Regeling vervallen per 10-09-2015

Beleidsregel hogere geluidswaarden

Geldend van 18-07-2007 t/m 09-09-2015

Intitulé

Beleidsregel hogere geluidswaarden

INHOUDSOPGAVE

  • 1

    SAMENVATTING

  • 2

    INLEIDING

    • 2.1

      Algemeen

    • 2.2

      Grenswaarden

    • 2.3

      Ontheffingscriteria

    • 2.4

      Een beleidsregel voor hogere geluidswaarden

    • 2.5

      Leeswijzer

    • 2.6

      Inspraak

  • 3

    WETTELIJK KADER - GRENSWAARDEN

    • 3.1

      Algemeen

    • 3.2

      Wijziging dosismaat

    • 3.3

      Wegverkeerslawaai

    • 3.4

      Railverkeerslawaai

    • 3.5

      Industrielawaai

    • 3.6

      Dove gevel

  • 4

    BELEID VAN DE GEMEENTE ZUTPHEN

    • 4.1

      Algemeen

    • 4.2

      Bron-overdracht-ontvanger

    • 4.3

      Criteria voor hogere geluidswaarden

    • 4.4

      Overwegingen

    • 4.5

      Beleidsregel

    • 4.6

      Dove gevel

    • 4.7

      Cumulatie

    • 4.8

      Schematisch overzicht

  • 5

    PROCEDURES EN ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE

    • 5.1

      Algemeen

    • 5.2

      Bevoegdheden college van burgemeester en wethouders

    • 5.3

      Bevoegdheden Gedeputeerde Staten

    • 5.4

      Procedurele aspecten hogere waarden versus bestemmingsplan/artikel 19 WRO

    • 5.5

      Kadastrale registratie

    • 5.6

      Bedenkingen ten de beschikkingen

    • 5.7

      De inhoud van het verzoek om hogere geluidswaarden

    • 5.8

      Activiteiten gemeentelijke afdelingen bij hogere geluidswaarden procedures

BIJLAGE 1: DEFINITIES

BIJLAGE 2: WETTELIJK KADER

BIJLAGE 3: TOELICHTING ONTHEFFINGSCRITERIA

BIJLAGE 4: CUMULATIEMETHODE

BIJLAGE 5: SCHEMATISCH OVERZICHT CRITERIA

BIJLAGE 6: AANVRAAGFORMULIER EN TOELICHTING

BIJLAGE 7: FORMAT VOORBEELD ONTWERP-BESLUIT

BIJLAGE 8: FORMAT PUBLICATIE

BIJLAGE 9: REACTIES INSPRAAK

1 samenvatting

Inleiding

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet geluidhinder (verder te noemen Wgh) per 1 januari 2007, krijgen gemeenten meer beleidsvrijheid om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting) te opereren. De gemeente is het bevoegd gezag geworden in plaats van de provincie voor het verlenen van hogere geluidswaarden.

Tot voor kort waren er in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel van de gevallen een lokaal probleem is dat het best door de lokale overheid kan worden aangepakt. Met de wijziging van de Wgh zoals deze in 2007 in werking is getreden, is aan deze gedachte tegemoet gekomen. Tegelijkertijd is er door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid eigen beleid voor o.a. hogere geluidswaarden ontwikkelt en vaststelt. Deze beleidsregel geeft hier dan ook invulling aan.

Doel van de beleidsregel

Het doel van de beleidsregel is het geven van éénduidig beleid voor het college van burgemeester en wethouders voor aanvragen van hogere geluidswaarden. Daarnaast geeft de beleidsregel voor inwoners en projectontwikkelaars duidelijkheid aan welke criteria, maximale grenswaarden en procedures voldaan moet worden.

Met name bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht worden gericht op geluidsgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen. Voor verschillende typen geluidsbelastingen (industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai) worden in de Wgh grenswaarden aangegeven waarbij een ondergrens (voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de wettelijk maximaal toelaatbare geluidsbelasting) geldt. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden. Deze uitzonderingen (criteria) stonden in de oude Wgh omschreven en zijn voor een deel opnieuw als beleid opgenomen.

Beleid gemeente Zutphen

Het nieuwe beleid van de gemeente Zutphen gaat over het opnieuw opnemen en actualiseren van de toetsingscriteria uit de oude Wgh, het streven naar maximaal één dove gevel, het hanteren van minimaal één geluidsluwe gevel en het toepassen van cumulatie van industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai.

Het opnieuw opnemen en actualiseren van toetsingscriteria

In de gemeente Zutphen is tot op heden gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur (toetsing van de criteria) niet tot problemen heeft geleid.

Hogere waarden mochten verleend worden als er bijvoorbeeld sprake was van vervanging van bestaande bebouwing, opvulling van een open plaats tussen aanwezig bebouwing, bebouwing dat fungeert als doelmatige afscherming van andere woningen en woningen die ter plaatse noodzakelijk zijn om reden van grond- of bedrijfsgebondenheid. Deze beschreven situaties zijn opnieuw in de beleidsregel opgenomen. Het criterium woningen in een stads- of dorpvernieuwingsplan is gewijzigd in “woningen die al zijn opgenomen in een wijkontwikkelingsplan of ruimtelijk ordeningsplan”. Dit is een verruiming ten opzichte van de oude situatie.

Op grond van de oude Wet geluidhinder kon de provincie bij een geluidsbelasting van meer dan 55 dB(A) eisen stellen aan de indeling van de woningen. Dit stond op gespannen voet met de vrije indeelbaarheid die in de bouwregelgeving is opgenomen. In de nieuwe Wet geluidhinder is dit artikel dan ook niet meer opgenomen. Om flexibiliteit bij indelingen te kunnen garanderen is de indelingseis dan ook niet meer als beleid in deze beleidsregel opgenomen. Met de gehanteerde criteria van de oude Wgh is het mogelijk gebleken om zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen t.a.v. het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen. Deze beleidsregel geeft consistentie op het tot nu toe gevoerde beleid van de provincie. Ook geeft het geluidsplan dat dit jaar wordt opgesteld een goed toetsingskader op de gewenste geluidsbelastingen per gebied. Tot die tijd geeft de beleidsregel een beperkte verruiming van de gewenste criteria.

Het streven naar maximaal één dove gevel en het hanteren van minimaal één geluidsluwe gevel

De provincie streefde voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai naar maximaal één dove gevel (gevel met bijvoorbeeld verplicht gestelde vaste ramen). Ook gold voor industrielawaai als criterium dat minimaal één geluidsluwe gevel (daardoor ook een rustige plek om buiten te kunnen zitten, tuin/balkon) aanwezig moest zijn. Het streven naar maximaal één dove gevel is opnieuw opgenomen en minimaal één geluidsluwe gevel is in verband met het minimale beschermingsniveau voor bewoners ook opgenomen voor weg- en railverkeerslawaai.

Het toepassen van cumulatie

Het begrip cumulatie is verduidelijkt. Recente uitspraken van de Raad van State benadrukken dat behalve de cumulatie van de geluidsniveaus voor wegverkeerslawaai de cumulatie ook inzichtelijk gemaakt moet worden voor bijvoorbeeld railverkeerslawaai en industrielawaai. De methode voor bepaling van gecumuleerde hinder is beschreven en de bepaling van de benodigde gevelisolatie is verduidelijkt. Dit betekent in de praktijk een beter beschermingsniveau voor bewoners van de daadwerkelijk ondervonden geluidhinder (betere gevelisolatie).

Procedures en taken gemeentelijke afdelingen

Nieuw in de procedure voor hogere waarden geluid en Ruimtelijke ordeningsbesluit is dat het ontwerp van het besluit hogere geluidswaarden tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan dan wel het besluit artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gedurende 6 weken ter inzage moet worden gelegd. Belangrijk blijft dat de vaststelling/beschikking voor de hogere waarden niet later genomen mag worden dan de vaststelling van het bestemmingsplan.

Voor een juiste en zuivere belangenafweging zijn in de beleidsregel de activiteiten van de afdelingen Milieu, REO en WWG bij een procedure voor hogere geluidswaarden beschreven. Geadviseerd wordt om de afdelingen REO en WWG de verzoeken om hogere geluidswaarden te laten verzorgen. Deze verzoeken kunnen ook door externe partijen (bijvoorbeeld projectontwikkelaars en inwoners) worden ingediend. Verder wordt geadviseerd om het hoofd van de afdeling Milieu te mandateren voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Ten slotte wordt geadviseerd om de toetsing aan het beleid (technisch en juridisch), de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken en het opstellen en afgeven van beschikkingen door de afdeling Milieu te laten verrichten.

2 Inleiding

2.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) welke vanaf 1979 gefaseerd in werking is getreden, heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidhinder. Een van de kenmerken van de Wgh ten opzichte van andere wetten is dat de normen in de wet zijn opgenomen. Verder is het begrip zone in de Wgh geïntroduceerd om de geluidsoverlast zoveel mogelijk te beperken. Een zone kan worden gezien als een aandachtsgebied voor geluid langs of rond een geluidsbron, waarbinnen gestreefd moet worden naar een akoestisch optimale situatie. Bij industrielawaai wordt de geluidszone bepaald door de 50 dB(A)-contour, bij verkeerslawaai schrijft de wet afstanden voor gebaseerd op een gemiddeld te verwachten geluidsbelasting van 50 dB(A) op de zonegrens. Met de zonering wordt een koppeling gelegd tussen de geluidhinderbestrijding en de ruimtelijke ordening. Met name bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht dan worden gericht op geluidsgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen.

2.2 Grenswaarden

Bijna overal in de Wgh wordt gebruik gemaakt van termen als geluidsbelasting en grenswaarden. De geluidsbelasting wordt gemeten of berekend op de gevel van een woning of een ander geluidsgevoelig object. Voor verschillende typen geluidsbelastingen worden in de Wgh grenswaarden aangegeven waarbij een ondergrens (voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de wettelijk maximaal toelaatbare geluidsbelasting) gelden. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden.

2.3 Ontheffingscriteria

Tot voor kort waren er in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel der gevallen een lokaal probleem is dat het best door de lokale overheid kan worden aangepakt. In dat verband past het niet dat centraal in de Wgh en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten ontheffingscriteria zijn opgenomen welke door de lokale overheid in acht moeten worden genomen. Met de wijziging van de Wgh zoals deze op 1 januari 2007 in werking is getreden, is aan deze gedachte tegemoet gekomen en is het merendeel van de eerder geldende ontheffingscriteria vervallen. Tegelijkertijd is door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid hiervoor eigen beleid ontwikkelt en vaststelt.

2.4 Een beleidsregel voor hogere geluidswaarden

In voorliggende beleidsregel is dan ook aangegeven welk beleid de gemeente Zutphen in dat kader wenst aan te houden. Daarbij is zoveel als mogelijk aangesloten bij het op grond van de oude Wgh geldende beleid omdat dat in het merendeel der gevallen goed bleek te voldoen. Als de gemeente in een later stadium gebiedsgericht geluidsbeleid vaststelt, zou deze beleidsregel daarin kunnen worden opgenomen en meer gebiedsgericht kunnen worden geformuleerd.

Doel van de beleidsregel

Het doel van de beleidsregel is dan ook het geven van éénduidig beleid voor het college van burgemeester en wethouders voor aanvragen hogere geluidswaarden. Daarnaast geeft de beleidsregel voor inwoners en projectontwikkelaars duidelijkheid aan welke criteria, maximale grenswaarden en procedures voldaan moet worden.

