Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van peuteropvang en voorschoolse educatie 2019 (Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen 2019)

Geldend van 05-07-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van peuteropvang en voorschoolse educatie 2019 (Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen 2019)

Ons kenmerk: 130491

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

gelet op artikel 3, derde lid en artikel 5, vierde lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 2012;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van peuteropvang en voorschoolse educatie 2019 (Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen 2019)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 2012;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    doelgroeppeuter: een peuter van 2 ½ jaar of ouder, die op indicatie van de JGZ in aanmerking komt voor een VE-plek in de peuteropvang;

  • d.

    gemeente: gemeente Zutphen;

  • e.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen: een in de gemeente Zutphen gevestigde locatie voor kinderdagopvang, die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • f.

    inkomensverklaring (voorheen IB 60): een officiële verklaring van de Belastingdienst over de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • g.

    instelling: een voorziening van kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang, zoals bedoeld in de wet, die is ingeschreven in het LRK en die peuteropvang aanbiedt;

  • h.

    JGZ: Jeugdgezondheidszorg;

  • i.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk voor ouders in de kosten van de in het LRK geregistreerde kinderopvang op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag;

  • j.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang, zijnde het register waarin alle kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • k.

    ouder: in de gemeente Zutphen woonachtige ouder of wettelijke verzorger van de peuter;

  • l.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die een ouder moet betalen voor de afname van peuteropvang, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • m.

    OVM: OntwikkelingsVolgModel, zijnde het in Zutphen gebruikte model om de ontwikkeling van peuters te volgen;

  • n.

    peuter: een binnen de gemeente Zutphen woonachtig kind in de leeftijd van 2 ½ jaar tot het moment waarop het uitstroomt naar de basisschool (in de regel met 4 jaar);

  • o.

    peuteropvang: in het LRK geregistreerde kinderopvang voor kinderen van 2 ½ jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, waarbij de opvang is gericht op: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren, doorverwijzen en/ of ondersteunen;

  • p.

    reguliere peuterplek: een door een peuter bezette plaats van maximaal 7 uur per week, verdeeld over 2 dagen per week, gedurende maximaal 40 weken per jaar;

  • q.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het gezamenlijke jaarinkomen van (bei)de ouders(s)/verzorger(s) van de peuter;

  • r.

    VE: voorschoolse educatie voor peuters vanaf 2 ½ jaar tot het moment waarop ze naar de basisschool gaan;

  • s.

    voor- en vroegschoolse educatie (VVE): educatie verdeeld in een voorschoolse periode (2 ½- en 3-jarigen) doorlopend in de eerste jaren van het basisonderwijs (4- en 5-jarigen), de vroegschoolse periode;

  • t.

    VE-peuterplek: een door een doelgroeppeuter bezette plek van 10,5 uur per week, verdeeld over minimaal 3 dagen per week, gedurende maximaal 40 weken per jaar, waar de peuter een VVE-programma aangeboden krijgt;

  • u.

    VVE-programma: een programma voor voor- en vroegschoolse educatie dat is opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

  • v.

    VVE-voorziening: een voorziening van kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang, zoals bedoeld in de wet, met een in het LRK vastgelegde VVE-registratie en die werkt met een VVE-programma;

  • w.

    Wet IKK: Wet innovatie kwaliteit kinderopvang.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieregeling

Het college kan op basis van deze subsidieregeling subsidie verstrekken voor het uitvoeren van gesubsidieerde peuteropvang en voorschoolse educatie in het jaar 2019.

Artikel 3 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel en alleen worden ingediend door een houder.

Artikel 4 Te subsidiëren activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de uitvoering door een houder van peuteropvang en voorschoolse educatie, voor zover deze wordt aangeboden door een in de gemeente gevestigde instelling.

Artikel 5 De aanvraag om subsidieverlening

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5 van de Algemene subsidieverordening kunnen aanvragen om subsidieverlening voor peuteropvang en voorschoolse educatie voor het jaar 2019 worden ingediend in de periode van 28 november tot en met 11 december 2018.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidieverlening moet door middel van een daartoe door het college vastgesteld aanvraagformulier worden ingediend.

  • 3.

    Alleen tijdig ingediende en complete aanvragen worden in behandeling genomen.

Artikel 6 De subsidieverlening

Het college beslist op een subsidieaanvraag uiterlijk op 31 december 2018.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor deze subsidieregeling een subsidieplafond vast van € 241.000,- voor plekken peuteropvang.

  • 2.

    Het college stelt voor deze subsidieregeling een subsidieplafond vast van € 440.000,- voor plekken voorschoolse educatie.

  • 3.

