere (urnen)kelder of een particulier gedenkteken;

  • v.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • w.

    urnennis: een nis in een urnenmuur of columbarium waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen, met of zonder urnen;

  • x.

    verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid;

  • y.

    wet: de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘particulier graf’ mede verstaan: particuliere grafkelder, particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnenkelder en particuliere gedenkplek.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘algemeen graf’ mede verstaan: urnennis en algemene gedenkplek.

Artikel 3 Beheer

  • 1. Het college draagt zorg voor het beheer van de gedenkparken.

  • 2. Het college wijst daartoe één of meer beheerders aan, die worden belast met:

    • a.

      de administratie van het gedenkpark;

    • b.

      de dagelijkse leiding van het gedenkpark;

    • c.

      het doen onderhouden van het gedenkpark;

    • d.

      het doen delven of openen en sluiten van graven.

Artikel 4 Bestemming

  • 1. De onder artikel 1, onder k. vermelde gedenkparken zijn bestemd voor:

    • a.

      het begraven en begraven houden, bijzetten en bijgezet houden van een of meer lijken;

    • b.

      het begraven en begraven houden, bijzetten en bijgezet houden van een of meer asbussen bevattende de as van personen;

    • c.

      het verstrooien van as van personen;

    • d.

      het oprichten van gedenkplaatsen zonder lijken en asbussen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de bestemming van de gedenkplaats, waarbij de regels kunnen verschillen per gedenkpark en voor de te onderscheiden vakken (themavelden) en rijen.

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de gedenkparken

Artikel 5 Openstelling gedenkparken en tijden van begraving

  • 1. Het college stelt bij nadere regels de tijden vast waarop een gedenkpark voor eenieder dagelijks toegankelijk is en maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Het college stelt de tijden van begraving en bijzetting bij nadere regels vast.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van de in het eerste en tweede lid vermelde tijden afwijken.

  • 4. Het college kan besluiten de toegang tot een gedenkpark tijdelijk te sluiten ter handhaving van de orde en rust op het gedenkpark.

  • 5. Het is verboden gedurende de tijd dat de gedenkparken niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 6 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder, werkzaamheden aan grafbedekkingen op de gedenkparken te verrichten.

  • 2. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die toestemming hebben werkzaamheden op het gedenkpark te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 3. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van het gedenkpark (laten) verwijderen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door het college te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

  • 4. Het is verboden met motorrijtuigen op de gedenkparken te rijden:

    • a.

      anders dan door uitvaartondernemers, medewerkers van het gedenkpark, steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen na toestemming van de beheerder;

    • b.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • c.

      harder dan 10 km per uur.

  • 5. Het is verboden met fietsen en vergelijkbare voertuigen op de gedenkparken te rijden.

  • 6. Het is verboden om met niet aangelijnde honden de gedenkparken te betreden.

  • 7. Asverstrooiing op de gedenkparken is alleen mogelijk in overleg met, na toestemming van en in het bijzijn van de beheerder.

  • 8. Het verontreinigen van de gedenkparken en het plaatsen van gebruiksvoorwerpen buiten het grafvak is verboden.

  • 9. Het college kan ontheffing verlenen van de in dit artikel genoemde verboden en hiervoor en over andere ordemaatregelen nadere regels vaststellen.

Artikel 7 Herdenkingen en plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op het gedenkpark kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld bij de beheerder. In overleg met de aanvrager stelt de beheerder datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden vast.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 8 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 9 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur, drie werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Als de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van het gedenkpark op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen het sluiten van een graf onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten als zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zij dienen bij de werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

  • 3. Het college bepaalt bij nadere regels aan welke vereisten het begraven in een keldergraf moet voldoen.

  • 4. Bijzetting in bestaande graven waar het maximaal aantal lijken of asbussen bereikt is, is mogelijk nadat afstand wordt gedaan van de oude grafrechten, en waarbij na ruiming of schudden de grafrechten opnieuw worden uitgegeven. De rechthebbende kan daartoe verzoeken.

  • 5. Het college kan in nadere regels aan specifieke themavelden voorschriften en beperkingen voor bijzettingen verbinden.

Artikel 10 Lijkomhulsel en grafgiften

  • 1. Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkomhulsels, die voldoen aan de in of krachtens de wet dan wel op basis van verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid.

  • 2. Rechthebbenden of gebruikers zijn verplicht bij het verzoek tot het verlof tot begraven het gebruik van lijkhoezen aan de beheerder door te geven.

  • 3. Het is verboden om te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 4. Het is verboden voorwerpen aan de grafruimte toe te voegen die de vertering van het lijk belemmeren of voorkomen en/ of vervuilend zijn.

  • 5. Het college kan bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel verzoeken om een schriftelijke verklaring omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

  • 6. Het college kan door middel van steekproeven controleren of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan.

Artikel 11 Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Als de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, moet een machtiging daartoe aan de beheerder worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, als deze is overleden, door de nieuwe rechthebbende.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging moet worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging bedraagt minimaal 5 jaar.

  • 5. Als de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet het bedoelde verlof van de burgemeester worden overgelegd aan de beheerder.

  • 6. De beheerder stelt vast of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op een gedenkpark kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere (kelder)graven;

    • b.

      particuliere kindergraven;

    • c.

      particuliere (kelder)urnengraven;

    • d.

      particuliere gedenkmonumenten.

  • 2. Op een gedenkpark kan het gebruik worden verleend voor:

    • a.

      algemene graven;

    • b.

      urnennissen;

    • c.

      algemene gedenkplaatjes.

Artikel 13 Aantal overledenen in graven en asvoorzieningen

  • 1. Het college bepaalt bij nadere regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben.

  • 2. Het college bepaalt bij nadere regels hoeveel lijken worden begraven in algemene graven en welk aantal asbussen met of zonder urn in urnennissen worden bijgezet.

  • 3. Het college bepaalt bij nadere regels de afmetingen van de particuliere en algemene graven.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven kunnen binnen de door de beheerder aangegeven grafvelden (themavelden) worden toegewezen, buiten de volgorde van uitgifte, als dit wegens de situatie op het gedenkpark niet bezwaarlijk is.

  • 2. De algemene graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 3. Het reserveren van grafrechten (bij leven) is mogelijk. Het college bepaalt bij nadere regels de voorwaarden en termijnen.

  • 4. Na een begraving vindt geen restitutie plaats van de al betaalde reserveringskosten.

Artikel 15 Categorieën (themavelden)

Het college kan bij nadere regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën (themavelden). Het college bepaalt bij nadere regels voor de verschillende themavelden de situering en voorwaarden.