2.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 3 van deze beleidsregel is in hoofdlijnen het wettelijk kader aangegeven op grond waarvan de gemeente Zutphen deze beleidsregel vaststelt en welke grenswaarden als gevolg daarvan moeten worden gehanteerd. In hoofdstuk 4 is beschreven welk beleid wordt voorgestaan en hoofdstuk 5 geeft de procedurele en organisatorische aspecten weer. Bijlage 1 bevat een omschrijving van de gehanteerde begrippen. In bijlage 2 is het wettelijk kader meer in detail beschreven en in bijlage 3 is een toelichting opgenomen voor de criteria. Ten slotte geeft bijlage 4 de methode Miedema weer, bijlage 5 een overzicht van de criteria, bijlage 6 het aanvraagformulier hogere geluidswaarden, bijlage 7 een format voor een beschikking hogere waarden en bijlage 8 een format voor publicatie.

2.6 Inspraak

De voorliggende beleidsregel is tot stand gekomen overeenkomstig de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht. De beleidsregel is in ontwerp gepubliceerd op 25 april 2007 en heeft tot en met 6 juni 2007 ter inzage gelegen waarbij belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld op het ontwerp in te spreken. In bijlage 9 is een overzicht gegeven van de inspraakreacties en is aangegeven hoe hiermee is omgegaan.

3 Wettelijk kader - grenswaarden

3.1 Algemeen

De wijziging van de Wet geluidhinder is, zoals hiervoor reeds kort aangegeven, veelomvattend. Niet alle wijzigingen zijn van toepassing voor de gemeente Zutphen. Onderstaand worden die wijzigingen (c.q. resterende relevante wetteksten) nader beschreven op grond waarvan de gemeente Zutphen een beleidsregel vaststelt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Relevant echter is ook de wijziging in de in de Wet geluidhinder gebruikte dosismaat. Ten slotte zijn in de tabellen van de paragrafen 3.3, 3.4 en 3.5 de voorkeursgrenswaarden en de hoogst toelaatbare geluidsbelastingen op de buitengevel volgens de nieuwe Wgh vermeld.

3.2 Wijziging dosismaat

Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai wordt met de wetswijziging overgestapt op de Europese dosismaat Lden. In de Wet wordt de nieuwe dosismaat Lden aangeduid met “dB”, de oude dosismaat Letm wordt als voorheen aangeduid met “dB(A)”. Beide dosismaten zijn “A-gewogen”, dat wil zeggen overeenkomend met de gevoeligheid van het menselijk gehoor.

De geluidsbelasting in Lden wordt bepaald als gemiddelde op jaarbasis over de dag-, avond- en nachtperiode, in plaats van de hoogste van de drie (bij wegverkeer twee) etmaalperioden.

Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de verdeling van de verkeersintensiteiten over het etmaal, binnen een zekere bandbreedte, constant is. Daarmee komt de geluidsbelasting in dB in getalswaarde gemiddeld 2 dB lager uit dan voorheen in dB(A). Om de nieuwe dosismaat zo beleidsneutraal mogelijk in te voeren, zijn daarom in de nieuwe Wet geluidhinder ook alle normen met 2 dB verlaagd. Een voorkeursgrenswaarde die in de oude Wet 50 dB(A) was, is nu dus 48 dB geworden. Voor alle duidelijkheid: dit is dus geen inhoudelijke aanscherping van de norm.

Overigens is de dag-avond-nachtverhouding van de verkeersintensiteiten niet voor alle wegen en spoorwegen hetzelfde. Het conversieverschil is dus niet altijd 2 dB. Volgens artikel 110h van de nieuwe Wet geluidhinder wordt een geldende hogere waarde (uitgedrukt in dB(A)) omgerekend in een nieuwe waarde (uitgedrukt in dB) volgens een methode die wordt vastgelegd in een Ministeriële Regeling. Deze methode houdt in dat de conversie niet leidt tot een feitelijke versoepeling of aanscherping van die hogere waarde. Als bijvoorbeeld in een concreet geval de omrekening van Letm in Lden leidt tot een 3 dB lagere getalswaarde, wordt de hogere waarde met 1 dB verlaagd. Deze omrekenmethode geldt niet voor woningen waarvoor de voorkeurswaarde van kracht is.

Voor industrielawaai is, met uitzondering van de bepaling betreffende de geluidskartering o.b.v. de Europese richtlijn Omgevingslawaai, Lden niet ingevoerd, er wordt als voorheen gewerkt met de dosismaat Letm in dB(A).

3.3 Wegverkeerslawaai

Op grond van de wijziging van de Wet geluidhinder, kan voor de gemeente Zutphen worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) voor het aspect wegverkeerslawaai akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij voor woningen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB in acht moet worden genomen doch waarbij de hoogst toelaatbare gevelbelasting als volgt bedraagt:

  • NIEUWE WONING/BESTAANDE WEG

    HOOGST TOELAATBARE GEVELBELASTING

    nieuw te bouwen woningen

    stedelijk 63 dB

    buitenstedelijk 53 dB

    nieuw te bouwen agrarische bedrijfswoning

    stedelijk n.v.t.

    buitenstedelijk 58 dB

    vervangende nieuwbouw

    stedelijk 68 dB

    langs autosnelweg 63 dB

    buiten bebouwde kom 58 dB

    BESTAANDE WONING / NIEUWE WEGAANLEG

    bestaande woningen

    stedelijk 63 dB

    buitenstedelijk 58 dB

    gelijktijdig met wegaanleg te bouwen woning

    stedelijk 58 dB

    buitenstedelijk 53 dB

    Ingeval van reconstructie gelden de volgende waarden:

    SITUATIE WONING/WEG

    VOORKEURS-GRENSWAARDE

    HOOGST TOELAATBARE GEVELBELASTING

    heersende geluidsbelasting < 48 dB

    48 dB

    -

    eerder is een hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB

    laagste van:

    heersende waarde vóór reconstructie of hogere vastgestelde waarde

    stedelijk: 63 dB

    buitenstedelijk 58 dB

    niet eerder is een hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB

    de heersende waarde vóór reconstructie

    stedelijk: 63 dB

    buitenstedelijk 58 dB

    Ingevolge de Wgh en het Besluit geluidhinder kan voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen het volgende samenstel aan grenswaarden worden afgeleid:

    SITUATIE

    VOORKEURS-GRENSWAARDE

    HOOGST TOELAATBARE GEVELBELASTING

    Andere geluidsgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen

    48 dB

    onderwijsgebouwen, zieken- of verpleeghuizen:

    buitenstedelijk gebied 58 dB

    stedelijk gebied 63 dB,

    andere gezondheidszorggebouwen en woonwagenstandplaatsen 53 dB

    Andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen

    53 dB

    58 dB

    Ingeval van reconstructies gelden de volgende waarden:

    SITUATIE

    VOORKEURS-GRENSWAARDE

    HOOGST TOELAATBARE GEVELBELASTING

    Geluidsbelasting voor reconstructie is niet hoger dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) en niet hoger dan 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen)

    48 dB respectievelijk 53 dB

    Verhoging maximaal 5 dB

    Nog niet eerder was hogere waarde vastgesteld dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) of 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen) maar heersende geluidsbelasting is wel hoger

    De heersende waarde

    Verhoging maximaal 5 dB en indien heersende waarde niet hoger dan 53 dB: 58 dB dan wel 63 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk respectievelijk stedelijk gebied, 53 dB voor andere gezondheidszorggebouwen, indien heersende waarde wel hoger dan 53 dB: 68 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen en 58 dB voor andere gezondheidszorggebouwen

    Eerder was hogere waarde vastgesteld dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) of 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen) en heersende geluidsbelasting is ook hoger

    Laagste van de heersende waarde of de eerder vastgestelde waarde

    Verhoging maximaal 5 dB en maximaal tot hierboven genoemde waarden dan wel, indien eerdere hogere waarden dan die waarden zijn vastgesteld, die eerder vastgestelde waarden

    Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting aan de grens van geluidsgevoelige terreinen kunnen hogere waarden dan de hiervoor genoemde worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging als gevolg van de reconstructie niet meer mag bedragen dan 5 dB en de waarde niet hoger mag worden vastgesteld dan 53 dB voor woonwagenstandplaatsen en 68 dB voor andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

3.4 Railverkeerslawaai

Voor het aspect railverkeerslawaai (doorgaand spoor geen emplacement) kan voor de gemeente Zutphen worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij de volgende systematiek van voorkeursgrenswaarden en ten hoogst toelaatbare gevelbelastingen in acht moet worden genomen:

  • SITUATIE

    VOORKEURSGRENSWAARDE

    TEN HOOGSTE TOELAATBARE GELUIDSBELASTING

    Woningen

    55 dB

    68 dB

    Andere geluidsgevoelige gebouwen

    53 dB

    68 dB

    Geluidsgevoelige terreinen

    55 dB

    63 dB

3.5 Industrielawaai

Voor het aspect industrielawaai kan voor de gemeente Zutphen worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij de hierna genoemde systematiek van voorkeursgrenswaarden en ten hoogst toelaatbare gevelbelastingen in acht moet worden genomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar bestaande zones (die kunnen worden gewijzigd dan wel waarin woningbouw c.a. kan worden gerealiseerd) of nieuwe zones (die zich kunnen uitstrekken over aanwezige of geprojecteerde woningen c.a.).

Voor bestaande zones geldt het volgende overzicht:

  • SITUATIE

    VOORKEURSGRENSWAARDE

    TEN HOOGSTE TOELAATBARE GELUIDSBELASING

    Nieuw te bouwen woningen

    50 dB(A)

    55 dB(A)

    Andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen

    50 dB(A)

    55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen en andere gezondheidszorggebouwen,

    60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen

    Vervangende nieuwbouw woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen

    50 dB(A)

    60 dB(A) voorzover niet eerder een hogere waarde was vastgesteld, anders 65 dB(A)

    Bij wijziging zone, in geval van reeds eerder vastgestelde hogere waarde

    De eerder vastgestelde hogere waarde

    Verhoging met maximaal 5 dB(A) tot maximaal 55 dB(A) voor geprojecteerde woningen en 60 dB(A) voor bestaande woningen

    Bij wijziging zone, in geval niet reeds eerder hogere waarde was vastgesteld

    50 dB(A)

    55 dB(A) voor geprojecteerde woningen

    60 dB(A) voor bestaande woningen

    Bij eerste zonevaststelling geldt het volgende overzicht:

    SITUATIE

    VOORKEURSGRENSWAARDE

    TEN HOOGSTE TOELAATBARE GELUIDSBELASING

    Geprojecteerde woningen

    50 dB(A)

    55 dB(A)

    Woningen aanwezig of in aanbouw

    50 dB(A)

    60 dB(A)

    Andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen

    50 dB(A)

    55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen en andere gezondheidszorggebouwen,

    60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen

3.6 Binnenniveaus

Bij het vaststellen van hogere waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gelden ook grenswaarden voor het niveau binnen. In het algemeen geldt dat deze waarden 35 dB(A) dan wel 33 dB bedragen voor woningen, hetgeen voor nieuw te bouwen woningen op grond van de Woningwet bij het verlenen van de bouwvergunning moet worden gezekerd. De specifieke grenswaarden voor de overige gevallen zijn beschreven in bijlage 2.

3.7 Dove gevel

De Wgh kent reeds enkele jaren het begrip “dove gevel”, dat is een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en welke een zekere geluidswering dient te bezitten. Ingeval een geluidsgevoelige bestemming van een dergelijke gevel is voorzien, behoeft voor die gevel niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh.

Met de wijziging van de Wgh wordt het begrip “dove gevel” verruimd, er mag nu ook sprake zijn van een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. De toelichting op de wetswijziging noemt een nooduitgang als voorbeeld.

Relevant in dit kader is ook dat met het uitkomen van de nieuwe Handreiking Industrielawaai (de opvolger van de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening) die door het ministerie van VROM in het eerste kwartaal van 2007 is voorzien, de toepassing van de “dove gevel” ook voor industrielawaai wordt mogelijk gemaakt. De Raad van State oordeelde eerder dat dit niet mogelijk was omdat het begrip “dove gevel” uitsluitend in de Wet geluidhinder werd genoemd en niet in de Wet milieubeheer. Met de nieuwe Handreiking Industrielawaai wordt hieraan tegemoet gekomen.