    De verdeling van de in het eerste en het tweede lid vermelde bedragen geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

    • I.

      Aanvragen van houders voor een peuteropvanglocatie waarvoor deze houders in 2018 gemeentelijke subsidie peuteropvang en/ of voorschoolse educatie hebben ontvangen. Het aantal te subsidiëren plekken per peuteropvanglocatie bedraagt maximaal het aantal plekken dat de houder volgens de kwartaalrapportage van oktober 2018 op de peildatum 1 oktober 2018 op die locatie werkelijk bezet had, plus een maximale groeimarge van 10% bovenop dat aantal plekken. In het aantal werkelijk bezette plekken wordt een uitsplitsing gemaakt naar de categorieën ‘peuteropvang zonder KOT’, ‘peuteropvang met KOT’, ‘VE zonder KOT , ‘VE met KOT’.

    • II.

      Aanvragen voor nieuwe peuteropvanglocaties van houders die in 2018 gemeentelijke subsidie voor peuteropvang en/ of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

    • III.

      Aanvragen voor nieuwe peuteropvanglocaties van houders die in 2018 geen gemeentelijke subsidie voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

      Als er in de gevallen, vermeld onder II. en III., meerdere aanvragen zijn, waarvan het totaal aangevraagde bedrag het resterende budget uit het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare budget gelijkelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 8 Subsidiebedragen

  • 1.

    De maximale subsidie per (doelgroep)peuter van de volgende oudergroepen wordt als volgt berekend:

    • a.

      bij peuteropvang:

      ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met één of meer peuters: per peuter maximaal € 2.156,- per jaar (7 uur per week x 40 weken x (€ 8,02 – laagste ouderbijdrage per uur)).

    • b.

      bij VVE-voorzieningen:

      • i.

        ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met één of meer peuters:

        maximaal € 2.710,40 per jaar (7 uur per week x 40 weken x (tarief kostprijs € 10,40 – laagste ouderbijdrage per uur)) per peuter;

      • ii.

        ouders met recht op kinderopvangtoeslag met één of meer peuters:

        per peuter maximaal € 554,40 per jaar (7 uur per week x 40 weken x (tarief kostprijs € 10,40 – maximum uurtarief € 8,02 via Kinderopvangtoeslag));

      • iii.

        ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met één of meer doelgroeppeuters:

        per peuter maximaal € 4.110,40 per jaar (7 uur per week x 40 weken x (€ 10,40 – laagste ouderbijdrage per uur) + 3,5 uur per week x 40 weken x € 10,40).

      • iv.

        ouders met recht op kinderopvangtoeslag en één of meer doelgroeppeuters: per peuter maximaal € 1.954,40 per jaar (7 uur per week x 40 weken x (tarief kostprijs € 10,40 – maximum uurtarief € 8,02 via Kinderopvangtoeslag) + 3,5 uur per week x 40 weken x tarief kostprijs € 10,40).

  • 2.

    Het in het eerste lid, onder b. vermelde uurtarief omvat onder andere loonkosten van al het uitvoerend en coördinerend personeel inclusief management; bij- en nascholingskosten VVE; vervangings- en verletkosten bij ziekte en bij scholing; uitvoeringskosten VVE-programma inclusief intake; ureninzet voor uitvoering en scholing OVM, warme overdracht, observaties, oudergesprekken, zelfevaluatie, differentiatie, begeleiding, voorbereidings- en tutortijd; ureninzet voor organisatie en uitvoering van ouderactiviteiten voor ouderparticipatie; kosten voor huisvesting en overhead; materiaalkosten.

  • 3.

    Bij de bevoorschotting wordt, voor de bepaling van de ouderbijdrage van ouders die géén recht hebben op kinderopvangtoeslag, per houder uitgegaan van de gemiddelde ouderbijdrage over de periode januari t/m september 2018.

  • 4.

    Betreft het een nieuwe houder die niet eerder subsidie ontving voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie, dan wordt bij de bevoorschotting uitgegaan van de laagste ouderbijdrage per uur van € 0,32.

Artikel 9 Toetsing recht op een gesubsidieerde plek

  • 1.

    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde plek moet de houder vaststellen of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (bijlage 2), in combinatie met een Inkomensverklaring van de ouder(s) over 2017.

  • 2.

    Als het verwachte verzamelinkomen over 2019 wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat blijkt uit de Inkomensverklaring(en) van 2017, dien(t)(en) deze verklaring(en) aangevuld te worden met documenten waaruit het verwachte verzamelinkomen over 2019 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten moet blijken dat de inkomenswijziging structureel is en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplek.

  • 3.