Artikel 16 Termijnen particuliere en algemene graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van het gedenkpark dat toelaat, op een daartoe bij hem schriftelijk in te dienen aanvraag, het uitsluitend recht op een particulier graf voor de tijd van 10, 15 en 20 jaar. Voor een beperkt aantal categorieën ook voor 50 en 100 jaar. Voor het uitsluitend recht op een particulier urnengraf verleent het college de tijd van 5, 10, 15 of 20 jaar en voor een beperkt aantal categorieën ook voor 50 en 100 jaar. De uitgifteduur voor graven kan niet korter zijn dan de minimum grafrusttermijn, vastgesteld in de wet. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 5, 10, 15 of 20 jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Het gebruik van algemene graven wordt verleend voor een termijn van 10 jaar. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 4. Het gebruik van urnennissen wordt verleend voor de termijn van 5, 10, 15 of 20 jaar. De gebruiker kan verzoeken deze termijn te verlengen met 5, 10, 15 of 20 jaar, maar heeft geen recht op verlenging.

Artikel 17 Grafkelder

  • 1. Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen voor het daarin voor eigen rekening en risico doen aanbrengen van een grafkelder.

  • 2. Het college kan over de voorwaarden met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid nadere regels vaststellen.

  • 3. Het college kan een vergunning voor een grafkelder weigeren, wijzigen of intrekken als:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende is;

    • b.

      de fundering en constructie onvoldoende veilig is;

    • c.

      ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • d.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nagekomen;

    • e.

      van de vergunning geen gebruik gemaakt wordt binnen de daarin gestelde termijn;

    • f.

      de houder van de vergunning dit verzoekt, of

    • g.

      het college om redenen van beheertechnische aard dit wenselijk of noodzakelijk acht.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten en gebruiken

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een andere natuurlijke of rechtspersoon door overlegging aan het college van een door de rechthebbende en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Deze rechtsopvolger is een natuurlijke of rechtspersoon.

  • 2. Het gebruik van een algemeen graf kan overgedragen worden op een andere gebruiker door overlegging aan de beheerder van een door de gebruiker en de betrokken opvolger getekend bewijs van overdracht. Deze opvolger is een natuurlijke of rechtspersoon.

  • 3. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijke of rechtspersoon, als de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 6 maanden na het overlijden van de rechthebbende. Als de overleden rechthebbende in het graf moet worden begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf moet worden bijgezet, moet het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand worden gedaan.

  • 4. Als na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het derde lid gestelde termijn, kan het college het recht op het particuliere graf vervallen verklaren.

  • 5. Na het verstrijken van de in het derde lid genoemde termijn kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 19 Vervallen grafrechten

  • 1. Het grafrecht vervalt:

    • a.

      door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

    • b.

      als de rechthebbende afstand doet van het recht;

    • c.

      als het gedenkpark wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      als de betaling van de rechten voor de vestiging of een verlenging van het grafrecht - ondanks een aanmaning - niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      als de rechthebbende - ondanks een aanmaning - een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting niet naleeft of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      als de rechthebbende van een particulier graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 18, derde lid gestelde termijn is overgeschreven;.

    • d.

      als de rechthebbende - ondanks een aanmaning - niet binnen een jaar overgaat tot herstel van een graf dat in verval is, tenzij artikel 84a van de wet van toepassing is.

  • 3. Onder in verval zijnde graven wordt verstaan:

    • a.

      breuk van het monument;

    • b.

      een verzakking van het monument van meer dan 10 cm;

    • c.

      het onleesbaar afgesleten zijn van teksten;

    • d.

      beplanting buiten de toegestane afmetingen (groeiend boven de toegestane hoogte en buiten de grafafmeting);

    • e.

      omgevallen monumenten, dan wel monumenten die (deels) beschadigd zijn geraakt;

    • f.

      graven die een risico vormen voor de veiligheid van medewerkers en bezoekers van de gedenkparken.

  • 4. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b. en c. en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

Artikel 20 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf, mits de kosten van de grafrechten zijn voldaan. Het college doet aan de rechthebbende schriftelijk mededeling van de ontvangst van zodanige verklaring.

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen en gedenktekens

Artikel 21 Vergunning grafbedekking en gedenkteken

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een grafbedekking en gedenkteken te plaatsen.

  • 2. Een vergunning voor het plaatsen van een grafbedekking of gedenkteken moet door de rechthebbende van een particulier (urnen)graf of de gebruiker van een algemeen graf of urnennis worden aangevraagd.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen voor grafbedekkingen en gedenktekens. Deze kunnen per categorie (themaveld) verschillen.

  • 4. Deze regels kunnen onder meer bestaan uit:

    • a.

      bepalingen over aard, afmetingen, duurzaamheid en constructie van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen;

    • b.

      bepalingen over de procedure als wordt afgeweken van algemene regels en de wijze van aanvragen van de vergunning.

  • 5. Het college kan de vergunning weigeren, als:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking of het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van het gedenkpark of het themaveld;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking of het gedenkteken ondeugdelijk is;

    • e.

      de grafbedekking of het opschrift aanstootgevend is;

    • f.

      niet aan de financiële verplichtingen behorend bij de uitgifte van een graf is voldaan.

  • 6. Plaatsing van een grafbedekking en gedenkteken moet altijd vooraf schriftelijk worden gemeld bij de beheerder. De beheerder moet toestemming geven voor het tijdstip van en handelwijze bij plaatsing.

Artikel 22 Aansprakelijkheid

  • 1. Zolang het graf of de urnennis niet geruimd mag worden, blijven de in artikel 21 bedoelde grafbedekking en gedenkteken, alsmede de beplantingen en andere voorwerpen in eigendom van de rechthebbende of de gebruiker. Alles wat op het graf geplaatst is, wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf of een urnennis te zijn aangebracht.

  • 2. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door en voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf of een urnennis.

  • 3. Schade en eventuele gevolgschade voor derden is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf of een urnennis. De rechthebbende of gebruiker moet de daaraan toegebrachte schade, door welke omstandigheid ook, op eerste aanschrijven (doen) herstellen.

  • 4. Als binnen twaalf weken na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, kan het college tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen en andere voorwerpen overgaan zonder dat het tot enige vergoeding verplicht is.

  • 5. Als door een ondeugdelijke (geworden) constructie naar het oordeel van het college een gevaarlijke situatie is ontstaan, treft het college direct maatregelen.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet slechts in het algemeen onderhoud van de gedenkparken. Het betreft het onderhouden van de wegen en paden, bomen en algemeen groen.

Artikel 24 Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, recht stellen na verzakking, herstellen, reinigen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Als de rechthebbende of gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een schriftelijke verklaring op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de eigenaar niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van het gedenkpark op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen een door het college te stellen termijn als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van het gedenkpark schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 6. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 25 Grafbeplanting

Het college kan nadere regels stellen over de aard, de afmetingen, de wijze van aanbrengen en het onderhoud van grafbeplanting.