4 Beleid van de gemeente Zutphen

4.1 Algemeen

In paragraaf 4.2 is het principe van bron-, overdracht- en ontvangermaatregelen beschreven. De paragrafen 4.3 en 4.5 geven de criteria weer waaraan getoetst moet worden bij hogere geluidswaarden en waarbij wel van de voorkeursgrenswaarde kan worden afgeweken. Paragraaf 4.3 beschrijft de criteria die hetzelfde zijn gebleven (oude en nieuwe Wgh). Paragraaf 4.4 beschrijft waarom de criteria uit de oude Wgh opnieuw zijn opgenomen. Paragraaf 4.5 geeft een deel van de criteria uit de oude Wgh weer en beschrijft ook welke criteria niet meer zijn opgenomen. Ten slotte geven de paragrafen 4.6 en 4.7 het beleid weer bij dove gevels en bij cumulatie.

4.2 Bron-overdracht-ontvanger

Bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidshinder legt de Wet geluidhinder van oudsher prioriteit bij maatregelen aan de bron, zoals bijvoorbeeld toepassing van stille wegdekken, een vrachtwagenverbod of verlaging van de maximumsnelheid. Als daar onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer, wallen of schermen in aanmerking. Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger zoals bijvoorbeeld gevelisolatie overwogen. De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidsniveau bloot te stellen. Dit leidt tot een efficiënt gebruik van de ruimte. De aandacht voor dit leidende principe is een wezenlijk element van de Wet geluidhinder. In de afbeelding hieronder is het principe nog eens aangegeven.

Afbeelding Bron-overdracht-ontvanger

4.3 Criteria voor hogere geluidswaarden

In de regel wordt door of namens de initiatiefnemer van het bestemmingsplan, bouwplan, of de aanleg/reconstructie van een weg of spoorweg in de voorbereidende fase een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit akoestisch onderzoek zal blijken of de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Als dit het geval is dan dient een procedure hogere grenswaarde doorlopen te worden. Het akoestisch onderzoek geeft inzicht in de geluidsbelasting voor het maatgevende jaar (10 jaar na vaststelling bestemmingsplan volgens Wgh). Ook geeft het onderzoek inzicht of er bronmaatregelen, en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de toekomstige geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde te beperken. Als het geluidsniveau niet tot de voorkeursgrenswaarde kan worden teruggebracht dan dient dat voldoende gemotiveerd te worden. Volgens de nieuwe Wet geluidhinder is het college van burgemeester en wethouders nu bevoegd in plaats van Gedeputeerde Staten van de provincie, om een hogere geluidsbelasting vast te stellen. In de wet zijn criteria opgenomen op grond waarvan het college van de voorkeursgrenswaarde kan afwijken.

De criteria als doelmatig, stedenbouwkundig, verkeers- of vervoerskundig, landschappelijk of financieel blijven ook in de nieuwe wet van toepassing en zijn ter verduidelijking hieronder beschreven.

Doelmatig

Dit criterium wordt veel gebruikt bij geluidsschermen. Het aantal woningen met de verminderde geluidniveaus wordt vergeleken met de kosten van de schermen. Als de kosten te hoog zijn in vergelijking met de geluidreductie bij de woningen dan is het niet doelmatig.

Stedenbouwkundige aspecten

De vraag wanneer er sprake is van bezwaren van stedenbouwkundige aard, kan niet eenduidig worden beantwoord. Het realiseren van overdrachtsmaatregelen zoals bijvoorbeeld een geluidsscherm langs een gemeentelijke weg in een stadscentrum zal al snel als bezwaarlijk worden gezien. Vaak is daar geen ruimte voor, past een dergelijk scherm niet in een stedelijke omgeving en/of willen bewoners dergelijke maatregelen niet in verband met de belemmering van het uitzicht. Als de aanvrager kan aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is en dat de bebouwing niet anders gesitueerd kan worden, dan is het mogelijk om op basis van stedenbouwkundige argumenten en locatiespecifieke kenmerken een hogere grenswaarde aan het college van burgemeester en wethouders te vragen.

Landschappelijke aspecten

Overdrachtsmaatregelen buiten de bebouwde kom kunnen in verband met bijvoorbeeld doorsnijdingen in het landschap en esthetische aspecten bezwaarlijk zijn. Vaak zal het relevant zijn dat een deskundige op de onderdelen landschap, flora en fauna de overdrachtsmaatregelen toetst.

Verkeers- of vervoerskundige aspecten

Overwegingen van verkeers- of vervoerskundige aard hebben onder meer betrekking op maatregelen die het aantal verkeersbewegingen op een weg beïnvloeden. Te denken valt bijvoorbeeld aan verkeersbesluiten die voor vermindering van de verkeersintensiteiten en daardoor ook de geluidsbelasting zorgen. Dit is vaak niet eenvoudig omdat dit voor een ander deel van de gemeente voor een verslechtering kan zorgen. De consequenties van dergelijke besluiten dienen dan ook voor een groter gebied door een verkeersdeskundige en een geluiddeskundige onderzocht te worden. Tevens dienen de besluiten te passen binnen de systematiek van het Verkeers Circulatie Plan. Ook kunnen overdrachtsmaatregelen (geluidsschermen binnen de bebouwde kom bijvoorbeeld) tot verkeersonveiligheid leiden.

Financiële aspecten

Overwegingen van financiële aard betreffen veelal de afweging tussen (de kosten van) het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen en het accepteren (aanvragen van) een hogere grenswaarde: het zal bijvoorbeeld, naarmate het om een groter aantal woningen gaat eerder financieel acceptabel zijn om schermen te realiseren dan ingeval er slechts sprake is van een enkele woning. Ook bronmaatregelen als stil asfalt kunnen i.v.m. financiële aspecten niet opwegen tegen kosten van gevelisolatie als er slechts een gering aantal woningen geïsoleerd dient te worden. Er zijn in het kader van de sanering van bestaande situaties weliswaar toetsingsbedragen ontwikkeld welke bij de keuze voor saneringsmaatregelen een rol spelen, doch in nieuwe situaties zullen veelal geheel andere factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld de aard van het gebied waar de woningen in zijn gelegen of komen te liggen: in stedelijk gebied zal eerder een hoger geluidsniveau aanvaardbaar zijn dan in een landelijk gebied. Anders dan saneringssituaties (weg en woning zijn beide aanwezig) heeft elke situatie immers zijn specifieke kenmerken waarvoor geen generiek criterium kan worden ontwikkeld. Van geval tot geval zal de afweging tussen de kosten van geluidmaatregelen en het verzoeken om hogere grenswaarden moeten worden gemaakt.

Belangrijk is in ieder geval dat uit het akoestisch onderzoek naar voren komt wat de kosten van mogelijke geluidmaatregelen zijn en welke afweging er wordt gemaakt om deze wel of niet te (laten) treffen. Als het initiatief van het project bij de gemeente ligt en er zijn geluidmaatregelen noodzakelijk, dan dient hiermee in de bestemmingsplanexploitatie rekening te worden gehouden.

4.4 Overwegingen

Met de wijziging van de Wgh verkrijgen gemeenten meer beleidsvrijheid om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting) te opereren. In de gemeente Zutphen is tot op heden echter gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur (toetsing van de criteria) niet tot problemen heeft geleid. Het is mogelijk gebleken zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen t.a.v. het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen. Ook geeft de beleidsregel consistentie op het tot nu toe gevoerde beleid. Ten slotte geeft het geluidsplan dat dit jaar wordt opgesteld een goed toetsingskader op de gewenste geluidsbelastingen per gebied. Tot die tijd is een beperkte verruiming van de criteria gewenst. In de volgende paragraaf is dan ook een deel van de oude criteria die volgens de nieuwe Wgh zouden vervallen opnieuw opgenomen. De paragraaf beschrijft situaties die van toepassing moeten zijn om hogere geluidsbelastingen toe te staan.

4.5 Beleidsregel

Burgemeester en wethouders van Zutphen stellen dan ook de hieronder opgenomen beleidsregel vast, welke grotendeels overeenkomt met de grenswaarden en criteria voor toepassing van ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen uit de oude Wet geluidhinder.

 

Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) zullen burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek uitvoeren dan wel de initiatiefnemer van een plan daartoe verplichten, gericht op het treffen van maatregelen t.b.v. het realiseren van de in het vorige hoofdstuk genoemde voorkeursgrenswaarden voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.

 

Daar waar toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal een hogere geluidsbelasting worden vastgesteld van maximaal de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals in deze beleidsregel is vastgelegd.

Burgemeester en wethouders zullen van deze hogere geluidsbelasting slechts onder voorwaarden gebruik maken. De voorwaarden zijn, afhankelijk van de geluidsbron, hieronder weergegeven (een toelichting van de voorwaarden is opgenomen in bijlage 3):

Wegverkeerslawaai:

Als gevolg van een aanwezige weg:

  • a.

    voor nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom, die

    • 1e.

      verspreid gesitueerd worden, of

    • 2e.

      ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

    • 3e.

      door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

    • 4e.

      ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing;

  • b.

    voor nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom, die

    • 1e.

      door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend -, of voor andere gebouwen of geluidsgevoelige objecten, of

    • 2e.

      ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

    • 3e.

      door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

    • 4e.

      ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing,

    • 5e.

      woningen die al zijn opgenomen in een wijkontwikkelingsplan of ruimtelijk ordeningsplan.

Als gevolg van de aanleg of reconstructie van een nieuwe weg:

  • c.

    voor geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerde weg, voor zover die weg

    • 1e.

      een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen, of

    • 2e.

      een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg of reconstructie van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg.

Spoorweglawaai

Voor woningen, die

  • 1e.

    in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden, of

  • 2e.

    verspreid gesitueerd worden buiten de bebouwde kom, of

  • 3e.

    ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

  • 4e.

    ter plaatse gesitueerd worden ter vervanging van bestaande bebouwing, of

  • 5e.

    door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend - of voor andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen, of

  • 6e.

    door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen.

Industrielawaai

Ingeval

  • a.

    het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde benodigd is, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidsniveau vanwege het betrokken industrieterrein, of

  • b.

    de woningen ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

  • c.

    door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

  • d.

    de ligging van de geluidsbronnen op het betrokken industrieterrein zodanig is dat de geluidsbelasting, vanwege dit industrieterrein en vanwege andere geluidsbronnen, van ten minste één uitwendige scheidingsconstructie van elk van de woningen lager is dan of gelijk is aan 50 dB(A) (de zogenaamde geluidsluwe gevel), of

  • e.

    de woningen ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing, of

  • f.

    verspreid gesitueerd zijn of worden buiten de bebouwde kom.

Bovengenoemde criteria gelden naast woningen ook voor andere geluidsgevoelige gebouwen.

Voor de gemeente Zutphen geldt dat er geen woningen in een stads- of dorpvernieuwingsplan zijn opgenomen. Dit criterium is hierboven gewijzigd in “woningen die al zijn opgenomen in een wijkontwikkelingsplan of ruimtelijk ordeningsplan. Op grond van de oude Wet geluidhinder kon de provincie bij een geluidsbelasting van meer dan 55 dB(A) eisen stellen aan de indeling van de woningen. Dit stond op gespannen voet met de vrije indeelbaarheid die in de bouwregelgeving is opgenomen.

In de nieuwe Wet geluidhinder is dit artikel dan ook niet meer opgenomen. Om flexibiliteit bij indelingen te kunnen garanderen is de indelingseis dan ook niet meer als beleid in deze beleidsregel opgenomen. Daarnaast is voor industrielawaai onder f “verspreid gesitueerd zijn of worden buiten de bebouwde kom” een extra situatie beschreven waarvoor een hogere geluidsbelasting kan gelden.

Aanvullend hierop wordt bij het vaststellen van hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai als eis gesteld dat tenminste één geluidsluwe gevel aanwezig moet zijn.