    Als op de inkomensverklaring is vermeld geen inkomensgegevens bekend kan een peuter toch geplaatst worden en ontvangt de houder subsidie voor deze peuter. In dit geval blijkt het verwachte verzamelinkomen over 2019 uit documenten als salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering, etc. Uit de documenten blijkt dat het verwachte inkomen over 2019 structureel deze omvang zal hebben.

  • 4.

    De houder houdt een dossier per peuter bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van de bevindingen van de toetsing.

Artikel 10 Ouderbijdrage

  • 1.

    De houder bepaalt de hoogte van de ouderbijdrage op basis van door de ouder(s) te overleggen Inkomensverklaringen over 2017 en/of eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 9, tweede en derde lid.

  • 2.

    Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen over 2019 stelt de houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de voor 2019 geldende Kinderopvangtoeslagtabel van het Rijk (bijlage 1).

  • 3.

    De houder bewaart de documenten bedoeld in het eerste lid in het dossier van de betreffende peuter.

  • 4.

    Ouders met een doelgroeppeuter zijn alleen een ouderbijdrage verschuldigd over de eerste 7 uur VVE.

  • 5.

    De houder int de ouderbijdrage, die het college na afloop van de subsidieperiode in mindering brengt op de vast te stellen subsidie.

Artikel 11 Voorwaarden voor peuteropvang gedurende de subsidieperiode

  • 1.

    De houder voldoet aan de eisen uit de Wet IKK en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

  • 2.

    De houder heeft een geldige registratie als kinderdagverblijf in het LRK.

  • 3.

    Een peuter kan slechts één gesubsidieerde peuterplek tegelijkertijd binnen de gemeente bezetten, ongeacht of het een reguliere of een VE-peuterplek betreft.

  • 4.

    De houder werkt met een kind- of ontwikkelingsvolgsysteem (zoals OVM of KIJK) en draagt de gegevens vanuit dit systeem over aan de basisschool waarnaar het kind uitstroomt (na toestemming van de ouder(s)).

  • 5.

    Bij preventie, vroegsignalering en zorg werkt de houder volgens de Zutphense Zorgroute in de Kinderopvang.

  • 6.

    De houder is aangesloten op de Verwijsindex en werkt met de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling.

  • 7.

    De houder heeft in zijn beleid beschreven hoe vorm gegeven wordt aan ouderbetrokkenheid en voert dit beleid ook uit.

  • 8.

    De houder verleent medewerking aan door of namens het Rijk of de gemeente in te stellen onderzoek, dat is gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van Rijk en gemeente.

  • 9.

    Als tijdens de subsidieperiode op één van de Zutphense locaties van een houder (een locatie voor hetzij peuteropvang, hetzij kinderdagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) door het college een dwangsom wordt opgelegd, kan dat het herzien of het intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 12 Voorwaarden voor VE-opvang gedurende de subsidieperiode

  • 1.

    De houder voldoet aan de eisen uit de Wet IKK, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en het Onderzoekskader 2018 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs.

  • 2.

    De houder heeft een geldige registratie als kinderdagverblijf met voorschoolse educatie in het LRK.

  • 3.

    De houder werkt met een erkend VVE-programma, dat is opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

  • 4.

    De houder is verplicht om bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek een doelgroeppeuter voorrang te geven.

  • 5.

    De houder werkt met gemengde groepen waarbij de verdeling tussen doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters in balans is.

  • 6.

    Een peuter kan slechts één gesubsidieerde peuterplek tegelijkertijd binnen de gemeente bezetten, ongeacht of het een reguliere of een VE-peuterplek betreft.

  • 7.

    De houder werk met een kind- of ontwikkelingsvolgsysteem (zoals OVM, KIJK) en draagt de gegevens vanuit dit systeem over aan de basisschool waarnaar het kind uitstroomt (na toestemming van de ouder(s)).

  • 8.

    De houder werkt aantoonbaar samen met de basisschool waar het grootste deel van de peuters naar toe uitstroomt. De samenwerking betreft in ieder geval:

    • de overdracht van gegevens uit OVM aan de basisschool (na toestemming van de ouder(s));

    • een warme overdracht van deze gegevens als het een doelgroeppeuter betreft (na toestemming van de ouder(s));

    • gesprekken over inhoudelijke aansluiting van het VE-programma op het programma van de basisschool;

    • aansluiting van eventueel ingezette zorginterventies bij doorstroom naar de basisschool.

  • 9.

    Inzake preventie, vroegsignalering en zorg werkt de houder volgens de Zutphense Zorgroute in de Kinderopvang.

  • 10.

    De houder is aangesloten op de Verwijsindex en werkt met de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling.

  • 11.