Artikel 26 Tijdelijke verwijdering grafbedekking

  • 1. Het afnemen en herplaatsen van een gedenkteken respectievelijk afdekplaat voor de begraving van een lijk of de bijzetting van een asbus in het particulier graf geschiedt namens de rechthebbende en is voor rekening en risico van de rechthebbende.

  • 2. Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, als dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

Artikel 27 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. Het college kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf de grafbedekking verwijderen.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking deelt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker mede. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van verwijdering door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van het gedenkpark op het mededelingenbord bekend.

  • 3. Als de grafbedekking bij afloop van de grafrechtentermijn niet verwijderd is, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

Artikel 28 Losse voorwerpen

  • 1. Zolang het graf niet geruimd mag worden, blijven de op de graven geplaatste losse voorwerpen ter beschikking van de eigenaar van de grafbedekking.

  • 2. Na afloop van het grafrecht of het gebruik, vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 29 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden schriftelijk aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker medegedeeld. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van het gedenkpark op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De rechthebbende op een particulier graf kan bij het college gedurende 2 jaar voor het verlopen van het grafrechttermijn een aanvraag indienen om de overblijfselen en de asbus(sen) te doen verzamelen om deze elders opnieuw te doen begraven of te laten cremeren respectievelijk de as te verstrooien. De rechthebbende op een particulier urnengraf kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 3. De gebruiker van een algemeen graf kan bij het college gedurende 2 jaar voor het verlopen van de gebruikstermijn een aanvraag indienen om de overblijfselen of de asbus(sen) te doen verzamelen om deze elders in een ander graf te doen begraven respectievelijk te verstrooien. De gebruiker van een urnennis kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 4. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van het gedenkpark niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 5. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven in een verzamelgraf en de nog aanwezige as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van het gedenkpark.

  • 6. Ruiming en herbegraving, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, zal niet eerder plaatsvinden dan na beëindiging van de minimale grafrusttermijn van de laatst in gebruik genomen begraaflaag.

  • 7. De kosten die gemoeid zijn met de werkzaamheden, zoals vermeld in het tweede en derde lid, komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker van het betreffende graf.

  • 8. Als herbegraving buiten de gemeente Zutphen plaatsvindt, moet de nabestaande aantonen dat de stoffelijke resten in directe aansluiting op begraving elders worden bijgezet.

  • 9. Het op verzoek van de rechthebbenden ruimen van particuliere (kelder)graven op het gedenkpark is niet mogelijk wanneer dit om technische redenen niet of moeilijk uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 30 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de gedenkplaats nadere regels stellen die afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 31 Lijst

  • 1. Het college kan een lijst bijhouden van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 32 Intrekken oude verordening

De Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zutphen 2011, zoals vastgesteld bij besluit van 12 september 2011, nummer 61744, wordt ingetrokken.

Artikel 33 Overgangsrecht

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de in artikel 32 vermelde verordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de in artikel 32 vermelde verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, is deze verordening daarop van toepassing.

  • 3. Op verleende grafrechten zijn de bepalingen uit de verordening die van kracht was ten tijde van de uitgifte van het recht van toepassing, tenzij deze inmiddels in strijd zijn met de wet.

  • 4. Rechten op graven die in het verleden voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven, en die niet in de gemeentelijke administratie te achterhalen zijn, moeten door de rechthebbenden zelf worden aangetoond.

Artikel 34 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het beheren en gebruiken van de gemeentelijke gedenkparken, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 35 Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling van deze verordening of van een krachtens enige bepaling van deze verordening gegeven voorschrift wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gedenkparken gemeente Zutphen 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op 12 sep. 2016
de voorzitter, de griffier,

Algemene toelichting

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Op grond van artikel 149 Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht.

 

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen en gedenkparken berust op artikel 149 Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk gedenkparkenbeleid

    

2.1 Beheerverordening gedenkparken

De Beheerverordening gedenkparken gemeente Zutphen 2016 bevat verschillende regels die het gemeentebestuur hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke gedenkparken.

 

Mensen hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de gedenkparken en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en plichten duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de gedenkparken is belast met de dagelijkse leiding.

 

De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de gedenkparken kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen, zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de gedenkparken vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. Daarom worden bij de gemeentelijke gedenkparken deskundigen betrokken.

De waarde die aan de gedenkparken wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de gedenkparken aanwezig zijn. Gestart wordt met het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de gedenkparken als zodanig. 

 

Voor de dienstverlening op gedenkparken geeft de beheerverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De verordening biedt algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en specifieke gedenkplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze verordening is vastgelegd dat het gemeentebestuur in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op ieder gemeentelijk gedenkpark aanwezig moeten zijn. Met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen wordt gewacht tot de vraag zich aandient. Van belang is wel om vast te leggen en bekend te maken dat het gemeentebestuur in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk.

 

De beheerverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Daarbij worden niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt genomen, maar wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de natuurlijke situatie van het park en de daar aanwezige beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.

 

Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking goed en snel verloopt. Aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking worden ingediend bij het college, maar worden in mandaat afgehandeld door de beheerder van de gedenkparken.

 

2.2 Begraafplaatsen transformeren tot gedenkparken

De drie gemeentelijke algemene begraafplaatsen van de gemeente Zutphen worden getransformeerd tot gemeentelijke gedenkparken. Tevens worden de begraaf- en asbestemmingsmogelijkheden, alsmede de overige dienstverlening aanzienlijk uitgebreid en komt er een grote verscheidenheid aan keuzevelden (themavelden). Mensen kunnen in het vervolg zelf een eigen grafplek uitkiezen of reserveren op een themaveld naar keuze. Dit vraagt een aanpassing van de huidige beheerverordening.

Voor het beheren van de begraafplaatsen waren - vóór de gemeentelijke herindeling van 2002 - twee aparte verordeningen van kracht. Deze zijn in 2006 geharmoniseerd in een nieuwe beheersverordening.

De huidige regelgeving is in 2011 aangepast, als gevolg van de wetswijzigingen per 1 januari 2010.

Gedenkpark De oude Begraafplaats, waar de uitgifte van nieuwe graven gedurende enige tijd niet mogelijk was, is sinds 2006 weer geopend voor nieuwe begravingen, bijzettingen en asbestemmingen. De mogelijkheden daartoe worden uitgebreid.

 

In deze herziene ‘Beheerverordening Gedenkparken gemeente Zutphen 2016’ met bijbehorende ‘Nadere regels voor de gedenkparken Zutphen 2016’ is een verdere verruiming van de mogelijkheden tot begraving, asbestemmingen en verlenging doorgevoerd. Per artikel is een uiteenzetting gegeven van de reden, de betekenis en de toepassing in de praktijk.