Voor de definitie van een geluidsluwe gevel wordt verwezen naar bijlage 3.

4.6 Dove gevel

De gemeente Zutphen wenst het gebruik van de zogenaamde “dove gevel” zoveel als mogelijk te vermijden. Daar waar dit niet anders kan, zal er voor de betreffende woning (en daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige bestemmingen) tenminste altijd één geluidsluwe gevel aanwezig moeten zijn, terwijl er naar gestreefd wordt het aantal “dove gevels” per woning tot maximaal één te beperken.

As een “dove gevel”onvermijdelijk is, zal er voor de betreffende woning of daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige bestemming tenminste altijd één geluidsluwe gevel aanwezig moeten zijn, terwijl er naar gestreefd wordt het aantal “dove gevels” per woning tot maximaal één te beperken.

4.7 Cumulatie

Bij de procedure hogere geluidswaarden hoeven de aangevraagde hogere geluidsniveaus volgens de Wgh niet gecumuleerd te worden. Bij het dimensioneren van gevelisolatie moet bij bijvoorbeeld wegverkeerslawaai wel rekening worden gehouden met cumulatie van de geluidsbelasting als gevolg van meerdere wegen. De aangevraagde hogere geluidsniveaus en de gecumuleerde geluidsniveaus worden beide op het aanvraagformulier vermeld. Wegen die dicht bij elkaar liggen worden indien zij de voorkeursgrenswaarden overschrijden en gelegen zijn binnen de zone van de weg wel bij elkaar opgeteld en op basis van deze cumulatie wordt de gevelisolatie bepaald. Recente uitspraken van de Raad van State benadrukken echter dat de cumulatie van de geluidsniveaus ook inzichtelijk gemaakt moet worden voor bijvoorbeeld wegverkeer, railverkeer en industrielawaai.

Afbeelding cumulatie

Ter beoordeling van de mogelijk optredende hinder als gevolg van de cumulatie van meerdere geluidsniveaus, wordt de gewogen gecumuleerde geluidsbelasting berekend en beoordeeld overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, zie bijlage 4. Ter bepaling van de benodigde gevelisolatie wordt daar waar relevant de ongewogen gecumuleerde geluidsbelasting (energetische sommatie per octaafband) gebruikt bij het dimensioneren van de gevelisolatie. Cumulatie heeft overigens alleen betrekking op één gevel van de woning en niet op alle gevels rondom de woning.

Daar waar sprake is van cumulatie, wordt de hinder (gewogen gecumuleerde geluidsbelasting) bepaald en beoordeeld volgens de methode uit het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, terwijl bij het dimensioneren van de gevelisolatie met de ongewogen geluidsbelasting rekening wordt gehouden 

4.8 Schematisch overzicht

In bijlage 5 is een schematisch overzicht opgenomen van de mogelijke situaties, grenswaarden en criteria (zie ook de toelichting in bijlage 3) zoals die op grond van de beleidsregel voor woningen gelden. Voor andere geluidsgevoelige objecten en bestemmingen wordt verwezen naar de samenvattende overzichten in hoofdstuk 3.

5 Procedures en administratieve organisatie

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft de bevoegdheden van de gemeente en de provincie Gelderland bij hogere geluidswaarden. Ook zijn de procedures en de koppeling met ruimtelijke ordeningsprocedures beschreven. Hierna volgt een beschrijving van de stukken die bij een aanvraag hogere geluidswaarden gevoegd dienen te worden. Ten slotte zijn de activiteiten van de afdelingen Milieu, REO en WWG bij de hogere waarden procedure beschreven.

5.2 Bevoegdheden college van burgemeester en wethouders

In artikel 110a Wgh is aangegeven wie er bevoegd is tot het vaststellen van een hogere grenswaarde.

Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. In afwijking hiervan zijn, indien ten behoeve van een activiteit in meer dan één gemeente een hogere waarde voor de bij of krachtens de wet genoemde ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dient te worden vastgesteld, burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen deze activiteit zal worden uitgevoerd bevoegd een hogere waarde vast te stellen.

Cumulatie

Indien er sprake is van cumulatie van geluid van meerdere geluidsbronnen stellen burgemeester en wethouders slechts hogere geluidswaarden vast voorzover de gecumuleerde geluidsbelastingen naar hun oordeel niet leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting.

Hogere geluidswaarden op geluidgevoelige objecten buiten de gemeentegrenzen

In artikel 110b Wgh is geregeld dat er, indien een activiteit tot gevolg heeft dat voor een woning, voor een ander geluidsgevoelig gebouw of voor een geluidsgevoelig terrein gelegen buiten de grenzen van de gemeente binnen wier grenzen de activiteit wordt uitgevoerd een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde ten hoogste toelaatbare waarde dient te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders gaan hiertoe slechts over na overleg met burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen de woning, het andere geluidsgevoelige gebouw of geluidsgevoelige terrein is gelegen.

Railverkeerslawaai

Bij wijziging aan het spoor dan wel nieuw spoor in het kader van een bestemmingsplan, laten burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek instellen en stellen zij hogere grenswaarden vast. Tot aanleg of wijziging van een spoorweg, anders dan via een vastgesteld of herzien bestemmingsplan of een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 WRO, wordt, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een besluit van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een hogere grenswaarde, genomen naar aanleiding van een door de spoorwegexploitant aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een door hem ingesteld akoestisch onderzoek. ProRail is derhalve niet bevoegd tot het vaststellen van hogere grenswaarden, zij kan daar wel om verzoeken.

5.3 Bevoegdheden Gedeputeerde Staten

Als er sprake is van de aanleg (of wijziging van een hoofdspoorweg of de aanleg) of reconstructie van een weg in beheer bij de provincie dan zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de weg (of spoorweg) is gelegen bevoegd tot vaststelling van de hogere waarde. Ter verduidelijking geldt dat voor nieuwe woningen langs provinciale wegen wel een hogere waarde door het college van burgemeester en wethouders dient te worden vastgesteld. Met de provincie is afgesproken dat de door de gemeente verleende beschikkingen ook naar de provincie worden verzonden.

5.4 Procedurele aspecten hogere waarden versus bestemmingsplan/artikel 19 WRO

In artikel 110c Wgh is bepaald dat op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een hogere waarde de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing is, met dien verstande dat indien burgemeester en wethouders bevoegd zijn de hogere waarde vast te stellen en het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd. Wanneer het besluit verband houdt met de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan het ontwerp van het besluit gedurende minimaal twee weken ter inzage worden gelegd. Belangrijk blijft dat de vaststelling/beschikking voor de hogere waarden niet later genomen mag worden dan de vaststelling van het bestemmingsplan.

In de navolgende tabel is een overzicht van de procedure met de wettelijke termijnen opgenomen.

Tabel: Overzicht procedure en termijnen

Actie

Termijn procedure Hogere Geluidswaarden

Werkzaamheden gemeente

Verzoek hogere waarden

Door afdeling REO en WWG en externe partijen

Ontvangstbevestiging

Zo spoedig mogelijk

Afdeling Milieu

Verlenging van de wettelijke termijn van 6 maanden (bijvoorbeeld bij onvolledige aanvragen)

Binnen 8 weken na de ontvangst van de aanvraag

Brief aan aanvrager met hersteltermijn

Ter inzage ontheffingaanvraag en ontwerpbeschikking

6 weken

Afdeling Milieu stelt ontwerpbeschikking op en legt deze ter inzage. Tijdens de ter inzage termijn zal bij gebleken belangstelling een hoorzitting worden gehouden. Ontwerp bestemmingsplan/artikel 19 WRO en ontwerp hogere geluidswaarden moeten tegelijkertijd ter inzage worden gelegd. Eventueel een inspraakrapport over ingediende zienswijzen (alleen belanghebbenden).

College van b&w neemt besluit

Binnen 6 maanden na ontvangst aanvraag (tenzij aanvullende informatie is gevraagd opschorten termijn)

Toezenden beschikking aan aanvrager en belanghebbenden.

Beroep bij Raad van State

Binnen 6 weken na verzending besluit

I.g.v. samenloop met bestemmingsplan of art. 19 procedure: termijn vangt aan gelijktijdig met beroepstermijn in die procedures (beslissing GS)

5.5 Kadastrale registratie

In artikel 110i lid 1 Wgh ten slotte is bepaald dat burgemeester en wethouders een door hen genomen onherroepelijk geworden besluit, houdende een beslissing tot het vaststellen van een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde voorkeursgrenswaarden, zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers (kadaster), bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van dat wetboek is niet van toepassing (geen beroep bij onvolledigheid van de registers). Artikel 110i lid 1 Wgh is van overeenkomstige toepassing als een besluit tot vaststelling van een hogere waarde, ingevolge een besluit of uitspraak in rechte waarbij dat besluit is ingetrokken of gewijzigd, of anderszins zijn waarde heeft verloren, in die zin dat op grond van de betrokken mededeling van het bestuursorgaan de vermelding van de desbetreffende korte aanduiding in de kadastrale registratie wordt verwijderd bij de betrokken percelen.

De besluiten dienen (zodra de betreffende kadastrale aanduiding bekend is) in tweevoud aan het kadaster te worden aangeleverd, waarvoor door het kadaster enkele specifieke vormvereisten zijn gesteld. Eén exemplaar wordt door het kadaster met het “relaas” (bewijs) van inschrijving geretourneerd.

5.6 Bedenkingen tegen de beschikkingen

De afdeling Milieu van de gemeente handelt nu de bedenkingen tegen de ontwerpbeschikkingen af. Na het definitieve besluit van de gemeente kan beroep worden ingediend bij de Raad van State. Dit geldt ook voor het geven van motivatie bij beroepszaken die bij de Raad van State worden ingediend. Omdat in eerdere situaties de gemeente toch ook al partij was en gezien het relatief geringe aantal te verwachten beroepszaken per jaar, zal dit naar verwachting leiden tot een geringe toename van het aantal uren voor de afdeling Milieu.

5.7 De inhoud van het verzoek om hogere waarden

In het Besluit geluidhinder is in artikel 5.4 het volgende geregeld:

  • 1.

    Het verzoek om een hogere waarde en het ontwerp van een verzoek bevatten ten minste:

    • a.

      de verzochte hogere waarde;

    • b.

      de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen;

    • c.

      de resultaten van het akoestisch onderzoek;

    • d.

      een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, vanwege de weg of vanwege de spoorweg, binnen de woning of andere geluidsgevoelige gebouwen bij gesloten ramen meer bedraagt dan de waarde als bedoeld in de betreffende artikelen van de wet onderscheidenlijk in de betreffende artikelen uit het Besluit.

  • 2.

    Het verzoek gaat vergezeld van een of meer kaarten met bijbehorende verklaring. Met betrekking tot deze kaart of kaarten is artikel 16 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van "plan" telkens gelezen wordt: "verzoek". De kaart of kaarten geven bovendien de ligging weer van aanwezige of toekomstige geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74, 106b, 108 en 25a van de Luchtvaartwet, alsmede de in die zones voorkomende gebieden waarvoor met het oog op de geluidsbelasting toepassing is gegeven aan artikel 8.5, derde lid, van de Wet luchtvaart en de in die zones voorkomende gebieden, aangewezen overeenkomstig artikel 1.2, tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheer, voor zover de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarop het verzoek betrekking heeft, binnen zodanige zones of gebieden zijn of worden gesitueerd.

  • 3.

    Degene die op grond van artikel 110a van de Wgh of artikel 4.16 bevoegd is tot het vaststellen van een hogere waarde kan van de verzoeker nadere toelichting, tekeningen en kaarten verlangen, indien hij deze noodzakelijk acht voor de beoordeling van het verzoek.

Het aanvraagformulier voor hogere grenswaarden is opgenomen in bijlage 6.