    De houder heeft in zijn beleid beschreven hoe vorm gegeven wordt aan ouderbetrokkenheid van ouders peuteropvang en ook specifiek voor ouders van doelgroepkinderen, en voert dit beleid ook uit.

  • 12.

    De houder neemt deel aan de overleggen van de gemeentelijke Werkgroep VVE.

  • 13.

    De houder verleent medewerking aan door of namens het Rijk of de gemeente in te stellen onderzoek, dat is gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van Rijk en gemeente.

  • 14.

    Als tijdens de subsidieperiode op één van de Zutphense locaties van een houder (een locatie voor hetzij peuteropvang, hetzij kinderdagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) door het college een dwangsom wordt opgelegd, kan dat het herzien of het intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in:

    • a.

      artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, en

    • b.

      artikel 7 van de Algemene subsidieverordening,

  • kan het college subsidie weigeren als niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 11 of 12.

  • 2.

    De subsidie kan eveneens worden geweigerd als voor één van de locaties van een houder (een locatie voor hetzij peuteropvang, hetzij kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, of gastouderopvang) in 2018 vanaf het moment van de subsidieaanvraag voor 2019 tot het moment van subsidieverlening voor 2019 door het college een dwangsom is opgelegd voor het niet naleven van de wettelijke eisen.

Artikel 14 Verantwoording subsidie

  • 1.

    In afwijking van het gestelde in de artikelen 14, 15 en 16 van de Algemene subsidieverordening levert houder vier kwartaalrapportages aan:

    • a.

      een rapportage over de maanden januari t/m maart 2019, met als uiterste aanleverdatum 15 april 2019;

    • b.

      een rapportage over de maanden januari t/m juni 2019, met als uiterste aanleverdatum 15 juli 2019;

    • c.

      een rapportage over de maanden januari t/m september 2019, met als uiterste aanleverdatum 15 oktober 2019;

    • d.

      een rapportage over de maanden januari t/m december 2019, met als uiterste aanleverdatum 1 februari 2020. Deze rapportage geldt als eindrapportage.

  • 2.

    Voor deze rapportages gebruikt de houder het daartoe door het college vastgestelde format.

  • 3.

    Voor subsidies tot € 50.000,- geldt voor de eindrapportage dat het college bij de houder nadere gegevens kan opvragen dan wel in de administratie kan controleren om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie overeenkomstig de wettelijke en gemeentelijke voorwaarden te kunnen vaststellen. Hiertoe is de houder verplicht het college, op eerste verzoek, inzage te geven in de administratie over onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen van de hoogte van het gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen ‘Geen recht op kinderopvangtoeslag’ (Bijlage 2) van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomsten waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VVE-indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

  • 4.

    Voor subsidies vanaf € 50.000,- moet de eindrapportage, als bedoeld in het eerste lid, onder d., overeenkomstig artikel 16 van de Algemene subsidieverordening voorzien zijn van een controleverklaring. De houder ontvangt bij de subsidieverlening bericht over de vereisten die het college aan de controleverklaring stelt.

Artikel 15 De subsidievaststelling

  • 1.

    De definitieve vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van de formules uit artikel 8, eerste lid – met dien verstande dat de werkelijke ouderbijdragen in plaats van de laagste ouderbijdrage wordt verrekend - en de informatie uit de Kwartaalrapportage van december 2019. De bevindingen uit de controleverklaring op grond van artikel 14, derde lid of uit het gemeentelijke onderzoek op grond van artikel 14, vierde lid worden hier bij betrokken.

  • 2.

    Als uit de toepassing van het eerste lid blijkt dat (een deel van) het verleende subsidiebedrag voor 2019 niet conform de voorwaarden uit deze subsidieregeling verantwoord kan worden, vordert het college het betreffende bedrag terug.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de peuteropvang en voorschoolse educatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

De Subsidieregeling peuteropvang en voor-en vroegschoolse educatie gemeente Zutphen 2018, zoals vastgesteld bij besluit van 12 december 2017, wordt met ingang van 1 januari 2019 ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 19 Tijdelijke regeling

Deze regeling is geldig voor het jaar 2019 en blijft geldig voor zover dat voor de uitvoering van deze regeling nodig is.

Artikel 20 Overgangsrecht

De Subsidieregeling peuteropvang en voor-en vroegschoolse educatie gemeente Zutphen 2018 blijft van toepassing op:

  • 1.

    de besluiten tot verlening van de subsidie op basis van die regeling, en

  • 2.

    de besluiten tot vaststelling van de subsidie, als gevolg van de op basis van die regeling ingediende aanvragen tot verlening van de subsidie.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen 2019.

Ondertekening

Aldus besloten op 27 november 2018.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,