3. Wet en regelgeving

 

3.1. Wet op de lijkbezorging

Het juridische kader voor de lijkbezorging wordt voornamelijk bepaald door de Wet op de lijkbezorging en het Besluit op de lijkbezorging, aangevuld met Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing. Deze door de raad vast te stellen verordening is een nadere invulling van deze regelgeving. Regels die al in de genoemde wetten en richtlijnen staan, worden in deze verordening niet herhaald. Waar dat relevant is, wordt in deze toelichting naar de hogere regelgeving verwezen.

 3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in de verordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van herdenkingen en plechtigheden (artikel 7), of een kennisgeving, zoals het doen begraven, het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (artikel 9). Een melding of kennisgeving genereert weinig administratieve lasten.

 

Slechts in twee gevallen moet op grond van de beheerverordening een vergunning te worden aangevraagd, namelijk voor het aanbrengen van een grafkelder (artikel 17) en voor het hebben van een grafbedekking en gedenkteken (artikel 21).

 

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in de nieuwe beheerverordening gehandhaafd, maar voor een groot aantal themavelden geldt voor het hebben van een grafbedekking slechts een meldingsplicht, ter vermindering van de administratieve lasten. De meldingsplicht geldt alleen als aan de in de door het college vast te stellen nadere regels gestelde voorwaarden wordt voldaan. Themavelden die altijd een vergunningsplicht (toetsing) hebben staan vermeld in die door het college vast te stellen nadere regels.

 

Tot slot heeft de beheerder de bevoegdheid om tegen ongewenste praktijken op te treden. Dit leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

 3.3. Lex silencio positivo

Op de beide vergunningen die deze beheerverordening regelt (namelijk voor de grafkelder en de grafbedekking en gedenkteken) is de zogeheten Lex silencio positivo niet van toepassing. De vergunningen worden doorgaans tijdig verleend of geweigerd. Van tevoren zijn regels gesteld die voor een vergunning van rechtswege gelden (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Het is te allen tijde wenselijk om te vermijden dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingsactie waarbij een grafbedekking (monument) of kelder weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van het toepassing laten zijn van de Lex silencio positivo.

 3.4. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen die in deze verordening zijn opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van het gemeentebestuur om dit wel of niet toe te passen.

  

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De omschrijvingen zijn opgenomen zodat voor een ieder duidelijk is wat met de diverse in de verordening gehanteerde begrippen wordt bedoeld. Bij de omschrijvingen zijn opgenomen eventuele nieuwe begrippen die voortkomen uit wetswijzigingen en de gewijzigde dienstverlening. Per onderdeel volgt hieronder, waar nodig, een korte toelichting.

 

Onderdeel a. aanvrager: de aanvrager zal meestal een nabestaande van de overledene zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Bij een begraving in een algemeen graf en asbusbijzetting in een urnennis wordt de aanvrager als gebruiker van het graf, respectievelijk de nis aangemerkt. In termen van de wet op de Lijkbezorging betreft het een belanghebbende bij het algemeen graf respectievelijk urnennis. Bij asbestemmingen is de aanvrager ook degene die na de crematie de bestemming aan de as geeft.

Bij een particulier (kelder)graf, particulier urnengraf en particuliere gedenkplaats is tevens tenaamstelling van de grafrechten vereist. De grafrechten kunnen ook gevestigd worden op naam van een andere (rechts)persoon dan de aanvrager.

Niet de aanvrager, maar de rechthebbende van een particulier graf geeft toestemming voor het begraven of de bijzetting van een asbus in een bepaald graf. De gebruiker van een algemene urnennis geeft toestemming voor het bijzetten in of op een bepaalde urnenplek.

 

Onderdeel b. algemeen graf: algemene graven worden slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling. Een algemeen graf kenmerkt zich daarnaast doordat de gebruiker het recht heeft om één overledene te begraven en geen zeggenschap heeft over wie er verder in het graf wordt begraven.

In een algemeen graf is er ruimte voor maximaal twee overledenen. Op een algemeen graf kunnen geen asbussen worden bijgezet en geen asverstrooiingen plaatsvinden.

Algemene graven worden voor tien jaar uitgegeven. Deze termijn kan niet worden verlengd. De gebruiker wordt op de hoogte gesteld van het moment waarop de ruiming van het graf plaats gaat vinden. Op dat moment kan de gebruiker de beheerder verzoeken de overledene tegen de dan geldende regels en tarieven te laten opgraven en te laten herbegraven in een particulier graf of alsnog te cremeren.

 

Onderdeel e. beheerder: het college is op grond van deze verordening belast met de uitvoering van de verordening, oftewel met de dagelijkse leiding van de gedenkparken. Het college doet dit echter niet zelf maar draagt dit op aan de beheerder.

 

Onderdelen f. belanghebbende, h. eigenaar, j. gebruiker en u. rechthebbende: de gedenkparkenadministratie gebruikt de benaming rechthebbende voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie een ‘uitsluitend recht’ is verleend op een particulier graf.

Alle overige contactpersonen zijn belanghebbenden. Het betreft de gebruiker van een algemeen graf, de gebruiker van een urnennis, de eigenaar van een grafbedekking voor zover deze niet de rechthebbende is, de gebruiker van een algemene gedenkplaats en overige contactpersonen met belangen voor zover deze niet de rechthebbende zijn.

 

Onderdeel k. gedenkpark(en): in verband met de ruimere functie van de begraafplaatsen is de tot op heden gebruikte term begraafplaats vervangen door gedenkpark.

 

Onderdeel o. grafrecht: het grafrecht is het uitsluitend recht om gebruik te kunnen maken van een particulier (urnen)graf of particuliere gedenkplaats.

Bij een particulier graf is er sprake van een rechthebbende in de zin van de Wet op de lijkbezorging. Alleen de rechthebbende bepaalt of er in het graf wordt begraven en hij/ zij moet toestemming voor een opgraving geven. Hetzelfde geldt voor asbussen in het graf. Voor elke begraving of bijzetting van een asbus is daarom altijd toestemming nodig van de rechthebbende. Daarom moet bij overlijden van de rechthebbende het grafrecht altijd eerst op naam van een nieuwe rechthebbende zijn gesteld voordat tot een begraving of bijzetting van een asbus kan worden overgegaan.

Daarnaast heeft de rechthebbende (in tegenstelling tot de gebruiker) het wettelijke recht de grafrechten telkens te verlengen. De gebruiker van een algemeen graf kan grafrechten niet verlengen.

Bij een algemeen graf, een urnennis en een algemene gedenkplaats is sprake van gebruiksrechten.