5.8 Activiteiten gemeentelijke afdelingen bij hogere geluidswaarden procedures

Ten behoeve van een juiste en een zuivere belangenafweging volgt hieronder de beschrijving van de activiteiten van de afdelingen Milieu, REO en WWG bij een procedure voor hogere geluidswaarden:

  • 1.

    Binnen de gemeentelijke organisatie worden verzoeken voor hogere waarden ingediend door de afdelingen REO en WWG. Daarnaast blijft het mogelijk dat externe partijen (bijvoorbeeld projectontwikkelaars en inwoners) verzoeken indienen.

  • 2.

    Het hoofd van de afdeling Milieu wordt gemandateerd voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Het mandaat wordt in het besluit vastgelegd.

  • 3.

    De toetsing aan het beleid (technisch en juridisch) en de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken vindt door de afdeling Milieu plaats.

  • 4.

    Het opstellen en afgeven van beschikkingen vindt tevens door de afdeling Milieu plaats. In bijlage 7 is een format voor een ontwerpbesluit opgenomen. In bijlage 8 is een format voor de publicatie opgenomen.

BIJLAGE 1: DEFINITIES

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

voorkeursgrenswaarde:

de geluidsbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen waarbij sprake is van een goede geluidskwaliteit en die dan ook in alle gevallen moet worden nagestreefd.

 

hoogst toelaatbare gevelbelasting of ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting:

de geluidsbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen die blijkens de Wet geluidhinder onder voorwaarden maximaal aanvaardbaar is.

 

hogere grenswaarde:

een door het bevoegd gezag vastgestelde waarde voor de geluidsbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen, in het geval de voorkeursgrenswaarde niet kan worden behaald, en welke waarde nimmer hoger kan zijn dan de hoogst toelaatbare gevelbelasting of ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

 

In de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

andere geluidsgevoelige gebouwen:

  • 1°.

    onderwijsgebouwen;

  • 2°.

    ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • 3°.

    bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2º;

een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van deze wet geen deel uit van een onderwijsgebouw;

 

bebouwde kom: bebouwde kom, vastgesteld krachtens de Wegenverkeerswet 1994;

 

bouwvergunning: bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet;

buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;

 

equivalent geluidsniveau: gemiddelde – te bepalen op een door Onze Minister krachtens toepassing van artikel 110d aangegeven wijze – van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld volgens de door Onze Minister krachtens toepassing van dat artikel gestelde regels;

 

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een industrieterrein: hoogste van de volgende drie waarden:

  • de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00 - 19.00 uur (dag);

  • de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00 - 23.00 uur (avond);

  • de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00 - 07.00 uur (nacht);

 

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een weg: hoogste van de volgende twee waarden:

  • 1°.

    de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00 - 19.00 uur (dag);

  • 2°.

    de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00 - 07.00 uur (nacht);

 

geluid: met het menselijk gehoor waarneembare luchttrillingen;

 

geluidhinder: gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid;

 

geluidsbelasting binnen een woning: geluidsbelasting binnen een geluidsgevoelige ruimte;

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

geluidsbelasting in dB: geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00 - 19.00 uur, van 19.00 - 23.00 uur en van 23.00 - 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

 

geluidsbelasting Lnight: geluidsbelasting op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 23.00 - 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 2, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

 

geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m²;

 

geluidsgevoelige terreinen:

    

  • 1°.

    bij algemene maatregel van bestuur aangewezen terreinen.

  • 2°.

    woonwagenstandplaatsen;

geluidsgevoelige terreinen (toelichting gemeente):

     1°. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen terreinen. Terreinen die behoren bij ziekenhuizen en verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg. Naast ziekenhuizen en verpleeghuizen vallen hieronder ook terreinen behorende bij huizen t.b.v. psychiatrische patiënten;

 

geluidsniveau in dB(A): gemeten of berekende geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A) overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie terzake opgestelde regels;

 

geluidsvermogen: hoeveelheid geluidsenergie die door een toestel of inrichting per tijdseenheid naar de omgevende lucht kan worden uitgestraald;

 

geprojecteerde weg: nog niet in aanleg zijnde weg, in de aanleg waarvan door een geldend bestemmingsplan wordt voorzien;

 

geprojecteerde woning of gebouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de bouwvergunning toelaat, maar deze nog niet is afgegeven;

 

gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

 

hoofdspoorweg: krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorweg, niet zijnde een spoorwegemplacement;

 

industrieterrein: terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit;

 

inrichting: inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer;

inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;

 

motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

 

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

 

reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd;

 

rijstrook: strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;

 

spoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart;

 

stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;

toestel: toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig daaronder niet begrepen;

 

weg: voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen of duikers;

 

wegaanlegger: opdrachtgever tot aanleg of reconstructie van een weg;

weg in aanleg: weg met de aanleg waarvan een begin van uitvoering is gemaakt;

 

wijziging van een spoorweg: wijziging met betrekking tot een aanwezige spoorweg, die verandering brengt in de omstandigheden welke ingevolge de regels die gelden bij de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege die spoorweg in acht genomen moeten worden en waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen hoger zal zijn dan 63 dB of, indien die berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar 63 dB of lager zal zijn maar hoger dan een bij algemene maatregel van bestuur aangegeven geluidsbelasting, uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting voorafgaand aan de wijziging zal toenemen met ten minste 3 dB;

 

woning: gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is;

 

woning of gebouw in aanbouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor de bouwvergunning is afgegeven;

 

woonwagenstandplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet.

 

In het Besluit geluidhinder is hierop aanvullend aangegeven:

Als andere gezondheidszorggebouwen als hiervoor bedoeld onder 3o, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    verzorgingstehuizen;

  • b.

    psychiatrische inrichtingen;

  • c.

    medisch centra;

  • d.

    poliklinieken, en

  • e.

    medische kleuterdagverblijven.

 

In artikel 1.1 onder e van het Besluit geluidhinder zijn als verblijfsruimten gedefinieerd:

  • 1.

    leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;

  • 2.

    onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • 3.

    onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • 4.

    theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

  • 5.

    ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

 

In artikel 1.1 zijn verder de volgende definities gegeven m.b.t. spoorweglawaai:

  • a.

    etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een spoorweg: hoogste van de volgende drie waarden:

    • 1.

      waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00-19.00 uur (dag),

    • 2.

      met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00-23.00 uur (avond),

    • 3.

      met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00-07.00 uur (nacht);

  • b.

    geluidsbelasting in dB(A) vanwege een spoorweg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

BIJLAGE 2: WETTELIJK KADER

ALGEMEEN

De wijziging van de Wet geluidhinder is, zoals in hoofdstuk 1 van deze beleidsregel reeds kort aangegeven, veelomvattend. Niet alle wijzigingen zijn van toepassing voor de gemeente Zutphen. Onderstaand worden die wijzigingen (c.q. resterende relevante wetteksten) nader beschreven op grond waarvan de gemeente Zutphen een beleidsregel vaststelt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

 

WEGVERKEERSLAWAAI

Algemeen

De omvang van de zones langs wegen is beschreven in artikel 74 van de (gewijzigde) Wgh. Artikel 76 geeft vervolgens aan dat:

 

  • -

    bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen [De definitie van andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen is opgenomen in artikel 1 van de Wgh almede het Besluit geluidhinder en als bijlage 1 bij deze beleidsregel gevoegd.] binnen die zone de waarden in acht worden genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, dan wel

  • -

    in afwijking hiervan bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht worden genomen, voor zover met toepassing van artikel 83, 85 of 100a voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.

 

Artikel 76a stelt daarnaast dat ook bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht worden genomen, die ingevolge de artikelen 82, 83, 85, 100 en 100a als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

 

Artikel 77 schrijft vervolgens voor dat bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, of bij het voorbereiden van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 76a, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek wordt ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen, vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge artikel 82 of artikel 100 als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

 

Grenswaarden

In artikel 82 van de Wgh is dan geregeld dat, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, voor woningen binnen een zone de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB is. Bij algemene maatregel van bestuur worden waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen een zone.

 

Artikel 83 stelt vervolgens dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde kan worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

Bij toepassing hiervan met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd, kan voor de aanwezige of te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.

Ook kan bij toepassing hiervan met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, voor de toekomstige geluidsbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is:

 

  • a.

    voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan;

  • b.

    voor zover het woningen in buitenstedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 58 dB niet te boven mag gaan.

 

Verder kan bij toepassing hiervan met betrekking tot in buitenstedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die ter plaatse noodzakelijk zijn vanwege de uitoefening van een agrarisch bedrijf, een hogere waarde worden vastgesteld die de waarde van 58 dB niet te boven mag gaan.

Ook kan bij toepassing hiervan met betrekking tot in het stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 68 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Daarnaast kan bij toepassing hiervan met betrekking tot binnen de bebouwde kom nog te bouwen woningen binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 63 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Tenslotte kan bij toepassing hiervan met betrekking tot buiten de bebouwde kom nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 58 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

 

In artikel 85 is geregeld dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, tweede lid, hogere dan de krachtens dat lid bepaalde waarden kunnen worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarden bij algemene maatregel van bestuur te stellen grenzen niet te boven mogen gaan. Bij deze maatregel kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

 

In het Besluit geluidhinder (de algemene maatregel van bestuur zoals in de hiervoor genoemde wetteksten is bedoeld) dat tegelijkertijd met de wijziging van de Wgh in werking zal treden, is in artikel 3.1 ten aanzien van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een weg, in geval van aanleg van deze weg of nog niet geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen of nog niet geprojecteerde geluidsgevoelige terreinen, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van woonwagenstandplaatsen binnen de zone van die weg, 48 dB en aan de grens van andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen geldt een waarde van 53 dB.

Verder stelt artikel 3.2 dat een krachtens artikel 85 van de wet vast te stellen hogere waarde dan de in artikel 3.1 genoemde waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een weg, niet hoger mag worden vastgesteld dan:

 

  • a.

    58 dB, indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk gebied;

  • b.

    63 dB, indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in stedelijk gebied;

  • c.

    53 dB, indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • d.

    53 dB, indien het betreft woonwagenstandplaatsen;

  • e.

    58 dB, indien het betreft andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

 

Reconstructies

In artikel 99 van de Wgh is ten aanzien van de reconstructie van wegen gesteld dat tot reconstructie van een weg, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone van die weg woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet wordt overgegaan dan in overeenstemming met een bestemmingsplan of een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de reconstructie voorziet dan wel met een besluit van burgemeester en wethouders, met overeenkomstige toepassing van artikel 81 genomen naar aanleiding van een door de wegbeheerder aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een met overeenkomstige toepassing van artikel 80 ingesteld onderzoek. Daarbij worden de waarden die ingevolge de artikelen 100, 100a en 100b als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, in acht genomen.

 

In artikel 100 van de Wgh is vervolgens aangegeven welke grenswaarden bij de reconstructie in acht moeten worden genomen: De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone is 48 dB, tenzij eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering, of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, dan geldt de laagste van de volgende twee waarden als de ten hoogste toelaatbare:

  • a.

    de heersende waarde;

  • b.

    de eerder vastgestelde waarde.

Verder geldt dat ingeval de weg op (…) aanwezig, in aanleg of geprojecteerd was en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone die op (…) aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren de heersende waarde.

 

In het Besluit geluidhinder is ten aanzien van de reconstructie van een weg in artikel 3.3 het volgende geregeld:

 

Behoudens het tweede en derde lid en artikel 3.4 is de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die weg 48 dB.

Ingeval eerder bij of krachtens de wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering, of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die weg, is vastgesteld dan 48 dB en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, geldt de laagste van de volgende twee waarden als de ten hoogste toelaatbare:

  • a.

    de heersende waarde;

  • b.

    de eerder vastgestelde waarde.

Ingeval de te reconstrueren weg op (… ) aanwezig, in aanleg of geprojecteerd was en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende geluidsbelasting hoger is dan 48 dB, geldt als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen die op (…) aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren binnen de zone van die weg, de heersende waarde.

Het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, met dien verstande dat voor andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen in die leden in plaats van “48 dB” telkens wordt gelezen: 53 dB.

 

Artikel 3.4 van het Besluit stelt verder:

  • 1.

    Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen, kan een hogere waarde dan de ingevolge artikel 3.3, eerste tot en met derde lid, geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat:

  • a.

    de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan en

  • b.

    ingeval voor het betrokken gebouw eerder bij of krachtens de wet een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld of, indien geen hogere waarde is vastgesteld en de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat, de waarde niet hoger mag worden gesteld dan:

    • 1°.

      58 dB, indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk gebied;

    • 2°.

      63 dB, indien het onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in stedelijk gebied;

    • 3°.

      53 dB, indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2.

  • 2.

    De krachtens het eerste lid, onder a, te stellen hogere waarde mag niet hoger worden gesteld dan:

  • a.

    68 dB indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen, en

  • b.

    58 dB indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2.

  • 3.

    In geval eerder bij of krachtens de wet, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering een hogere waarde dan de in het eerste en tweede lid genoemde waarden is vastgesteld, mag de krachtens het eerste lid vast te stellen hogere waarde niet hoger worden vastgesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

  • 4.

    Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de grens van geluidsgevoelige terreinen, kan een hogere waarde dan de ingevolge artikel 3.3, vierde lid, juncto eerste tot en met derde lid, geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat:

  • a.

    de verhoging 5dB niet te boven mag gaan, en

  • b.

    de waarde niet hoger mag worden gesteld dan:

    • 1°.

      53 dB, indien het betreft woonwagenstandplaatsen;

    • 2°.

      68 dB, indien het betreft andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

 

Binnenwaarden

Artikel 2.4 van het Besluit ziet op de vereiste binnenniveaus:

Indien door de toepassing van de artikelen 47, tweede lid, 54, 59, 65 of 66 van de wet voor de gevel van één of meer in aanbouw zijnde of aanwezige gebouwen binnen een zone rond een industrieterrein een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) als toelaatbaar is aangemerkt, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein,

  • a.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, 30 dB(A) niet te boven zal gaan, en

  • b.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, 35 dB(A) niet te boven zal gaan.

Artikel 2.5 van het Besluit vult daarop aan:

Artikel 111, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet is met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen en andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de met overeenkomstige toepassing van artikel 111, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet door burgemeester en wethouders te treffen maatregelen bevorderen, dat de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein,

  • a.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, 35 dB(A) niet te boven zal gaan, en

  • b.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, 40 dB(A) niet te boven zal gaan.

RAILVERKEERSLAWAAI

Algemeen

De (gewijzigde) Wgh kent een groot aantal artikelen met betrekking tot de aanleg of wijziging van een landelijke spoorweg en de daarbij door de rijksoverheid aan te houden grenswaarden. Daarnaast is in artikel 107 gesteld dat in het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder vanwege spoorwegen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, voor gevallen waarin geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk VI, afdeling 2a, of hoofdstuk VII, afdeling 2, omtrent de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen geregeld zijn in hoofdstuk VI, regels kunnen worden gesteld. Daarbij kunnen bepalingen van dat hoofdstuk van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Deze regels zijn opgenomen in het Besluit geluidhinder.

 

Zo is in artikel 4.1 van dit Besluit aangegeven dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg waarlangs de zone ligt, van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone, de waarden in acht worden genomen die ingevolge de artikelen 4.9 tot en met 4.14 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

In afwijking hiervan worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan hogere waarden in acht genomen, voor zover:

  • a.

    met toepassing van de artikelen 4.9 tot en met 4.14, voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld, dan wel

  • b.

    zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden redelijkerwijs met toepassing van de artikelen 4.9 tot en met 4.14 zullen worden vastgesteld.

Verder is aangegeven dat, tenzij bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de wijziging van een spoorweg, het voorgaande niet geldt, indien op het tijdstip van die vaststelling of herziening de spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan opgenomen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

 

In artikel 4.2 is daarnaast gesteld dat bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4 ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen en van andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht worden genomen, die ingevolge de artikelen 4.9 tot en met 4.14 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

 

Artikel 4.3 schrijft voor dat bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4 of bij de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 4.2, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek wordt ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de toekomstige zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de onder abedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 4.8 en 4.12 als de ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt, te boven zou gaan.

Verder is aangegeven dat indien wordt overwogen toepassing te geven aan de artikelen 4.9 tot en met 4.11 en 4.13 en 4.14 het akoestisch onderzoek tevens betrekking heeft op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Indien de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan of het besluit tot vrijstelling, daarbij betrekking heeft op een wijziging van een spoorweg, wordt tevens akoestisch onderzoek ingesteld naar de heersende waarde.

 

Grenswaarden

In artikel 4.8 van het Besluit geluidhinder is met betrekking tot de voorkeursgrenswaarden voor spoorweglawaai het volgende gesteld:

  • 1.

    Behoudens de artikelen 4.9, 4.12 en 4.13 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van woningen binnen de zone van die spoorweg 55 dB.

  • 2.

    Behoudens de artikelen 4.10, 4.12 en 4.14 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van de andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die spoorweg 53dB.

  • 3.

    Behoudens de artikelen 4.11, 4.12 en 4.14 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, aan de grens van binnen de zone van die spoorweg gelegen geluidsgevoelige terreinen 55 dB.

 

In de artikelen 4.9 tot en met 4.11 is aangegeven welke grenswaarden er gelden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een spoorweg: voor woningen 68 dB, voor andere geluidsgevoelige gebouwen 68 dB en voor geluidsgevoelige terreinen 63 dB.

 

Binnenwaarden

In artikel 4.24 van het Besluit geluidhinder is hieromtrent het volgende gesteld:

  • 1.

    Indien met toepassing van de artikelen 4.10, 4.13 of 4.14 met betrekking tot een gevel van een in aanbouw zijnde of aanwezige woning een hogere geluidsbelasting dan 55 dB vanwege de weg als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, binnen de woning bij gesloten ramen 35 dB niet te boven zal gaan.

  • 2.

    Indien de geluidsbelasting van de gevel van een woning op 1 juli 1987 hoger was dan 65 dB(A) onderscheidenlijk van de gevel van een ander geluidsgevoelig gebouw hoger was dan 60 dB(A) en voor die woning of dat ander geluidsgevoelig gebouw eerder een hogere waarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld bij of krachtens de wet en met betrekking tot de woning toepassing is gegeven aan de artikelen 4.13 of 4.14, treffen burgemeester en wethouders, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot de geluidwering van de gevels van de betrokken woning maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste de waarde bedraagt die ten tijde van de vaststelling van de eerste hogere waarde ten hoogste toelaatbaar was.

  • 3.

    Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing voor woningen waarbij maatregelen aan de gevel zijn getroffen ter uitvoering van artikel 13, zesde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer.

  • 4.

    Indien met toepassing van de artikelen 4.11 of 4.15 met betrekking tot een gevel van een in aanbouw zijnd of aanwezig ander geluidsgevoelig gebouw een hogere geluidsbelasting dan 53 dB als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, bij gesloten ramen:

    • a.

      binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, 28 dB niet te boven zal gaan, en

    • b.

      binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, 33 dB niet te boven zal gaan.

Aansluitend daarop staat in artikel 4.25 het volgende aangegeven:

  • 1.

    Indien Onze Minister toepassing heeft gegeven aan het artikel 4.16, tweede of derde lid, treffen burgemeester en wethouders de in het tweede lid beschreven maatregelen, indien:

    • a.

      ten minste één geluidsgevoelige ruimte binnen een woning, onderscheidenlijk ten minste één verblijfsruimte als genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, binnen een ander geluidsgevoelig gebouw een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB, of

    • b.

      ten minste één verblijfsruimte als genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, binnen een ander geluidsgevoelig gebouw een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 38 dB.

  • 2.

    De maatregelen ter uitvoering van het eerste lid hebben betrekking op de geluidwering van de gevel en bevorderen dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen:

    • a.

      in het eerste lid, onder a, bedoelde geval in geluidsgevoelige ruimten binnen de woning, onderscheidenlijk in verblijfsruimten als genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, binnen het andere geluidsgevoelige gebouw, 38 dB, dan wel een door burgemeester en wethouders doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB, niet te boven zal gaan;

    • b.

      in het eerste lid, onder b, bedoelde geval in verblijfsruimten als genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, binnen het andere geluidsgevoelige gebouw 33 dB, dan wel een door burgemeester en wethouders geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 38 dB, niet te boven zal gaan.

INDUSTRIELAWAAI

Algemeen

In artikel 40 e.v. is de regelgeving ten aanzien van nieuwe industrieterreinen opgenomen. Zo stelt artikel 40 dat, indien bij de vaststelling of een herziening van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein [Voor de definitie van industrieterrein, zie bijlage 1 bij deze beleidsregel.] ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

In artikel 42 is geregeld dat bij het voorbereiden van de vaststelling of wijziging van een zone, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek wordt ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen binnen de ontworpen zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen, vanwege het industrieterrein ten hoogste zou kunnen worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege het industrieterrein optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 44 en 47, eerste lid, als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

Indien daarnaast wordt overwogen toepassing te geven aan artikel 45, 46 of 47, tweede lid, heeft het akoestisch onderzoek tevens betrekking op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

 

Grenswaarden

In artikel 44 is de voorkeursgrenswaarde bij de eerste zonevaststelling opgenomen: De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone is, behoudens artikel 45, 50 dB(A).

In artikel 45 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan. Verder is aangeven dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

In artikel 46 is geregeld dat bij wijziging van een zone de ingevolge artikel 44 of 45 geldende waarde voor woningen in dat gebied kan worden gewijzigd. Daarbij is aangegeven dat een verhoging van deze waarde ten hoogste 5 dB(A) mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a.

    degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen om de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, van de gevels van woningen die door de wijziging van de zone dan wel herziening van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden te beperken en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder b, en

  • b.

    de waarde van wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

Verder is gesteld dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid als hiervoor bedoeld, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

 

Artikel 47 ziet op andere geluidsgevoelige bestemmingen dan woningen, waarbij is aangegeven dat daarvoor bij algemene maatregel van bestuur nadere regelgeving kan worden vastgesteld.

 

In artikel 48 is aangegeven wanneer grenswaarden in acht moeten worden genomen:

  • 1.

    Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling of herziening gaan of blijven behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 44, onderscheidenlijk 47, eerste lid, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

    • a.

      eerder bij of krachtens artikel 45, 46, 47, tweede lid, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld;

    • b.

      zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van de artikelen 45, 46 of 47, tweede lid, zullen worden vastgesteld.

  • 3.

    De artikelen 42 en 43 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, reeds behorende tot een krachtens artikel 40 vastgestelde zone.

 

In artikel 49 is aangegeven dat dit ook geldt bij de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

  • 1.

    Bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die bij of krachtens de artikelen 44 tot en met 47, de Experimentenwet Stad en Milieu alsmede de Interimwet stad-en-milieubenadering als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

  • 2.

    Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat lid in acht.

 

Artikel 51 handelt specifiek over vervanging van bestaande bebouwing:

Met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 47, eerste lid, kan in afwijking van artikel 48 een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

 

In Artikel 53 wordt nader ingegaan op reeds bestaande geluidszones rond industrieterreinen:

  • 1.

    Buiten een bestaande zone mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

  • 2.

    De op (…) geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen blijven gelden.

 

In artikel 51 worden de artikelen 41 tot en met 43 en 47 van overeenkomstige toepassing op het wijzigen of opheffen van een bestaande zone verklaard.

 

Artikel 55 ziet dan op de grenswaarden bij de wijziging van bestaande zones:

  • 1.