Bij een algemeen graf heeft de gebruiker het gebruiksrecht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in het graf wordt bijgezet.

De gebruiker van een urnennis bepaalt binnen de mogelijkheden van zijn of haar gebruiksrecht welke asbussen worden bewaard, bijgezet of verwijderd. Deze gebruiker kan verzoeken tot verlenging, maar heeft niet het recht daartoe.

Grafrechten zijn niet overerfbaar, bij overlijden van de rechthebbende moeten de grafrechten over worden geschreven op naam van één andere (rechts)persoon. Dat kan een erfgenaam zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Gebeurt dat niet, dan kunnen de grafrechten ambtshalve vervallen.

Zowel rechthebbende van een particulier (urnen)graf als gebruiker van een algemeen graf heeft het recht binnen de regels van grafbedekkingsvoorschriften te beslissen of en zo ja, welke grafbedekking op het (urnen)graf wordt geplaatst. Zij zijn ook verantwoordelijk voor de grafbedekking en hebben de plicht deze goed te onderhouden.

Als de rechthebbende geen verantwoording wenst te nemen voor de grafbedekking kan een andere belanghebbende eigenaar van de grafbedekking worden. Deze belanghebbende moet schriftelijk vastgelegd worden door middel van een formulier dat mede door de rechthebbende ondertekend is. De eigenaar van de grafbedekking is verantwoordelijk voor het onderhoud en heeft het recht de grafbedekking zelf te verwijderen voordat de grafrechtperiode eindigt.

 

Onderdeel p. kindergraf: voor lijken van kinderen zijn graven van kleinere formaten beschikbaar. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden bijgezet in een algemeen graf of in een ander particulier graf.

 

Onderdeel r. particuliere grafkelder: het betreft een betonnen of gemetselde constructie op de gedenkparken die één of meerdere grafplekken kan omvatten, ook wel keldergraf genoemd. De rechthebbende bepaalt wie wordt bijgezet en welke asbussen worden geplaatst. Het merendeel van de reeds aanwezige keldergraven heeft een historische waarde.

 

Onderdeel s. particulier graf: sinds 2010 is in de Wet op de lijkbezorging het begrip ‘particulier graf’ opgenomen voor een graf “met uitsluitend recht”. De rechthebbende bepaalt wie er in het graf begraven worden en voor hoe lang deze overledene(n) begraven worden gehouden. Dit begrip komt overeen met het in het verleden gehanteerde begrip ‘familiegraf volwassene’ of ‘eigen graf’.

Particuliere graven kunnen ook bij voorbaat uitgegeven worden of gereserveerd worden, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf begraven wordt.

Particuliere graven worden uitgegeven voor 10, 15 en 20 jaar. Bij een beperkt aantal themavelden is uitgifte ook voor 50 en 100 jaar mogelijk.

 

Onderdeel t. particulier urnengraf: een particulier urnengraf kenmerkt zich doordat de rechthebbende het uitsluitend recht heeft onder meer om te bepalen welke asbussen er in het graf kunnen worden bijgezet en voor hoe lang. Particuliere urnengraven kunnen ook bij voorbaat uitgegeven worden, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf begraven wordt. Particuliere urnengraven worden uitgegeven voor 5, 10, 15 en 20 jaar. Bij een beperkt aantal themavelden is uitgifte ook voor 50 en 100 jaar mogelijk. Deze staan vermeld in de nadere regels.

In een particulier urnengraf mogen maximaal 2 asbussen worden geplaatst.

 

Onderdeel w. urnennis: een urnennis wordt slechts uitgegeven voor de plaatsing van asbussen en kenmerkt zich door het recht van een gebruiker om binnen de mogelijkheden van zijn of haar gebruiksrecht op die urnenplaats te bepalen welke asbus of asbussen worden bewaard, bijgezet of verwijderd. Maximaal mogen twee asbussen worden geplaatst. Er rust geen uitsluitend grafrecht, in de zin van artikel 28 van de wet, op urnennissen. Er is wel de mogelijkheid tot, maar geen recht op verlenging van het gebruiksrecht. Urnennissen worden uitgegeven voor 5, 10, 15 en 20 jaar.

 

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Voor een particulier graf, in welke vorm dan ook, gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden ‘voor zover van belang’ zijn ingevoegd omdat de bepalingen over het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen van toepassing zijn op een particulier graf respectievelijk particulier urnengraf.

 

Artikel 3 Beheer

Dit artikel geeft in het eerste lid de zorplicht van het college weer.

De vier taken a. tot en met d., die vanwege het college door de beheerder(s) uitgevoerd moeten worden, zijn in het tweede lid van dit artikel opgenomen. Het bevat het gemeentebeheer in ruime zin. Het voeren van de administratie, het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van gedenktekens, het verstrooien van as en het onderhouden van het terrein vallen hier allemaal onder.

 

De tarieven voor de te onderscheiden diensten worden door de raad vastgesteld in de Verordening lijkbezorgingsrechten, die in beginsel jaarlijks wordt vastgesteld.

 

Artikel 4 Bestemming

Dit artikel sluit alle andere bestemmingen dan het begraven van lijken of het bijzetten of verstrooien van menselijke crematie-as uit, tenzij ook andere functies worden toegekend.

Via nadere regels kan het college de bestemming per gedenkpark en voor de te onderscheiden vakken en rijen vaststellen.

  

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de gedenkparken

 

Artikel 5 Openstelling gedenkparken en tijden van begraving

De raad legt door middel van dit artikel de verantwoordelijkheid over de toegangstijden en de begraaftijden voor de gedenkparken neer bij het college. Het college kan per nadere regels wijzigingen doorvoeren als dit - bijvoorbeeld met het oog op de door het gemeentebestuur gewenste herziening van de aan te bieden diversiteit van lijkbezorging en dienstverlening - voor het beheer van de gedenkparken wenselijk is of afgesproken is met andere belanghebbenden.

 

Artikel 6 Ordemaatregelen

Bezoekers, steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden tijdens uitvaartplechtigheden maar ook op tijden dat geen plechtigheden plaatsvinden. De toestemming om werkzaamheden op de gedenkparken te verrichten moet snel aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Het verbod met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen, fietsen en hondenbezitters met niet aangelijnde honden maakt strafbaarstelling mogelijk van personen die zich hier niet aan houden.

De beheerder is gerechtigd om bezoekers met een beperking de toegang tot de gedenkparken tijdelijk mogelijk te maken, op een hun passende wijze.

In het laatste lid van dit artikel is bepaald dat het college ontheffing kan verlenen van de in dit artikel genoemde verboden en hiervoor nadere regels vaststellen.