    Bij wijziging van een bestaande zone of bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling of herziening deel blijven uitmaken van de bestaande zone kan met betrekking tot de woningen in dat gebied, de waarde van de op grond van artikel 53, tweede lid, geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden gewijzigd.

  • 2.

    Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

  • 3.

    Een verhoging van de in het eerste lid bedoelde waarde mag ten hoogste 5 dB(A) bedragen, met dien verstande dat:

    • a.

      degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen om de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, van de gevels van woningen die door de wijziging van de bestaande zone dan wel herziening of vaststelling van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden te beperken en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder a of b, en

    • b.

      de waarde wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

  • 4.

    Bij wijziging van een bestaande zone, bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling of herziening deel gaan uitmaken van de bestaande zone, kan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen met betrekking tot geprojecteerde, aanwezige of in aanbouw zijnde woningen in dat gebied, een hogere waarde dan 50 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen de waarde 55 dB(A) en voor wat aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

In artikel 56 ziet op de grenswaarden bij andere geluidsgevoelige bestemmingen dan woningen, waarbij is aangegeven dat er bij algemene maatregel van bestuur nadere regelgeving kan worden gegeven.

Verder is hierin geregeld dat een verhoging van een eerder vastgestelde waarde ten hoogste 5 dB(A) mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a.

    degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen als bedoeld in artikel 113, met betrekking tot de andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die door de wijziging van de bestaande zone of herziening van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden, en

  • b.

    de waarde wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terrein betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezig of in aanbouw zijnde andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

In artikel 57 is vervolgens geregeld wanneer de grenswaarde in acht moeten worden genomen:

 

Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling of herziening gaan of blijven behoren tot een bestaande zone worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein

  • a.

    van de gevel van woningen, binnen de bestaande zone de waarden in acht genomen die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone golden. Voor ten tijde van de vaststelling van de bestaande zone binnen de zone aanwezige, in aanbouw of geprojecteerde woningen is dit de waarde 55 dB(A), tenzij op dat tijdstip de geluidsbelasting van bedoelde woningen lager of gelijk was aan 50 dB(A), in welke geval de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 50 dB(A) is. De vorige volzin geldt niet met betrekking tot ten tijde van de vaststelling van de bestaande zone binnen de zone aanwezige of in aanbouw zijnde woningen die op het bedoelde tijdstip reeds een hogere geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, ondervinden dan 55 dB(A).

  • b.

    van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone bij algemene maatregel van bestuur als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting werden aangemerkt.

In afwijking van het bovenstaande worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

  • a.

    deze gelden of zijn vastgesteld;

  • b.

    zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van artikel 55, eerste en tweede lid, zullen worden vastgesteld.

Verder is aangegeven dat de artikelen 42 en 43 van overeenkomstige toepassing zijn in geval van vaststelling of herziening van het bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, reeds behorende tot een bestaande zone.

 

Artikel 58 ziet op een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

  • 1.

    Bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die behoren tot een bestaande zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone, de waarden in acht genomen, die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone als de ten hoogste toelaatbare werden aangemerkt.

  • 2.

    Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat lid in acht.

 

Artikel 59 regelt specifiek de in acht te nemen grenswaarden voor nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen in zones:

1. Met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen en nog niet geprojecteerde woningen, zijn de artikelen 44 en 45 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de vast te stellen waarde 55 dB(A) niet te boven mag gaan.

2. Met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van binnen de zone nieuw aan te leggen geluidsgevoelige terreinen, is artikel 47 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 61 handelt specifiek over vervangende nieuwbouw:

Bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor een hogere waarde dan de ten hoogste toelaatbare waarde is vastgesteld, kan een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 65 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

 

In aanvulling op bovenstaande wetsartikelen is in het Besluit geluidhinder ten aanzien van industrielawaai het volgende opgenomen:

 

artikel 2.1

Behoudens artikel 2.2 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van dat industrieterrein en aan de grens van binnen de zone van dat industrieterrein gelegen geluidsgevoelige terreinen 50 dB(A).

 

artikel 2.2

Een krachtens de artikelen 47, tweede lid, 54 of 59 van de wet vast te stellen hogere waarde dan de in artikel 2.1 genoemde waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, mag niet hoger worden vastgesteld dan:

  • a.

    60 dB(A), indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen;

  • b.

    55 dB(A), indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • c.

    55 dB(A) indien het geluidsgevoelige terreinen betreft.

 

Binnenwaarden

In artikel 2.4 van het Besluit geluidhinder is hieromtrent het volgende gesteld:

Indien door de toepassing van de artikelen 47, tweede lid, 54, 59, 65 of 66 van de wet voor de gevel van één of meer in aanbouw zijnde of aanwezige gebouwen binnen een zone rond een industrieterrein een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) als toelaatbaar is aangemerkt, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein,

  • c.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, 30 dB(A) niet te boven zal gaan, en

  • d.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, 35 dB(A) niet te boven zal gaan.

Artikel 2.5 vult hierop aan:

Artikel 111, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet is met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen en andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de met overeenkomstige toepassing van artikel 111, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet door burgemeester en wethouders te treffen maatregelen bevorderen, dat de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein,

  • c.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, 35 dB(A) niet te boven zal gaan, en

  • d.

    binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, 40 dB(A) niet te boven zal gaan.

BINNENWAARDEN – ALGEMEEN VOOR AANWEZIGE OF IN AANBOUW ZIJNDE WONINGEN

Artikel 111 van de Wet geluidhinder stelt hieromtrent:

 

1. Indien met betrekking tot gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting, vanwege een industrieterrein, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste bedraagt:

a. ingeval met toepassing van artikel 63, tweede lid, een hogere geluidsbelasting dan 55 dB(A) als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld: 40 dB(A);

b. in andere gevallen: 35 dB(A).

2. Indien met betrekking tot gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege een weg, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels, ingeval het een weg betreft die na 1 januari 1982 is of wordt aangelegd en is opgenomen in een overeenkomstig de artikelen 76 en 77 vastgesteld bestemmingsplan, dan wel na dat tijdstip ingevolge een besluit, genomen met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81, is aangelegd, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt.

3. Indien met betrekking tot de gevels van woningen waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg op 1 maart 1986 hoger was dan 55 dB(A) en met toepassing van artikel 90, tweede lid, een hogere geluidsbelasting dan 48 dB, vanwege de weg als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt.

Artikel 111a vervolgt:

1. Indien met toepassing van artikel 87e, tweede lid of derde lid, 87f, vierde of vijfde lid, of 87h, derde lid, met betrekking tot de gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen voor de eerste maal een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege de hoofdweg of vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 55 dB vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen spoorwegen als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen in geval van geluidsbelasting vanwege wegen ten hoogste 33 dB, onderscheidenlijk vanwege spoorwegen ten hoogste 35 dB bedraagt.

2. Indien met toepassing van artikel 87g, derde tot en met zesde lid, of 87i, derde tot en met vijfde lid, met betrekking tot de gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege de hoofdweg of vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 63 dB vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen spoorwegen als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt.

3. Indien met toepassing van artikel 87e, zesde lid, 87f, achtste lid of 87h, zesde lid, met betrekking tot de gevels van andere geluidsgevoelige gebouwen voor de eerste maal een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege de hoofdweg of vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen spoorwegen, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen binnen:

a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen,

b. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen, bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 2°,

c. onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen, bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°, ten hoogste 28 dB bedraagt,

onderscheidenlijk binnen:

a. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen,

b. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 2°, ten hoogste 33 dB bedraagt.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien met toepassing van artikel 87g, negende lid of 87i, achtste lid, met betrekking tot de gevels van andere geluidsgevoelige gebouwen een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege de hoofdweg of vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen spoorwegen, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, met dien verstande dat in plaats van “28 dB”  wordt gelezen “38 dB” en in plaats van “33 dB” wordt gelezen: 43 dB.

5. Indien met toepassing van artikel 106d, tweede lid of derde lid, 106e, derde lid, of 106g, vierde of vijfde lid, met betrekking tot de gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen voor de eerste maal een hogere geluidsbelasting dan 55 dB vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen spoorwegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen in geval van geluidsbelasting vanwege spoorwegen ten hoogste 35 dB, onderscheidenlijk vanwege wegen ten hoogste 33 dB bedraagt.

6. Indien met toepassing van artikel 106f, derde tot en met vijfde lid, of 106h, derde tot en met zesde lid, met betrekking tot de gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 63 dB vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen spoorwegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt.

7. Indien met toepassing van artikel 106d, zesde lid, 106e, zesde lid of 106g, achtste lid, met betrekking tot de gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige andere geluidsgevoelige gebouwen voor de eerste maal een hogere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen spoorwegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen binnen:

a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen,

b. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen, bedoeld in artikel 106b, eerste lid, onder e, 2°,

c. onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen, bedoeld in artikel 106b, eerste lid, onder e, 3°,

ten hoogste 28 dB bedraagt, onderscheidenlijk binnen:

a. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen,

b. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen als bedoeld in artikel 106b, eerste lid, onder e, 2°, ten hoogste 33 dB bedraagt.

8. Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing, indien met toepassing van artikel 106f, achtste lid, of 106h, negende lid, met betrekking tot de gevels van andere geluidsgevoelige gebouwen een hogere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen spoorwegen, onderscheidenlijk een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, met dien verstande dat in plaats van “28 dB”  wordt gelezen “38 dB” en in plaats van “33 dB” wordt gelezen: 43 dB.

9. Indien met betrekking tot de gevels van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg op 1 maart 1986 hoger was dan 55 dB(A) en waarvoor met toepassing van artikel 87f, vierde, vijfde, zevende of achtste lid, of artikel 106g, vierde, vijfde, zevende of achtste lid, voor de eerste maal een hogere geluidsbelasting dan 48 dB, vanwege de weg als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels in afwijking van het eerste, derde, vijfde en zevende lid, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting:

a. binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt,

b. binnen de leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen, de onderzoeks- en behandelruimten van ziekenhuizen en verpleegtehuizen, bedoeld in 87b, eerste lid, onder e, 2°, en de onderzoeks, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen, bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder 3°, bij gesloten ramen ten hoogste 38 dB bedraagt, onderscheidenlijk

c. binnen de theorievaklokalen van onderwijsgebouwen en de ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten voor ziekenhuizen en verpleeghuizen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 2°, bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt.

10. Ingeval voor de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen eerder een hogere waarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels in afwijking van het eerste, derde, vijfde, zevende en negende lid, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, binnen de woning bij gesloten ramen na de aanpassing ten hoogste de waarde die voor de aanpassing van de weg ingevolge het bij of krachtens deze wet voor de onderscheiden situaties bepaalde, dan wel ingevolge het krachtens artikel 3 van de Woningwet bepaalde ten hoogste toelaatbaar was, bedraagt.

Artikel 112 van de Wet geluidhinder stelt in dit verband:

Indien met betrekking tot aanwezige of in aanbouw zijnde woningen toepassing is gegeven aan artikel 100a treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van de gevels van de betrokken woningen maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de weg, binnen de woning bij gesloten ramen na de reconstructie ten hoogste bedraagt:

a. ingeval voor de betrokken woningen bij de reconstructie voor de eerste maal een hogere waarde dan 48 dB, voor de geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, is vastgesteld: 33 dB;

b. ingeval voor de betrokken woningen eerder een hogere waarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld: de waarde die voor de reconstructie ingevolge het bij of krachtens deze wet voor de onderscheiden situaties bepaalde, dan wel ingevolge het krachtens artikel 3 van de Woningwet bepaalde ten hoogste toelaatbaar was.