 

Artikel 7 Herdenkingen en plechtigheden

Bijeenkomsten op de gedenkparken die ‘normaal’ grafbezoek ontstijgen, moeten gemeld worden, met name om te voorkomen dat deze samenvallen met ingeplande begrafenissen. Door hiervoor minimaal 6 dagen van tevoren een verplichte melding te laten doen bij de beheerder, kan rekening worden gehouden met uitvaarten en andere bijzonderheden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en eventueel van toepassing zijnde bepalingen in de Algemene plaatselijke verordening.

 

Artikel 8 Opgravingen en ruimingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

 

Artikel 9 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een kennisgeving is nodig omdat voorkomen moet worden dat meerdere uitvaarten en andere herdenkingsplechtigheden gelijktijdig plaatsvinden. De genoemde drie werkdagen voor de kennisgeving is noodzakelijk aangezien de beheerder zorg moet dragen voor het tijdig laten delven van het graf. Drie werkdagen biedt de beheerder in alle omstandigheden voldoende tijd om voorbereidingen te treffen.

Het is hierbij uit veiligheidsoogpunt ongewenst dat nabestaanden zelf de graven openen en sluiten. Alleen het daarvoor aangestelde personeel voert dit uit. Op uitdrukkelijk verzoek van de nabestaanden en als de omstandigheden het toelaten kan de beheerder het (gedeeltelijk) sluiten van het graf toestaan.

Veel grafkelders zijn oud en voldoen niet meer aan de huidige eisen. Vandaar dat het college de bevoegdheid heeft om bij nadere regels te bepalen aan welke vereisten het begraven in keldergraven moet voldoen.

In graven waar het maximaal aantal overledenen zijn bijgezet zijn nieuwe bijzettingen pas mogelijk nadat ruiming of schudden heeft plaatsgevonden. Alleen de rechthebbende van een particulier graf kan daartoe verzoeken.

Via nadere regels kan het college aan specifieke themavelden voorschriften en beperkingen voor bijzettingen verbinden.

 

Artikel 10 Lijkomhulsel en grafgiften

Dit artikel vloeit mede voort uit het Besluit op de lijkbezorging (2013) en de eerder genoemde bijbehorende Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014). Het is voor een goede lijkvertering van belang dat lijkomhulsels een goede doorlatendheid hebben. Alleen zo kan er voldoende vocht en zuurstof toetreden die noodzakelijk zijn voor de lijkvertering. Dit geldt voor de kleding die de overledene draagt, maar ook voor de kist waarin deze begraven wordt of, in sommige gevallen, de lijkhoes waarin deze gewikkeld is. Voor het gebruik van deze lijkhoezen bestaan regels. Genoemde regels waren vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998; deze regels zijn nu integraal overgenomen in het Besluit op de lijkbezorging. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Besluit op de lijkbezorging, staan op de ‘witte lijst’ van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB: www.begraafplaats.nl). Het toepassen van verkeerde lijkhoezen of slecht doorlatende lijkomhulsels (kunststof kleding, lijkwaden) kan leiden tot het stopzetten van de lijkvertering waardoor vanuit milieuhygiënisch opzicht belastende situaties kunnen ontstaan en graven niet meer ter beschikking kunnen komen voor nieuwe, toekomstige begravingen omdat het hergebruiken van de ruimte problematisch is geworden.

In dit artikel is eveneens een bepaling opgenomen dat geen vervuilende voorwerpen aan de grafruimte mogen worden toegevoegd, alsmede voorwerpen die de vertering van het lijk kunnen belemmeren of voorkomen. Dit spreekt voor zich.

 

Artikel 11 Over te leggen stukken

De Wet op de lijkbezorging eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een kopie volstaat niet. Het is aan de beheerder om vast te stellen of de op basis van dit artikel over te leggen stukken toereikend zijn.

Voor een asbus zal door degene die in de uitvaart voorziet een overdrachtsformulier van het crematorium moeten worden overlegd. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Bijzetting kan leiden tot verlenging van de lopende grafrusttermijn. Dat kan betekenen dat de minimale grafrusttermijn van 10 jaar moet worden gegarandeerd door het grafrecht met zoveel noodzakelijke termijnen van 5 jaar te verlengen. Vanuit administratieve motieven wordt gekozen voor 5 jarige termijnen.

  

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van de graven

 

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

Door middel van dit artikel wordt niet alleen uiteengezet welke vormen van lijkbezorging en asbestemming er op de gemeentelijke gedenkparken mogelijk zijn, er wordt tevens duidelijk limitatief onderscheid gemaakt tussen de variëteit aan particuliere- en de algemene graven. Op grond van deze verordening en de door het college vast te stellen nadere regels kan zelf gekozen worden voor een themaveld en grafplek of urnenplek (met specifieke voorwaarden).

 

Artikel 13 Aantal overledenen in graven en asvoorzieningen

In dit artikel is beschreven dat het college in de nadere regels kan bepalen hoeveel lijken of asbussen in de particuliere en de algemene graven kunnen worden geplaatst en dat het college de afmetingen van een graf vaststelt.

 

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

Graven en urnengraven worden niet meer uitgegeven per rij. Binnen de mogelijkheden op de gedenkparken kan in overleg met de beheerder een grafplek worden uitgekozen voor reservering of voor directe begraving en asbestemming.

In het kader van het verbeteren van het dienstenaanbod en de wens om meer betrokkenheid van rechthebbenden bij de gedenkparken te krijgen is het reserveren van graven binnen bepaalde voorwaarden mogelijk.

 

Artikel 15 Categorieën (themavelden)

Met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen op de gedenkparken, zoals beschreven onder het vorige artikel, kan het college een nadere onderverdeling aanbrengen binnen de bestaande gedenkparkenindeling. Zo kan door middel van het indelen in themavelden de mogelijkheid worden geschapen om differentiatie aan te brengen in bijvoorbeeld de belevingswaarde van bepaalde velden, het bijbehorende begraaftarief en om op een flexibele wijze met de bestaande begraafcapaciteit om te gaan.

 

Artikel 16 Termijnen particuliere en algemene graven

Het uitsluitend recht voor het begraven en begraven houden van lijken wordt momenteel verleend voor 20 jaar en kan telkens worden verlengd met een termijn van 5, 10, 15 en 20 jaar. Door de wetswijzigingen van 2010 is het mogelijk grafrechten ook voor 10 jaar uit te geven. Het gemeentebestuur gaat daarom met ingang van deze beheerverordening over tot de keuze om grafrechten voor 10, 15 of 20 jaar uit te geven en voor een beperkt aantal themavelden zelfs grafrechten voor 50 of 100 jaar. Het gemeentebestuur biedt daarbij tevens de mogelijkheid om deze rechten te verlengen met steeds 5, 10, 15 of 20 jaar. De grafrechten voor 50 en 100 jaar zijn slechts op enkele themavelden mogelijk.

De rechthebbende bepaalt wie er in het graf wordt begraven en of er verlenging van het grafrecht plaatsvindt. Een grafrecht wordt verleend aan één persoon en de verlenging moet tijdig worden aangevraagd. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college vervolgens de rechthebbende op het graf meedelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op het gedenkpark tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Het gebruik van algemene graven (graven zonder grafrechten) wordt verleend conform de wettelijke minimale grafrusttermijn, te weten 10 jaar. Na deze periode mag een graf worden geruimd, het gebruik mag niet worden verlengd.

Het gebruik van urnennissen wordt verleend voor een periode van 5, 10, 15 of 20 jaar. Om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen is er geen recht op verlenging, maar kan wel een verzoek daartoe gedaan worden. Het college of de beheerder in mandaat beslist of aan het verzoek voldaan kan worden.

 

Artikel 17 Grafkelder

Het college bepaalt aan welke voorwaarden door rechthebbenden moet worden voldaan om een grafkelder in een particulier graf te mogen bouwen. Tevens hoeveel kisten en asbussen per kelder geplaatst mogen worden.

 

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten en gebruiken

Zowel voor de overdracht van grafrechten van een particulier graf als van het gebruik van een algemeen graf wordt een omschrijving gegeven van mogelijke rechtverkrijgenden en gebruikers. Bepaald is dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Als 6 maanden na het overlijden van de rechthebbende het recht niet is overgeschreven, kan het college het grafrecht beëindigen. Als er naderhand toch behoefte bestaat het graf te handhaven, kan dit alleen als het betreffende graf nog niet is geruimd. Om het graf te handhaven zal een nieuw grafrecht moeten worden afgesloten voor 5, 10, 15, 20, en waar mogelijk 50 of 100 jaar.

Een nieuw grafrecht voor 5 jaar is alleen mogelijk als daarmee de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar gewaarborgd is.

Ook het gebruik van een algemeen graf en een urnennis kan worden overgeschreven op naam van een nieuwe gebruiker. Dit is van belang omdat het gemeentebestuur sinds de wetswijziging ook de gebruikers moet aanschrijven wanneer de gebruiksperiode eindigt. Verlenging van de gebruiksperiode van een algemeen graf na 10 jaar is niet mogelijk. Wel kan een herbegraving in een particulier graf plaats vinden of een asbestemming na crematie. Verlenging van de gebruiksperiode van een urnennis is mogelijk, maar geen recht.

 

Artikel 19 Vervallen grafrechten

Dit artikel beschrijft wanneer grafrechten automatisch komen te vervallen en wanneer het college actief grafrechten mag beëindigen, bijvoorbeeld bij nalatigheid van de rechthebbende. Dit artikel geeft het college meer bevoegdheden om op te treden tegen rechthebbenden die in verzuim blijven een op grond van deze verordening op hen rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelen. Het laten vervallen van grafrechten kan ook een tijdelijke, juridische stok achter de deur zijn bij geschillen. De positie van het gemeentebestuur als houder van de gemeentelijke gedenkparken is hiermee versterkt.

 

Artikel 20 Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Er is dan geen aanspraak mogelijk op enige vergoeding.

  

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen en gedenktekens

 

Artikel 21 Vergunning grafbedekking en gedenkteken

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen en gedenktekens op particuliere- en algemene graven. Het gedenkteken zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels.

Voor de meeste themavelden zijn deze eisen voldoende helder voor de toetsing van een vergunningaanvraag. In een aantal gevallen biedt de omschrijving echter veel ruimte voor interpretatie, zoals “monumenten in een “oude” stijl. In die gevallen zal voor advies een in- of externe deskundige worden ingeschakeld alvorens een beslissing te nemen over de gevraagde vergunning.

Het gemeentebestuur bepaalt met dit artikel nadrukkelijk geen verantwoordelijkheid te dragen voor de zich eenmaal op het gedenkpark bevindende grafbedekkingen. Een gedenkteken wordt voor de uitvoering van deze verordening geacht het eigendom van de rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf te zijn.

 

Artikel 22 Aansprakelijkheid

Met dit artikel wordt de aansprakelijkheid ten aanzien van het plaatsen, aanbrengen en herstellen van grafbedekkingen nadrukkelijk bij de rechthebbende c.q. gebruiker van het graf gelegd. Het verplicht de rechthebbende of de gebruiker tevens schades te herstellen op eerste aanschrijving van het college. Dit ontheft het gemeentebestuur niet van de verantwoordelijkheid om geconstateerde gevaarlijke situaties direct op te heffen. Het college wordt met dit artikel de mogelijkheid geboden om in te grijpen om onveilige situaties te voorkomen of op te heffen. Dit artikel versterkt eveneens de positie van het gemeentebestuur als houder van de gedenkparken.

 

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Het onderhoud dat door de gemeente wordt uitgevoerd bestaat uit het algemeen onderhoud van de gedenkparken, met de bedoeling dat de gedenkparken als geheel een verzorgd aanzien hebben.

De verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de graven en urnennissen ligt bij de eigenaren van de grafbedekkingen en gedenktekens. Het betreft de rechthebbenden en gebruikers van de graven en urnennissen of de eigenaren van de grafbedekking of het gedenkteken. Het geeft het gemeentebestuur de verplichting om de algemene uitstraling van de gedenkparken netjes en ordelijk te houden, maar ook de bevoegdheid om in te grijpen binnen de grafbeplanting wanneer deze de voor de grafbedekkingen bepaalde proporties dreigen te overschrijden. De kosten voor algemeen onderhoud zijn meegenomen in de grafrecht tarieven.

 

Artikel 24 Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

De rechthebbenden van particuliere graven en gebruikers van algemene graven zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Bij nalatig onderhoud kan het college overgaan tot verwijdering van de grafbedekking.

Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van de rechthebbenden en gebruikers, c.q. de eigenaren van de grafbedekkingen en gedenktekens uiteengezet, ook ten aanzien van te herstellen beschadigingen.

Hoewel het gebruik van algemene graven gemiddeld voor een kortere periode worden uitgegeven, is bovenstaande ook van toepassing op algemene graven. In de praktijk zal het bij algemene graven echter minder snel tot ongewenste situaties leiden. Het artikel benadrukt dat de rechthebbenden en gebruikers in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het grafonderhoud.

Gedurende de tijd dat een graf niet geruimd mag worden (dat wil zeggen, gedurende de periode dat de wettelijk vereiste minimale grafrust van 10 jaar niet is verstreken en tot het moment dat het grafrecht vervalt) is de duurzaam aan de ondergrond verbonden grafbedekking en de in het graf aangebrachte grafkelder in eigendom van de rechthebbende van het particulier graf c.q. gebruiker algemeen graf/ urnennis.