 

DOVE GEVEL

In artikel 1 van de Wet geluidhinder is het begrip gevel als volgt gedefinieerd:

gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

Artikel 1b onder 5 van de Wet geluidhinder luidt als volgt:

In afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan:

  • a.

    een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede

  • b.

    een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

 

De in dit artikellid genoemde uitzondering op het begrip gevel, wordt ook wel “dove gevel” genoemd. In paragraaf 3.6 is reeds uiteengezet dat de toepassing hiervan met het uitkomen van de nieuwe Handreiking Industrielawaai van het ministerie van VROM ook voor industrielawaai (d.w.z. vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer) mogelijk wordt gemaakt. Ter verduidelijking suskasten worden niet gezien als te openen delen en mogen daarom in een “dove gevel” worden toegepast. De suskast moet wel in maximaal geopende staat aan de vereiste geluidsisolatie kunnen voldoen. 

BIJLAGE 3: TOELICHTING ONTHEFFINGSCRITERIA

Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen buiten de bebouwde kom gelegen langs invalsroutes van de stad of kernen, waarbij de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is.

 

Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen.

 

Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, die een gevelrij sluitend maken of een planmatige verdichting met enige woningen van een bestaande stedelijke structuur; aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing en ter verbetering van die stedenbouwkundige structuur.

 

Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing

Het gaat hierbij om woningen die gebouwd worden op de plaats van reeds bestaande bebouwing (bijvoorbeeld woningen of bedrijfsgebouwen).

 

Woningen die zijn opgenomen in een wijkontwikkelingsplan dan wel ruimtelijk ordeningsplan 

Het gaat hier om woningen die al in een wijkontwikkelingsplan dan wel ruimtelijk ordeningsplan  zijn opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan woningen die zijn genoemd in een gemeentelijk structuurplan of structuurvisie.

 

Woningen vervullen doelmatige akoestische afscherming      

Het gaat hierbij om woningen waarvan het afschermend effect minimaal 3 dB bedraagt voor andere bestaande of nieuw te bouwen woningen, waarbij het aantal af te schermen woningen minimaal 50% bedraagt van het aantal betrokken woningen.

           

Woningen zijn/worden in omgeving station of halte gesitueerd

Hierbij wordt gedacht aan woningen gelegen in de directe omgeving van trein/spoorstations of haltes van het openbaar vervoer.

 

Betreffende gevel van de woning ondervindt hoog referentieniveau

Woningen waarbij het referentieniveau (het achtergrondgeluidsniveau) ter plaatse van de gevel in kwestie gelijk is aan of hoger is dan de vast te stellen hogere grenswaarde.

 

Eén gevel van de woning is geluidsluw

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een woning of qua langdurig verblijf gelijk te stellen geluidsgevoelige bestemming die tenminste één buitenverblijfsruimte bezit waar de gecumuleerde geluidsbelasting (bepaald volgens het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006) kleiner of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder die geldt voor de bronsoort waarvoor de hogere grenswaarde benodigd is.

 

Weg vervult noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie

Een cijfermatige onderbouwing aan de hand van ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota’s kan hierover duidelijkheid verschaffen.

 

Weg vervult verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidsbelastingen optreden

Ook hier kan een cijfermatige onderbouwing met aantallen woningen en/of veranderingen in geluidsbelastingen duidelijkheid verschaffen.

BIJLAGE 4: CUMULATIEMETHODE

Bijlage 4: Cumulatiemethode

BIJLAGE 5: SCHEMATISCH OVERZICHT CRITERIA

Bijlage 5: Schematisch overzicht criteria

BIJLAGE 6: AANVRAAGFORMULIER EN TOELICHTING

Bijlage 6: Aanvraagformulier en toelichting

BIJLAGE 7: FORMAT VOORBEELD ONTWERP-BESLUIT

           

WET GELUIDHINDERVASTSTELLING HOGERE WAARDEN

 

ONTWERP-BESLUIT

 

SR/Mil.

 

Nr.

 

 

Zutphen,

 

 

Aanvraag

Burgemeester en wethouders van Zutphen hebben op …….een aanvraag ontvangen van …… om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. De aanvraag is gedaan in het kader van de procedure op grond van bestemmingsplan……/artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), SR …….., …….2007 voor de locatie ……………..in Zutphen.

 

Ontvankelijkheid

De aanvraag is gedateerd op ……….2007 en door mij ingeboekt op ………2007. Bij de aanvraag zijn de in artikel 5.4 van het Besluit geluidhinder vereiste stukken gevoegd. De in de aanvraag en bijbehorende stukken opgenomen informatie maakt een beoordeling van het verzoek mogelijk. De aanvraag is daarom in behandeling genomen.

 

Coördinatie met artikel 19 procedure/bestemmingsplan

Artikel 110c van de Wet geluidhinder (verder te noemen Wgh) stelt dat bij procedures voor vaststelling of herziening van een bestemmingsplan (ook met toepassing van artikel 19 van de WRO) het ontwerp van het besluit tot het vaststellen van de hogere waarden tegelijkertijd met het ontwerp vrijstellingsbesluit artikel 19 van de WRO ter inzage wordt gelegd. De terinzagelegging vindt tegelijkertijd plaats.

 

1          Overwegingen

 

  • 1.1

    Het plan voorziet in de bouw van een …….bestaande uit ten hoogste …..bouwlagen.

  • 1.2

    Het …….is gelegen binnen de zone zoals bedoeld in artikel 74 van de Wgh, van de wegen ……..en de ………..

  • 1.3

    Ingevolge artikel 82 van de Wgh en artikel 3.1 van het Besluit geluidhinder (Bgh) wordt 48 dB als de ten hoogste toelaatbare waarde aangemerkt voor de geluidsbelasting op de gevel van het ziekenhuis. Ingevolge artikel 83, tweede lid van de Wgh kunnen hogere waarden worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven gaat. De hoogst vast te stellen waarde voor het ziekenhuis bedraagt ……dB (na aftrek van 2 dB/5dB,  artikel 110g Wet geluidhinder) en gaat die waarde niet te boven.

  • 1.4

    Het ……..waarvoor om hogere waarden wordt verzocht, ligt binnen/buiten de bebouwde kom en zal ter plaatse worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing. Daarmee wordt voldaan aan een van de criteria die zijn vastgelegd in de beleidsregel “Wet geluidhinder – beleidsregel gemeente Zutphen”. 

  • 1.5

    Geluidsschermen moeten, gezien de hoogte van het …….., van een aanzienlijke afmeting zijn (hoger dan ….meter) om ook de bovenste bouwlagen af te schermen. Schermen met dergelijke afmetingen stuiten op bezwaar van landschappelijke en financiële aard. Verder dienen de schermen onderbroken te worden in verband met de ontsluiting van het ……..via een …….op de …….., waardoor afscherming minder effectief is. Er worden geen geluidsschermen gerealiseerd.

  • 1.6

    Aan het criterium uit genoemde beleidsregel om ten minste één geluidsluwe gevel te creëren, wordt voldaan. Zowel de patio als de gevel in de U-vorm van het ……..zijn geluidsluw.

  • 1.7

    De………is al voorzien is van geluid reducerend asfalt (dubbellaags zoab).

  • 1.9

    De west- en zuidgevels van het ……….worden uitgevoerd als dove gevels (gevel zonder te openen ramen en deuren). Daarom hoeven voor deze gevels geen hogere waarden te worden vastgesteld.

 

2          Besluit

Gelet op de bepalingen in de Wet geluidhinder en de hiervoor genoemde overwegingen

 

b e s l u i t    i k

 

  • a)

    Voor……….locatie Zutphen, ………..in Zutphen de gevraagde hogere grenswaarden vast te stellen overeenkomstig het ingediende verzoek en zoals opgenomen in de volgende tabel:

 

 

Locatie

Aantal geluidsgevoelige bestemmingen  

Vastgestelde geluidsbelasting in dB

Toegepaste aftrek in dB (art. 110g Wgh)

Gevelaanduiding

Geluid afkomstig van  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De maatregelen aan de gevel die tot gevolg hebben dat het binnenniveau voldoet aan de waarde van 33 dB dan wel 28 dB dienen gebaseerd te zijn op de berekende geluidsbelasting zonder rekening te houden met de genoemde aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder.

 

De vastgestelde hogere waarde het gevolg is van een akoestische afweging en toetsing aan de Wet geluidhinder en de beleidsregel hogere geluidwaarde van de gemeente Zutphen.

Op grond van vaste jurisprudentie wordt alleen diegene als belanghebbende in de zin van de Wet geluidhinder aangemerkt die een bijzondere en rechtens te erkennen relatie heeft tot het ……..

 

  • b)

    De volgende bescheiden vast te stellen als behorende bij het verzoek om vaststelling van hogere waarden:

 

Bijlage 1, ……………………..

 

Burgemeester en wethouders van Zutphen,

 

namens hen,

het hoofd van de afdeling Milieu

van de Sector Ruimte,

 

P.G.W. Woertman

BIJLAGE 8: FORMAT PUBLICATIE

W E T   G E L U I D H I N D E R

 

Kennisgeving en bekendmaking ontwerp-verzoek hogere grens­waarden.

 

In artikel 82 van de Wet geluidhinder staat dat het geluidsniveau veroorzaakt door het wegverkeer, op gevels van woningen niet meer mag bedragen dan 48 dB. Dit is de zogenaamde voorkeursgrens­waarde. In speciale gevallen kan van deze grens­waarde worden afgewe­ken. Deze gevallen staan genoemd in het Besluit geluidhinder.

 

De “naam initiatiefnemer” van “naam organisatie” is voornemens om “woningbouw mogelijk te maken”.  Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbe­lasting op de gevels van "aantal te ontheffen woningen" van de "totaal aantal woningen" geprojecteerde woningen hoger is dan 48 dB. De geluidsbe­las­ting bedraagt maximaal "hoogste geluidsbelasting" dB. Deze wordt veroor­zaakt door het verkeer op de "naam weg". Burgemeester en wethouders van Zutphen willen daarom een hogere grenswaarde vastststellen voor deze "aantal HGW-woningen" woningen. De waarde wordt vastgesteld op basis van artikel 83 van de Wet geluidhin­der.

 

Inzage

Het ontwerp van de vaststelling van de hogere waarde ligt ter inzage bij de afdeling Milieu van de Sector Ruimte, Waterstraat 33 in Zutphen. Vanaf "begin inzage" tot en met "6 weken na begin inzage" kunt u de stukken inzien tijdens de openingstijden.

 

Zienswijzen

Als de stukken ter inzage liggen, kunt u schriftelijk of mondeling uw zienswijze kenbaar maken over het ontwerp­-verzoek. Een schriftelijke zienswijze moet u richten aan: het hoofd van de afdeling Milieu van de gemeente Zutphen, postbus 41, 7200 AA Zutphen. Voor nadere informatie en een mondelinge zienswijze kunt u contact opnemen met behandelend ambtenaar "naam contactpersoon", telefoonnummer 0575 58 76  "laatste 2 cijfers telefoonnummer"

 

Openingstijden

Van maandag tot en met donderdag van 8.30 uur tot 16.00 uur, en op vrijdag van 8.30 tot 12.30 uur.

 

BIJLAGE 9: REACTIES INSPRAAK

Reactie van Royal Haskoning

Tijdens de terinzagelegging is op 26 april 2007 een telefonische reactie ontvangen van mevrouw van Vugt van Royal Haskoning over het aanvraagformulier voor de hogere grenswaarden (bijlage 6). In het aanvraagformulier ontbrak nog de datum van ondertekening, naam van de aanvragende organisatie en naam en handtekening van de aanvrager.

 

Reactie afdeling Milieu

De afdeling Milieu kwam bij het opstellen van de eerste beschikking voor hogere geluidswaarden voor het Gelre Ziekenhuis Zutphen tot de ontdekking dat de voorbeeldbeschikking (bijlage 7) in de directe vorm moest in plaats van in de “overwegende dat” vorm. Verder vond de afdeling Milieu de titel niet concreet genoeg.

 

Wat is er met de reacties gedaan?

Naar aanleiding van de twee reacties is de titel en bijlage 6 en 7 aangepast.