 

Artikel 25 Grafbeplanting

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om een nette uitstraling van het gedenkpark te bereiken, door het vaststellen van nadere regels. In die nadere regels kan worden bepaald dat als het onderhoud ten aanzien van grafbeplanting onvoldoende is, de beheerder namens het college kan optreden en tot verwijdering ervan kan overgaan.

 

Artikel 26 Tijdelijke verwijdering grafbedekking

Dit artikel verduidelijkt dat de kosten voor het verwijderen van een grafbedekking, in het geval van een bijzetting of begraving in het betreffende graf, voor rekening en risico van de rechthebbende zijn; niet voor de gemeente als eigenaar van de gedenkparken. Voorts geeft het het gemeentebestuur het recht om een op een graf aanwezige grafbedekking te verwijderen zodat tot bijzetting in een naburig graf kan worden overgegaan. Deze kosten zijn voor rekening van de gemeente.

 

Artikel 27 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

Dit artikel beschrijft de procedure die gevolgd wordt alvorens tot verwijdering van een grafbedekking wordt overgegaan. Beschreven is dat, wanneer de grafrechttermijn of de gebruikstermijn beëindigd is, het college bevoegd is de grafbedekking weg te nemen. Dit is een voortvloeisel uit de gewijzigde wet op dit punt. Het eigendom (ook van een grafbedekking) in het algemeen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). In de aangepaste Wet op de lijkbezorging (per 1 januari 2010) is bepaald dat gedurende de periode waarin een graf niet mag worden geruimd, dit artikel uit het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf geplaatst is. Daarmee is het geplaatste gedenkteken eigendom ten aanzien van deze verordening van de rechthebbende of gebruiker. In dit artikel in de beheerverordening is dit als uitgangspunt genomen. Wanneer immers het grafrecht of het gebruik beëindigd is, treedt het natrekkingsrecht in werking en wordt alles dat duurzaam met de ondergrond verbonden is eigendom van de eigenaar van de grond, in dit geval de gemeente Zutphen. De consequentie van deze natrekking is dat de gemeente dan als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid), als dit niet goed geregeld zou zijn in de beheerverordening.

 

Artikel 28 Losse voorwerpen

Ook ten aanzien van de losse voorwerpen moet bepaald worden welk traject gevolgd wordt bij afloop van de grafrecht- of gebruikstermijn. Het natrekkingsrecht is immers niet van toepassing op deze voorwerpen en zolang ze op de grafoppervlakken staan, is ook artikel 26 hierop niet van toepassing.

  

Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

 

Artikel 29 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Dit artikel beschrijft de werkwijze voorafgaand aan het aflopen van de grafrecht- en gebruikstermijnen en eventueel het ruimen van graven. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen. De mededeling dat een grafrechttermijn of gebruikstermijn zal gaan verlopen, vaak gecombineerd met de mededeling dat het college van plan is om de graven te ruimen wanneer niet zal worden verlengd, wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruiker van een plaats in een algemeen graf. Aan de rechthebbende op het particulier graf moet worden meegedeeld dat deze verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, eerste lid Wet op de lijkbezorging. De gebruiker van een algemeen graf wordt de mogelijkheid geboden de overblijfselen her te begraven in een nieuw uit te geven of bestaand particulier graf, als dit gewenst is en voor kosten van de gebruiker.

Bij het ruimen van graven wordt in eerste instantie uitgegaan van het verzamelen van de nog aan te treffen stoffelijke overblijfselen om deze in een verzamelgraf te plaatsen. Maar ook het schudden van graven wordt op verzoek mogelijk gemaakt. Hierbij blijven de overblijfselen binnen dezelfde grafruimte en worden daarvoor op een diepere laag samengebracht.

Het op verzoek ruimen of schudden van graven met het oogmerk de dan beschikbare grafruimte weer opnieuw in gebruik te nemen is ongewenst als de situatie ter plaatse de uitvoering problematisch maakt. Hierbij is te denken aan een beperkte bereikbaarheid van het graf, te hoge grondwaterstand of andere cultuurtechnische knelpunten die op voorhand niet te voorzien zijn.

  

Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap

 

Artikel 30 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Met dit artikel heeft het college de mogelijkheid om afwijkende regels vast te stellen voor die delen van de gemeentelijke gedenkparken die door een kerkgenootschap in gebruik zijn of worden gegeven. Het betreft regels ten aanzien van de openstelling van het gedenkpark, de tijden van begraving, de volgorde van begraving en de vergunning voor de grafbedekking. Dit betreft ook het Islamitische deel van het gedenkpark.

  

Hoofdstuk 8 in stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

 

Artikel 31 Lijst

Het komt in de praktijk vaak voor dat er graven op de gedenkparken zijn gelegen met een bijzondere historische betekenis: hetzij door de overledene die er begraven ligt, hetzij alleen door de schoonheid, toepassing of funerair-historische waarde van het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en/ of door het materiaal. In dergelijke gevallen kan men deze graven plaatsen op een lijst van historische graven, die wordt geraadpleegd voordat graven worden geruimd. Voor de genoemde graven kan het college op dat moment een afweging maken om (een deel van) deze graven te behouden. De lijst is een inventarisatie van behoudenswaardige graven.

  

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

 

Artikel 32 Intrekking oude verordening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 33 Overgangsrecht

Oude besluiten blijven nog steeds van kracht (mits niet in strijd met de huidige wet) en blijven hun rechtsgeldigheid behouden alsof ze zijn genomen krachtens de nieuw vastgestelde verordening. Alleen door grafrechten te verlengen kunnen wijzigingen in sommige verplichtingen tot stand komen, bijvoorbeeld de mogelijkheid van afkoop van onderhoud of de toepassing van een begraaftarief. Aan de rechten kan niets gewijzigd worden. Van het ongeldig verklaren van oude beheerverordening kan daarom geen sprake zijn (eerste lid).

Voorts worden alle nog lopende vergunningsaanvragen alleen volgens de nieuwe vigerende verordening behandeld (tweede lid).

Alle oude verordeningen blijven van toepassing op verleende grafrechten; grafrechten die in het verleden zijn verleend, vallen onder de verplichtingen, vereisten en bepalingen uit de verordening die van kracht was ten tijde van de uitgifte van het recht tenzij deze inmiddels in strijd zijn met de wet (derde lid).

Als rechthebbenden oude rechten claimen die niet zijn terug te vinden in de administratie, moeten zij deze zelf aantonen met behulp van akten of betaalbewijzen (vierde lid).

 

Artikel 34 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 35 Strafbepaling

Met dit artikel worden de in de verordening gestelde verboden strafbaar gesteld.

 

Artikel 36 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 37 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.